De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 3 november pagina 9

3 november 1895 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 958 DEAMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 'losse vroolijkheid, de lichte bewegelijkheid, de grillige verscheidenheid, de kleurige be valligheid en de lachende toeschietelijkheid links en rechts, waar ik ook heen zag, mijn oog troffen, zei ik tot mij zelf: eureka; de oplossing van het levensraadsel is gevon den ! Het vermaak Bromtneijer, ziedaar het tot nu toe verwaarloosd element in mijn filo sofie. Materialistisch moet je wereldbeschou wing zijn. Maar niet pessimistisch. Een optimistisch materialisme worde het wacht woord van onzen tijd Dat predikt mij de schepping van Caliseh; daarom acht ik hem nis den eerste onzer filosofen boven Jeleersma, Lotzy, Levy, van Deventer, Bieren s de Haan... <>n wien je maar wilt, een Leeuw t je waard! Keen, kijk nu maar zoo kniezerig niet. Het is zoo: een Tentoonstelling behoort ons leven te worden. De pret moet er meer in worden gebracht De scharnieren moeten gesmeerd. We zijn te stroef', Brom.. . wij nebben een opfrissching, een kittelingnoodig, ja jij ook. Het is een leelijk woord maar de zaak is niet verwerpelijk, leer dat nu eens van mij, je ministervan birnenlandsche zaken het geneesmideel voor onzen tijd is... de lol. Zonde en jammer, dat ik dat zoo lang niet begre pen heb, maar ik weet het nu, wij weten het nu, wat zeg jij Meiuesz? het pleizier behoort een gemeente- en een staatszaak te woiden, en als 't van Roëll en mij züafhangen, zal het dat ook heel spoedig worden; wij zullen er een afzonderlijk departement voor oprichten met de Wit als minister en Gompertz als secretaris-generaal. Ik ben het geheel en al met mijn vriend v. Houten eens, viel Meinesz in, terwijl hij, ?wat ik hem nog nooit had zien wagen, zijn Reenen recht voor zich uit, op zijn stoel zat te wippen en met zijn beide handen (p zijn borst trommelde, alleen zyn duimen onder de armsgaten van zijn vest; om dezelfde motieven, die Z.Exc. daartoe leidden, heb ik volstrekt uit eigen beweging, zooals Mr. Calisch terecht heeft gezegd, mijn heek. hart aan de expositie gegeven maar v. Houten ver volgde alweer ik zie het wel aan de leelijke gezichten, die je trekt, dat je mij niet gelooft, maar zoo aanstonds zal Roëll zelf hier ver schijnen en kun je het hem vragen hij en v. d. Sleijden denken daar precies over als 3Ieinesz en ik.... Ik had nu al mijn geduld verloren. Ziedend -sprong ik op. Al zouden ook de Satan en zijn engelen het hart hebben om me hier in <le Bocht te komen opzoeken en zulke gods lasterlijke taal uit te slaan, ik greep met beide handen mijn stoel beet en hief hem met een ruk dreigend in de hoogte maar ?daar werd ik geïnterrompeerd ; de deur sprong open en drie menschen stapten binnen ?waaronder n met een geweld als een vleeschgeworden wervelwind. Vooraan de Wit, de .aanstaande Minister van Vermaak, op mij «.fstuivende met den uitroep : Brommeijer daar is nu Roëll! hij wil je feliciteeren. Een fideele kerel hoor l en vóór dat het tot een begroe ting van Roëll kon komen daar heb je Gompertz, op wien v. Houten getoost heeft... ook een kracht!... En ja wel, fideel was Boëll zeker. Wat een geluk voor een hoofd stad die tentoonstelling, hoorde ik hem zeg,gen, voor zoover ik nog hooren kon! Een succes incontestable! Zulk een succes is meer waard dan twee Geldersche vallei-kanalen, «ooals ik er U n afhandig heb gemaakt... Ik antwoordde niets, maar wees onwille keurig met mijn hand naar de deur, iets waarvan hij de beteekenis niet scheen te vatten, want hij vervolgde weer; ik zou reeds eer bij u gekomen zijn tegelijk met v- Houten, maar ik kon nog niet scheiden van de Wit en van Gompertz. Wat een voorrecht voor u, hier maar altijd door in aoo'n stad te kunnen leven, waar de uitnemendste krachten er voor zorgen, dat u net zoo goed 's morgens, als 's middags en "'s avonds uit 't zwieren kunt gaan! Hij had het noe: niet uitgesproken of daar pakte de Wit mij weer bij den arm. -Je hebt het gehoord Brommeijer, wat ik gisteravond gezegd heb: Zoo'n ministerie wensch ik nog minstens tien jaren leven toe. EQ dadelijk repliceerde Roëll weer: jawel Mijnheer de Wit, wij willen desnoods nog «en poosje blijven, maar dan rekenen we ook op U ! waarop het antwoord klonk: Natuur lijk... Natuurlijk... mits met twee ton sub sidie voor de ren-, de wieier- en de water sport !!! Wat de anderen intusschen met elkaar spraken verstond ik niet. Wel weet ik, dat op datzelfde moment Meinesz onfatsoenlijk luid in zijn handen klapte, en dat Van Houten vertrouwelijk en bewonderend met Gompertz ?door de. kamer liep, op welk aanstekelijk voor beeld Roëll zijn linkerhand op den schouder van de Wit lei, terwijl hij zijn rechter Meinesz bood, en dit drietal juist van plan scheen .afscheid van me te nemen, toen toevalligeryrijs, vlak voor het raam, een draaiorgel iets uit La fille de Mad. Angot begon te spelen, wat dadelijk ten gevolge had dat tien beenen van de vloer gingen. Op dit noodlottig oogenblik verscheen Jacob weer ?en nooit zag ik een achtbaar college zoo ver schrikt door de komst van een huisknecht... wat niet minder werd toen hij, met geveinsden «erbied, Meinesz toevoegde ... Burgemeester hier is nu een Agent eerste klasse . .. Opeens .stond Meinesz weer in postuur en de vier volgden hem de deur uit. zoodat ik niets meer vernam, dan nou' dezen uitroep van Gompertz : als onze burgemeester wordt opgebracht cancanneeren we hem allen achterna... Goddank, riep ik uit! Onder meer gedruisch dan ooit vijf vol wassen menschen. in een huis van de Bocht gemaakt hebben, raakte ik ze kwijt. En toen ze weg waren, en nóg telkens, -vraag ik mij zelf af: heb ik dat nu werkelijk .beleefd ? of was het maar een droom ? Kijkjes op de DriojaaHijksche Schilderyenlenloonslelling Ie Amsterdam. door A P I. P. Egmond, Winkel. De schilder Oskar Hasebrauck. ir. Th. Molkenboer, N.-Amstel. Ondencijs. Uit geweest V J. Mendes da Costa, Amsterdam. Op weg naar 't Gasthuis. Ives Browne, den Haag. Winderig weer in de duinen. Pietje, zoo ge niet wilt deugen enz Th. Vincotte, Brussel. Mr. Chaudelon. In den klimmenden Kikkert. A. de la Rivière, Rotterdam. Middagmaal. China op weg naar 't Gasthuis. H, J. Melis, Charlois?Rotterdam. De twee Vriendjes. Gijs van de Hollebollewagen. Héréditeit (de familie scheefmond). E. Tarasijn, Antwerpen. Wedmve. 'n Valsche streek, J. Rosseels, Termonde. Paysage en Campine. 'n Ongelukje ! Moessie 'k kon 't heus nie heüepe. Voor copie conform. Dierenmishandeling.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl