De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 10 november pagina 10

10 november 1895 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No 959 Na te Maflapscar-eueóitie. (Illustratie*».) De Fransche Maagd: »Goed afgebroken; nu weer opbouwen !" LLERLEI Aan het hof van Napoleon III. Miss Anna L. Bickwell, die negen jaar lang als gouvernante bjj de kinderen van den hertog Tascher de la Pagerie in de Tuilerien heeft ge woond, vertelt in de jongste aflevering van de Century Magazine een en ander van het hofleven tijdens Napoleon III. De keizerin bleef gewoonlijk in het gezelschap tot half twaalf; eerst als zij en haar hofdames de salons hadden verlaten, konden de heeren, die den geheelen avond naar de wet der etiquette gedwongen waren geweest te staan, wat uitblazen. De hertog Tascher, die last van rheumatiek had, sloop nu en dan naar de naastbijzynde kamer, ging er zitten, en deed «r zelfs wel een slaapje. Op een avond bracht hjj zijn list weder in praktijk, en zat hij een brief schrijven, toen plotseling de keizer binnenkwam. De hertog sprong overeind, maar de keizer ver zocht hem, zich niet te geneeren, en zijn brief af te schrijven. Ook zulk een wensch van den keizer was een bevel, en de hertog zette zich dus weder aan zijn brief, maar Napoleon bleef, een sigaret rookend, in de kamer heen en weer loopen. Eenigzins zenuwachtig maakte de hertog zijn correspondentie af, adresseerde haar, en zegelde het couvert. De keizer kwam bij hem staan. aZijt gij klaar, Tascher ?" »Ja, sire." »Heusch, heelemaal klaar ?" »Ja, sire." »Kan ik dan misschien den inktkoker krijgen?" Deze goedhartige eenvoud in het gedrag van -den keizer was karakteristiek. Er is volgens miss Bickwell nooit een beminnelijker en be scheidener man geweest dan Napoleon III. Maar hij was ongelukkig meer een man van stemmin gen dan van beginselen. Het is moeilijk, een man te vinden, die er minder voor in aanmer king kwam, door Victor Hugo en anderen als een bloeddorstig tyran te worden afgeschilderd dan hij. Het zien van het slagveld van Solferino heeft zoo diepen indruk op hem gemaakt, dat droomen van militairen roem den keizer een mis daad scheen, en alleen door den onweerstaanbaren invloed van keizerin Eugénie, die geen andere slagvelden had gezien dan op een schilderij, werd 'l)jj tot den oorlog met Duitschland gedwongen. Wel was de keizerin zeer lief en goedhartig, maar gevoelig was zij in het geheel niet. Zij wilde het toonbeeld zijn van een romeinsche vrouw en moeder, en daardoor heeft zij menig maal een hardheid noodig geoordeeld, die met onrechtvaardigheid gelijk stond. De kleine prins werd door zijn vader op ongelooflijke manier verwend, Eugénie trachtte hiertegen een tegen wicht te vinden, en verviel dan in het andere uiterste. Zoo gebeurde het, dat de prins, een kind nog van drie of vier jaar, voor het eerst op een poney werd gezet. De stalmeester, M. Een onYoltade vermomming, (Punch.} Bachon hield hem voorzichtig vast, en leidde den poney stapvoets. Maar de keizerin kwam erbij, en was verontwaardigd : zij gaf den poney een veeg met haar ryzweep, en het beest sloeg in galop. Bachon ving hem weer op, en er ge beurde geen ongeluk : maar hy gaf zyn ergernis in alles behalve hoffelijke termen lucht, terwijl de engelsche bonne riep: »0 Your Majesty ! You shouldn't, Your Majesty! You 've only one, You know !" De keizerin zelf trouwens vreesde geen ge varen. Zij was roekeloos voor zich en anderen. De keizer juist anderom. Eenmaal speelde het kind met een sinaasappel, en wilde dien in zijn mond steken. «Wegnemen ! Wegnemen ! Hij zal stikken !" riep de keizer. De hertog Tasoher nam niet zonder tegenstand van de zijde van den prins, de sinaasappel uit diens handen, en vroeg eenigzins verbaasd aan den keizer, waarom hij zelf dat niet had gedaan. »Ik kon niet", was het antwoord, »hij zou niet meer van mij houden." Toen het tijd werd, den prins een leermeester te geven, zeide een der dames van de familie Tascher hem: «Monseigneur, nu zult u vlijtig moeten gaan leeren, en gehoorzaam worden !" De prins antwoordde ernstig: >;Dat is nog zoo zeker niet. Mama zegt altijd neen, en dan zegt papa altijd ja, en dan heb ik ook nog een wil dat zijn er drie !" Het ging in den beginne dan ook om wanhopig van te worden, en de keizerin meende : «Het is onmogelijk, dit kind een behoor lijke opvoeding te geven." Gelukkig kwam de prins later onder de handen van generaal Frossard, die hem volgens de regelen der krijgstucht be handelde en geen inmenging van buiten duldde. De keizer was verstandig genoeg, om de nood zakelijkheid van dit rigorisme te begrijpen, maar zijn week gemoed werd dikwijls wreed beproefd. Bij een feestelijke gelegenheid klaagde de prins: »Ik wil blijven, maar hij wil het niet hebben!" De keizer fluisterde hem toen in liet oor: »Geef mij je muts, dat wint tij il! Ik zal ze in mijn zak steken." Maar de prins: »Dat geeft niets! Ik heb het al eens geprobeerd: hij had dadelijk een andere." En hij ging met den knaap weg. De prins had overigens veel van het vernuft van zijn moeder en de goedhartigheid van zijn vader, dien hij aanbad. Met zijn moeder heeft hij nimmer den vrede kunnen bewaren, en hun ongunstige verstandhouding is waarschijnlijk mede een reden geweest, waarom hij zich heeft gewaagd aan een zoo avontuurlijk leven als het zijne. IIIIIIHIIIIIIIHHIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIMl De Russische Beer: »Nu ik er precies als een Chinees uit zie, zal niemand mijn uitstapje in .Mand,8Joerije bedenkelijk vinden." Isaak en de gouden zuil. Voorwerpenloterij van deTentoonstelling! Wie wil voor vijftig centen honderdduizend gulden trekken ? 's avonds heit m'n jongste dochtertje, Roset, 't als gelezen uit de krant. 't Kind kreeg 'n kleur, de benauwdheid sloeg d'r hoofd uit, want ze is pinter hoor je ? Ze weet, zoo jong als ze is, wat vijftig centen waard bennen. Vader, zei ze, heb u dat gelezen ? 'k Heb zes en vijftig centen in m'n spaarpotje, zal u koopen voor mijn zoo'n lot, zal ik trekken die honderdduizend! Gekheid, zeg ik, bewaar je centjes kind! zoo'n prijs is niet voor iedereen weggelegd. Waarom niet? zeit zij. wil u ze dan niet trekken voor 'n halve gulden ? Nou, nee, 'k zal niet willen trekken, zeg ik, 'n kunst, hoor je! 'k geef' een gulden ook, als 'k zoo'n massel heb. 'k Zal contant alle dagen verdienen wat ik geef om honderd duizend gulden te trekken, maar 't helpt allemaal niks, je vader is een schlemiel, kind ! Hij heit nooit wat getrokken gehad van z'n leven, als 'n kies. Wat 'n flauwigheid, riep m'n vrouw, die an Moossie zat te wijzen als hoe ie met vischwater en schellak van een ouwe hoed een nieuwe kan maken. Flauw? ja nauw ben 'k bijkans ge vallen van de pijn toen ze me die kies hebben uitgenomen, 'k Krijg nog de kouwe koorts als ik denk aan dien man met z'n tang. Gehangen heit ie op m'n kakement, 'k verging van de pijn, en toen ik zeg: dokter, God laat je gezond, maar als je aan zoo'n slechte kies me al zoo'n geweld doet, wat zou 't wezen geweest als 't 'n gezonde was ? Laclit ie als een tijger en zeit: 'n sterk gebit heb je! Je kan honderd jaar worden met zoo'n mond 'n gulden asjeblief? Heb ik met 'n mond vol pijn me groot gehouwen, 'k ben over m'n zak gegaan en heb gedacht: IsaJik je bent dubbel gesjochten van daag, 'n kies heb je minder en honderd centjes ben je kwijt. Nou, maar trekken uit de loterij zal toch wel 'n boel pleizieriger wezen, vader! riep Roset, weet u nog wel. als we onderlaatst samen op de tentoonstelling zijn geweest, wat 'n mooie dingen d'r waren aangekocht voor de ver loting?'' Kind, praat 'r niet van zeg ik, 'k heb je immers haast niet kunnen wegkrijgen van voor die fijne poppen van Parijs, en die mooie japonnen van de Bon-marchéafijn ik heb d'r geen verstand van, maar als driehonderd gulden voor n japon bon-marchéis zou ik wel ereis willen weten \yat ze daar in Parijs duur noemen. Kindlief't is duizend wonder als je wat goeds trekt. Weet je wat Rosetje me toen zeit ? Vader, als je in 't geheel geen lot heb krijg je bepaald niemendal 't kind is toch logisch! waar om heit u niet genomen zoo'n lootje van die lieve jonge juffrouw, die naar ons toe kwam, in 't hoofdgebouw? 'n Mooi meisje was't, heel vrindelijk keek ze en u heit nog wel zes keer naar d'r omgekeken en an d'r geknikt, vader; ik heb 't gezien toen ik als verder liep. Nou begrijp ereis, daar zit m'n vrouw bij! Zeg ik natuurlijk: Kind, je bent niet goed, hoe durf je van je vader zóó iets zeg gen ! 'k ben toch getrouwd an je moeder? Ja, 'k zal daar omkijken naar 'n mooi meisje. 'k Zal me zoo niet bezondigen. En als m'n vrouw 'n scheef gezicht heit gemaakt en ge lachen zóó, als ongeloovig, ben ik kwaad ge worden en heb gezeid, Roset, ga naar je bed! Weet je wat 't geval was, 'k had toevallig het nummer gezien van 't lootje dat 't meisje me voorhield, 't Was 'n overbeheerlijk staartnummer. 9499. Heb 'k gedacht: drie negens, wat 'n fijn nummer! Stel je voor dat opdat lot de gouwe-zuil valt. 'k Zou 't me mijn leven lang niet vergeven. Ik keek telkens om, vat je, omdat ik terug wou, maar dan vond ik 't toch weer zonde van mijn vijftig centjes. Drie negens! God zegen me wat 'n nummer ik kon 't niet langer uithouden ; 'k ben weerom gegaan en heb twee mooie kwartjes uit m'n zak genomen. Juffrouw, zeg ik, geef me dat lootje. Verkocht, meneer, zeit de juffrouw met 'n stemmetje, dat me als uitlacht. Gammor ! dat je bent. 'k Zal je aan je hoofd slagen, zei ik tegen me zei ven, weg is je prijs ! Nou moet je ook maar dadelijk ver geten No. 9499. Meen je dat ik't kon?' 't Zat zoo vast in m'n hersens als 'n muur. Afijn, 'k loop door en kijk naar al de inooiigheid, de kinderen waren al 'n heel eind vooruit, daar zie ik Jacob Cornel, men buur man, die was met z'n vrouw ook op de twee vóór n ticket-dag uit. Staat ie te kijken voor 'n mooie coupé, 'n fijn stuk aangekocht voor de verloting." Als ik zoo achter hem sta, hoor ik hem zeggen tegen z'n vrouw: Rebecca, wat 'n pracht, als ik zoo'n wagentje trek voor mijn halve gulden, ben ik dubbel tevreden. 'k Was 'n beetje korrelig door 't verlies van mijn no. 9499 en om Cornel 'n beetje te plagen, zeg ik over z'n schouder heen: Gek heid, daar blijf jij nuchter van de commissie weet. al vooruit wie dat trekken zal. Wie dan ? vraagt Cornel. Een paard, zeg ik, maar toen ben ik me gauw omgedraaid, want Cornel keek als 'n spin. Zie je, we bennen al lang kwaad met mekanderen dat 's meer 't geval als je naaste buren bent. Z'n vrouw trok 'm voort en riep nijdig: ga mee Jacob, want Isaük maakt een gheintje met je, daar zit geen massel an, kom! Precies als ik nog wat weerom zeggen wou komt die lieve jongejuffrouw weer naar me toe en zeit: meneer, 'k heb no. 9199 toch nog te koop, de man die 't genomen had was niet gehecht aan 't nummer, en u was d'r op ge steld, asjeblief! Lieve kind, zeg ik, God laat je honderd jaar worden, met 't zelfde gezichtje, geef op, maar hou je mooie tandjes op mekaar, een ander heit niet te weten wat nummer ik heb, hoor je! Als Isaak trekt '11 goeie prijs zal jij van me hebben 'n nieuw hoedje en 'n fijn manteltje, want 't jouwe is sjofel en je hoedje is eammel. Hier heb je twee kwartjes. Daar had ik nou np. !J499 in m'n zak, en niemand van m'n familie wist er van 't was alles stiekum gegaan en ik dacht, 't zal me wonder doen als wat ik trek. Toen ik mijn nummertje in mijn zak had gingen mijn oogen eerst goed open. 'k Was bepaald blind geweest, van te voren, want nou zag ik overal kaartjes met ticmyekocltt mor ile verloting''. Wonder! als je zoo'n aandeel van de Tentoonstelling van Hotel- en Reiswezen in je zak hebt wordt je dadelijk 'n heel ander mengch, je bent positiever, je kijkt van zelfs wat je hebben kan, wat je zou willen hebben, vat je? D'r is een heele hoop aangekocht, 'k Zal alle dagen verdienen, wat ik trekken kan, maar ook wat gekost heeft wat ik niet trekken n:il. Isaük dacht ik bij mezelf, wat zou je gesjochten wezen als je zoo'n mooie fransche pop trok rnet zoo'n prachtig costuum en groote verwonderde oogen, die je ankijken alsof' ze zeggen willen: kun jij begrijpen dat ze mij gekocht hebben? Roset was d'r niet van af te slaan en riep : Vader koop toch 'n lootje en trek me zoo'n pop; die groote met die slecpjapon. Kind, hou je gemak, wees stil! riep ik, want 'k dacht: ze mocht 't fortuin 'reis ver zoeken, 't moest me gebeuren dat 'k met zoo'n ding werd opgefrischt, nou! Moossie stond te springen voor 'npianino; vader geef me vijftig centen; 'k wil die piano trekken de jongen is dol met muziek, weetje? Kwaje jongen zeg ik, misschien zou je d'r nog wel pianoles bij willen hebben van Juiius Rontgen? Speel jij op je occarinadan hinder je ten minste je buren niet. Een pianino in mijn onderhuis, 'k zou't ding niet eens naar binnen kunnen krijgen ! Nou goed dan geen piano, vader, maar dan trek ik toch zoo'n rijwiel we stonden net voor een pracht-rijwiel heelemaal nickel met een karwats d'r an. Welzeker zeg ik, om je nek te breken; Kan jij rijwielen? neen hènou wat wou je dan ? Als je je beschadigt moet ik dokter en apteker betalen. Zoolang als //,? leef, gén rijwiel, hoor je! Toen komt Rosetje d'r bij en vraagt: -?als waarom niet vader, wielrijden is toch plezierig. 'k Wil 't ook leeren vader als Moos't rijwiel trekt. Jij zal d'r wel afblijven zeit Moossie 'k wil je d'r niet op hebben. Nare jongen jij wil als alles alleenig voor jou. 'k Wil d'r even goed op als jij hoor i je! Rosetje begon half te grienen. Moossie is 'n treiter, zie je, want toen ging ie zijn zuster plagen en riep vinnig: en jij komt er toch niet op; 'k sla je d'r af met de karwats! Jij zal wel van men lijf' blijven ! Vader, j Moos wil me slaan met de karwats 't kind j werd rood van kwaadaardigheid?want Moos \ hield niet op, maar treiterde: en jij komt toch j niet op mijn rijwiel, nou niet, nooit niet! j En ik wil als toch, riep Rosetje huilend j want rijwielen is dol-plezierig, je vliegt zonder j moeite zoo maar voort, zonder koetsier of i paard en je gaat zoo gauw als een locomotief. , De Oostersclie schommel, ? (Lustige Blatter.) Engeland, Rusland en Frankrijk schommelen vol verwachting op de Turksche Halve maan. Heb ik moeite gehad om die twee kinderen tot bedaren te krijgen, ze vlogen mekaar haast an. Luister nou'reis Roset, zeg ik, en jij ook Moos hoe kan jelui met gezond ver stand aan die wielrijerij wat aardigs vinden. 'k Zeg je 't is schijn Roset-lief, als jij voor de winkel van Saür in de Reguliersbreestraat staat en je ziet al die lekkere visch, zalm, tong, tarbot, haring, heb jij dau visch gegeten? Neen hè! Weinou, noem jij dat dan vliegen, als je jezelf uit mekander moet trappen om, vooruit te komen 't Wat 'n wonder, als je je zoo afbeult, een paar uur lang, dat je dan niet meer op de zelfde plaats staat, maar als je een uur loopt kom je toch ook vooruit; nou dan? God laat je gezond, kind, als je rijen wil, rij! daar heb je 'n tratnkaarije, daar rij je. een half' uur fijn voor, met 'n koetsier en een palfrenier in liverij en je doet meteen nog een weldaad aan de aandeelhouders van de omnibus-maatschappij. 'k Heb ze eindelijk bedaard gekregen, maar ze keken allebei nijdig, omdat ze niks voor mekaar over hebben. Overal hadden ze kwestie, 't Is 'n kruis om met 'n paar kinderen uit te gaan. Dan willen ze dit, dan dat hebben, maar altijd wat goeds, zie ze? Zóó goochem bennen ze wel. Rosetje vooral is gaarder dan ik dacht. Bij mijn leven ! ze ziet met gezonde oogen hoor je! Vader, zei ze, d'r is '11 boel rommel onder de prijzen.. dingen die geen dubbeltje waard zijn, maar Moos riep: 'k zal gestraft worden met zoo'n zoodje rommel, 'k zou 't gauw op de kar hebben 'k ging er mee op de Nieuwe Markt staan. Die jongen komt wel vooruit, daar zit 'n negotiant in. Vader, zeid ie toen ie alles goed had be keken, zal ik je wat zeggen ? D'r is voor mij maar n prijs, die de peine waard is en dat is de gouwe-zuil. Kind, dacht ik, je bent gefikst maar je vader is je toch de baas af want die heeft 'm al in z'n zak, No. 94.!)!)! We bennen nog 't heele gebouw rond ge weest. Overal heb ik gekeken wat me zou bevallen voor miiii vijftig centjes, maar Moos had gelijk, 't \Vas allemaal prulleboel als je 't vergeleek bij de gouwe-zuil of de/'lÜ.UIJij in contanten, 'k Heb telkens in m'n eigen geredeneerd en gezeid, Isaak blijf nou bij je eerste idee en ga d'r niet van af', en ik heb 'reis gevoeld of' 't nummertje nog wel goed bewaard was. Eindelijk waren we moe; we hebben nogeen glas melk gedronken in de wereldbazar, die d'r al uit zag als 'n verhuisboel 't ding werd afgebroken voor dat 't klaar was geko men. Dat 's een aardigheid, die je nooit ner gens hebt gezien ; dat 's naar mijn meening de grootste particulariteit van deze tentoon stelling geweest. Toen we aan den uitgang onder't Museum kwamen zag ik Cornel met z'n vrouw ; ze stonden te kijken naar 'n quipage, fijn spul. met twee prachtige schimmels. Een rijke beer ging d'r in met z'n dame, piek fijne lui en knechts in bruine liverij met zilver, om te zoenen, hoor je.' Isaük, zeit Cornel toen ik vlak bij 'm was dat 's mooi spul hé? 'k Wil niet kwaad met je wezen, 'k ben toch 'n buur van je ; God geef dat 'k jou en je vrouw ook nogr ereis zóó zie. Wonder! dacht ik, dat je zoo vriendelijk bent. Dank je Cornel, zeg ik. voor die goeie wensch wees d'r lang getuige van. Graag zeit Cornel want ik wensch jelui niet in de rijtuig maar d'r vóór, net. als de Lneger de nieuwe burgemeester ?an Woeiien, (Lustige Blütter.) De Weener kikkers zullen spoedig merker.. wien ze tot koning hebben gekozen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl