Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTEKDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No 960
HETSJES
Hoogere Knust!
(Slot).
Eindelijk treedt iemand naar Toren.
Dat is de president van de Kamer", wordt
?mij uitgelegd. Later vernam ik, dat het iemand
was, die een winkeltje in manufacturen had, een
man, in wiens kennis de dorpelingen veel vertrou
wen stelden, omdat hij het zoo mooi kon." Dat
het was natuurlijk het rederijken. Daarbij ging hij
voor zijn zaakje elke week naar Amsterdam en
zoo iemand ziet natuurlijk meer dan wij van de
wereld, begrijpt u mijnheer?"
Ik begreep volkomen, dat zoo iemand de man
was om al» praeses van een rederijkerskamer op
te treden.
EEX TOESPKAAK.
Vaarde Vrienden en Vriendinnen!
«/Zoo sta ik dan weer voor U bij 't begin van
de eerste opvoering van onze Kamer" in dit jaar.
Ik geloof, dat ik de tolk van al onze lidmaat
schappen ben, als ik U hier een hartelijk welkom
toeroep. Ik ben niet voor spreker in de wieg ge
legd, maar dit, waarde vrienden en vriendinnen
moet me toch van het hart, dat ik u bedank voor
de flinke opkomst, die u ons hedenavond bewijst
en dat ik den burgemeester bedank voor de eer,
als dat hij ook nu weer het eere-voorzitterschap
van Thalia" heeft aanvaard. Ik zal maar kort
wezen. Veel ligt me op het hart, als ik deze volle
zaal overzie, maar geloof me, dat we ook nu weer
overtuigd zijn van uwe vriendschap voor onze
Kamer." Waarde vrienden en vriendinnen, we
hopen, dat u bij de opvoering van ons stuk veel
pret mag hebben. "We hebben voor dit moeilijke
stak niet stilgestaan en zullen het zoo goed mo
gelijk opvoeren. Alleen hoop ik, dat de jongens
wat stil zullen wezen als we aan den gang zijn.
Dat zij zoo!"
"Weg is de spreker.
Luid getrap en handgeklap van 't publiek. Brullen
als 't Amsterdamsch publiek in de café-chantants
hebben de boertjes nog niet geleerd,
«-Nou, dat heeft ie er maar weer knap afgebracht,"
beweert de burgemeestersvrouw, een dametje van
+ 180 pond, met een dom maar goedig gezicht
en geheel in een gouden hoofdstel.
Ja, je zou zeggen, waar haalt die vent het
vandaan," zegt een der wethouders. »Hij ken 't
nog beter dan ik, als de burgemeester er niet is
en ik den Raad moet openen."
Een gaaf, man, een gaaf, anders niks. Daar heb
je nou de hoofdonderwijzer. Voor zijn school een
knappe kerel. Maar zet hem eens op 't tooneel
om een spies af te steken. Je begrijpt er niks van.
Hij haalt er Poliemina en ik weet niet wat nog
meer bij. Je moet zoo spreken, dat ieder het be
grijpt en daarom zei ik laatst tegen 'em; weet je
wat jij doet meester, ga je van de Kamer'' weg,
daar hoor je niet. De menschen begrijpen je niet
en jij begrijpt de menschen niet. Je deugt niet
voor rederijker. En daarom heeft ie dan ook laatst
idjn ontslag genomen, waar hij verstandig aan ge
daan heeft. Het gaat immers nu ook goed?"
»Zoo mijnheer, u bier ook, kijk, dat doet me
pleizier," zei de burgervader, mij bemerkend, die
vroeger als kind en aankomende jongen dikwijls
als logéop het dorp was geweest en met zijn
zoon had- gespeeld. //Kom bij ons zitten en drink
een glas wijn mee."
Het eerste beviel me wel, maar het laatste min
der, daar me nog wel een flauwe herinnering was
bijgebleven van de wijze, waarop de herbergier zijn
wijn aftapte en wat //prikkelender" maakte. Enfin,
ik kon zoo veel drinken als ik wilde.
Pas was ik een weinig, eingebiirgert," of een
zware schel, door onzichtbare hand bewogen, be
gon stormachtig te luiden.
Nou beginnen ze," zei de burgemeester.
Nou 't wordt tijd," zei een van het gezelschap,
tbet is bij negenen en ze zouen om 8 uur precies
beginnen," een horloge met zwaren ketting uithalend,
waaraan hij vastlag.
Met weemoed dacht ik aan onze schouwburgen
in Amsterdam, waar men immer op tijd begint.
En werkelijk, na eenig geschuifel van voeten
alsof er gedrongen werd, en bedekt heftig spreken,
hoorden we den traditioneelen tooneelstap en trad
een der acteurs plechtig en statig op.
Welk stuk er gespeeld werd weet ik niet recht,
maar minder ontwikkelden dan dit publiek zouden
het een draak" genoemd hebben.
Er werd goddelijk mooi gespeeld. Alle ingre
diënten voor een mooi stuk waren dan ook aan
wezig.
Daar was in de eerste plaats de mannelijke hoofd
persoon. Een Don Juan, dien het noodlot op den
Bismarcfc's Pagoflen-theorie.
(Lustige Slatter.)
Een staats-secretaris heeft geen vrijen wil:
Gehoorzamen moet hij aan iedere gril
Des Kanseliers, die dirigeert
Met handen, woorden blikken.
De Kanselier slechts kommandeert
Pagoden moeten knikken.
weg van een eenvoudig meisje had geplaatst. Het
kind moest verwijderd worden. Op een oogenblik,
dat de jonge moeder afwezig was, wordt haar
zoontje gestolen en in het gebergte neergelegd.
Natuurlijk krijgt de hoofdpersoon berouw van zijn
daad, maar hoewel hij weet, waar hij 't jonge we
zentje kan vinden, stelt hij zich drie bedrij ven lang
als terneergeslagen en verdrietig aan en wijst de
jonge moeder niet waar ze haar kind kan vinden.
Deze komt weldra op, natuurlijk met loshangende
haren, met de handen aan 't hoofd en luidkeels
roepende : //mijn kind ! mijn kind !" Daarna valt
ze voor den eersten keer flauw. Ze komt weer bij en
begint, vlug uit den leunstoel opstaande, waarin
ze zich, nog al verstandig, heeft laten vallen, dicht
bij het souffleurshokje een lang verhaal doende
over haar jeugd, haar liefde, het pleizier, dat ze
gehad heeft, tot het haar eindelijk na dien langen
monoloog eensklaps te binnen schiet, dat haar kind
omgekocht heeft om 't kind te verwijderen, bestelen.
«Ha, de brandkast!"
Janus, nu opgepast!"
Breekwerktuigen zijn niet noodig. De brand
kast is zoo beleefd zich bij den eersten den besten
ruk voor den gauwdief te openen.
En nu steelt hij zoo maar effecten, bankpapier, enz.
Na nog een lange alleenspraak gehouden te hebben,
waarin hij o. m. zijn voldoening betuigt over den
goeden afloop der zaak, verwijdert hij zich weer
op dezelfde artistieke wijze.
Doch genoeg van het stuk. Voldoende is 't, dat
ik mij niet amuseerde, neen, dat ik genoot! Alleen
nog een paar staaltjes van de kolossale koelbloe
digheid van de rederijkers. Twee meisjes, //die er
pas bij waren", en dus nog niet zoo wisten wat
een goed rederijker aan zijn eer verplicht is, houden
een samenspraak dicht bij het soulüeurshok. Eens
klaps kan de een niet meer verder. ,/Toe, nou
Het «e Franscne ministerie.
t x
M. COMRES, minislre de l'LnstriüUion publicfUc . \
M.CAV,
V v \ l.-/
M. dfinnieLor, mimsire des Affaires
/ / : ?', -y
M CUIKYME, minislre des Colonie$
X
M JJuLMEtt niiaistre des Finance».
M. BOÜUÜEQJS, minislre rde l Intérieur
Président du Conseil.
\
''M. UESUBEUR, ministre du Commerce.
M. \I6EP, ministre de l Agncultura.
H. LOCKHOY, ministte do Ia Marine U. GUYOT-DESSAIGSE, ministre desTravaux pubiica
In den jacMtijfl.
(Judy.)
Een Me noot.
(GlühUchter.)
Stads heertje: »Niet veel geschoten, oompje, alleen maar dezen, fazanten haan, die op een hek
vlak bij het huis zat."
nog altijd zoek is.
Nieuwe wanhoop. Weer met de handen in het
verwilderde haar, dau weer zich met vuisten slaand
op borst en dijen, nu eens naar de achterzijde van
het tooneel vliegend, daii weer snel naar voren
schietend, alsof ze iu het souffleurshok wil ver
dwijnen. Daarna afmatting, weer een flauwte, toe
vallig juist in den ouderwetschen leunstoel.
Nu treedt de //verrajer" op.
Met gebogen kuiten, schokkend bovenlijf, bij
eiken tred schichtig om zich heen ziend. Hij grijnst
niet, hij grinnikt luid. Hij zal den heer, die hem
moet jij!" zegt de ander, haar aanstootend. Wan
hopig- kijkt die ander" naar 't soutUeurshok, waarin
slechts geritsel van papier wordt gehoord. De
anders reddende geest heeft twee bladzijden tegelijk
omgeslagen, maar is spoedig weer op dreef.
Nu kan de ander" weer verder en lieflijk kweelt
zij; O, lieve vriendin, wat er ook moge gebeuren,
ik zal kalm en bedaard het noodlot ouder de oogen
zieu cu u trouw blijven!"
Eindelijk komt de ontkuooping. De bestolen
heer wendt zich vol afschuw van c'eu man af, die
Social-democraat: De vuisten ballen en
detanden laten zien helpt niet; dit nootje moet
gekraakt worden.
zich leende tot een misdrijf. Natuurlijk, als je ook
zoo bedrogen wordt in iemand, van wien je weet
dat eeu fielt is.
//Hoe goed was Anna toch'. En ik, wat deed
ik?O, versclirikkt7;'//i! Neen, ik wil naar haar toegaan.
haar op mijn knieën om vergiffenis bidden en weer
zooveel mogelijk trachten goed te maken ... ."
Een treffend oogenblik. De deugd wordt beloond,
de ondeugd krijgt haar straf.
Op den achtergrond Anna, nu met gekamde haren,,
en haar boetvaardige Don Juau, ineens in een
toonbeeld van deugd veranderd.
Vlak bij het voetlicht de dief, smalend om zich
heen ziend, om te toonen hoe kalm hij is.
De dorpsdiender, als figurant optredend, stapt
op den misdadiger toe en neemt hem in naam des
konings gevangen. Het is de eerste keer van zijn
leven, dat deze zoon van den heiligen Hermandad
iemand //inpikt". Hij staat er zelf verbluft van,
Nu ben ik verloren!" stoot de dief op heeschen
toon uit.
De rechterhand heeft hij tot vuist gebald, de
andere in zijn broekzak. De eene zijde van zijn
verraderlijk lichaam is in half-schaduw gehuld..
Met rollende oogen en een weinig voorovergebogen
lichaam staat hij daar in dreigende houding,
alseen panter, die op zijn prooi wil toespringen. Als
een zoete jongen vindt hij echter maar beter, on>
maar met den diender mede te gaan.
Het stuk is uit. Het gordijn valt.
Het publiek is voldaan. Het traditioneele.,,
rythmische gestamp met wandelstokkeu onzer caf
chantants hoort men hier niet, maar een helsch
lawaai van geklets in de handen en getrappel van
voeten is de uiting van de mooi-vinderij.
Nu ThaliaV'heerschappij uit is, neemt Terpsichore
haar rechten. In een minimum van tijd ziju banken,.
tafeltjes en stoelen te hoop gezet in een hoek van
de zaal, de muziekmakers nemen plaats op
stoelen,die op bij elkaar geschoven tafeltjes zijn geplaatst;.
de boertjes en boerinnetjes roepen om een //polk»
met zuurkool", een boeren-geestigheid, en hossend
en botsend worden de //vijf dansjes voor een
dubbeltje" uitgevoerd. Stofwolkjes vliegen op, de
vrouwtjes zien nog roodcr dan anders, de mannetjes
springen als harlekijns heen en weer . . . men geniet.
Ik heb mijn eksteroogen niet gewaagd in dat
gedrang, maar ben spoedig heengegaan.
In mijn slaap droomde ik van een rotskloof vol
met kleine kindertjes, van den dorpsdieuder, die
mij met zijn ijzeren vuist beetnam, omdat ik..
'k weet niet welke misdaad had begaan, en werd
's morgens wakker met het zalige gevoel, dat ik
vanavond niet weer zulke hoogere kunst had
teverorberen.
J. Sz. SCHRAM.
miiiiiiiiiiiiiniiiiiiii
iiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMHiHiiiiifiiiuiitiiinimu
SNUIFJES,
Van een mijner Utrechtsche leveranciers
ontving- ik de volgende uitnoodig'ng. »J'ai
l'avantage de vous faire part del'arrivée d'un
grand choix de Xouveautés et d'Articies de
Luxe pour les frites prochaines. Eu vous
invitant de venir voir mes magasins je me
recommande a votre bon Souvenir.1' Het
avantage van zulk eene vriendelijke onder
scheiding, waarschijnlijk meerderen te beurt
gevallen, acht ik niet gering. Ik weet nu
waar ik wezen moet om mijn huisraad aan
te vullen; ik wist liet reeds lang, maar weet