Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 960
stelden en hunne onderstelling niet onder
stoelen of 'banken staken, heeft het die
Amsterdamache onderneming ook vroeger
allerminst ontbroken.
Uwe opmerking, dat de tentoonstelling,
ten gevolge van onvoldoende voorbereiding
niet is geweest wat zij beloofde te zullen
zijn, is slechts het constateeren eener
principieele fout, die wel door niemand zal wor
den ontkend. Maar terecht doet gij uitko
men, dat de commissie, die niettegenstaande
dit vitium originis va» hare onderneming,
met zeldzame volharding en groote toewijding
toch nog zooveel goeds tot stand bracht,
waarlijk op warmen lof mag aanspraak maken.
Of het Uitvoerend Comitéechter gehoor zal
geven aan uwen vriendelijken raad om door
eene nieuwe, weldoordachte, goedvoorbereide
tentoonstelling revanche te nemen voor hetgeen
gij met een aardig gevonden woord eene ge
lukte mislukking noemt, dat meen ik te
mogen betwijfelen. De erkenning hunner
verdiensten van regeeringswege is voor die
heeren zeker een pleister op de wond, maar
zij kan het grievende niet wegnemen van zoo
menigen onverantwoordelijken aanval, die niet
slechts den goeden naam der onderneming,
maar ook dien der ondernemers raakt. On
verantwoordelijk noem ik lederen aanval,
waarbij de beschuldigers eenzijdige verwijten
tot de hunne maken, zonder zich de moeite te
geven, bij de beschuldigden een beter en
juister inzicht te gaan opdoen.
In de voorlaatste zitting van onzen ge
meenteraad heeft de heer Boelen het gewenscht
en nuttig genoemd, dat de Raadsleden, bij
het expeditievak betrokken, hun afkeuring
uitspraken over de tarieven, die exorbitant
waren. »Het comité'' zoo meende hij
»had die fouten niet behoeven te begaan, als
het zijn licht had opgestoken bij menschen
buiten het consortium staande."
Om te weten of die beschuldiging juist
was, heb ik gedaan, wat de heer Boelen
klaarblijkelijk niet deed, en inlichtingen ge
vraagd bij het Uitvoerend Comité. Zie hier
wat ik vernam.
Het comitéheeft »zijn licht opgestoken"
bij de commissie van expeditie, waarin de
heer W. J. van Haren Noman Jr. zitting
had als voorzitter, mr. J. M. Jolles als secre
taris, de heer N:erstrasz (directeur der Holl.
Stoomboot-Mij.) en de heer B. C. E. Zwart,
(oud-expediteur) als leden ; dus bij een advo
caat en drie erkende specialiteiten in het
expeditievak. De heer van Haren Noman,
die in het geven der adviezen en het samen
stellen van het contract het meest werkzame
aandeel had, en dagelijks met het Uitvoerend
Comitéhierover confereerde, bracht op een
goeden dag dit contract met ingevulde prijzen
voor vervoer ten kantore van het Comité, en
zeide omtrent die prijzen, dat zijne maat
schappij (het Blauwhoedenveem) zelfs voor
een gulden meer per ton het vervoer niet op
zich zou willen nemen. Hij raadde het Comit
aan, tot dekking der kosten welke het voor
personeel, voor gebouwen, voor drukwerken
enz. zou moeten maken, de tarieven te
verhoogen met f 2 per ton. Met het oog op
lichte goederen van grooten omvang kwam
op zijn voorste] in het contract de bepaling,
dat het den expediteurs vrij zou staan, te
berekenen naar kubieke maat of naar ge
wicht; dit was volgens hem usantie. Het
comitéwas van oordeel, dat het, waar de heer
v. Haren Noman met groote autoriteit dit
contract onaantastbaar noemde, gerust die
bepaling kon voorschrijven.
Intusschen ontstond bij de inzenders al
spoedig groote ontevredenheid over de wille
keurige toepassing dezer bepaling. Het Comit
verkreeg met moeite eene wijziging, waarbij
2 M3 naar maat gelijk werden gesteld met
1000 kilo gewicht, en wenschte de keuze
der wijze van berekening (maat of gewicht)
onder deze voorwaarde aan het Comitévoor
behouden te zien. Tot dit laatste waren de
expediteurs niet genegen. Toen de voorzitter
van het Fransche comitéden directeur van
het expeditie-bureau, den heer Donker, onder
't oog bracht, dat de willekeurige en onbil
lijke toepassing van de bedoelde bepaling den
goeden naam van land en stad en het wel
slagen der tentoonstelling in gevaar bracht,
antwoordde de heer D: »Je m'en fiche; ca
m'est tout a-fait gal; je prends ce qui m'est
Ie plus avantageux." Het Comitéberekende
toen den inzenders 3 M:i als 1000 kilo, en
verrekende met de expeditie 2 M:' als 1000
kilo. Verloren werd dus door het Comité, bij
elke zending waar berekening naar maat
werd toegepast, een derde van de ontvangst.
Om ten slotte voor zich zelf te verkrijgen
vrijheid van keuze tusschen maat en gewicht,
heeft het Comitézich verbonden, aan de
expediteurs een hoog winstcijfer te waarbor
gen. Eerst daardoor kon het tarief met meer
billijkheid worden toegepast, maar door deze
transactie zal de expeditie aan het Comit
komen te staan op minstens veertig duizend
gulden, in plaats van eenige winst op te
leveren.
In dezelfde zitting van den Gemeenteraad
beklaagde zich de heer Nolting over het
Uitvoerend Comité, o. a. omdat dit (zie het
verslag der zitting in het Alg. Handelsblad)
«in zake de werklieden volstrekt niet de
werkloozen aannam."
Ook over deze quaestie heb ik inlichtingen
gevraagd. Het volgende werd mij medege
deeld. De firma Cerlyn en de Haan gebruikte
bij den bouw vooreerst haar eigen vaste
(Amsterdamsehe) werklieden; wat aan ar
beidskracht te kort schoot, werd, door
tusschenkomst van een Comité, bestaande uit
de HH. Nolting, Passtoors en Wertheim, aan
gevuld door de aanstelling van werkeloozen.
De tweede groote aannemersfirma, de firma
Bertaux en Co. uit Antwerpen, bracht haar
eigen monteurs en constructeurs mede; voor
werk, dat geen bijzondere oefening eischte,
maakte zij eveneens gebruik van Amster
damsehe werkloozen.
De herhaalde werkstakingen op het terrein
waren alleen het gevolg van den onwil en
de onredelijke eischen der werkloozen; het
vaste personeel gaf daartoe geen aanleiding.
Daarom moest van de tusschenkomst van
het Comitévoor de werkloozen worden afge
zien. De heer Nolting erkende zelf hiervan
de noodzakelijkheid; hij maakte echter gaarne
gebruik van de toestemming, die hem de
voorzitter Mr. Calisch gaf, om de schuld dan
maar op het Uitvoerend Comitéte werpen.
Ik bepaal mij hier tot enkele feiten, welke
intusschen hen, die niet bekeerd willen wor
den, wel niet zullen overtuigen. Als eene
dwaling samengaat met een parti pris is
zij moeielijk uit te roeien. Wat bijv. te
zeggen van Het Handelsblad dat naar aan
leiding van de den heer Evert Breman ge
schonken ridderorde wederom kwam ver
tellen, dat niet deze heer, maar de heer
Kromhout de bouwmeester van Oud-Holland
is geweest, terwijl die zelfde heer Kromhout,
reeds op 18 April, deze «dwaling'1 in liet
Handelsblad deed verbeteren en den heer
Breman de eer gaf, die dezen toekwam?
Nog een enkel woord ten slotte. In uw
artikel, geachte Redactie, spreekt gij van de
pluimstrijkerij van het buitenland. Zeker,
bij al die feestmalen en bijeenkomsten zal
de waardeering wel eens met wat overdrijving
zijn geuit: een after-dinner-speech moet men
niet op een goudschaaltje wegen. Maar ik
geloof niet te veel te zeggen, wanneer ik u
verzeker, dat de gezellige en eenigszins fami
liare wijze, waarop de Tentoonstelling man
nen van invloed en regeeringspersonen uit
het buitenland en in Nederland met elkander
in aanraking heeft gebracht, niet zonder
gunstigen invloed is gebleven op onze inter
nationale betrekkingen.
Met dankzegging voor de plaatsruimte,
Uw Dw.
13 Nov. Q. N.
De Sultan en te Europees* Concert.
Waarlijk eene verrassing, die off icieele re
devoering van Lord Salisbury op den Lord
Mayorsdag bij het feestmaal in de Guildhall!
Daar hebben we ons nu jaren half blind
zitten turen op de wisselende zetten van het
politieke schaakspel; we hebben alliantiën
en contra-alliantiën van meer of min
blijvenden aard gezien, tijdelijke combinatiën
waargenomen, die vaak alles behalve gerust
stellend waren; wij hebben Engeland door
zijn politiek van de vrije hand in een isole
ment zien geraken, waarin het zich niet al
te zeer op zijn gemak schijnt te gevoelen;
we hebben dag in, dag uit gehoord over den
gewapenden vrede, die meer kost dan een
ouderwetsche oorlog, en als we ons van dat
alles weinig aantrokken, dan was het omdat
wij er aan gewoon waren geraakt, op een
vulkaan, zooal niet te dansen, dan toch te
slapen. Maar een vulkaan was het toch,
dat wisten we zeker. Eiken dag kon de
uitbarsting komen.
En daar komt nu Lord Salisbury ons
vertellen, dat het Europeesche Concert nog
bestaat, dat het zoo krachtig, machtig en
eendrachtig is als ooit te voren, dat het niet
slechts den »onuitsprekelijken Turk" tot rede
zal brengen, maar nog veel grootscher taak
te vervullen heeft. »Ik hoop" zeide de
Britsche Premier ^>dat het de grondslag
moge worden voor een systeem van actie, dat
vele jaren lang zal kunnen worden toegepast,
ten opzichte van vele andere onderwerpen
dan het thans aan de orde zijnde; ik hoop
dat wij in de richting der internationale sa
menwerking, ons door de gevaren en de
nooden van onzen tijd voorgeschreven, de
oplossing zullen vinden van enkele der ge
weldige vraagstukken, onder welke wij gebukt
gaan, voor alle dineren, dat wij te rechter
tijd in staat zullen zijn een einde te maken
aan den toestand van gewapenden vrede,
die zoo zwaar drukt op de wereldnijverheid.
Frankrijk en Duitschland, Rusland en
Engeland, Oostenrijk en Italiëzijn het dus
eens. De bijval, dien Lord Salisbury's concert
rede in al de genoemde landen vindt, laat
daaraan geen twijfel over. Maar waarover
en waarom zijn ze het eens l
Naar het heet, over de Armenische
quaestie, die minstens drie van de zes groote
mogendheden tot dusver bijzonder weinig
belang schijnt te hebben ingeboezemd, maar
ze thans alle zes met blakenden ijver vervult.
Ongetwijfeld heeft hier de vrees voor het
afzonderlijk optreden van eene of meer der
groote mogendheden eene zeer belangrijke rol
gespeeld. Zulk een afzonderlijk optreden zou
wellicht aan een der betrokken mogendheden
een overwicht kunnen geven, dat voor de
andere bedenkelijk zou wezen: men herinnere
zich slechts, hoe in Engeland het bericht
werd ontvangen, dat Rusland voornemens
zou zijn, troepen naar Turksch Armeniëte
zenden. »Het Turksche Rijk" zegt Lord
Salisbury rondweg «bestaat sedert eene
halve eeuw alleen nog maar bij de gratie
der mogendheden. Indien het ten val kwam,
zou het gevaar niet alleen het grondgebied
van dat rijk bedreigen. Er zou gevaar bestaan,
dat de daar ontstoken brand op andere natiën
oversloeg, en de machtigste en beschaafdste
rijken van Europa in een hachelijken en
rarapzaligen strijd verwikkelde. Dit was het
gevaar, waarop onze vaderen het oog hadden,
toen zij besloten, de integriteit en de onaf
hankelijkheid van het Turksche Rijk te waar
borgen door een Europeesch traktaat; dit is
het gevaar, dat nog niet is afgewend."
Van een bijzonder zwak voor de Christelijke
onderdanen van den sultan wil Lord Salisbury
niet verdacht worden. Engeland moet tegen
over de tot verschillende geloofsbelijdenissen
behoorende elementen dier bevolking de strikste
onpartijdigheid in acht nemen, al ware het
slechts omdat koningin Victoria nog meer
Mohammedaansche onderdanen telt dan de
sultan zelf. Maar die overwegingen beletten
den Britschen premier niet, den
tegenwoordigen beheerscher der geloovigen als eene
quantiténégliyeable te beschouwen en hem
eenvovidig met afzetting te bedreigen, als hij
de thans door alle mogendheden geeischte
hervormingen niet invoert. Daartoe moet de
Sultan worden »gepersuadeerd," en dit woord
wil Lord Salisbury in den meest uitgebreiden
zin opgevat zien; eene gemeenschappelijke
vloot demonstratie is al het minste, wat
Abdoel-Hamid te wachten staat.
Arme Abdoel-Hamid! Tot dusver heeft
hij, en niet zonder succes, gespeculeerd op
de oneenigheid en den naijver der mogend
heden. Als de audiëntie van den Russischen
gezant een kwartier langer duurde dan die
van den Engelschen, dan was men te Lon
den reeds ongerust over den stoenemenden
invloed" van Rusland. Als de Engelsche ge
zant in blakende gunst scheen te staan, dan
was men in Frankrijk op zijn achtersten zol
der. En zoo ging het voort, den gansenen kring
der groote mogendheden door: de halve maan
leek een hobbelpaard, waarop de diplomaten
heen en weer schommelden. Thans is aan
dat spelletje, voorloopig althans, een einde
gemaakt. Den sultan is duidelijk gemaakt,
dat hij, en hij alleen, verantwoordelijk is
voor het wanbestuur in zijn rijk. »Het is"
zoo verklaart Lord Satisbury ex catltedra
»voor den sultan zeer wel mogelijk, al zijne
onderdanen rechtvaardig en in vrede te
regeeren, en hij is evenmin als eenig ander
potentaat onttrokken aan de wet, dat onrecht
vaardigheid de hoogaten der aarde ten val
brengt.'1
Wat zal de sultan doen ? Zal hij zich her
inneren dat zijn voorganger Abdoel Aziz
een vijand van «hervormingen" evenals hij
19 jaren geleden werd afgezet en kort daarop
werd vermoord? dat zijn oudere broeder
Mohammed Moerad V nog in hetzelfde jaar
onder voorwendsel van krankzinnigheid van
den troon werd gestooten ? dat zijn jongere
broeder, Reschad, de candidaat is der
JongTurksche partij, en dit gebleven is, ofschoon
de regeerende sultan hem iedere aanraking
met de buitenwereld onmogelijk heeft ge
maakt?
Voorloopig heeft Abdoel Hamid van zijne
hof-theologen een rapport gevraagd over de
quaestie, of' eene constitutie vereenigbaar
was met de leer van den Profeet, en de
Mohammedaansche schriftgeleerde heeft, na
rijp beraad, geantwoord, dat geen enkele
uitspraak in den Koran in strijd was met
het denkbeeld eener grondwet voor het rijk
van den Beheerscher der Geloovigen. Als de
sultan zich nu aan het opstellen en uitwer
ken van een Turksche Grondwet zet, zullen
de mogendheden hem fatsoenshalve wel een
beetje tijd moeten laten. Wie weet, wat wij
nog zien gebeuren!
Een zeldzame arbitrage.
liet bulletin van het engelsche ministerie van
Arbeid van October deelt mede, dat den Hsten Au
gustus een werkstaking uitbrak in een machine
fabriek. De patroon wilde een nieuw model ijzeren
platen invoeren voor monitorschepen, do werk
lieden verklaarden, aan dit nieuwe model meer
handwerk te hebben dan aan het oude, en in
plaats van zes man eischten zij acht voor iedere
plaat. De patroon weigerde, de werkstaking brak
uit, en duurde meer dan zes weken. Eindelijk werd
besloten, door scheidrechters het geschil te beslech
ten. Een afgevaardigde uit de werklieden en een
vertegenwoordiger van den patroon voegden zich
een derde toe. Hun keus viel op Thomas Smith,
zelf werkman in de fabriek. Hij had de beslis
sing, en gaf als zijn meening te kennen, dat de
eisch zijner collega's ongegrond was. Dezen
legden zich bij zijn uitspraak neder, en hervatten
den arbeid op den ouden voet, zonder hem er
eenig kwaad voor te weten.
Inhoud van verschillende bladen.
Het Handelsblad, 9 Nov. Een leem e in het
onderwijs voor meisjefe'' (voorstel omtrent uitbreiding
j 3e klasse meisjesscholen)
j 10 Nov. Herziening van het personeel." Paleis
of Stadhuis ?"
12 Nov. Nederland en Indie."
13 Nov. De oppositie tegen den Minieter Van
Houten."
13 en li Nov. Schulddelging of niet ?"
De Standaard. 11, 13 en 15 Nov. Het vrije
woord" (in de pers) II, III en IV.
Het Centrum. 9 Nov. Een stukje geschiedenis"
(houding der liberalen tegenover de katholieken).
11 Nov. Het politiek beleid" van minister van
Houten.
12 Niiv. Uit het voorloopig verslag over hoofd
stuk V (financieel beleid).
13 Nov. Miskenning" (Chr. volksleiders).
14 Nov. De dankbaarheid der liberalen" (het Han
delsblad over min. v. Houten).
15 No». Door een zwarten bril" (ingezonden over
positie der onderwijzers).
D e T ij d. 5 Nov. Een memorie van ontwijkend
antwoord" (personeel).
6 Nov. De kamers van arbeid en de vrouw."
7 en 8 Nov. Practische bedenkingen tegen een
mooi plan."
9 Nov. Een bezwaar, hetwelk werd voorbijgezien"
(samenhang van kiesiecttt en personeel).
11 Nov. De armenische kwestie."
Het Nieuws v. d. Da g, 7 Nov. Herfst."
8 Nov. Snel r. cht."
9 Nov. In de politiek."
11 Nov. Te veel hooi op de vork."
De Telegraaf, 7 Nov. Een vraag voor den
landbouw. Waarheen leidt de weg?" I. 8 Nov. II.
9 Nov. III (slot).
II Nov. De tegenwoordige toestand van het be
drijf der huisschilders te Amsterdam", door mr. Ph.
Falkenburg, II. 12 Nov. III.
Het Volksdagblad. 9 Nov. Nederland en
Engeland" (arbeidevsgeschillen).
11 Nov. Ziekenfondsen".
12 Nov. Politiek" (personeele belasting).
15 Nov. Gezochte bestrijding'' (van het Centrum
der belabtingswetten).
N. R o 11 e r d. C r t., 10 Nov. Schulddelging bij
annuïteiten".
12 Nov. Personeel en Kiesrecht."
De Maasbode. 5 Nov. Te Deum Laudamus."
6 Nov. Een huis in zichzelf verdeeld" (Ned. Herv.
congres).
7 Nov. De H. Familie en de R. K. Volksbond",
door P. M. B its, pr.
De (A n t ir.) Nederlander. 11 Nov. Volks
vertegenwoordiging III".
13 Nov. Veibaud van kieswet en personeel".
li Nov. «Een gewichtig verschil" (met de Stan
daard, omtrent arbeidscontract).
Haagscli o Dagblad, 7 Nov. Dierenbe
scherming."
8 Nov. De Katrers van Arbeid en de Vrouwenvraag."
10 11 Nov. ..Aan den vooravond" (de behandeling
van het Personeel).
Het Vaderland, 10/11 Nov. Slecht voorbe
reid" (personeel).
De A vondpos t. 10/11 Nov. en 12 Nov. Har
derwijk en het koloniaal Werfdepot."
U t'r e c h t s c h Dagblad. 10 Nov. De ver
kiezing voor den gemeenteraad."
L i m b. Koerier. 8 Nov. Het geweer Frère"
(door M. de Ras;.
Ar n h. C t. Voorgestelde verbodsbepalingen."
11 Nov. De prostitutie (in den gemeenteraad van
Amsterdam)."
15 Nov. Christelijke kunst IV" door Mr. J. G.
Banck."
Mi d d el b. C t., 12 Nov. Het houden van col
lecten."
13 en 14 Nov. Onze straatbengels' I, II.
N i e u w e W i n s c b. C t., 10 Nov. f 3000 voor
reclame" (subsidie Haazsche Kookschool)."
N. L e e u w. C r t. 15 Nov. Privaat grondbezit."
V e n l o o s e h Weekblad. Nov. Eene
beleedigende veronderstelling" (houding der regeering).
De Volksstem. 9 Nov. Werkstaking".
Radicalen". Het uitvoerend comitéder tentoon
stelling voor liet tribunaal der E lelachtbaren".
S o c. Wee kb l ad. 9 Nov. Het wetsontwerp op
de kamers van arbeid", I, door Mr. Z. v. d. Bergh.
Herhal ii'gsonderw ijs".
De Nederlander (weekblad). 9 Noy. Een
scherpe critiek" (de minister van financiën).
D e L i b e r a a 1. 9 Nov. De zaak Lanchester : de
onderwijsposten." Hot sociaal gif,'' slot (ontevreden
hmdprfidikerH.
P a t r i m o n i u m. 9 Nov. Het wetsontwerp tot
oprichting van kamers van arbeid", II.
D e W achter (Soc. dem. Volksblad). 9 Nov.
Klaagtooiieu" (der bourgoisie).
D e V o l k s 1.) a n i e r. 14 Nov. Kamers van Arbeid".
Hecht voor A 11 e n. 14. 15 Nov. Over de wet
van vraa;? en aanbod", door Chr. Cornelissen
De N ij v e r h e i d. 13 Nov. Het
arbeidersvraagstuk in Engeland." V.
Uct is altijd zeer interessant oudere werken vait
tijd tot tijd 'te hoorcn, en zeer verkeerd zou men
doen, de waarde van die werken te onderschatten.
'l'oen wij voor een paar jaar dia .lithn-.ïztiiti'it vau
Havdn HOK eens hoorden, werden wij weer op
veel plaatsen getroffen door het eeuwig jonge, het
eeuwig frissche vau zoovele gedeelten, al voelt
men ook dikwijls dat in den vorm waarin de
meester zich uitte, nu veel is wat ons niet zoo
recht meer wil pakken.
Jii maar! zeggen velen boven i/in Jnhrex*ei/en
staat i/i'' S>'f,r,j,/',i,/y. In dat werk heeft Uaydn zijn
kinderlijk-vromen'geest gelegd en daar \erhefthij
zich boven d<- aardsche toestanden die hij in het
andere werk schildert.
Gisterenavond waren wij in de gelegenheid die
vergelijking te maken en het moet gezegd worden :
m. i. hebben zij die zoo spreken, oiiL'elijk.
Neem maar eens de koren! In '/«'? J<ilires:eïteit
zijn zij vol afwisseling. In het eerste deel, het,
verlangen naar de lente, de bede om vruchtbaar
heid, liet koor O /rit' lieU\ch cu het slotkoor Khre
Lob mul I'i-eis, dau in den zomer het :o>i,i.iilied,
het oiiir/n-'ïen nrmi'/lieil; in den herfst, het koor
O Pleit* ton d i f kornuit alles Ilcil, en het ji/c/tl- en.