De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 17 november pagina 7

17 november 1895 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 960 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. »Wat beteekent de grootvisscherij heden ten dage voor het kapitaal en voor den nationalen arbeid ?" »Bij de beantwoording van de eerste vraag hebben wij dus te onderzoeken: zullen de schepen ter visscherij op de aangegeven wijze geëxploiteerd, rente afwerpen ? heeft zulk een zaak reden van bestaan ? Mijn antwoord, zegt de heer Hoogendijk. luidt: »wel degelijk, mits daaraan de voor waarden worden verbonden eener in alle opzichten goede exploitatie. Dat het geluk daarbij een aandeel in het succes heeft en van een vaste rente-garantie geen sprake kan zijn, spreekt vanzelve. Een tuinman zal zaaiende toch steeds afhankelijk blijven van kansberekening, de ge steldheid van het weder, ook al is zijn zaad goed gekozen, ook al is de bodem bereid, zooals het behoort. De industrieel, de han delsman, ook zij zullen voor tal van omstan digheden buiten hun wil, buiten hun kunnen en berekeningen moe ten buigen. Zoo ook zal een visscherijondernerntng ondervinden, dat vrouw Fortuna niet immer is aan de zijde van degelijke werk kracht. Dit geldt voor elke onderneming zon der onderscheid. Zelfs het beste staatspapier kan door omstandig heden zeer gevoelig in het nadeel veranderen. Toch zou het niet aangaan den tuinman niet te doen zaaien, den industrieel en den handelsman tot rente niers te bevorderen of wel de uitgifte van staatspapier te staken. De vraag is of de onderneming werd ge baseerd op een ge zond beginsel en of dit op rechtmatige wijze tot uitvoering komt. Een niet correcte uitvoering van een gezond beginsel kan de oorzaak zijn van teleur stellingen. Dit is ook van toepassing op de visscherij en vooral op de beugvaart. Dat deze niet in de juiste richting wordt geleid, moet niet de veroordeeling daarvan ten ge volge hebben. Dat de beugvaart te zoute niet rendeert, is nog geen reden ook de beugvaart te versche los te laten. Daaren boven is de zoogenaamd geringe kwantiteit ka beljauw gedurende de laatste jaren op onze vischgronden aanwezig nog niet maatgevend voor volgende jaren. Ook schrale haring jaren hebben wij doorleefd,gevolgd door jaren van overvloed. Mijne meening daarenboven dat er geen sprake kan zijn van eene geringe kwantiteit kabeljauw heeft eenig recht van bestaan. De vraag is gewettigd of de over vloed van haring, het hoofdvoedsel van den kabeljauw, dezen visch niet minder doet aan bijten aan de hoeken met kleine stukjes aas, door onze visschers gebezigd. Dit oordeel baseer ik op het feit, dat de Engelsche visschersvaartuigen, visschende met groote hoeken, waaraan Ie vende haringen worden geslagen, het twintigen dertigvoud vangen op dezelfde vischgron den *). De visscherij heeft dan ook evenveel recht van bestaan als zoo vele financieele onder nemingen van allerlei aard, mits de inrichting niet eenzijdig zij en de exploitatie onder behoorlijke voorwaar den geschiede. In de vorige bladzijden heb ik mij zoo veel mogelijk onthouden van waardebereke ningen. Hier is dit evenwel noodzakelijk. In ronde cijfers kan men het bedrag der uitrusting van een schip met bijbehoorend vischtuig vaststellen: Houten loggerschip met masten, rondhout, blokwerk, enz. . . ? 12000. Touwwerk, 2 stel zeilen, ankers, ijzeren ballast, kajuitsgoederen. 5850. Anderhalve vleet (zomervischtuig) geheel nieuw met toebehooren Beugtuig (volledig) met toebehooren 6000. 650.Totaal. f 24500. Tonnen en zout behooren niet onder boven staand cijfer te worden gerangschikt, maar onder de loopende onkosten. De exploitatie van een stalen sloep, als door mij beschreven is, het meerdere door afmetingen en bun daarbij berekend -f het benoodigde voor de loopende onkosten, vereischt een kapitaal van 28 a 30000 gulden. De zooeven genoemde loopende onkosten gedurende 12 maanden laten zich gemakke lijk onder cijfers brengen. Gages f 4400. Div. onkosten, waaronder assurantie» 1950. Zoodat een sloep gedurende 12 maanden aan haring en visch een waarde van 19000 gulden moet aanbrengen om rente te kunnen afwerpen. Bij een aanbrengst van haring van ?11000 moet dus de beugvaart 8000 gulden opleveren. Dit zijn middelmatige cijfers, zeer wel te bereiken. Bij ruimere besomming zal de post gages stijgen, daar deze in direct verband daarmede staan. De overige onkosten zullen evenwel dooreengenomen weinig varieeren. De post tonnen en zout zal door verandering der marktwaarde stijgen of dalen, ook de kwan titeit van de gevan gen haring zal daar op van invloed zijn. Zoo zullen ook de posten vischaas en slijtage vischtuig aan verandering onderhe vig blijven, maar dooreengenomen be hoeft in geen enkel opzicht bezwaar te bestaan tegen boven vermelde cijfers, daar zij de gemiddelde zijn, door mij over ruim 20 jaren genomen. De administratie naar bovenstaande cij fers te oordeelen is derhalve niet inge wikkeld en toch moet ik er op wijzen, dat het succes van weinige ondernemingen zoo zeer op details berust, als dat der visscherij. Komende tot be antwoording der tweede vraag: »Wat beteekent de Grootvisscherij voor den Nationalen Ar beid ?" verwijs ik naar de voortreffelijke ver slagen van het College voor Zeevisscherijen en naar het eindcijfer mijner statistiek over 1892." 11 Een Boetzolder met boetsters de netten repareerende. Een sloep vertegenwoordigt door de in richting van de bun een hoogere waarde van circa ? 2000.?. Een stalen sloep van gelijke afmeting be hoeft niet hooger te worden getaxeerd. De nieuw-model sloepen vereischen door hun grootere afmeting evenwel een meerder kapiMandenwerk en ijs ? 270. Tonnen en zout » 2400. Vischaas » 1600. Sleeploonen » 340, Slijtage, touwwerk en tuig. . . » 870. Kuipers- en arbeidsloon. ...» 400. Victualiën » 1900. Ben kuiperij van binnen gezien. taal van nog ? 2000.?. Uit bovenstaand staatje zien wij, dat het zomervischtuig een belangrijke waarde vertegenwoordigt en daar dit alleen tegen totaal verlies van het schip door assurantie kan worden gedekt, ligt de grootste risico der onderneming in het separaat verlies daarvan. Talgrijnswaren ? 190.Havengelden » 280. Slijtage vischtuig » 1900. Afschrijving op casco "> percent ad /''20000.?» 1000.Rente 5 pCt. van ?30000.- . . _»_1500.Samen . . ~ De gemiddelde op brengst per jaar was van 1883 tot 1892 ? 5,360,000. «Rekenen wij op een opbrengst per jaar van gezouten en versche visch van » 1,000,000. Dan bereikt het bedrag aan haring en visch door de Groot visscherij aangebracht een cijfer j van ?6,360,000. Niet zelden wordt de juistheid der cijfers van statistieken in twijfel getrokken. Mijne gegevens zijn even wel met zorg samen gesteld, en zullen dooreengenomen een zuiver eindcijfer ge ven." *) Ons schip «Noord ster" ging in zee met boven omschreven vischtuig, en ofschoon visschers, op rijpen leeftijd gekomen, ble ven beweren, dat de kabeljauw was ver jaagd en deze proef neming derhalve geen succes kon hebben' bewees schipper van Hoogteylingen, voeren de bedoeld schip, op schitterende wijze, dat deze opvatting de juiste was. De »Noordster" ar riveerde na een reis van slechts 4 weken met ruim 100 tonnen kabeljauw en circa 60 tonnen bot, leng, koolvisch, etc., terwijl gemiddeld door de overige schepen slechts 30 tonnen zoutevisch en zoo goed als geen bot of leng werd aangebracht.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl