De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 24 november pagina 1

24 november 1895 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

K°. 961 DE AMSTERDAMMER A°. 1895. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Dit nummer bevat twee Bijvoegsels. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel bij de Vijzelstraat, 542. Zondag 24 November Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post/" 1.65 Voor Indiëper jaar mail?10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.125 Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20 Reclames per regel 0.40 I N H O V Di VAN TEEEE EN VAN NABIJ: Officieele Bouwkunst. Een goed begin. SOCIALE AANGELEGEN HEDEN: Naar aanleiding van een boek, door F. M. C. TOONEEL EN MUZIEK: Betje Wolf en brand van den schouwburg, door J. H. E. MUZIEK in de hoofdstad, door Yan Milligen. KUNST EN LETTEEEN: Wat etsen zijn, I, door Ph. Z FEUIL LETON: Den dood tegemoet (naar het Zweedsch). RECLAMES. YOOE DAMES : Werkverschaffing. Kinderkleeding Ingezonden. Allerlei, door E-e. Expositie Eduard Karsen, door C. P. P. Nieuwe boeken. INGEZONDEN. SCHAAKSPEL. VARIA. ALLERLEI. PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVEETENTIEN. BIJVOEGSEL: Bekende Tijdgenooten. XXXVIL Pier Pander, naar het leven geschetst, door F. Hart Nibbrig. llimiililliliiiiilimiiiitiiiililliiiiimimiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Officieele bouwkunst. Naar aanleiding van het bij de Regeering bestaande voornemens om de groote zaal van het Binnenhof te doen restaureeren, heeft het Hoofdbestuur der Maatschappij tot bevorde ring der Bouwkunst zich met een adres tot de Tweede Kamer gewend, ten einde zijn bezwaren in het midden te brengen tegen de wijze, waarop hier te lande, gedurende tal van jaren, de restauraties van gebouwen van Rijkswege worden uitgevoerd. Deze bezwaren komen in het volgende deel van het adres uit: Het hoofdbestuur acht het tijdstip gekomen uwe hooge vergadering er met den mersten erust op te wij zen, dat net een dringende eisch is om bij herstellin gen van historische monumenten, in casu de Grafelijke Zalen, een anderen dan tot nu toe gevolgden weg van de Afd. K. en W. in te slaan. Immers het beginsel, thans te recht elders gehuldigd, alleen het bestaande in stand te houden en daarbij geen geheel nieuwe kostbare toevoegsels te maken, is bij meerdere der restauratiewerken, die onder leiding der Afd. K. ea W. hebben plaats gevonden, gebed uit het oog verloren; nieuwe kostbare bouwwerken, op zich zelf soms verdienstelijk, werden toegevoegd, zoo onder ande ren aan de St. Servatinskerk te Maastricht, die met een geheel nieuwen toren (in stijl geheel verschillend van de bestaande kerk) zoogenaamd werd gerestaureerd; zoo o. a. de restauratie van den kloostergang te utrecht, waartegen een geheel nieuw toegangsportaal gebouwd is, dat zeker vroeger daar nooit heeft gestaan. Op deze wijze zijn historische gedenkteekeuen en ge bouwen meer nieuw opgebouwd dan hersteld en ging het karakter grootendcels verloren. Uit het bovenvermelde valt gemakkelijk af te leiden op welke wijze de restauratieplannen der Grafelijke Zalen, indien het maken daarvan aan de afd. K. en W. werd toevertrouwd, zullen worden ter haud genomen; het ver moeden ia gewettigd, dat dit zal geschieden op de wijze als hierboven is vermeld en zal worden voortgezet in den geest waarin men reeds is begonnen bij de plaatsing van de geheel nieuwe, historisch zeer onzekere overhui ving met stoep voor den toegang der Groote of Hofzaal, en in den geest van de fontein, die thans het Binnen hof noodeloos ontsiert. Om de gevolgen van deze geheel onjuiste opvatting omtrent het in stand houden van historische gedenkteeken voor het vervolg te ontdaan en te breken met een wijze van werken die het noodzakelijk gevolg is van de exclusieve en eenzijdige leidina en opvatting bij de afd. K. en W. heerschende is het uoodig, dat het ouderhoud ea de instandhouding van de historische monu menten en gebouwen voortaan worden toevertrouwd aan meerdere personen, die in ouderling overleg werkzaam zijn, dat is aan een commissie, van regeeriugswege be noemd, niet uitsluitend bestaande uit personen van dezelfde opvatting en inzichten. Zoo geschiedt het in het buitenland, o a in Belgiëen Frankrijk i,C'oiumission des monuments historiquesl. Zoo geschiedt het ook hier te lande in sommige ge meenten, waar men zich heeft weten los te maken van de knellende voorwaarden bij het verleencn van Rijks subsidie gesteld. Bij het vcricencn van subsidie door het Rijk wordt steeds door het l)ep. v. B. Z. de voorwaarde gesteld, dat de plannen van restauratie, waarbij subsidie wordt verleend van Rijkswege, moeten worden goedgekeurd door de Regeering. 1) Zoo o. a. te Nijmegen, waai' onlanis de restauratie van de Karolingische Kapel door het gemeentebestuur aan eene commissie is opgedragen. Zoo o. a. te Bolsward, vaar de restauratie van het merkwaardige raadhuis door eene commissie is verricht. De bestaande vicieuse toestand is een gevolg van de opheffing in 1879 der commissie vuu rijksadviseurs, zou der daarvoor iets anders in de plaats te stellen. "Want de werkkring van den referendaris dei' afd. K en W. als secretaris dier commissie, in overleg met zijne medeleden werkzaam, was, in zake restauratie van geschiedkundige monumenten, goed geregeld; maar bij de opheffing dier commissie is, in de persoon van den referendaris, haar voormalige secretaris blijven voort leven en voortwerken en daardoor feitelijk sedert tal van jaren alleen bekleed niet den invloed en de macht, die aan de geheele commissie was verleend. Dat het voort duren van den hier in het licht gestelden toestand ge durende zoovele jaren minder gewenschte verhoudingen moest in het leven roepen, ligt voor de hand." Gelijk men weet geeft het departement van Kunsten en Wetenschappen, alias de heer de Stuers, sedert vele jaren, niet weinig stof tot klagen aan hen, die het met zijn bouwkundige inzichten niet eens zijn. Gezwegen nog van Ds. Bronsveld, die beeldstormer zou kunnen worden, indien het noodlot hem te Zutfen deed wonen ! daar zijn er verscheidenen, die zonder dat zij nu juist hun geuzenbloed voelen koken, hun weerzin nietkunnen bedwingen.waar zij den heer de Stuers, den oppermaehtigen rijksbouwmeester, zooals het van den alleenheerscher, ijveraar voor eigen ideeën, te verwachten is, zon deraan de wenschen van andersdenkenden zich te storen, zijn richting bij restauraties, ook van protestantsche kerken zien volgen. Dezer dagen kwam de heer Posthumus Meijes daar van nog getuigenis afleggen, met het oog op de inwendige restauratie der St. Eusebius kerk te Arnhem. Deze inwendige restauratie, door de kerkvoogdij bekostigd, moest ook al naar de inzichten van den heer de Stuers geregeld worden, daar hij dreigde met het inhouden der rijkssubsidie voor de uitwendige restauratie. Ons dunkt, er is inderdaad in de wijze, waarop de officieele bouwkunst wordt geprotegeerd, iets niet pluis. Ten eerste bestaat er een bezwaar van zeer kieschen aard. Waarom, zoo vraagt de heer Posthumus Meyes terecht, is aan drie katho lieke heeren uitsluitend en alleen de macht in handen gesteld, of en hoe proteslantsche kerken moeten gerestaureerd worden ? Is het niet billijk, dat in de commissie van advies met gelijk recht en met gelijke macht een even groot aantal protestanten zitting worde gegeven ? Dat men, hoe objectief men als katholiek of protestant bij kerkbouw-restauratie ook trachte te oordeelen, gevaar loopt door zijn geloof ietwat geïnspireerd te worden, spreekt van zelf. Daar is iets hatelijks in aan katho lieken het restaureeren van een protestantsche kerk, en aan protestanten het restaureeren van een katholieke kerk op te dragen. Daarom, nog iets verder gaande dan de heer Posthumus Meyes, zouden wij zeggen: laat een gemengde commissie beslissen of de restau ratie van een kerk op 'srijks kosten wenschelijk is, maar deze wenschelijkheid eenmaal aan genomen, geef den protestant de leiding der herstellingswerken bij een protestantsche kerk en den katholiek de leiding der herstellings werken bij een katholieke kerk. De tegen woordige regeling moet kwaad bloed zetten. Voor een land met in groote meerderheid protestantsche bevolking is zij ten eenenmale onverdedigbaar en men mag het den protestantschen zeloten niet al te euvel duiden, dat zij daarbij denken aan tyrannie. Maar er is nog een bezwaar. Iets minder kiesch, dan waar de geloofsovertuigingen den kunstsmaak aandoen, maar toch almede van teederen aard. Gelijk op elk gebied van kunst, bestaan er bij de bouwkunst opvat tingen, bewuste en onbewuste neigingen, be doelingen en idealen, die tot zeer groote ver scheidenheid van streven en dus ook tot verdeeldheid onder de bouwkunstenaars leiden. En voegt het nu aan, n persoon, of aan een paar personen van 66n richting, steeds de beslissing te laten hoe voor het Rijk gebouwd, hoe op 's Rijks kosten of met 's Rijks sub sidie gerestaureerd zal worden ? Tegen deze jaren achtereen volgehouden begunstiging van de bouwkundige opvatting van n persoon, keert zich het adres van de Maatschappij voor Bouwkunst. Het aanbod van een Rijkssubsidie van ?1000??1500 voor een bouwwerk te Bols ward, dat ?30.000 heeft gekost, is inderdaad kenschetsend; als men bedenkt dat de architect, wiens plan door de Regeering d. i. door den Heer de Stuers zou moeten worden goedge keurd, de heer Muisken was! Het had er toch wat al te veel van of de heer de Stuers wilde zeggen: het is mij uit 's Rijks kas wel ? 1000 waard, u onder mijn controle te brengen. Het is dan ook na alles wat er ten opzichte van de afdeeling kunsten en wetenschappen, met den heer de Stuers als refendaris, reeds beleefd is, volstrekt niet te verwonderen, dat de Maatschappij t. B. v. B. dadelijk begrijrt, hoe de geringe som van ? 1000, uitgetrokken voor het ontwerpen van een plan, ter restau ratie van de groote zaal van veel beteekenis is in hare gevolgen" kan worden. Zij ziet daarin een begin van het pogen om dit groote werk onder de leiding van den heer de Stuers te brengen en het dus te onttrekken aan het departement v. Waterstaat, H. en N. dat vroeger de restauratie van het Binnenhof heeft ter hand genomen. Waarom niet, als elders, dit en andere herstellingswerken aan monu menten van geschiedenis en kunst aan het onderling overleg onderworpen van personen van verschillende opvattingen en inzichten ? Het wordt tijd dat men eindelijk, na de ontbinding der Commissie van Rijksadviseurs, nu 16 jaar geleden, eens de grieven tracht weg te nemen, die telkens weeraan onder de bouwkundigen over de bestaande regeling worden geuit. Niemand zal de groote ver dienste ontkennen van den heer de Stuers, die Holland op zijn smalst heel wat breeder heeft gemaakt. Maar al ware deze referendaris, een engel, en wij gelooven gaarne dat hij dit bijna is, als alleen-heerscher op het uitteraard zoo subjectief gebied der bouw kunst, moet hij behoefte gevoelen om door een tegenwicht gesterkt te worden tegen al te groote eenzijdigheid. Deze alleenheerschappij, die den welwillendsten man op den duur tot autocraat, tot despoot, en in veler oogen tot tyran maakt, zou alleen te verdedigen zijn, als er buiten den heer de Stuers en zijn vrienden geen bouwkundigen waren, be kwaam genoeg om met hem te overleggen. Doch dit is thans zeker niet, of niet meer het geval. De Stuers heeft veel goed gedaan; hoe jammer zou het zijn, dat hij 't is wel meer in de wereld voorgekomen door uit sluitend zich zelf' tot goed-doen in staat te achten, de behaalde voordeelen weder in de waagschaal stelde. In het belang der bouw kunst, in het belang van het departement van Kunsten en Wetenschappen, dat de sympathie van allen uoodig heeft, dringe hij zelf op hervorming van zijn departement en op beperking van de hem, zooal niet wet telijk dan toch feitelijk, verleende regeerniacht aan. J) Ouder de gegeven omstandigheden brteekcnt dit, zich onderwerpen aan het inzielit bij de Afd. K. en W. heersrhende. Kenschetsend is desbetretfend de /i'snede in de Missive dd. 1892 v. d. .Miuis:er v. li. /. gczouden aan het Gemeentebestuur van liolMvanl, luidende: Intnsschen brn ik bereid als ecu bewijs van belang stelling in de restauratie van dit merkwaardig monu ment over het luopviul yaav eu voor eeus eetie bijdi'ago te vei'leenen van f 1000 15011, en zulks ouder de gewone voorwaarden, namelijk, dat de ivsbmratie behoort te worden uitgevoei'd overeenkomstig de dof>r de Regeering o-oednekeurde plannen, zooals /ij dienen te blijken uit eene deswege te houden inspectie. De koslen van deze restauratie hebben no(,i bene ruim / 30,000 bedragen. Een goed begin. Indien werkelijk goed begonnen half ge wonnen is, mag het radicale Fransche mi nisterie, waarover de doodsklok reeds werd geluid voor dat nog een letter van zijn program bekend was, zich vleien met de hoop op een lang, en, wat meer zegt, op een vruchtbaar parlementair leven. T)e heer Bourgeois en zijn ambtgenooten hebben getoond, dat zij durfden. Zij hebben de enquête over de knoeierijen in de zaak der Zuiderspoorwegen opnieuw geopend; zij hebben den beruchten, tot dusver onvindbaren Arton laten arresteeren; zij hebben het wetsontwerp ingediend over de onvereenigbaarheid vanzekere financieele»baantjes'' met het mandaat van afgevaardigde; zij hebben de zuivering van het ambtenaarspersoneel met beslistheid en doortastendheid ter hand genomen; zij hebben eene groote meerderheid verkregen voor het door de conservatieven zoo gevreesde ontwerp tot in voering eener progressieve successiebelasting. De eerste ernstige strijd werd geleverd naar aanleiding eener interpellatie van den heer Dumas over de anarchistenwet. De vraag, of de regeering voornemens was, deze uitzonderingswet af' te schaffen of te wijzigen, was eene echte strikvraag. Beantwoordde de regeering haar ontkennend, dan stelde zij zich vierkant tegenover de radicalen en de socialen, welke die wet steeds hebben bestreden; verklaarde hij zich voor de af schaffing, dan zou hij eene breede groep van meer of minder liberale republikeinen voor het hoofd stooten, die in deze wet misschien een kwaad, maar dan toch zeker een nood zakelijk kwaad zien en daarom tot hare aanneming hebben medegewerkt. De [heer Bourgeois antwoordde eenvoudig, dat de wet een tijdelijk karakter droeg en zou worden afgeschaft zoodra dit mogelijk bleek te zijn. Maar hierbij liet hij het niet: den slinkschen aanval beantwoordde hij met eene openlijke uitdaging. «Indien gij van mijne politiek niet gediend zijt, zegt het dan ronduit. Tot het beantwoorden eener interpellatie over de algemeene politiek ben ik te allent ijde be reid, maar niet tot verstoppertje spelen." Het Centrum nam de uitdaging niet aan; het bleef zwijgen, en de Kamer hechtte met 347 tegen 87 stemmen haar goedkeuring aan de verklaringen van den minister. Tweehonderdzestig stemmen meerderheid, dat was iets ongehoords! Maar het kon verkeeren, en het zou verkeeren, volgens de organen der opportunistische en der conser vatieve pers. «Salueert uwe meerderheid, gij zult haar niet terug zien!" riep de Figaro. Een paar dagen later kwam het beginsel der progressieve successiebelasting aan de orde. Nu zond het Centrum een zijner beste en bekwaamste sprekers, Léon Say, naar de tribune. Het gold hier, zooals men ziet, geen quaestie van taktiek, maar een beginsel. Ten overvloede bracht een geestverwant van Léon Say, de heer De Ramel, een tegenontwerp mede, waarin de progressie natuurlijk ont brak. Dit ontwerp werd verworpen met 419 tegen 105 stemmen, en het stelsel der regeering aangenomen met 350 tegen 104 stemmen. Nog verrassender was de uitslag van eene derde stemming, gehouden naar aanleiding van de arrestatie van Arton. Deze aartszwendelaar was sedert Juni 1892 voortvluch tig, wegens diefstal en verduistering ten nadeele van de Zuid-Afrikaansche Maat schappij voor 01,tplofbare stoffen, welker secretaris hij was. Hij werd in Mei 1893 bij verstek veroordeeld tot twintig jaren dwangarbeid. Wat hem echter tot een veel besproken man maakte, was niet dit mis drijf, maar zijne nauwe betrekking tot baron de Reinach, die bij de Panama schandalen zulk eene jammerlijke rol heeft gespeeld. Arton heeft als tusschenpersoon dienst gedaan tusschen baron de Reinach en de door dezen omgekochte parlementsleden, en is, naar men beweert, in het bezit van eene lijst van 104 dezer omgekochten en van de bewijzen hunner schuld. De booze wereld heeft beweerd, dat de Fransche regeeringen, die Arton sedert drie jaren zoo ijverig gezocht hebben, in Italië, in Roemenië, in Bulgarije, in Neder land, in België, ja waar niet al, hem niet hebben icilleu vinden, omdat hij te veel wist en door zijne onthullingen te veel personen in het ongeluk zou kunnen storten. Wat hiervan zijn moge, aan de omzwer vingen van Arton komt thans een einde, want zijne uitlevering zal door de Engelsche regeering stellig niet worden geweigerd. Mis schien brengt dezelfde boot wel den geheimzinnigen zieke van Bournemouth mede, Cornelius Herz; de minister Bourgeois verklaarde althans, dat hij ook dezen financier uitgele verd hoopte te zien. Uit naam van het Centrum protesteerde de heer Barthou tegen de «perfide taktiek'', welke een deel van het parlement op de schandelijkste wijze belasterde en zwijgen uitlegde als bewijs van een slecht geweten. Hij verklaarde de arrestatie van Arton vol komen goed te keuren, en verwachtte dat de regeering tot het uiterste zou gaan ; zijne vrienden en hij behoefden het volle licht niet te schuwen: misschien zou men de meest gecompromitteerden wel juist aan de linker zijde van de Kamer vinden. De socialist Millerand verklaarde, dat zijne geestver wanten, zonder aan hun programma ontrouw te worden, het ministerie zouden steunen, waarvan zij althans eenige, zij het dan ook bescheiden, hervormingen verwachten. De heer Deschanel (Centrum) meende hieruit te mogen afleiden, dat het ministerie de ge vangene was van de revolutionairen. Het Centrum zou niet in den val loopen : het zou het ministerie niet omverwerpen vóór dit nog iets had gedaan, want het zou daar door aan de radicalen eene al te welkome verkiezingsleuze geven. Het ministerie zou

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl