De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 24 november pagina 3

24 november 1895 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 961 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Onze strijdlustige, Taak vermakelijke doch erg omslachtige landgenoot Quirinus van Blan kenburg trekt in zyn Jllementa Musica of Nieuw licht tot het welverstaan van de Musiec en de Sas Continuo door Kegilen, met lieden en beicys, gebouwd op eene klare ontledmge der tertte Ktginselen; Na een voorafgaande wedeileggina van de dwalingen dezes tijds, verschenen in 1739 by' Laurens Berkoske te 's Graverhage, al sterk te velde tegen deze uit Duitschland in gevoerde manier. Het zijn: Gebrek aan uit drukkingen, dubbelzinnigheden, contradictiën en verdere omwegen; hetgene wy' niet moet moeten zoeken, zegt hij. En om zy'n gevoelen nog scherper te doen uitkomen tracteert hy ons op het volgende fraaie ?versje. Conveniet nulli qui secum dissidet ipse. Molle dis, molle gis Slaan den bal altijd mis, Want die beide zijn scherp Naar 't natuurlijk bewerp ; En Dismol is een grol. 't Schorte hem in den bol, Die de noten al t' zaam Heeft berooft van hun naam, En die -water en vuur Noemt van een natuur, En de letteren dan Mol nog duur noemen kan ; Maar de terts krijgt de naam, Schoon daar toe onbekwaam. Ieder terts is in tween, Mol en duur elk maar een. Quirinus kon het evenmin met de gelijkzwevende temperatuur vinden. Gij hebt de Wolf uit het clavecimbel verwijderd doch die wolf heeft tal van kleine wolfjes gebaard die u overal vervolgen, zegt hy' ongeveer elders. Nu ik toch over Quirinus spreek, acht ik het evenmin overtollig te vertellen, dat hij reeds het zeer practische middel geefc om noten te leeren in den G- en F-sleutel tegelijk, zooals men nu weer heeft aangegeven in sommige nieuwe leer boekjes, nl. met een balk van elf lynen. Ik houd -die manier voor de meest practische (liefst met toepassing van de vindingen van den heer Sonnaville, waarover ik vroeger reeds schreef) omdat dan het omslachtige transponeeren vervalt, dat beginners alüjd doen, wanneer zij lang in deGsleutel hebben gelezen en zy dan op eens alle noten een ly'n moeten verplaatsen. Dat nieuwe bly'kt dus ook al weer heel oud te zy'n. Doch wilde ik op dit thema doorgaan dan zou ik niets van de Muziek in de Hoofdstad mede kunnen deelen, want ook enkele andere werken over Harmonieleer geven voor ons soms groote nieuwigheden. En dus basta ! Hoe kom ik nu op Quirinus en zy'n strijd te gen duur en mol-benaming ? Omdat ik juist van een concert in A mol melding wilde maken, en omdat ik onlangs geschrikt ben, want iemand die een boek geschreven heeft beweert dat ons : a. kleine terts zoo schoolmeesterachtig klinkt. Ik bly'f het echter bij die benaming houden en daarom vond ik het niet onaardig even te vertellen dat men zulks in het begin van de vorige eeuw ook al vond. Dus! revenons a notre concert. Het was in het Concertgebouw dat de pianist de heer Eduard Zeldenrust het concert in a kl. terts van Grieg speelde. Het spel van dezen virtuoos voldeed mij beter dan een vorige maal; doch ik stel hem nog stoeds als technicus hooger dan als musicus. Want het schitterendst was hy in de Bliapsodie Hongroise welke hy na de pauze te hooren gaf en waar zijn glissando's en andere sterke toeren een waar vuurwerk boden. Men meene echter niet dat ik dezen pianist als musicus laag stel, want wie het miMiiiitiiiiimitiiiiiiiiiiiHiiiimmiiMiiiiiiiiH IIHIIIMIIlllllllllim muit iniitiitiiiiiiiiimiiiiimiitniiiiiiinil Den dood tegemoet, (Naar het Zweedsch.) Zij was de laatste, die werd te voorschijn gehaald van onder de stukken van den ver brijzelden spoorwaggon. Die planken en bal ken, die haar hadden doodgedrukt, trachtten haar met alle macht terug te houden. Het was alsof zij zich hadden voorgenomen haar zerk te worden, zooals zij haar doodsbed waren geweest, alsof zij het geheel onnoodig vonden, dat men haar voort zou sleepen om onderzocht te worden en de lantaarn vanden spoorwegbeambte over haar bleeke meisjesgezicht zou schijnen. »Zij is dadelijk dood geweest'' zei de arts, terwijl hij wees naar de gapende wonde over den schedel heen en de rustige uitdrukking van het gelaat aandachtig beschouwde. »Zij was waarschijnlijk reeds dood, toen zij door den vloer van den waggon naar beneden stortte en het lichaam tusschen de opeengehoopte overblijfselen werd geklemd en samengedrukt." En hij gaf bevel haar in de eenige wacht kamer van het kleine station, die in der haast in een lijkenhuis veranderd was, binnen te dragen. Zij had alleen gereisd in een damescoup eerste klasse en niemand kende haar. De rechterarm, die onder het lichaam lag, was geheel gebroken, maar in de krampachtig gesloten hand hield de ongelukkige een kleine brie venportefeuille. Met behulp daarvan moest men haar trachten te indentifieeren. De por tefeuille bevatte eenige papieren, die de Fransche commissaris van politie te vergeefs trachtte te ontcijferen. concert van Grieg zoo speelt is waarlijk niet »le premier venu", doch als muziek genoot ik nu nog meer van de artistieke wijze waarop het orkest begeleidde, dank zij ook het relief dat de heer Mengelberg aan deze partitie wist te geven. Over de andere soliste Mevr. OHenboom wensch ik het volgende te vermelden; Deze dame heeft ontegenzeggelijk gewonnen door hare studiën te Pary's. De stem is rijper geworden en voor de eigenaardige wyze van voordracht der Fransche muziek en voor eene goede uitspraak is zij thans ten volle berekend, hetgeen ik bij verschil lende gedeelten heb opgemerkt. Doch de keuze van stukken was niet zoo heel gelukkig om die goede eigenschappen overal in het licht te stellen. Want, om iets te noemen: de vervelende aria van Gounod uit La Reine de Snba (Gounod's zwakste werk) lag nog al veel in de lage tonen van het medium, die bij mevr. Oldenboom het zwakst zy'n. Na de pauze kwamen hare gaven echter gelukkiger uit. Vooral in het werkje van Widor en het schoone lied van Paul Vidal. Ik vestig de aandacht van deze dame op de heerlijke liederen van César Franck, die van d'Indy, Chausson en andere geestverwanten van Vidal, want daarin zal zij nog meer kunnen geven. Ook onder de nieuwere Fransche componisten is op het gebied van scènes uit Opera's heel wat schoeners te vinden. Ook zou ik het jammer vinden indien Mevr. Oldenboom uitsluitend Fransen. bleef zingen, hoe geschikt haar talent ook voor dit genre is. In de begeleiding van de soli en de vertolking van het Vorspiel und l,oldi?$ Liebsstod van Wagner toonde de heer Mengelberg een dirigent te zijn, die groote kwaliteiten bezit en wiens artistiek temperament den hoorder zeer verwarmt. De tegenstelling van tempo in het Vorspiel met zy'n voorganger was wel wat heel groot en waar de heer Kes ons de rusten wat al te breed toemat, stopte de heer Mengelberg ze wel een beetje veel weg ; doch afgescheiden van het misschien wat te vlugge tempo heb ik van deze vertolking zeer genoten. Zaterdag gaf de pianiste mej. E. Vas Nunez een concert met medewerking van den heer Hof meester (viool) en het orkest van het Concert gebouw. Van deze pianiste had ik veel goeds gehoord, en ik geloof daarom dat de indruk dien zij dien avond maakte minder goed was dan zij verdient, doch waarom ook heeft zij zichzelf een taak gesteld die in veel opzichten bleek boven hare krachten te gaan ? Het 5e concert van Beethoven eischt in muzikaal opzicht zeer veel en hoewel deze dame een sterk forto wist te ontwikkelen, was in haar piano groote klankloosheid op te merken en nog al veel onzekers in hare techniek. De voordracht maakte vooral in het Adagio bovendien den indruk van een aangeleerde les. Dat hardnekkige accentueeren van iederen kwart werkte storend. Beter dan in dit werk toonde de pianiste zich in het concert g. kl. t. van Saint-Saëns. Jammer was het daarom dat het laatste deel nog al veel te wenschen overliet. Deze pianiste neme dus eens revanche en houde dan beter rekening met hare krachten, want een Duitsch klavier-paedago 'g heeft terecht gezegd : Voor het spelen in het openbaar kieze men alleen stukken, die men ten volle beheerschen kan, wil men zich niet aan een volkomen fiasco wagen. Het groote succes, dat deze dame bij de toe hoorders behaalde, mocht mij niet weerhouden mijne opmerkingen te geven. De heer Hofmeester heeft in het eerste gedeelte van het 2e concert van Max Bruch getoond een hoogst degelijk violist te zij-i, wiens vertolking ik met groote ingenomenheid heb gevolgd. In het virtuozen-stuk van. Saint Saëns kwam zijne luiimuuiiiumiiiiiiiiiHUiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiuiiuiiiuiuuuiiiiiiiiuiiimiitm »Dat is zeker Duitsch?'' vroeg hij, terwijl hij het, papier aan een der om hem heen staande reinigers overreikte. »Neen, het is Zweedsch," zei een stem achter hem. »Eene landgenoote wellicht ? Monsieur is zeker een Zweed ?" »Ja." »Wil Monsieur in dat geval de goedheid hebben te probeeren of hij den naam en het adres der dame kan te weten komen ? Kent monsieur haar misschien toevallig?" Hij nam den doek van het gezicht af. De reiziger trad verschrikt een pas ach terwaarts en het duurde eene poos vóór hij in staat was de doode te beschouwen. Hij had dit uur zoo ondragelijk veel afschuwelijks gezien, zooveel verbrijzelde, bloedige, misvormde, nauwelijks meer rnenschelijke gezichten. Maar dit jong gelaat, dat nu door de lan taarn van den commissaris beschenen werd, was geheel ongedeerd. Men behoefde geen overwinning op zichzelf te behalen om deze schoone trekken te onderzoeken. De wangen hadden eene kinderlijke ronding, die bijkans uitlokte tot eene lief koozing. Het lichtbruine haar, met goudgloed overtogcn, viel in kleine wanordelijke lokjes over het voorhoofd. Om de lippen speelde een weemoedige, bijna plechtige glimlach. De oogen waren ge sloten. Het was als sluimerde de vreemde den dood tegemoet. »Dus Monsieur kent de dame niet?'' »Neen." »Dan wil u wel de goedheid hebben deze papieren door te zien en te zeggen of' zij j eenige ophelderingen omtrent de ongelukkige j bevatten ?'' j De hand welke de papieren overreikte ! beefde evenzeer als de hand welke de papie ren aannam, zoodat de dunne blaadjes rit selden. De reiziger trilde, als van inwendige j koude, hoewel de Septembernacht zacht, bijna l zoel was. sterke en zekere techniek ook zeer gunstig uit, doch tegenover den stijl van die werken staat de heer Hofmeester meer als een vreemdeling. Daarom geloof ik dat het Duitsche repertoire zy'n gebied is en niet het Franscbe. Het orkest begeleidde met veel zorg en van de beide orkeststukkeu heb ik vooral het voorspel van de iie acte van die Meistersinger met de meeste ingenomenheid gevolgd. Het publiek was van een ander gevoelen en juichte de -Euryanthe Ouverture het warmst toe. De Maatschappij Caecilia hield hedenmiddag hare generale (donateurs) repetitie voor het aan staande concert op Donderdag. Daar dit week blad tegenwoordig vroeger afdrukt, is het niet mogelijk over het concert reeds nu iets te zeggen. Een volgende week dus kom ik uitvoeriger op dezen avond terug. De repetitie slaagde voortreffelijk. Vooral het werk van Charpentier Imp> esxiom d'Italiëvoldeed mij met deze enorme bezetting van strijkinstru menten veel beter dan bij eene vroegere uitvoe ring. Ook was hier meer kleur en expressie op te merken. Verder werden de Trnq'sche Ouverture van Brahms en de ouverture: Tannhauser zeer schoon voorgedragen, de laatste met buitengewonen glans. Ook in de 4e Symphon e van Beethoven was veel schoons, doch dit werk zal, naarik mij voor stel, Donderdag nog beter slagen, omdat ik hierin eenigzins miste wat mij bij de andere werken zoo zeer frappeerde. Het spreekt van zelf dat ik hier niet het oog heb op de ongelukjes van Fagot en Hoorn Want voor zulke vlekjes (vooral het omslaan van een toon van den hoorn) is de beste blazer vaak niet veilig. De zaal was stamp vol. Hoewel het traditie is niet te applaudisseeren op deze repetitie, weerklonk nu en dan een warm applaus als hulde aai Viotta's magis trale leiding. Een sterk stuk voor de donateurs of liever donatrices van de Maatschappij Cuecilia. Doch zelfs zij werden warm na de schitterend gespeelde Tannliauser Ouverture. VAX MILLIGEN. Den 2Gsten dezer krijgen wij van het gezel schap Achard Monsieur ie Directeur ; den 28sten La familie Pont Blquet. Verdi en de Censuur. Voor de stichting van het koninkrijk Itali had Verdi dikwijls moeielijkhedsn met de censuur van de kleinere Italiaansche vorsten, n.l. die van het Oostenrijksche bestuur te Milaan en te Veneti en vooral met die van de cardinalen te Rome. Een tot heden toe onbekende brief van 1851 dus uit een tijdperk waarin de censuur naar willekeur werken misvormde of weigerde aan den beeldhouwer Vincenzo Luccardi te Rome, geeft een blik in dien toestand : Busseto, l December 1851. Waarde Vriend. »Dit jaar kom ik niet te Rome zooals gij en ik gehoopt hadden, want vele omstandigheden beletten mij u en mijne vrienden te komen be groeten en de eeuwige stad te zien. Laten wij hopen dat een volgende maal alles beter zal gaan, doch ik wil niemand beschul digen. De fout ligt geheel aan rnij. Ik weet dat niet alleen Stifftlio maar ook l >goletto te Rome niet voldaan hebben. Die impresari begrijpen echter nog riet dat wanneer de werken niet in hun geheel gegeven kunnen worden zooals de componist ze heeft bedoeld, het beter is ze niet te geven ; zij begrijpen niet dat de verandering van een stuk of van eene scène bijna altijd de oorzaak is van weinig succes. llllllllllUIIIIIIIIIIIttllllllllltlllllUIM In het begin begreep hij geen woord. Hij kon zich niet losrukken van de omgeving. Daar buiten op het perron heerschte een rustelooze werkzaamheid. Lantarens gedragen door heen en weer loopende, ontstelde beambten, flikkerden hier en daar. Eene menigte werk lieden waren bezig onder de overblijselen van den verongelukten trein nasporingen te doen en het spoor vrij te maken. Er werd gehamerd en gezaagd en geklopt. Men sleepte half verbrijzelde koffers en ge broken kisten uit de goederenwagons. Men floot met signaalfluitjes en liet den stoom uit den locomotief ontsnappen. Men schreeuwde en brulde, gaf bevelen en tegenbevelen. Maar akeliger dan het leven en geschreeuw daar buiten, klonk het gekerm der gewonden in de nevenzaal en akelig was de doodelijke stilte hier binnen. Plij hield de papieren dichter bij de lamp en trachtte er zijne gedachten op te concentreereu. Het waren eenige blaadjes postpapier, die door eene haastige vrouwenhand beschre ven waren, blijkbaar die der verongelukte. \\rant boven op het eerste blad stond nog de datum van den vorigen dag: »den Cden September, 's middags '2 uur." Hij beefde weder. Haar gezicht was weer bedekt, maar het scheen hem toe, alsof' zij den gebroken arm bewoog, alsof zij het pa pier, dat zij in den (Jood had vastgehouden, weer terug wou hebben. Xeen, hij vergiste zich. Zij lag doodstil onder het witte laken. Maar deze plechtige stilte des doods was ook eene waarschuwing voor hem, eene smeekbede om haar geheimen niet te ontwijden. Want zooveel had hij wel kunnen zien, dat het een soort van dagboekaanteekeningen waren, die hij in de hand hield, »Ik moet," fluisterde hij half tot de doode en half tot zichzelf. En hij las: »Te weten dat ik hem met n woord hier heen kon roepen, dat hij in een oogenblik Stel u nu voor wanneer er sprake is van het geheele onderwerp te veranderen!! Het is een sterk stuk dat ik mij heb kunnen bedwingen niet openlijk te verklaren dat Stiffelio en goletto, zooals zij te Rome gegeven zyn, niet mrjne muziek gaven. Wat zoudt gij er van zeggen wanneer men een zwarten doek over de neus van een uwer schoone standbeelden bond ? Groet alle vrienden, in het bijzonder Angiolini, van mij en vergeet niet uw G. VERDI. Eugène d'Albert. De componist en virtuoos Eugène d'A'bert heeft zijn huwelijk, met eene zangeres, mej. Finck aangekondigd, onmiddelijk na zijne echtscheiding met Mevr. CareTïo. Dit is reeds het derde huwelijk van d'Albert, doch Mevr. Carrïo is er hem nog een vóór, want wanneer deze dame mocht hertrouwen zou zij het voorrecht hebben reeds haar vierden echtge noot te bezitten. Een zeker individu Mozart! Zooals men weet had Die Entführung au* dem Serait, dank zy' Mozart's muziek, een zeer groot succes te Weenen. Het libretto was door Step.tani zonder toestemming van den auteur bewerkt naar een drama: Constanse und Belmonte van Bretzner. Dit vond Bretzner wel wat vry en niet ten onrechte, doch vreemder is het dat hij Mozart aansprakelijk stelde in een weinig hoff lijk schrijven in het Letpziger Journal van den volgenden inhoud: Een zeker individu, Mozart genaamd, wonende te Weenen, heefc zonder mijne toestemming mu ziek gecomponeerd op een libretto getrokken uit mijn roman: Belmonte und Constanse. Ik pro testeer tegen deze inbreuk op mijne rechten en maak bekend dat ik bovengenoemden Mozart bij het gerecht heb aangeklaagd. Bretzner had gelijk met zijn aanklacht, doch of zonder de muziek van dat individu het werk ooit bekend ware geworden, blijft zeer de vraag. Trilby." Te Londen is alles Tnlby. Er zijn Trilby hoeden, Trilby-blouses, en het zil nog erger worden, zeggen de kenners. Trilby i, gelijk de lezer weet, het werk van Du Maurice, dat is ge heel de engelsch sprekende wereld een enorm succes heeft gehad, een geschiedenis van onder hypnotische invloeden levende lieden. Thans is de roman door Potter tot een tooneelstuk omge werkt, en door bet gezelschap van mr Beerbohm Free in llaymarket theatre opgevoerd, met het zelfde geluk als het boek is uitgegeven. Stamp volle zalen, en daverende toejuchingee. Uit Meiningen. En dan zeggen de menschen nog. dat de dra matische kunst op de tlesch is '. Te Meiningen werd een treurspel vertoond, gloednieuw van vorm, maar van leeftijd bijna klassiek: het Trauerfpiel in 'J'yrol, van Karl Immermann. Immermann zelf heeft in ';>3';H het stuk, dat van 182G dateert, geheel omgewerkt, en het toen genoemd st'idreas tlofer, der Sandwirth vun Pansiier. Paul Lindau heeft thans die twee drama's »samengedichf' en er bijgemaakt wat hij onontbeerlijk achtte, d. i. een verliefd paar en een dosis mystiek. De laatste, zoo deelt het Berlmer Tngeblatt mede, heeft enorm veel goed gedaan aan het stuk. Er is een ongekende zorg besteed aan de uitvoering: de Meiningers overtroffen zich zelf, en het succes was, hoewel de eerste voorstelling vier uur duurde, grossartig. Dat is er dus aan van het praatje, dat onze tijd geen dramatsche kunst heeft ! hier kon zijn en dat ik dit woord niet zeggen kan. Te weten dat het eenige, dat ik voor hem doen kan, is, dat ik uit zijn leven verdwijn, zooals ik binnen weinige uren uit deze stad verdwijnen zal, zonder dat hij er eenig ver moeden van heeft, dat ik hem zoo nabij ben geweest. Zonder dat hij weet, dat ik hem liefheb. Hij weet het niet. Met geen enkel woord, met geen teeken van leven, heb ik op zijnen brief geantwoord en ik heb hem door mijn zwijgen doen gelooven, dat hij rnij doodelijk beleedigd heeft, dat ik verlang dat alles tus schen ons uit zal zijn. Alles vriendschap, vertrouwen, belangstelling, al wat den glans en het geluk van zulk leven uitmaakte, alles, alles! Ja, zijn vreeselijke brief zou mij doodelijk beleedigd hebben, het zou uit zijn tusschen ons als ik hem niet liefhad! Het is alsof elk woord in dezen brief het papier verschroeide, woorden die wonden en geeselen, die liefkoozeu en lokken, die om wederliefde bedelen, roepen om geluk! K u rijst het een, dan het ander uit dezen gloeienden, trillendeu minnebrief voor mijne herinnering op en staat in vlammend schrift voor mijne oogen. Ik herhaal de woorden, tracht hunne betcekenis in mijn eigen taal over te brengen, luister met kloppend hart er naar of zij wel echt klinken. En terwijl ik luister, word ik. als door hypnotisme, in zijn eigen stemming gebracht. Ik laat hem tot mij zeggen, met woorden, scherp als dolksteken, dat ik bevooroordoeld ben en laf, als ik het geluk niet durf aangrijpen, zooals het me wordt aangeboden. Ik laat hem mij toefluisteren met verleidelijk overtuigende woorden, dat niemand ongelukkig hehoeft te worden omdat wij gelukkig zijn, dat niemand het zal kunnen vermoeden allerminst zij zijn vrouw. Ik beef van angst als hij mij beveelt hem te zeggen waar ik ben hem tot mij te roepen ! En als hij zegt, dat het

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl