Historisch Archief 1877-1940
No. 961
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Onze strijdlustige, Taak vermakelijke doch
erg omslachtige landgenoot Quirinus van Blan
kenburg trekt in zyn Jllementa Musica of
Nieuw licht tot het welverstaan van de Musiec
en de Sas Continuo door Kegilen, met lieden
en beicys, gebouwd op eene klare ontledmge der
tertte Ktginselen; Na een voorafgaande
wedeileggina van de dwalingen dezes tijds, verschenen
in 1739 by' Laurens Berkoske te 's Graverhage,
al sterk te velde tegen deze uit Duitschland in
gevoerde manier. Het zijn: Gebrek aan uit
drukkingen, dubbelzinnigheden, contradictiën en
verdere omwegen; hetgene wy' niet moet moeten
zoeken, zegt hij.
En om zy'n gevoelen nog scherper te doen
uitkomen tracteert hy ons op het volgende fraaie
?versje. Conveniet nulli qui secum dissidet ipse.
Molle dis, molle gis
Slaan den bal altijd mis,
Want die beide zijn scherp
Naar 't natuurlijk bewerp ;
En Dismol is een grol.
't Schorte hem in den bol,
Die de noten al t' zaam
Heeft berooft van hun naam,
En die -water en vuur
Noemt van een natuur,
En de letteren dan
Mol nog duur noemen kan ;
Maar de terts krijgt de naam,
Schoon daar toe onbekwaam.
Ieder terts is in tween,
Mol en duur elk maar een.
Quirinus kon het evenmin met de
gelijkzwevende temperatuur vinden. Gij hebt de Wolf
uit het clavecimbel verwijderd doch die wolf
heeft tal van kleine wolfjes gebaard die u overal
vervolgen, zegt hy' ongeveer elders.
Nu ik toch over Quirinus spreek, acht ik het
evenmin overtollig te vertellen, dat hij reeds het
zeer practische middel geefc om noten te leeren
in den G- en F-sleutel tegelijk, zooals men nu
weer heeft aangegeven in sommige nieuwe leer
boekjes, nl. met een balk van elf lynen. Ik houd
-die manier voor de meest practische (liefst met
toepassing van de vindingen van den heer
Sonnaville, waarover ik vroeger reeds schreef) omdat
dan het omslachtige transponeeren vervalt, dat
beginners alüjd doen, wanneer zij lang in
deGsleutel hebben gelezen en zy dan op eens alle
noten een ly'n moeten verplaatsen.
Dat nieuwe bly'kt dus ook al weer heel oud
te zy'n.
Doch wilde ik op dit thema doorgaan dan zou
ik niets van de Muziek in de Hoofdstad mede
kunnen deelen, want ook enkele andere werken
over Harmonieleer geven voor ons soms groote
nieuwigheden. En dus basta !
Hoe kom ik nu op Quirinus en zy'n strijd te
gen duur en mol-benaming ? Omdat ik juist
van een concert in A mol melding wilde maken,
en omdat ik onlangs geschrikt ben, want iemand
die een boek geschreven heeft beweert dat ons :
a. kleine terts zoo schoolmeesterachtig klinkt.
Ik bly'f het echter bij die benaming houden
en daarom vond ik het niet onaardig even te
vertellen dat men zulks in het begin van de
vorige eeuw ook al vond.
Dus! revenons a notre concert. Het was in
het Concertgebouw dat de pianist de heer Eduard
Zeldenrust het concert in a kl. terts van Grieg
speelde.
Het spel van dezen virtuoos voldeed mij beter
dan een vorige maal; doch ik stel hem nog stoeds
als technicus hooger dan als musicus. Want het
schitterendst was hy in de Bliapsodie Hongroise
welke hy na de pauze te hooren gaf en waar zijn
glissando's en andere sterke toeren een waar
vuurwerk boden. Men meene echter niet dat ik
dezen pianist als musicus laag stel, want wie het
miMiiiitiiiiimitiiiiiiiiiiiHiiiimmiiMiiiiiiiiH
IIHIIIMIIlllllllllim
muit iniitiitiiiiiiiiimiiiiimiitniiiiiiinil
Den dood tegemoet,
(Naar het Zweedsch.)
Zij was de laatste, die werd te voorschijn
gehaald van onder de stukken van den ver
brijzelden spoorwaggon. Die planken en bal
ken, die haar hadden doodgedrukt, trachtten
haar met alle macht terug te houden. Het
was alsof zij zich hadden voorgenomen haar
zerk te worden, zooals zij haar doodsbed
waren geweest, alsof zij het geheel onnoodig
vonden, dat men haar voort zou sleepen om
onderzocht te worden en de lantaarn vanden
spoorwegbeambte over haar bleeke
meisjesgezicht zou schijnen.
»Zij is dadelijk dood geweest'' zei de arts,
terwijl hij wees naar de gapende wonde over
den schedel heen en de rustige uitdrukking
van het gelaat aandachtig beschouwde. »Zij
was waarschijnlijk reeds dood, toen zij door
den vloer van den waggon naar beneden
stortte en het lichaam tusschen de
opeengehoopte overblijfselen werd geklemd en
samengedrukt."
En hij gaf bevel haar in de eenige wacht
kamer van het kleine station, die in der
haast in een lijkenhuis veranderd was, binnen
te dragen.
Zij had alleen gereisd in een damescoup
eerste klasse en niemand kende haar. De
rechterarm, die onder het lichaam lag, was
geheel gebroken, maar in de krampachtig
gesloten hand hield de ongelukkige een kleine
brie venportefeuille. Met behulp daarvan moest
men haar trachten te indentifieeren. De por
tefeuille bevatte eenige papieren, die de
Fransche commissaris van politie te vergeefs
trachtte te ontcijferen.
concert van Grieg zoo speelt is waarlijk niet
»le premier venu", doch als muziek genoot ik
nu nog meer van de artistieke wijze waarop het
orkest begeleidde, dank zij ook het relief dat de
heer Mengelberg aan deze partitie wist te geven.
Over de andere soliste Mevr. OHenboom wensch
ik het volgende te vermelden; Deze dame heeft
ontegenzeggelijk gewonnen door hare studiën te
Pary's. De stem is rijper geworden en voor de
eigenaardige wyze van voordracht der Fransche
muziek en voor eene goede uitspraak is zij thans
ten volle berekend, hetgeen ik bij verschil
lende gedeelten heb opgemerkt. Doch de
keuze van stukken was niet zoo heel gelukkig
om die goede eigenschappen overal in het licht
te stellen. Want, om iets te noemen: de vervelende
aria van Gounod uit La Reine de Snba (Gounod's
zwakste werk) lag nog al veel in de lage tonen
van het medium, die bij mevr. Oldenboom het
zwakst zy'n. Na de pauze kwamen hare gaven
echter gelukkiger uit. Vooral in het werkje van
Widor en het schoone lied van Paul Vidal.
Ik vestig de aandacht van deze dame op de
heerlijke liederen van César Franck, die van
d'Indy, Chausson en andere geestverwanten van
Vidal, want daarin zal zij nog meer kunnen geven.
Ook onder de nieuwere Fransche componisten is
op het gebied van scènes uit Opera's heel wat
schoeners te vinden. Ook zou ik het jammer
vinden indien Mevr. Oldenboom uitsluitend Fransen.
bleef zingen, hoe geschikt haar talent ook voor
dit genre is.
In de begeleiding van de soli en de vertolking van
het Vorspiel und l,oldi?$ Liebsstod van Wagner
toonde de heer Mengelberg een dirigent te zijn,
die groote kwaliteiten bezit en wiens artistiek
temperament den hoorder zeer verwarmt.
De tegenstelling van tempo in het Vorspiel
met zy'n voorganger was wel wat heel groot en
waar de heer Kes ons de rusten wat al te
breed toemat, stopte de heer Mengelberg ze
wel een beetje veel weg ; doch afgescheiden van
het misschien wat te vlugge tempo heb ik van
deze vertolking zeer genoten.
Zaterdag gaf de pianiste mej. E. Vas Nunez
een concert met medewerking van den heer Hof
meester (viool) en het orkest van het Concert
gebouw.
Van deze pianiste had ik veel goeds gehoord, en
ik geloof daarom dat de indruk dien zij dien avond
maakte minder goed was dan zij verdient, doch
waarom ook heeft zij zichzelf een taak gesteld
die in veel opzichten bleek boven hare krachten
te gaan ? Het 5e concert van Beethoven eischt
in muzikaal opzicht zeer veel en hoewel deze
dame een sterk forto wist te ontwikkelen, was
in haar piano groote klankloosheid op te merken
en nog al veel onzekers in hare techniek.
De voordracht maakte vooral in het Adagio
bovendien den indruk van een aangeleerde
les. Dat hardnekkige accentueeren van iederen
kwart werkte storend.
Beter dan in dit werk toonde de pianiste zich
in het concert g. kl. t. van Saint-Saëns. Jammer
was het daarom dat het laatste deel nog al veel
te wenschen overliet.
Deze pianiste neme dus eens revanche en
houde dan beter rekening met hare krachten,
want een Duitsch klavier-paedago 'g heeft terecht
gezegd : Voor het spelen in het openbaar kieze
men alleen stukken, die men ten volle
beheerschen kan, wil men zich niet aan een volkomen
fiasco wagen.
Het groote succes, dat deze dame bij de toe
hoorders behaalde, mocht mij niet weerhouden
mijne opmerkingen te geven.
De heer Hofmeester heeft in het eerste gedeelte
van het 2e concert van Max Bruch getoond een
hoogst degelijk violist te zij-i, wiens vertolking
ik met groote ingenomenheid heb gevolgd. In
het virtuozen-stuk van. Saint Saëns kwam zijne
luiimuuiiiumiiiiiiiiiHUiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiuiiuiiiuiuuuiiiiiiiiuiiimiitm
»Dat is zeker Duitsch?'' vroeg hij, terwijl
hij het, papier aan een der om hem heen
staande reinigers overreikte.
»Neen, het is Zweedsch," zei een stem
achter hem.
»Eene landgenoote wellicht ? Monsieur is
zeker een Zweed ?"
»Ja."
»Wil Monsieur in dat geval de goedheid
hebben te probeeren of hij den naam en het
adres der dame kan te weten komen ? Kent
monsieur haar misschien toevallig?"
Hij nam den doek van het gezicht af.
De reiziger trad verschrikt een pas ach
terwaarts en het duurde eene poos vóór hij
in staat was de doode te beschouwen.
Hij had dit uur zoo ondragelijk veel
afschuwelijks gezien, zooveel verbrijzelde,
bloedige, misvormde, nauwelijks meer
rnenschelijke gezichten.
Maar dit jong gelaat, dat nu door de lan
taarn van den commissaris beschenen werd,
was geheel ongedeerd. Men behoefde geen
overwinning op zichzelf te behalen om deze
schoone trekken te onderzoeken. De wangen
hadden eene kinderlijke ronding, die bijkans
uitlokte tot eene lief koozing. Het lichtbruine
haar, met goudgloed overtogcn, viel in kleine
wanordelijke lokjes over het voorhoofd. Om
de lippen speelde een weemoedige, bijna
plechtige glimlach. De oogen waren ge
sloten. Het was als sluimerde de vreemde
den dood tegemoet.
»Dus Monsieur kent de dame niet?''
»Neen."
»Dan wil u wel de goedheid hebben deze
papieren door te zien en te zeggen of' zij j
eenige ophelderingen omtrent de ongelukkige j
bevatten ?'' j
De hand welke de papieren overreikte !
beefde evenzeer als de hand welke de papie
ren aannam, zoodat de dunne blaadjes rit
selden. De reiziger trilde, als van inwendige j
koude, hoewel de Septembernacht zacht, bijna l
zoel was.
sterke en zekere techniek ook zeer gunstig uit,
doch tegenover den stijl van die werken staat de
heer Hofmeester meer als een vreemdeling. Daarom
geloof ik dat het Duitsche repertoire zy'n gebied
is en niet het Franscbe.
Het orkest begeleidde met veel zorg en van
de beide orkeststukkeu heb ik vooral het voorspel
van de iie acte van die Meistersinger met de
meeste ingenomenheid gevolgd. Het publiek was
van een ander gevoelen en juichte de -Euryanthe
Ouverture het warmst toe.
De Maatschappij Caecilia hield hedenmiddag
hare generale (donateurs) repetitie voor het aan
staande concert op Donderdag. Daar dit week
blad tegenwoordig vroeger afdrukt, is het niet
mogelijk over het concert reeds nu iets te zeggen.
Een volgende week dus kom ik uitvoeriger op
dezen avond terug.
De repetitie slaagde voortreffelijk. Vooral het
werk van Charpentier Imp> esxiom d'Italiëvoldeed
mij met deze enorme bezetting van strijkinstru
menten veel beter dan bij eene vroegere uitvoe
ring. Ook was hier meer kleur en expressie op
te merken.
Verder werden de Trnq'sche Ouverture van
Brahms en de ouverture: Tannhauser zeer schoon
voorgedragen, de laatste met buitengewonen glans.
Ook in de 4e Symphon e van Beethoven was
veel schoons, doch dit werk zal, naarik mij voor
stel, Donderdag nog beter slagen, omdat ik hierin
eenigzins miste wat mij bij de andere werken
zoo zeer frappeerde. Het spreekt van zelf dat
ik hier niet het oog heb op de ongelukjes van
Fagot en Hoorn Want voor zulke vlekjes (vooral
het omslaan van een toon van den hoorn) is de
beste blazer vaak niet veilig. De zaal was stamp
vol. Hoewel het traditie is niet te
applaudisseeren op deze repetitie, weerklonk nu en dan
een warm applaus als hulde aai Viotta's magis
trale leiding.
Een sterk stuk voor de donateurs of liever
donatrices van de Maatschappij Cuecilia. Doch
zelfs zij werden warm na de schitterend gespeelde
Tannliauser Ouverture.
VAX MILLIGEN.
Den 2Gsten dezer krijgen wij van het gezel
schap Achard Monsieur ie Directeur ; den 28sten
La familie Pont Blquet.
Verdi en de Censuur.
Voor de stichting van het koninkrijk Itali
had Verdi dikwijls moeielijkhedsn met de censuur
van de kleinere Italiaansche vorsten, n.l. die van
het Oostenrijksche bestuur te Milaan en te Veneti
en vooral met die van de cardinalen te Rome.
Een tot heden toe onbekende brief van 1851
dus uit een tijdperk waarin de censuur naar
willekeur werken misvormde of weigerde aan
den beeldhouwer Vincenzo Luccardi te Rome,
geeft een blik in dien toestand :
Busseto, l December 1851.
Waarde Vriend.
»Dit jaar kom ik niet te Rome zooals gij en
ik gehoopt hadden, want vele omstandigheden
beletten mij u en mijne vrienden te komen be
groeten en de eeuwige stad te zien.
Laten wij hopen dat een volgende maal alles
beter zal gaan, doch ik wil niemand beschul
digen. De fout ligt geheel aan rnij.
Ik weet dat niet alleen Stifftlio maar ook l
>goletto te Rome niet voldaan hebben. Die
impresari begrijpen echter nog riet dat wanneer de
werken niet in hun geheel gegeven kunnen
worden zooals de componist ze heeft bedoeld,
het beter is ze niet te geven ; zij begrijpen niet
dat de verandering van een stuk of van eene
scène bijna altijd de oorzaak is van weinig succes.
llllllllllUIIIIIIIIIIIttllllllllltlllllUIM
In het begin begreep hij geen woord. Hij
kon zich niet losrukken van de omgeving.
Daar buiten op het perron heerschte een
rustelooze werkzaamheid. Lantarens gedragen
door heen en weer loopende, ontstelde beambten,
flikkerden hier en daar. Eene menigte werk
lieden waren bezig onder de overblijselen van
den verongelukten trein nasporingen te doen
en het spoor vrij te maken.
Er werd gehamerd en gezaagd en geklopt.
Men sleepte half verbrijzelde koffers en ge
broken kisten uit de goederenwagons. Men
floot met signaalfluitjes en liet den stoom
uit den locomotief ontsnappen. Men schreeuwde
en brulde, gaf bevelen en tegenbevelen. Maar
akeliger dan het leven en geschreeuw daar
buiten, klonk het gekerm der gewonden in
de nevenzaal en akelig was de doodelijke
stilte hier binnen.
Plij hield de papieren dichter bij de lamp
en trachtte er zijne gedachten op te
concentreereu. Het waren eenige blaadjes postpapier,
die door eene haastige vrouwenhand beschre
ven waren, blijkbaar die der verongelukte.
\\rant boven op het eerste blad stond nog
de datum van den vorigen dag: »den Cden
September, 's middags '2 uur."
Hij beefde weder. Haar gezicht was weer
bedekt, maar het scheen hem toe, alsof' zij
den gebroken arm bewoog, alsof zij het pa
pier, dat zij in den (Jood had vastgehouden,
weer terug wou hebben.
Xeen, hij vergiste zich. Zij lag doodstil
onder het witte laken. Maar deze plechtige
stilte des doods was ook eene waarschuwing
voor hem, eene smeekbede om haar geheimen
niet te ontwijden. Want zooveel had hij wel
kunnen zien, dat het een soort van
dagboekaanteekeningen waren, die hij in de hand
hield,
»Ik moet," fluisterde hij half tot de doode
en half tot zichzelf.
En hij las:
»Te weten dat ik hem met n woord hier
heen kon roepen, dat hij in een oogenblik
Stel u nu voor wanneer er sprake is van het
geheele onderwerp te veranderen!!
Het is een sterk stuk dat ik mij heb kunnen
bedwingen niet openlijk te verklaren dat Stiffelio
en goletto, zooals zij te Rome gegeven zyn, niet
mrjne muziek gaven. Wat zoudt gij er van zeggen
wanneer men een zwarten doek over de neus van
een uwer schoone standbeelden bond ? Groet
alle vrienden, in het bijzonder Angiolini, van mij
en vergeet niet uw
G. VERDI.
Eugène d'Albert.
De componist en virtuoos Eugène d'A'bert
heeft zijn huwelijk, met eene zangeres, mej. Finck
aangekondigd, onmiddelijk na zijne echtscheiding
met Mevr. CareTïo.
Dit is reeds het derde huwelijk van d'Albert,
doch Mevr. Carrïo is er hem nog een vóór, want
wanneer deze dame mocht hertrouwen zou zij
het voorrecht hebben reeds haar vierden echtge
noot te bezitten.
Een zeker individu Mozart!
Zooals men weet had Die Entführung au* dem
Serait, dank zy' Mozart's muziek, een zeer groot
succes te Weenen. Het libretto was door
Step.tani zonder toestemming van den auteur bewerkt
naar een drama: Constanse und Belmonte van
Bretzner. Dit vond Bretzner wel wat vry en
niet ten onrechte, doch vreemder is het dat hij
Mozart aansprakelijk stelde in een weinig hoff
lijk schrijven in het Letpziger Journal van den
volgenden inhoud:
Een zeker individu, Mozart genaamd, wonende
te Weenen, heefc zonder mijne toestemming mu
ziek gecomponeerd op een libretto getrokken uit
mijn roman: Belmonte und Constanse. Ik pro
testeer tegen deze inbreuk op mijne rechten en
maak bekend dat ik bovengenoemden Mozart bij
het gerecht heb aangeklaagd.
Bretzner had gelijk met zijn aanklacht, doch
of zonder de muziek van dat individu het werk
ooit bekend ware geworden, blijft zeer de vraag.
Trilby."
Te Londen is alles Tnlby. Er zijn Trilby
hoeden, Trilby-blouses, en het zil nog erger
worden, zeggen de kenners. Trilby i, gelijk de
lezer weet, het werk van Du Maurice, dat is ge
heel de engelsch sprekende wereld een enorm
succes heeft gehad, een geschiedenis van onder
hypnotische invloeden levende lieden. Thans is
de roman door Potter tot een tooneelstuk omge
werkt, en door bet gezelschap van mr Beerbohm
Free in llaymarket theatre opgevoerd, met het
zelfde geluk als het boek is uitgegeven. Stamp
volle zalen, en daverende toejuchingee.
Uit Meiningen.
En dan zeggen de menschen nog. dat de dra
matische kunst op de tlesch is '. Te Meiningen
werd een treurspel vertoond, gloednieuw van
vorm, maar van leeftijd bijna klassiek: het
Trauerfpiel in 'J'yrol, van Karl Immermann. Immermann
zelf heeft in ';>3';H het stuk, dat van 182G
dateert, geheel omgewerkt, en het toen genoemd
st'idreas tlofer, der Sandwirth vun Pansiier. Paul
Lindau heeft thans die twee drama's
»samengedichf' en er bijgemaakt wat hij onontbeerlijk
achtte, d. i. een verliefd paar en een dosis mystiek.
De laatste, zoo deelt het Berlmer Tngeblatt mede,
heeft enorm veel goed gedaan aan het stuk.
Er is een ongekende zorg besteed aan de
uitvoering: de Meiningers overtroffen zich zelf,
en het succes was, hoewel de eerste voorstelling
vier uur duurde, grossartig.
Dat is er dus aan van het praatje, dat onze
tijd geen dramatsche kunst heeft !
hier kon zijn en dat ik dit woord niet
zeggen kan.
Te weten dat het eenige, dat ik voor hem
doen kan, is, dat ik uit zijn leven verdwijn,
zooals ik binnen weinige uren uit deze stad
verdwijnen zal, zonder dat hij er eenig ver
moeden van heeft, dat ik hem zoo nabij ben
geweest. Zonder dat hij weet, dat ik hem
liefheb.
Hij weet het niet. Met geen enkel woord,
met geen teeken van leven, heb ik op zijnen
brief geantwoord en ik heb hem door mijn
zwijgen doen gelooven, dat hij rnij doodelijk
beleedigd heeft, dat ik verlang dat alles tus
schen ons uit zal zijn. Alles vriendschap,
vertrouwen, belangstelling, al wat den glans
en het geluk van zulk leven uitmaakte, alles,
alles!
Ja, zijn vreeselijke brief zou mij doodelijk
beleedigd hebben, het zou uit zijn tusschen
ons als ik hem niet liefhad!
Het is alsof elk woord in dezen brief het
papier verschroeide, woorden die wonden en
geeselen, die liefkoozeu en lokken, die om
wederliefde bedelen, roepen om geluk!
K u rijst het een, dan het ander uit dezen
gloeienden, trillendeu minnebrief voor mijne
herinnering op en staat in vlammend schrift
voor mijne oogen. Ik herhaal de woorden,
tracht hunne betcekenis in mijn eigen taal
over te brengen, luister met kloppend hart
er naar of zij wel echt klinken. En terwijl
ik luister, word ik. als door hypnotisme, in
zijn eigen stemming gebracht. Ik laat hem
tot mij zeggen, met woorden, scherp als
dolksteken, dat ik bevooroordoeld ben en laf,
als ik het geluk niet durf aangrijpen, zooals
het me wordt aangeboden. Ik laat hem mij
toefluisteren met verleidelijk overtuigende
woorden, dat niemand ongelukkig hehoeft te
worden omdat wij gelukkig zijn, dat niemand
het zal kunnen vermoeden allerminst zij
zijn vrouw. Ik beef van angst als hij mij
beveelt hem te zeggen waar ik ben hem
tot mij te roepen ! En als hij zegt, dat het