De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 1 december pagina 11

1 december 1895 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

No 962 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 11 Rijwiel-belasting. Mr. Rutgers v. Rozenburg tot den Alg. j\red. Widr. Bond: Kijkt me nu maar na op je fiets !" SNUIFJES. Een van de aangenaamste verrassingen, ?clie ik vóór St. Nicolaasdag reeds ontvangen heb, is de catalogus van den heer v. d. Broecke, ..Wetenschappelijk Boekhandelaar" in de Doelenstraat alhier. Deze Wetenschappelijke Boekhandelaar heefteen Wetenschappelijken Boekhandel" en deze in ah leeskamer inge richt." ? Ik neem, zoo schrijft de heer v. d Broecke, ik neem van deze gelegenheid ge bruik u mijnen Boekhandel voor 't vervolg te recommandeeren." Voor bibliografische nasporingcn: als opgave van titels en derge lijke, is mijn zaak bijzonder goed ingericht en verzoek ik u bij voorkomen, zulke vragen steeds aan mij te richten. Bijgaande kaart bevat een samenstelling der voornaamste, takken der Wetenschap. U gelieve te onderstreepen." ?>Moge een en ander een gunstlgen weerklank bij u vinden." Nu, die kaart, welke een samen stelling van de voornaamste takken der Weten schappen bevat, heb ik slechts te onderteekenen pn naar de Doelenstraat te zenden om den Wetenschappelijken Boekhandelaar te doen weten dat ik tevens wensch in aanmerking te komen, een voorstel of vraag te doen voor de j oprichting van een Medisch, Juridisch, Theo- ? logisch leesgezelschap." Maar ik loop niet in den val. Eenmaal zoo'n samenstelling van de voor naamste takken van wetenschap in mijn bezit, krijgt geen schepsel die uit mijn handen ; daarvoor heeft dat kleinood te gunstigen weerklank bij mij gevonden en bij voorkomen kan ik er een te goed gebruik van nemen, om deze kaart nu prijs te geven, ook al wenschte ik in aanmerking te komen om een -vraag te doen. De eenige vraag trouwens, waarop men bij mijn nasporingen in de Doe lenstraat allicht, geen opgave kan verstrekken zou deze zijn: hoe komt het toch, dat de brief van den uitgeyer-timmermansknecht Verweij, te Mijdrecht, die voor eenige weken zulk een opgang heeft gemaakt, in zoo menig opzicht tot model schijnt verstrekt te hebben, voor de St. Nicolaas copie van den Wetenschappe lijken boekhandelaar en uitgever? Zou dit ook moeten worden toegeschreven aan den invloed van het vak, dat er toe leidt alleen den rug van een boek te lezen ? Eindelijk komt alles dan toch waar het wezen moet, het moge een poosje duren, en je stemming niet van de pleizierigste zijn, omdat je wel tienmaal bij je zelf gezegd hebt, maar nu loopt het toch spaak in een goed geordende wereld als de onze, moet je de hoop nooit opgeven, alles krijgt ten slotte zijn deel. In deze optimistische opvatting van het leven ben ik nu weer versterkt door de lotgevallen van de Historische Galerij Eerst verkocht, voor veel te weinig geld verkocht, leek het zoo goed als zeker, dat het buitenland ons deze kostelijke verzameling zou afhandig maken, en alles wat iets gevoelde voor onze historie en dus ook. of nog veel meer ge voelde voor onze Historische Galerij, hield zich het hart vast, vooral (oen men vernam, dat de collectie, op haar allervoordeeligst ge plaatst, tentoongesteld was te 's Gi'avenhage, waar het natuurlijk leeft van buitenlandsche diplomaten, die tot tijdverdrijf'aan kunst doen en dadelijk hunne Regeeringen en de hun bekende museumdirecties zouden kunnen wij zen op de aanwinst, die hier, in spijt van de steinreiche Hollanders, te behalen was, uitlokkend als een Sabijnsche maagdenroof. Maar ziet dat buitenkansje is de barbaren afge snoept. De heer J- C. v Hattem v. Kilewoutsdijk hoeft beslag op de collectie gelegd, haar ver volgens aangeboden aan de stad 's Gravenhage, welker bestuur op zijn beurt, het geschenk heeft aanvaard, om het een plaats in te ruimen op de bovengangen van het Raadhuis. Zoo bergt dus onze residentie, die in haar ooyevaar op de vischmarkt reeds een interessant stuk natuur rijk is in de onmiddellijke nabijheid daarvan een nieuw stuk kunst en historie. De natie kan weer gerust zijn, en haar zorg aan andere dingen wijden, als haar althans niet de vraag te zeer bezig houdt: waarom de Nederlandsche historie juist in 99 stukken is gedeeld, alsof zij het niet tot 100 had kunnen brengen. Wnarom een historische galerij zon der no. 100? Of is dat nr opzettelijk open gehouden, om het te bestemmen voor het afbeeld sel van den heer v. Hattem v. Ellerwoutsdijk. den edelen schenker? Gram en Löff'elt schilderen niet, geloof ik, althans niet meer, maar zou Vogel zich niet van dien plicht der dankbaarheid willen kwijten ? Waar er 99 hangen, kan toch de 100ste er nog wel bij ! In n opzicht ben ik gerust gesteld. Ik heb een oogenblik gevreesd, dat het met de beroeps- officieren en de schutterij- of lief heb berij-ofiicieren een gespannen toestand zou worden, als tusschen de Montecchi's en de Capuletti's, zoodat zij elkander voorbij zouden gaan zonder groeten. Maar het gevaar is afgewend. De Minister denkt er niet aan hen daartoe te noodzaken. Ik was al begaan met het lot van al die Romeo's en Julia's, die tot het uitvoeren van balconscènes zou den veroordeeld zijn ; want als de pa's niet eens meer zoo iets nuchters voor elkaar over mogen hebben als een militair saluut, hoe zouden de kinderen dan elkander in het openbaar durven omhelzen? Intusschen uit dat valsch alarm is mij duidelijk geworden : wat zoo'n Minister van Oorlog al zou knnnc.n uitwerken, als hij daar den boozen lust maar toe bezat. Zes regeltjes schrifts en hij dic teert een binnenlandschen oorlog! Natuurlijk, onze Minister is daartoe te verstandig, hij heeft er geen oigenblik oan gedacht zoo iets te doen maar wie staat voor zijn opvol ger in '.' Dat. is een beroerde geschiedenis, de por tiers van het Suasso Museum zijn niet in orde En daar scheelt niet zoo'n beetje aan. Mijn vriend Verster is hun zoo maar op een af stand, niet eens bijzonder aandachtig voorbijgeloopen, en daar schoot hem een kardi nale flater in het oog, ze droegen boven de geborduurde Kt Andries kruizen een misvorm de koningskroon in plaats van een fatsoen lijke keizerskroon, en de rest navenant Wieii dit te wijten? Behoort de portiersplunje on der Publieke Werken, onder Armenzorg of Onderwijs? I-s T reu b de schuldige, of Sch lvinck of v. Hall'.' Komen die portiersjassen, met foutieve kragen en knoopen uit de gemeente-kli-érenfabriek op het Singel. Of heeft een particulier, Wente. Schakel of een ander die slordigheden op zijn rekening? Maarzoo ziet men alweer, als een mmeum niet onder Rijkstoezicht staat is er dadelijk een 'kardi nale flater te signaleeren.'1 En nu zou men nog tegen de Stuers willen ageeren, die juist in het Mauritshuis zijn talent in het aankleeden van suppoosten zoo duidelijk aan den dag heeft gelegd! Het doet mijn Vaderlandsch hart altijd goed, als ik zie, dat er nog menschen zijn, die Oud-IIolland naar waarde weten te schatten. Daarom verheugde ik mij niet weinig toen ik vernam, dat Robert E ruin, de Leidsche professor, der juridische faculteit te Utrecht een kamer-versiering had aangeboden, be staande in een schoorsteenbetimmering, door Houtzager te vervaardigen in Oud-Hollandschen stijl, passende bij den schoorsteenmantel der faculteitskamer. Mijn vreugde steeg ten top, toen ik even later hoorde, dat door Pols en d'Aulnis de Bourouill bij dien Hollandschen schoorsteenmantel en schoorsteenbetimmering nu ook de buste zou gevoegd worden van de Oud-Hollandsehe beroemdheid, Hugo de Groot. Maar dadelijk dacht ik daarbij, als die twee geleerde mannen het vervaardigen van dit borstbeeld nu maar aan bekwame handen toevertrouwen ! Hoe licht toch hadden een paar professoren, door hun studie van het recht belemmerd in hun esthetische ontwik keling, het hoetseeren van den kop van den grooten Huig kunnen opdragen aan tien eersten den besten Hollander, die beeldjes maakt, zooals Leenhoff', Pander, v. Hove enz Maar de uitkomst heeft mijn vrees beschaamd. Het is uitstekend afgeloopen. Pols en d'Aulnis hebben zich tot geen dwaasheid laten ver leiden. Of zij misschien hun voordeel hebben gedaan rnct den smaak van den Utrechtsehen Franschman, wiens avantage ik dezer dagen mocht mei'ileelen, ik weet het niet, maar in elk geval, het is hun gelukt den eenigen man op te sporen, die instaat geacht mocht worden voor een l'lrrfldwhe faculteitskamer bij een Ond-flollaiKlai-lien schoorsteen een borstbeeld van den Oud-llolhtnilxdtrii Hugo do Groot te boetseeren . .. een beeldhouwer te liru-fnel, de heer Aerts. Bij de gedachte aan zoo'n echt Nederhind-ch stukje vlo :it mijn Nederlandsen bloed sneller dan gewoonlijk door de aderen. Een luid Hoezee voor de beide heeren en voor ieder hunner een dubbele prise van mijn geurigste snuif. Vindt men mijn opgewondenheid een weinig onmatig, men bedenke, dat deze heeren l>ro/r'xnoren zijn, en hun voorbeeld van zoo grooten invloed kan zijn op de door hun onderwezen jeugd. Die Spes Patriae zal ook. de Spes Artis zijn.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl