De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 1 december pagina 5

1 december 1895 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 962 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. vriend verlaat; om hem buiten de verleiding te plaatsen, naar Berlijn met hem trekt, naar Scheveningen, naar Florence, etc. etc. dan kan men er van overtuigd zijn, dat het noch aan de om standigheden, noch aan den wil van den auteur gelegen heeft, als deze Felicia en de Foyle niet twee menschen zya geworden, die onze be langstelling ter strakste spanning hebben getrok ken. Inderdaad om ons tot Felicia te bepalen niets menschelyks was haar vreemd. Zoo hoog en diep geen gedachte, of zij mocht in staat ge rekend worden haar te kunnen voeden, geen gevoel dat zy niet zou kunnen ondergaan. Kaar de schrijver ons verzekert, heeft zij geschreid, gezucht, gebruischt, gehuiverd, gesidderd. Hoe gevoelig zij was naar het physieke, blykt wel het duidelijkst uit de mededeeling van de Spie, dat, toen Hugh haar vertelde van de Foyle's borstomtrek, die twaalf, en van zijn biceps, die acht en dertig centimeter mat, benevens van een kleine moedervlek, welke de baron op zijn lin kerborst had, Felicia haar oogen sloot. Zóó werkte deze beschrijving op haar corpus, dat zy -was n gloeiing, een gloeiing, die haar prikkelde op den rug als met duizend naalden en haar b^jna bezwijmen deed." In het vervolg, zoodra zij den baron ontmoette, zag ze de moedervlek door zijn plastron heen En zoo iemand zou niet leven P Ja, we durven het haast niet zeggen, omdat het al te ongelooflijk schijnt, maar toch het is zoo, deze Felicia was geen mensch van vleesch en bloed, zij behoort met haar vriend de Foyle tot de personages van de poppenkast, waarin de Spie hen deed bewegen, terwijl hij zelf er het woord bij voerde tot in lichting en, naar hy hoopte, tot stichting van het publiek. Zoo vreemd kon het niet met hen gaan, of de toeschouwers bleven er kalm bij. Toen wij b. v. Felicia in het holst van den nacht door Berlijn zagen zwerven om haar on trouwen ridder te zoeken, die het zoeken niet waard was, keken w\j nog wel naar de stad in donker, werden geboeid door de decors, maar de droeve juffer zelve volgden wij niet. Zóó tragisch kon het tooneel niet worden, dat wij er door aangegrepen ons gevoelden, en by het huivering wekkendste steeg de hittegraad onzer belang stelling niet hooger dan tot den uitroep: wel, wel! jongens, jongens! zoo, zoo! En toch, dit lag geenszins aan de ingetogenheid waarmee de Spie zijn. onderwerwerp behandelde, zoodat van hem gezegd zou kunnen worden, dat hy op het middelmatige in den hartstocht had aangehouden. Neen, tot het ijselijkste van al wat ijselijk is heeft hij onze fantasie gelokt. «Felicia was een tqgerin geweest." Z\j had een mes gezocht om de Foyle te dooden. Z\j was tot bezinning geko men, »een lange siddering doorvoer haar lichaam." Van wanhoop kroop zij over den vloer en rolde zich om en om, terwijl haar losgelaten zwarte haren haar naslierden; met haar tanden reet zy de flossen uit het tapijt, van wanhoop; met haar tong lekte zij het tapijt, van wanhoop, maar des ondanks konden wij nog geen menschely'k leven in deze Felicia waarnemen en kwam in ons, naar wij meenen te weten, niet ongevoelig gemoed, alleen de vraag op: of dit nu niet jammer was van het tapijt. De houten menscbjes, aan de touwtjes, die de Spie in de handen heeft, bewegen zich dus genoeg. Zij trekken bovendien een serie van gezichten, beschikken over een stel gelaatsuit drukkingen, waaronder er zy'n, die u doen denken : kijk, nu gelijkt het toch bijna ergens op, en het meest is dit het geval, wanneer hun oogen glazig en wazig worden, aangedaan door de liefde, waaraan zij laboreeren als aan een plaatselijke on gesteldheid, zoo iets als maagkramp of buikpijn. Maar al schijnen zy iets, zelfs veel natuurlijker onder deze gewaarwording, dan bij al hun overige gevoeligheden, de nabootsing blijft nog gebrekkig, in overeenstemming met de schilderkunst van Felicia en met de dichtkunst van de Foyle, de schitterende gaven, waarmee de Spie zijn povere Heer en Dame heeft bedeeld, zonder een zweem van samengroei tusschen deze ideale vermogens en beider geest en gemoed. Een dichtkunst en een schilderkunst, als een kunstbeen, dat de ongelukkige bezitter 's avonds losgespt om het weg te zetten in een hoek. D. K. (Slot volgt.) Christelijke kunst. Op het te Amsterdam gehouden kerkelijk con gres is ook de restauratie-methode van den heer de Stuers ter sprake gebracht en te licht bevonden. Tegen de verwijten van te zy'n een «smalle ge meente", en «enghartig Protestantisme" te kweeken, neemt mr. J. E. Banck, in een vierde artikel in de Arnh. Ort. (van 15 Nov.) over Christelijke kunst, deze lieden in bescherming. HU wijst nog eens op het verkeerde van de alleenheerschappij van Jhr. de Stuers, en klaagt over het uiteen spatten der commissie van Rijksadviseurs. »Nu is er niets meer zegt mr. Banck dat aan de dictatuur van den heer de Stuers in den weg staat, die zich uitsluitend door zyn persoonlijke opvatting, door zijn archaëologische liefhebber^ zooals zijn kunstinrichting het best wordt aangeduidt, laat leiden." Niet iedere gemeente is ryk genoeg om, als Bolsward bij zy'n stadhuis, de wijze van restauratie naar haar zin te doen, ten koste van een karig rijkssubsidie. Dan schrijft mr. Banck: »0p het kerkelijk congres werd verder de niet onbelangrijke vraag besproken, of men bij de restauratie uitsluitend op het monumentaal karak ter der gebouwen heeft te letten, dan wel ook met de tegenwoordige bestemming van protestantsche bedehuizen heeft rekening te houden. Het antwoord kan niet twijfelachtig zijn, dat zoowel het een als het ander behoort te geschieden. Een volledige restauratie zou tot gevolg hebben dat de kerken door de protestanten werden ont ruimd, om die wederom aan de katholieken af te staan. Daaraan denkt op dit oogenblik ge lukkig niemand, maar de consequentie zou daartoe moeten leiden " »Het is overigens een onbegonnen werk de gothische kerken te willen voltooien. Wanneer men met de buitenzijde gereed is, zou men met de binnenzijde kunnen beginnen en omgekeerd. Meest alle deze gebouwen zy'n in fragmentarischen toestand tot ons gekomen. Bij velen ontbreken de torens geheel of ten deele. Bij sommigen ont breekt het koor, terwy'l by anderen de kerk enkel uit het koor bestaat. Meerdere dezer kerken behooren aan vervallen gemeenten, die slechts een deel van het gebouw in gebruik hebben en onmogelijk met de onderhoudskosten van het geheel kunnen bezwaard worden, zoodat zy spoedig tot den vroegeren toestand terugkeeren. Een dergelijke archaëologische liefhebbey kan tonnen gouds verzwelgen zonder eenig practisch resultaat. Zoo wordt er sinds eenige jaren te Medemblik aan de reconstructie van een oud nagenoeg waardeloos gebouw gewerkt, waarvan de stemming nog alty'd in het onzekere ligt. Der gelijke handelingen moeten als geldverspilling worden beschouwd Somtyds worden, ter wille der eenheid van styl, oude gedeelte weggebroken, om daarvoor nieuwe in de plaats te stellen. Op die wijze ont aardt de restauratie in een reconstructie, die alle ware vrienden der kunst moeten afkeuren. Men vergeet, dat deze eeuwenoude gebouwen in hunne verschillende stijlen een steenen kroniek verte genwoordigen, die op zyn beurt een historisch karakter heeft verkregen. Meermalen geschiedt de restauratie zoo ruw en onhandig, dat het monument zelf belangrijk schade lijdt, gelijk nog onlangs bij de herstelling der Onze Lieve Vrouwekerk te Maastricht geschied is." Zijn conclusie is: «Alle restauratie is uit den booze", die niet met de noodige zorg en zaak kennis geschiedt. De dood van Dumas fils. Na Renan, na Taine, na Pasteur,'is nu ook Dumas heengegaan. Het intellectueele'Frankrijk heeft, zou men zeggen, er zijn kroon bij ver loren. Aldus Lemaitre in den Figaro. En de echo daarvan klinkt door alle Fransche bladen. Men herinnert aan zijn veelvuldigen en veelzijdigen arbeid: dramaticus en filosoof, socioloog en christelijk moralist, wat was hij niet ? Hij was sterk,' zegt Lemaitre, hij was mooi, en hij was goed. Hy laat ons achter in een langen en diepen rouw, te pijnlijker nu wüverkeeren* in 'een tyd, dat wij weinig reden hebben om het openbaar leven met vreugde mee te leven. De volgende week meer over dezen doode. ii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiii Minimin i iiiiiiiiiiiiniii iiimtmimiimiiiiitiii n mini i l H" i iiiniiiim eens Het Expeiitie-contract der tentoonstelling." Mijnheer de liedacteur! Tot dusverre heeft onze combinatie zich stelsel matig onthouden van iedere inmenging in het twistgeschrijf omtrent bovenstaand onderwerp, dat al zooveel meerendeels ttotaal onbevoegde pennen in beweging heeft gebracht. Wanneer de ondergeteekende thans voor zich van deze gedragslijn afwijkt, dan is het uitsuitend om dat de heer Q. N. ia zijn zakelijk geschreven stukje, voorkomende in uw No. van 17 dezer zijn naam noemt en hem woorden in den mond legt, die hij voor een deel niet uitgesproken heeft, terwijl zij voor een ander deel niet in het juiste verband worden weergegeven. Q. N. heeft m. i. een goed werk verricht met inlichtingen te gaan vragen aan het meest voor de hand liggende adres, n.l. bij het Comitézelf, iets wat de meeste personen, die zich tot oordeeleu en veroordeelen geroepen achtten onverklaarbaar genoeg hebben verzuimd. Jammer echter, dat Q. N. nog niet n schrede verder is gegaan en ook den expediteurs niet eens om inlichtingen heeft gevraagd, voordat hij op gezag van een comité-lid hen in een min gunstig daglicht plaatste en het door hem medegedeelde citaat neerschreef. Nu hij dit naliet, zij het mij vergund, Mijnheer de Redacteur, Q. N.'s grootendeels zeer juiste mededeelingen voor zoover noodig te retificeeren en aan te vullen met het volgende. Dat de woorden Je m'en fiche" door mij bij het bedoelde onderhoud met de heeren Ancelot en Bryliuski gesproken zouden zijn, is eenvoudig een formidabele leugen" of meer parlementair uitge drukt bezijden de waarheid." (De lezer mag zelf de kwalificatie kiezen, die hem goeddunkt). Ik versta nog juist Fransch genoeg om te weten, dat de geciteerde vulgaire uitdrukking in een dergelijk onderhoud minder op zijn plaats zou zijn en moet aannemen, dat het comité-lid, van wie Q. N. zijne inlichtingen ontving, een weinig ontsteld door de luidruchtige en heftige dreigementen der IIIIIIIIIIIIIIIHIIII Een pscMÉuit Uantiipel. DOOR ALFRED FRIEDMANN. ?oSir.... Mijnheer!" »What is the matter, George? Wat is er aan de hand? »Ik ik zou graag trouwen!" De engelsche gezant aan den Gouden Hoorn legt zijn geheimschrijver de welverzorgde handen op het blond, gladgekamde haar. »Daar neb je mijn zegen!" »Tharik you, Sir.... Thank you very much.' Wel bedankt. Maar mijn meisje is arm..." »Maar toch mooi... en ... geen Turksche ?" «Neen, zij is een schilderij, een beeld. Juf frouw van gezelschap bij een europeesche familie hier, en gek op mij!" »Poor girl! Arme meid," zeide de gezant, en sneed met een damascener dolk zijn brieven open. »Ja! Arm, Sir. .. Maar, als gij dat wildot, had ik morgen 50,000 pond sterling." » Vijftigduizend... engelsche .... ponden! S'death!" schoof sir tusschen zijn tanden door. »Die heb ik zelf niet, en als ik ze had, goede George, bleef ik geen maand meer aan deze zoete wateren. Laat elke minaret voor mijn part naar den 50,000 pond sterling! Waar zou ik die vandaan halen ?.. en waarom zou ik ze aan jou geven ? Je bent gek, George my boy. De mooiste dochter van Albion behoort je zei je niet dat zij een engelsche is?" .... »Ik vergat.... maar ze is uit Yorkshire ....U...." »En 50,000 pond sterling Van mij! Je bebt.... Dardanellenwater gedronken. Dat moet tegenwoordig heel koppig zijn!" »Ik heb vandaag maar n whisky gedron ken. Old Irish whisky. Laat het meisje maar stil aan mij over, Sir ...! Maar het geld wil mij de russische gezant, de heer von.. .. off geven, als...." »Ah; George, daar steekt een knoethistorie achter. Als je een Rus waart, Siberië, Sacharin. ... zoo iets zat er op!" »Dat deed het ook! Sir.... Gewoon hoog verraad. Daarom zeg ik het u vooruit!" »In ieder geval verstandiger, dan nader hand. Nu, vooruit.... wat is den Rus zooveel waard 50,000 pond sterling! Hè!" »Sir .... Uw...." »Nu?.... Mijn? Vooruit ermee!" »Uw geheime correspondentie!" »Zounds!" riep Sir. »Doet hij het niet voor minder?" »Neen. En, mijnheer, ik zal u maar alles zeggen. Hij heeft mij zelfs een schip aange boden, waarop ik kon vluchten. Maar ik heb mij niet laten inpakken. Ik ben een man van eer, een patriot, en, last not least, inderdaad uw zeer dienstvaardige dienaar. Het zou mij moeilijk vallen, juist u onaan genaamheden ...." »Anders niet? Nu, mr. George, ik heb respect voor uw gevoelens. Ieder kan in zijn kasteel, zyn huis, een klein beetje Onzen Lieven Heer spelen, de deugd beloonen en de misdaad straffen. Ik heb op deze godde lijke, kwalijk riekende, driehoekige landtong van het uiteinde van den Thracischen Bosporus wel geen kasteel maar hier is de sleutel van mijn schrijftafel. Déze sleutel past op de geheime lade die open springt, wanneer je hier.... zie-je.... een beetje Vrij i«*»M. «^"W-Q~ - <J ? "~* l <? l Fransche heerec, minder nauwkeurig heeft geluis terd en nu den indruk, die mijne woorden op hem ; n minimum mini jniiiiiiiiiitiimiim drukt met je voet. En deze derde meta'.en >>Sesam-doe-open" is van de cassette in de geheime lade. Zij bevat de allergeheimste »Politische Nachrichten" van Hare Majesteit de Koningin van Engeland en Keizerin van Indië." »Sir ! Is u dat ernst?" »Waarachtig. Ik ga nu naar een soiree van den russischen gezant!" »U zult toch niet!...." »Houd-je bedaard. Neem gerust de papieren weg; maar wees zoo goed, en maak er voor mij een copie van. Vijftig duizend pond ster ling is mijn geheimschrijven wel een slapeloozen nacht waard Hoeveel roebels is dat ook weer.... 220,000 roebels!.... AM t, mr. George?" Mr. George stond verbluft. Maar hij was een Engelschman en had behalve een warm hart, dat klopte voor zijn mooie landgenoote, veel koud bloed. Hij maakte een buiging, en ging aan den arbeid. Te vier uur des morgens, juist toen zijn chef van het bal bij den russsischen gezant thuis kwam, draaide mr. George de drie sloten dicht en hij kon aan sir nog juist de sleutels teruggeven. Deze vroeg geeuwend, of hij de afschriften goed voor hem had weggepakt. Op het bevestigend antwoord bromde hij, geeuwend : ,,,?,, , , »Att righf en ging te bed. Weldra had hij de geheele geschiedenis vergeten. Konstantinopel verbaasde zich een weinig, dat mr. George met een mooie, arme, engel sche gouvernante trouwde; totnogtoe meende men, dat hij zelf »ook niets" bezat. Zij richtten echter een villa in, vlak bij de »serailpunt", weelderig, en leidden een leven van pleizier. Toch bleef de jonge echtgenoot secretaris bij den engelschen gezant. Het russische schip, dat in de buurt van de haven voor hem met stoom op had gelegen doofde gemaakt hebben, op zijne wijze voor Q.1N. in het Fransch heeft vertaald. Een dusdanige vrije" vertaling mag echter niet voor een citaat" wor den uitgegeven. Yolkomen waar is het, dat ik gezegd heb: »Je prends ce qui m'est Ie plus avantageux" of ten minste iets dergelijks, maar dit was in antwoord aan den heer Ancelot, die verklaarde, dat hij tegen de prijzen geen bezwaar had, maar alleen wenschte te weten, wanneer ik maat en wanneer ik gewicht zou berekenen. Waar nu in het expeditie-contract staat: berekening per maat of gewicht ter keuze va» de vervoerders," zou ik wel eens willen weten, wat ik den heer Ancelot anders had moeten ant woorden! Wel is mij door het comitémenigmaal verweten, soms in zeer beleedigende bewoordingen, dat dit eene onbillijke en willekeurige toepassing was van de aangehaalde bepaling, maar ik heb daar tegenover steeds staande gehouden, gelijk ik nog doe, dat integendeel mijne toepassing de eenige juiste en iedere andere willekeurig is. Leidt die toepassing tot onbillijkheden, dan deugen de prijzen niet of had de bepaling anders moeten luiden); doch hierover straks nader. Ik heb het comitébij herhaling uitgenoodigd mij n werkelijk deskundige aan te wijzen, die hierin met mij van meening ver schilt, maar ofschoon het tot heden in gebreke bleef hieraan te voldoen, verkondigt het nu aan S. N. weder dezelfde wijsheid en stelt het voor sof mijne willekeurige toepassing" van de be paling in kwestie de oorzaak ia geweest van al de onaangenaamheden, waaraan het comitéter zake van de expeditie heeft blootgestaan. Toen ik ook op de eischen der Fransche heeren om den prijs per 4 M3, of per 3 M3, te stellen of wel om de berekeningswijze van de Compagnie Transatlantique toe te passen, herhaalde, dat ik mij daarmede niet kon inlaten, dat ^de expediteurs niet met hen maar met het comitéeen duidelijk contract hadden en dat ik derhalve niet anders kon doen dan mij daaraan houden, werd inderdaad door de heeren met het noodige pathos beweerd, dat ik daarmede den goeden naam van stad en land en het welslagen der tentoonstelling in gevaar bracht, want dat geen der Fransche exposanten zijne kisten zou openen indien ik weigerde toe te geven en dat dan Amsterdam een mal figuur zou alaan ten aanzien van gansch Europa, etc. etc. (het was ongeveer twee dageu vóór de offlcieele opening.) Ik wil gaarne bekennen, dat deze opge schroefde taal op mij juist het tegenovergestelde heeft uitgewerkt van wat er mede bedoeld werd, want het kwam mij zoo voor, dat Europa" iets beters te doen had dan de oogen op onze //Wereld tentoonstelling" gevestigd te houden en zich te vermoeien met de belangrijke kwestie of op den officieelen openingsdag de kisten der Fransche exposanten open of dicht waren. Wie op den openingsdag het hoofdgebouw heeft bezocht, weet trouwens, dat er toen nog weinig meer te zien was dan eene verzameling heel of half geopende kisten en het figunr, dat onze Wereldtentoon stelling" tegenover Europa" heeft gemaakt zou er dan ook naar mijne bescheiden meening weinig door geleden hebben of er een paar honderd kisten meer ongeopend hadden gestaan. Op de bedoelde bedreiging heb ik dan ook gelijk Q. N. terecht heeft vernomen zoo laconiek mogelijk geantwoord, dat mij dat onverschillig was en de heeren maar moesten doen wat hun goeddacht. Dat deze onverschilligheid den Franschen heeren in aanmerking genomen het m. i. wel wat al te overdreven enthousiasme, door hen bij de talrijke diners aan den dag gelegd verbazend moet hebben geërgerd, kan ik mij best begrijpen, dat echter het comitéhet voorstelt alsof ik den goeden naam van stad en land heb willen opofferen aan mijne (of onze) inhaligheid, vind ik minder fair", want het comitéweet evengoed als ik: lo. dat de reputatie van Amsterdam of van Nederland met mijne houding tegenover de geciteerde bedreiging hoegenaamd niets te maken heeft, 2o. dat ik als uitvoerder" van de overeenkomst, die tusschen het U. C. en de 4 expediteurs in HUIIIIII riiimiimiiiiiiiiiimimimiiiimii zijn vuren, de ottomanische bank had de cheque van 50,000 pond sterling betaald, de verhoudingen waren reeds lang veranderd. De mogendheden huicbelden of wenscbten inderdaad een roerende eensgezindheid. Maar op het oogenblik van den telegrammendiefstal heette het, dat Engeland alleen met Duitschland, Turkije en Frankrijk samen ging, en dat zijn geheime politiek was gericht tegen Eusland. Dat stond duidelijk te lezen in de telegrammen, die mr. George B. aan den gezant van den tsaar tegen die groote som had overhandigd. Daarom had de russische chef niets anders te doen, dan deze schaakzetten te verijdelen. Hij was dan ook niet weinig verwonderd, toen op een goeden morgen sir zich bij hem liet aandienen, en verzocht om een geheim onderhoud. Nog meer was Zijn Excellentie verbaasd, toen de Engelschman hem te kennen gaf, te komen met de opdracht, om ieder voorstel van Rusland, dat maar even aannemelijk was, te ondersteunen; dat men aan de Theems op het oogenblik geneigd was, om den tsaar zoowel te Tokio, als aan den Gouden Hoorn ter wille te zijn. Dit stond in lijnrechten tegenspraak met de geheime telegrammen maar een valstrik kon het niet zijn, want sir... had een vol ledige volmacht, en verklaarde zich bereid om onmiddellijk, op staanden voet, ieder tractaat te onderteekenen, dat van Tussische zijde werd voorgesteld, tenzij dat voor Enge land vernederend mocht zijn. «Vijftigduizend pond sterling in het water gegooid!" zoo jammerde het hart van den Rus. »In den nek gezien!" Maar door wien? waarom? Mr. George B. had hem ongetwijfeld echte papieren verkocht. en de inhoud daarvan vormde een schel con

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl