De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 8 december pagina 10

8 december 1895 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No 963 Een ppnlaire (?) rijwiel-belasting, (Punch.) De St. Nicolaas-reclame van een Haarleischen Snelslaier. TOET (de hond van Punch), op zijn gevolg wijzend: »Met uw verlof, mijnheer, wij zijn allen belast; ?waarom moet hij (op den wielrijder wijzend) vrijblijven?" Sir MICHAEL HICKS-BEACH (Minister van Financiën): »De quaestie zal bij mij een onderwerp van ernstige overweging uitmaken." H^TSJES Tienduizend francs te leen, Door Julien Berr de Turique. Donec eris felix.... Jacques Destany is een alleraardigste kerel. Tn alle omstandigheden en op alle tijden kunt gg veilig bg hem hulp gaan zoeken. Zonder aarzelen geeft h\j, al naar gij het noodig hebt, Ejjn geld, zy'n krediet, zijn tijd en zijn invloed. Sommigen prijzen hem daarvoor, anderen vinden het verkeerd van hem. Op een avond, nadat er was getwist over Jacques' nimmer uitgeputte hulpvaardigheid, ?waarbij Ovidius, Seneca, La Eochefoucauld en Labiche met groote citaten waren te pas gekomen, ?werd in zijn vriendenkring afgesproken, een proef te nemen: Jacques zou geldverlegenheid voor wenden, en zich wenden tot diegenen van zijn kennissen, van wie hij wist dat zij hem konden helpen. De volgende brieven zijn de antwoorden op zijn verzoek : Beste jongen ; Wat spijt het my, dat ik van middag niet thuis was! Je kunt denken, dat ik het briefje dat je voor mij hebt achtergelaten, heb gelezen en herlezen, en ik heb te veel met je te doen, dan dat ik m\jn antwoord tot morgen zou uitstellen. Als ik vanavond niet werd opgehouden door gewichtige bezigheden, die ik onmogelijk kan laten liggen, als altijd is het een vriendschapsdienst?was ik dadelijk naar je toe gekomen, om je in de harde beproeving die je komt bezoeken den troost van mijn vriendschap en van mijn ervaring te brengen. Je hebt groot gelijk gehad, by mij aan te kloppen, en mij te herinneren aan de vriendschap die ik eenmaal voor je uitstekenden vader heb gehad. Deze vriendschap was mijnerzijds mag ik wel zeggen, op het diepste respect gegrond, want gelijk je weet, dank ik mijn aanzienlijke betrekking voor een deel aan hem. Ik zou dus, jonge vriend, dubbel reden heb ben _ Want je weet, dat ik ook jou graag mag lyden om mij geheel en al tot je beschikking te steilen. Ik zou zoo graag eigenhandig je de 10.000 frs. die je noodig hebt, komen brengen. Wat zou het een genoegen voor mij zijn, te kunnen zeggen: «Daar, betaal die beroerde schuld ! En word nu weer kalm. Het hoofd omhoog, en vooral, beleedig mij niet met spoedig af te betalen Ik zie in mijn verbeelding je gezicht plotseling ophelderen... Je omhelst me ... en ik, nadat ik met mijn manchette ter sluiks een traan heb weggeveegd, ga heen met de voldaanheid, aan een fatsoenlijken jongen man een dienst te hebben bewezen, een goed werk te hebben gedaan. Helaas, waarom, is dit maar een droom ? Waar om ben ik er niet rijk genoeg voor ? Hoe jammer, dat je verleden jaar niet in verlegenheid waart, toen ik nog eenig geld tot mijn beschikking had ! Ik zou niet aarzelen, het hutje, dat ik mij buiten liet bouwen, een verdieping lager te nemen. Heerlijk offer der vriendschap! Dat zou voor m\j een gelegenheid zijn geweest, om aan de nagedachtenis van je vader den tol der dank baarheid te betalen. Maar, zooals het huisje nu eenmaal is, heeft het, evenals de woning van Socrates, het voordeel, dat het af en toe een goeden vriend kan herbergen, en ik was al van plan je mede te deelen, dat ik bepaald op je reken. Ik hoop niet, dat je mijn verdriet dat ik je ditmaal niet kan helpen, nog grooter zult maken, door te weigeren. Ik bezweer je: je moet komen... maar maak eerst die verdraaide zaak in orde, zoodat je niet met zorgen rondloopt, waardoor de heilzame frissche lucht je niets zou geven. Je hebt genoeg vrienden die blij zullen zijn, je te kunnen helpen, en je daarmede hun genegenJieid te toonen. Ik benijd je. Geloof mij .... A. II. Beste vriend ; Hoe toevallig ! Juist stond ik op het punt aan jou te schrijven, en je dezelfde vraag te doen die je mij doet! Wederzijdsche teleurstelling dus! j Je tot op den bodem van zijn portemonnaie j berooide B. III. Beste vriend! Gij wilt mij ongetwijfeld te kennen geven, dat gij geld noodig hebt, om Indien gij dit met uw schrijven hebt beoogd, beste vriend, kunt gij verzekerd zijn, uw doel te hebben bereikt, Voor het overige past het j mij niet, boos op u te zijn, en in aanmerking nemende uw omstandigheden, die u ongetwijfeld zenuwachtig maken, bepaal ik mij er toe, n vriendschappelijk de hand te drukken. Het beste C. P.S. Houd mij op de hoogte. Het zal mij genoegen doen, te vernemen, dat gij hebt gevonden . £en Bonrpis-ZniYerags Kabinet (Uïk.) Als die loffelijke ijver maar blijft aanhouden ! welk een belang gij daarin stelt, en daar wij juis over dit onderwerp spreken, dat dit jaar de zaken uitstekend zijn gegaan. Wanneer gij dus in dezen brief niet de tienduizend francs vindt, waar gij mij om vwagt, ligt de schuld niet aan mijn geldelijke omstandigheden. Waarop stuiten echter niet dikwijls de een voudigste dingen af! Indien gij naar mijn bureau hadt geschreven, en mij gevraagd om vijftigduizend francs, ik zou niet de geringste moeielijkheid hebben gemaakt; maar ze je nog denzelfden avond hebben gezonden. In plaats daarvan schrijft gij naar mijn huis, en zonder eenig vermoeden van wat er komen zou, las ik uw brief aan mijn vrouw voor. Goede hemel; ik heb een prettig tooneel aan je te danken ! In dit soort zaken kent Héloïse geen toegefelijkheid. Voor haar is geieend geld verloren geld. Dat is een principe dat zij van haar vader heeft geërfd, een deurwaarder, zooals je weet ...... Zij is er mee grootgebracht .... en zooals Dumas zegt: dat kleeft aan haar huid vast. Ik had mooi praten, om haar te bewijzen dat er nobele uitzonderingen zijn, ik mocht op. haar gemoed werken, op haar godsdienstigheid ... het hielp alles niets. Zij verwijt mij dat zij bet het geld heeft aangebracht; zij beschuldigt mij, ons vermogen er door te brengen, zij krijgt het op haar zenuwen .... twee uur lang houdt dat aan, en voor een man die niets zoo lief heeft a's zijn werk, zijn die twee uur zoo goed als twea jaar, dat kan ik je verzekeren. In zulke omstandigheden geef ik altijd maartoe, en ik zend den vrager een besliste weigerirg. Dat helpt hem wel niet uit de verlegen heid, sn dat is treurig voor hem, maar mij brengt het in veiligheid. Nu het echter jou betrof, was ik aan onze oude vriendschap een explicatie schuldig. \u, rnijn vrouw kreeg een zenuwtoeval,dat het geheele huis op stelten heeft gebracht. Het bonst mij nog in de ooren. Ik moest ten. slotte zweren bij het hoofd van mijn schoonmama, dat ik je met neen zou antwoorden. Alles wat ik kon gedaan krijgen, was de toestemming om je tenminste op een beleefde manier mijn spijt te kennen te geven. Je zult mij misschien tegenwerpen dat ten eer ste die eed een afgedwongene was en dat ik ten tweede nog over geld genoeg heb te beschik ken, zoodat ik mijn vrouw geen nauwkeurig ver slag behoef te geven .... Maar, zie je, een on geluk .... Ik durf niet. Herinner je je nog op het gymnasium .... Jelui hieldt er me vaak mee voor den mal. Ik kon den leeraar geen leugen verkoopen, zonder daarbij zoo rood te worden als een paradijsappel. Van die beroerde zwakheid heb ik nog altijd last, en mijn vrouw trekt daarvan ongehoord partij. Er is geen kans op, haar iets wijs te maken. Dus, beste kerel, probeer het bij iemand an ders, en laat ik je een raad geven: ga in de eerste plaats naar lieden die zelf niet veel hebben: die geven nog het eerst. En wees niet boos op mij, hèV Gij kent mijn gevoelens jegens u, gij. weet, dat ik mij zou laten vierendeelen om u van nut te zijn. en dat ik tijd, geltl, moeite, alles voor u over heb, alles behalve een ding : mijn huiselijken vrede. Wat dat punt betreft, ben ik de ergste van alle egoïsten geworden. Laat Parijs met al mijn vrienden in de lucht vliegen .... als ik maar rustig mijn middagmaal kan gebruiken. Toe, kerel, ga trouwen .... al was het alleer: om mij te leeren begrijpen ! Slot volgt. Je trouwe D. een dringende betaling te doen. Sta mij toe, een weinig verwondering te toonen over uw brief. Indien ik geld beschikbaar had, weet gij, dat mijn eerste zorg zou zijn, deze kleine affaire onmiddellijk in orde te brengen. Waarom schrijft gij mij dan op dezen toon'? Het was al pijnlijk genoeg voorrnij, bij u in schuif] te zitten, toen ik nog meende dat gij het kondt missen. Sedert ik echter weet dat het terugkrijgen van dit bedrag een behoefte voor u is, wordt mijn toestand dubbel vernederend. wat gij noodig hebt; want voor zoover ik mij zelf ken, zou ik mij om uwentwille ongerust kunnen maken, en mijn dokter schrijft mij abso lute rust voor. Goede vriend. Keen, ik zal mij tegen over u niet houden, alsof ik geen tienduizend francs had. Ik ben rijk ik durf het gerust hardop zeggen, en ik beken u zelfs, daar ik weet

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl