Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No 963
Een ppnlaire (?) rijwiel-belasting,
(Punch.)
De St. Nicolaas-reclame van een Haarleischen Snelslaier.
TOET (de hond van Punch), op zijn gevolg wijzend: »Met uw verlof, mijnheer, wij zijn allen belast;
?waarom moet hij (op den wielrijder wijzend) vrijblijven?"
Sir MICHAEL HICKS-BEACH (Minister van Financiën): »De quaestie zal bij mij een onderwerp van
ernstige overweging uitmaken."
H^TSJES
Tienduizend francs te leen,
Door Julien Berr de Turique.
Donec eris felix....
Jacques Destany is een alleraardigste kerel.
Tn alle omstandigheden en op alle tijden kunt
gg veilig bg hem hulp gaan zoeken. Zonder
aarzelen geeft h\j, al naar gij het noodig hebt,
Ejjn geld, zy'n krediet, zijn tijd en zijn invloed.
Sommigen prijzen hem daarvoor, anderen vinden
het verkeerd van hem.
Op een avond, nadat er was getwist over
Jacques' nimmer uitgeputte hulpvaardigheid,
?waarbij Ovidius, Seneca, La Eochefoucauld en
Labiche met groote citaten waren te pas gekomen,
?werd in zijn vriendenkring afgesproken, een proef
te nemen: Jacques zou geldverlegenheid voor
wenden, en zich wenden tot diegenen van zijn
kennissen, van wie hij wist dat zij hem konden
helpen. De volgende brieven zijn de antwoorden
op zijn verzoek :
Beste jongen ; Wat spijt het my, dat ik van
middag niet thuis was! Je kunt denken, dat ik
het briefje dat je voor mij hebt achtergelaten,
heb gelezen en herlezen, en ik heb te veel met
je te doen, dan dat ik m\jn antwoord tot morgen
zou uitstellen. Als ik vanavond niet werd
opgehouden door gewichtige bezigheden, die ik
onmogelijk kan laten liggen, als altijd is het
een vriendschapsdienst?was ik dadelijk naar je
toe gekomen, om je in de harde beproeving die
je komt bezoeken den troost van mijn vriendschap
en van mijn ervaring te brengen.
Je hebt groot gelijk gehad, by mij aan te
kloppen, en mij te herinneren aan de vriendschap
die ik eenmaal voor je uitstekenden vader heb
gehad. Deze vriendschap was mijnerzijds mag
ik wel zeggen, op het diepste respect gegrond,
want gelijk je weet, dank ik mijn aanzienlijke
betrekking voor een deel aan hem.
Ik zou dus, jonge vriend, dubbel reden heb
ben _ Want je weet, dat ik ook jou graag mag
lyden om mij geheel en al tot je beschikking
te steilen.
Ik zou zoo graag eigenhandig je de 10.000 frs.
die je noodig hebt, komen brengen. Wat zou
het een genoegen voor mij zijn, te kunnen zeggen:
«Daar, betaal die beroerde schuld ! En word nu
weer kalm. Het hoofd omhoog, en vooral,
beleedig mij niet met spoedig af te betalen
Ik zie in mijn verbeelding je gezicht plotseling
ophelderen... Je omhelst me ... en ik, nadat
ik met mijn manchette ter sluiks een traan heb
weggeveegd, ga heen met de voldaanheid, aan
een fatsoenlijken jongen man een dienst te hebben
bewezen, een goed werk te hebben gedaan.
Helaas, waarom, is dit maar een droom ? Waar
om ben ik er niet rijk genoeg voor ? Hoe jammer,
dat je verleden jaar niet in verlegenheid waart,
toen ik nog eenig geld tot mijn beschikking had !
Ik zou niet aarzelen, het hutje, dat ik mij
buiten liet bouwen, een verdieping lager te
nemen. Heerlijk offer der vriendschap! Dat zou
voor m\j een gelegenheid zijn geweest, om aan
de nagedachtenis van je vader den tol der dank
baarheid te betalen. Maar, zooals het huisje nu
eenmaal is, heeft het, evenals de woning van
Socrates, het voordeel, dat het af en toe een
goeden vriend kan herbergen, en ik was al van
plan je mede te deelen, dat ik bepaald op je reken.
Ik hoop niet, dat je mijn verdriet dat ik je
ditmaal niet kan helpen, nog grooter zult maken,
door te weigeren. Ik bezweer je: je moet komen...
maar maak eerst die verdraaide zaak in orde,
zoodat je niet met zorgen rondloopt, waardoor
de heilzame frissche lucht je niets zou geven.
Je hebt genoeg vrienden die blij zullen zijn, je
te kunnen helpen, en je daarmede hun
genegenJieid te toonen. Ik benijd je. Geloof mij ....
A.
II.
Beste vriend ; Hoe toevallig ! Juist stond
ik op het punt aan jou te schrijven, en je dezelfde
vraag te doen die je mij doet!
Wederzijdsche teleurstelling dus! j
Je tot op den bodem van zijn portemonnaie j
berooide B.
III.
Beste vriend! Gij wilt mij ongetwijfeld
te kennen geven, dat gij geld noodig hebt, om
Indien gij dit met uw schrijven hebt beoogd,
beste vriend, kunt gij verzekerd zijn, uw doel
te hebben bereikt, Voor het overige past het j
mij niet, boos op u te zijn, en in aanmerking
nemende uw omstandigheden, die u ongetwijfeld
zenuwachtig maken, bepaal ik mij er toe, n
vriendschappelijk de hand te drukken.
Het beste C.
P.S. Houd mij op de hoogte. Het zal mij
genoegen doen, te vernemen, dat gij hebt gevonden .
£en Bonrpis-ZniYerags Kabinet
(Uïk.)
Als die loffelijke ijver maar blijft aanhouden !
welk een belang gij daarin stelt, en daar wij juis
over dit onderwerp spreken, dat dit jaar de zaken
uitstekend zijn gegaan. Wanneer gij dus in
dezen brief niet de tienduizend francs vindt,
waar gij mij om vwagt, ligt de schuld niet
aan mijn geldelijke omstandigheden.
Waarop stuiten echter niet dikwijls de een
voudigste dingen af! Indien gij naar mijn bureau
hadt geschreven, en mij gevraagd om vijftigduizend
francs, ik zou niet de geringste moeielijkheid
hebben gemaakt; maar ze je nog denzelfden avond
hebben gezonden. In plaats daarvan schrijft gij
naar mijn huis, en zonder eenig vermoeden van
wat er komen zou, las ik uw brief aan mijn
vrouw voor. Goede hemel; ik heb een prettig
tooneel aan je te danken ! In dit soort zaken kent
Héloïse geen toegefelijkheid. Voor haar is geieend
geld verloren geld. Dat is een principe dat zij van
haar vader heeft geërfd, een deurwaarder, zooals
je weet ...... Zij is er mee grootgebracht ....
en zooals Dumas zegt: dat kleeft aan haar huid
vast. Ik had mooi praten, om haar te bewijzen
dat er nobele uitzonderingen zijn, ik mocht op.
haar gemoed werken, op haar godsdienstigheid ...
het hielp alles niets. Zij verwijt mij dat zij bet
het geld heeft aangebracht; zij beschuldigt mij,
ons vermogen er door te brengen, zij krijgt het
op haar zenuwen .... twee uur lang houdt dat
aan, en voor een man die niets zoo lief heeft a's
zijn werk, zijn die twee uur zoo goed als twea
jaar, dat kan ik je verzekeren.
In zulke omstandigheden geef ik altijd
maartoe, en ik zend den vrager een besliste
weigerirg. Dat helpt hem wel niet uit de verlegen
heid, sn dat is treurig voor hem, maar mij brengt
het in veiligheid. Nu het echter jou betrof, was
ik aan onze oude vriendschap een explicatie
schuldig. \u, rnijn vrouw kreeg een
zenuwtoeval,dat het geheele huis op stelten heeft gebracht.
Het bonst mij nog in de ooren. Ik moest ten.
slotte zweren bij het hoofd van mijn schoonmama,
dat ik je met neen zou antwoorden. Alles wat
ik kon gedaan krijgen, was de toestemming om
je tenminste op een beleefde manier mijn spijt
te kennen te geven.
Je zult mij misschien tegenwerpen dat ten eer
ste die eed een afgedwongene was en dat ik
ten tweede nog over geld genoeg heb te beschik
ken, zoodat ik mijn vrouw geen nauwkeurig ver
slag behoef te geven .... Maar, zie je, een on
geluk .... Ik durf niet. Herinner je je nog op
het gymnasium .... Jelui hieldt er me vaak
mee voor den mal. Ik kon den leeraar geen
leugen verkoopen, zonder daarbij zoo rood te
worden als een paradijsappel. Van die beroerde
zwakheid heb ik nog altijd last, en mijn vrouw
trekt daarvan ongehoord partij. Er is geen kans
op, haar iets wijs te maken.
Dus, beste kerel, probeer het bij iemand an
ders, en laat ik je een raad geven: ga in de
eerste plaats naar lieden die zelf niet veel hebben:
die geven nog het eerst. En wees niet boos op
mij, hèV Gij kent mijn gevoelens jegens u, gij.
weet, dat ik mij zou laten vierendeelen om u
van nut te zijn. en dat ik tijd, geltl, moeite,
alles voor u over heb, alles behalve een ding : mijn
huiselijken vrede. Wat dat punt betreft, ben ik de
ergste van alle egoïsten geworden. Laat Parijs
met al mijn vrienden in de lucht vliegen .... als
ik maar rustig mijn middagmaal kan gebruiken.
Toe, kerel, ga trouwen .... al was het alleer:
om mij te leeren begrijpen !
Slot volgt. Je trouwe D.
een dringende betaling te doen. Sta mij toe, een
weinig verwondering te toonen over uw brief.
Indien ik geld beschikbaar had, weet gij, dat mijn
eerste zorg zou zijn, deze kleine affaire onmiddellijk
in orde te brengen. Waarom schrijft gij mij dan op
dezen toon'? Het was al pijnlijk genoeg voorrnij, bij u
in schuif] te zitten, toen ik nog meende dat gij
het kondt missen. Sedert ik echter weet dat het
terugkrijgen van dit bedrag een behoefte voor u
is, wordt mijn toestand dubbel vernederend.
wat gij noodig hebt; want voor zoover ik mij
zelf ken, zou ik mij om uwentwille ongerust
kunnen maken, en mijn dokter schrijft mij abso
lute rust voor.
Goede vriend. Keen, ik zal mij tegen
over u niet houden, alsof ik geen tienduizend
francs had. Ik ben rijk ik durf het gerust
hardop zeggen, en ik beken u zelfs, daar ik weet