Historisch Archief 1877-1940
No.963
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Aleiandre Dnas
Ik heb doorleefd al wat ik heb laten
vertoonen. Ik kan zeggen, dat sedert ik
een pen in de hand heb, ik geen woord heb
geschreven, dat niet was een emotie, een
herinnering van mijn eigen leven, een
stuk overtuiging, gewonnen door opmerken,
studie, nadenken. Ik zocht, hoe en waar
ik deze herinnering, deze emotie, deze over
tuiging kon hechten aan de zaak der
raenschheid, en mijn werk is voortgekomen uit
dat verband."
Dit is wel het allereerste, dat van Dumas moet
jrezegd worden: hij was eerlijk. Zijn buurman te
Marly-le-Roi, de heer Victorien Sardou is de heer
van de plaats, bij diens bezitting staat het sterf
huis van Dumas als eene nederige woning, want
Dumas was eerlijk. Zijn leven is een onafgebroken
"twijfeling geweest, een voortdurend wijzigen zijner
overtuigingen; maar wat hij zeide en schreef,
meende hij op dat oogenblik. Het tue-la, met den
«mst van een sterke meening gesproken, heeft hij
herroepen met den eenvoud van een, wien het meer
om de waarheid dan om zijn eigen filosofenroem
?was te doen. Wat was ook voor hem
filosofenroem ? Hij was niet een man van de theoretische
bespiegeling, maar van de daad, van de praktische
levensieus, dagelijks gewijzigd met de omstandig
heden. Hij was noch filosoof in onzen zin, noch
de Fransche philosophe", de ongeloovige, de on
verstoorbare, de onaandoenlijke. Tot in het laatst
"van zijn n en zeventig jaren aarzelde hij, was
?hij bewogen door tegenstrijdige meenicgen, ver
wachtingen, stemmingen. Hij kon een brief vroolijk
beginnen; langzaam werd hij treurig, en hij eindigde
inet zich te bereiden op den dood.
Philippe Gille, zijn vriend, verhaalt van La Route
de TAètes, zijn laatste werk, waaraan hij jaren
heeft gearbeid, dat af was; maar hij kon niet be
sluiten, het aan Clarctie te zenden: //Behalve dat
het een gevaarlijke stelling verdedigt, maar die
ik altijd zal weten te handhaven, vraag ik mij af,
wat belang ik er bij heb, om nu voor het publiek
te verschijnen. Roem, zooals men dat noemt, heb
ik genoeg voor een man die er honderdmaal meer
begeerig naar zou zijn dan ik; geld, heb ik meer
dan ik kan uitgeven; bijval, uitfluiting, goedkeu
ring, verguizing, ik heb er zooveel van gehad, dat
ik er niet eens nieuwsgierig meer naar ben. Waar
dit nu zoo is, waarom in godsnaam, zal ik voor
niiiiiiiiiiiiiiiiiiii
MlfltllllMIllllllltlllimilllllllllllllU
54e Jaargang. 8 December 1895.
Redacteur: RUD. J. LOMAN. Adres:
Stonehaven, Hitherfield Road, Streatham, Londen'
Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek
betreffende, aan bovenstaand adres te richten.
IIIIIIIIMIIIIIIIMIIIIIIIIIIIflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIUI
Van Max J. Meyer, te Gorey (Jersey).
Vervaardigd voor den Halfjaarl. Internationalen
probleem-wedstrijd in dit blad.
No. 315. Mat in drie (3) zetten.
abcde fg h
Wit-. K g6, D d7, T e7, P bl en cl; a3, c2, g2,
en g7 = 9.
Zwart: K d4, a6, b7, ei, c7, d5, el en h5 = 8.
Aan No. 812 (Lecomte) zijn nog de volgende punten
toe te kennen: J. R. v. O. te Hellevoetsluis (2) - K.
B. R. te Amsterdam (3) Prof. Berger (3) Eind
cijfer = 21/3.
het publiek verschijnen? Men kent mij, ik ken
het publiek, ik geloof dat wij beiden beter doen,
het daarbij te laten blijven!"
Als Gille weggaat, vraagt hij: Zal ik aan
Claretie zeggen, dat het stuk af is?" Ja,''riep Dumas
van den drempel zijner deur; //zeg hem dat het
af is, en dat hij het binnen een week heeft. Ik
verbrand mijn schepen!" Kort daarna schreef hij
aan Claretie; Ik maak gebruik van het groote
succes van Les Tenailles [van Hervieux] om u de
waarheid gemakkelijker te doen dragen. Reken
niet op mij .... Ik ben overwonnen-"
Zie hem hier nogmaals: Weet gij waarover ik
honderd maal heb gedacht? Ik heb het nooit aan
iemand gezegd, uit vrees voor verkeerde, ofschoon
zeer verklaarbare gevolgtrekkingen. Tegenover de
nietigheid van het leven, de nutteloosheid van
ons pogen, van ons wanhopig aanroepen eener
zoogenaamde Voorzienigheid, die niets voor ons
voorziet, heb ik erover gedacht, mij kort en goed
in een klooster terug te trekken. Daar is men
ver van het leven, men hoort er geen geraas, men
denkt er aan zichzelf alleen, aan niets dan aan
zichzelf, men heeft geen verantwoordelijkheid meer
men is vrij, tusschen die vier muren, duizend
maal vrijer dan in wat men het vrije leven noemt!...
Wees gerust, ik zal het nooit doen; ik zou er
nooit den moed toe hebben, het te doen. Weet
gij waarom niet? Men zou zeggen dat ik vroom
oen geworden, en onder den invloed sta van een
priester of van een vrouw. En dan, ik weet wat
gij denkt, ik zou mij daar doodelijk vervelen; het
zou mij niet voldoen, een plantenleven te leiden en
likeuren te stoken: mijn gedachten zouden altijd
buiten het klooster zijn, want ik zou missen wat
anderen er houdt: het geloof! De geloovigen zijn
gelukkig; maar niet ieder is geloovig, die maar
wil! Het is vreemd : indertijd heb ik een brief
geschreven aan een vrouw, om haar van het kloos
ter terug te houden, en nu denk ik er zelf over;
men geeft anderen altijd een beteren raad dan
zichzelf!"
Van Dumas kan niet worden gezegd, dat hij
stond, rustig en hoog, boven de tijden. Maar in
zijn tijd stond hij vast en groot; wat er vaag ge
dacht werd, of omhuld leefde in het bewustzijn
der menschen van zijn tijd, leefde klaar en scherp
in zijn denken en gevoelen, hij uitte het klaar, in
scherpen vorm, en werd aldus een man tot wien
zijn tijdgenooten hebben opgezien, van wien zij
hun levenswoorden hebben verwacht. Zijn zoeken
was, in jaren van door romantiek misleid gevoel,
naar waarheid; hij wilde niet bedrogen zijn, noch
door de talloozen die hij weldeed, noch door de
modellen van zijn artistiek leven. Zoo brak hij
eerst het gore kuischheidsvertoon, dat in '48 de kunst
en het leven verstikte, en bereidde hij stap voor
stap met zijn werken den weg voor het realisme.
Dat hij niettemin de allures der romantiek nimmer
geheel heeft afgelegd, wijst aan, waar de grens van
zijn genie moet worden getrokken; een grens, die
hij wijs genoeg is geweest, niet aan anderen tot
eisch te stellen. En men bedenke, dat Dumas is
geboren in 1824, en tot vader had den schrijver
der onsterfelijke Trois Mousquetaires ! Hij was,
om een paradox te zeggen, het geweten der
Parijzenaars van zijn tijd, en de lessen die hij heeft
uitgedeeld geven de tweede grenslijn aan voor zijn
genie, grenslijn tevens voor het zieleleven der
Franschen in een tijdperk dat zij bezig zijn te
sluiten. Hier nu vindt gij, naast de meest ver
fijnde belangstelling in het leven der zondigende
vrouwen, uitbarstend nu eens in een kreet van
verontwaardiging, dan in een roep vaii medelijden,
de eischen der moderne, godlooze, christelijke mo
raal, eischen van onvoorwaardelijke kuischheid.
Marguérite Gautier, de barones d'Ange, zij be
hoeven niet gekarakteriseerd te worden. Diane de
Lys is een dame die van haar man wegloopt; in
L'ami des femmes haalt een jonggetrouwde vrouw
zich de rol van avonturierster op den hals; in de
Idees de Madame Atibray trouwt een maagdelijke
jonge dokter een vrouw die een kind heeft; in
Une visite de noces stelt een in den steek gelaten
vrouw haar vroegeren beminde op de proef; La
femme de Claude wordt door haar man als
avonProf. Berger schrjjft naar aanleiding van No. 312
't volgende: Ion. taxiete die Aufgabe nut 3, obgleich
Sie eigenlich Niehts Neues enthalt (siehe Healey,
Manchester). Es ist meines Erachtens die
Ideenverbindung einfaeh-hubsch herbeigeführt. Nur die starke
Drohung (Pd 6 f) stort.
Omtrent No. 313 (Mendes), zie Correspondentie".
Verklaring der toe te kennen punten 4 = uit
muntend, 3 = zeer goed, 2 = goed, l = onvoldoende,
O = slecht.
Stand van den probleemwedstrijd:
304 (Jespersen) 3 l 10, 303 (Schwann) 27/9,
238 fjespersen) 25/7, 311 (Baird) 23,5,
302 (Kuijers) en 312 (Lecomte) 2i'=>,
308 (Gold) 24/9, 2H9 (Baird) 2 2/7,~
307 (Mendes) 2 1(9, 305 (Andrew) l 5/7,
309 (?Clarus") l 8/15.
TWEEDE NAT. COSRESP.WEDSTIJD.
Drie-en-twintigste zet van Zwart.
A
T g6
hg5:
T g6
h3
T d5
' ' 'f6
T e6
de5:
B
D b6
b6
P g6
R b4:
c5
P 06
T cl:
g5
C
T d2:
P e7
ed4:
R e8
p «t
D
c4
T ad8
E e?
P c-8
B d3:
o-C.
E
* ? * ?
g&
T d8
IK!
R b5
lift
F
D f6
P c6:
f5
D d7
c5
h5
P gh5
R f6
D g5:
De zet in A 9 wordt in particuliere corresponden
tie verzondeo. In A. 10 was de 23e zet van Wit
P f3 X e5.
In de partijen C 2, 5, 6 en 9 en D 6 en J7 geen
zetten ontvangen. HH. deelnemers in die partijen
worden verzocht de achterstallige zetten zoo spoedig
mogelijk in te halen.
W. F. te S. In het belang van den geregelden
gang van d< n wedstrijd is het beter de gewone wijze
van verzending te blijven volgen.
J. J. S.
turierster en verraderes doodgeschoten; van Mon
sieur Alphonse zegt de titel genoeg; L'Eirangère
geeft twee echtparen die geen echtparen zijn; La
princesse de Bctffdad is de dochter van een
regeerenden vorst en een Parijsche horizontale; Dénise
is de deugdzame gouvernante, die trots een vroe
geren misstap met den kasteelheer trouwt;
Francillon geeft zich den schijn van een verloren vrouw,
die haar man met den eersten den besten bedriegt.
Ik heb een groot zwak voor de vrouwen, zegt
Dumas in zijn confidentie aan Desbarolles; ten
eerste leert men door haar het best de mannen
kennen; en verder zijn zij wonder onschuldig; zij
weten nooit wat zij doen, wat zij hebben gedaan,
wat zij moeten doen. Een wijs man moet van te
voren haar alles vergeven, indien zij maar geen
slechte moeders zijn. Ik heb altijd alles gedaan
wat ik kon, om ze te verhinderen, ten onder te
gaan als ik ze hoog zag, en om ze omhoog te
krijgen als zij laag waren. De Dame aux Camélias
en de Ami des femmes zijn voortgekomen uit dit
dubbel beginsel. Ik ken niets mooiers om te zien
dan een mooie en reine vrouw; maar ik wil ze
mooi hebben, opdat er eenige verdienste voor haar
in is, rein te zijn gebleven ......"
De eenvoud en de zelfkennis van dezen kenner
van anderen zijn zijn nobelste eigenschappen ge
weest. In '7 L, toen hij zijn brief tegen de Com
mune had geschreven, wilde de tegenwoordige
hoofdredacteur van den Figaro hem candidaat stellen
//Er is geen verwijt, dat ik meer vrees, zoo ant
woordde hij, dan een poseur te zijn, en men zou
het -mij zeker aanwrijven.... Ik heb noch de
kennis, noch den aanleg, noch de kracht om déput
te zijn.... En er is immers gelegenheid, om buiten
de ofüoiëele tribune de weerklank dien mijn
brief gevonden heeft, bewijst het voldoende om
buiten de officiëele tribune tot het land te spreken,
in couranten, boeken, zelfs in den schouwburg."
Later antwoordde hij aan Magnard, toen deze hem
uitnoodigde, een roman voor den Figaro te schrij
ven : //Is het wel noodig, nog romans te maken,
nu er mannen zijn als Zola, Daudet, Bourget,
Maupassant, die zoo goed voorzien in de behoefte
van het publiek, als het publiek tenminste romans
van noode heeft. Ik zou het niet beter en niet
zoo goed doen als deze mannen, en ik kan mij
niet meer verontschuldigen met de reden die ik
veertig jaar geleden had, toen ik slechte romans
schreef, die ik nu langzamerhand uit de circulatie
terugtrek: jeugd en broodgebrek. Als men op mijn
leeftijd een boek schrijft, is het een boek waarin
men zijn leven samenvat, het laatste boek, een
soort van filosofisch en psychologisch testament.
Indien ik het boek schreef dat mij somtijds han
teert, zou het wel een boek zijn voor een courant,
zelfs voor den Figaro ?... . Heeft het publiek den
tijd om naar ons te luisteren? Wetenschappelijke
en sociale kwesties houden de besten bezig. De
politiek, de beurs, de wedrennen en de
FoliesBergere zijn voldoende voor de rest. Er is geen
roman te vergelijken met de werkelijkheid waarvan
een blad als het uwe Frankrijk en de geheele
wereld op de hoogte houdt. Vorsten die bolicmienues
trouwen, aartshertogen die zich liever doodschieten
dan regeeren, koningen die in vijvers springen,
keizerinnen die krankzinnig worden, tsaren die niet
meer durven uitgaan, noch terugkomen, noch thuis
blijven, noch eten, noch slapen; de krachs in
allerlei ondernemingen, de zelfmoorden overal, is
dat niet de meest vreemde, de meest verrassende,
de meest dramatische, de meest boeiende roman?
De treurigste! Ongetwijfeld heeft daarom Kgaro
zijn oud devies vergeten, en lacht hij niet meer
zoo gauw om de dingen, voorziende, dat hij er
om zal moeten gaan schreien. De vrouwen blijven
nog over om ons te lezen, zult gij zeggen. Zijt
gij wel zeker dat er nog vrouwen zijn? De naai
sters zeggen van niet."
Wil men meer van Dumas weten ? Men denke
aan zijn bekende en verstandige mildheid.
Alexandre Dumas prre was zeer ontvankelijk voor mede
lijden, en beloofde aan tal van ongelukkigen toe
lagen; de zoon betaalde ze, en zorgde voor den
ouden dag van zijn vader. Maar hij gaf alleen
waar hij wist dat hij hielp; hij wilde niet worden
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIilllllllltllllillllllllllllllllllllllltllllllllllIIIHIIIIIIIIIII
CORRESPONDENTIE.
G. A. C. te P. Vriendelijk bedankt voor uw aardige
attentie. Wij hopen U binnenkort den beloofden jaar
gang toe te zenden, 't Laatste nummer verschijnt
15 December.
H. Mendes. De nevenopl. is wel degelijk in den
haak. Na l E e 3:, verhindert K f l volstrekt't mat
niet, want wit speelt nu 2 P f 4, waarna D c 4 en
T> e %: ^ niet te beletten is. De heer K. vergist
zich echter in de weerlegging (?) van de
auteursop!, l D a 8, fe 2 : 2 D ab, h 4 3 D f G! en mat
volgt. De nog in ons bezit zijnde problemen ver
schijnen in den volgenden wedstrijd. Hartelijk gegroet.
J. G. te A. Hopen spoedig weer eens van U te
hooren, en tevens de beloofde matchpartij te ont
vangen. Hartelijk gegroet.
X. te Y. Dank voor brief enz.
R.R.R. De partij is wegens 't zwakke spel uwer
tegenpartij niet voor publicatie geschikt.
UIT DE SCHAAKWERELD.
Steinitz, die met geestdrift te Berlijn werd ontvan
gen, gaf op 2(! Nov. aldaar een simultaan suance van
34 partijen. De voorstelling nam 6 uur in beslag en
de uitslag was dat de meester 32 partijen won. l
verloor bij l remise. Een partij die bij tegen 5 sterke
spelers in consultatie speelde, werd eveneens door
hem gewonnen.
Lasker gaf voor zijn vertrek naar Petersburg si
multaan séances in Zuid Wales, Liverpool en
Newcastle. Hij spoelde op deze tournee in 't geheel 158
partijen, met 't schitterende resultaat dat hij 152 (!)
partijen won, slechts 2 verloor en de overige 4 remise
hield.
Van Amerikaansche zijde wenscht men bij de a. s. ka
belmatch de acht sterkste spelers van beide landen,
onverschillig van welke nationaliteit, te zien toege
laten, 't Engelsche comitédaarentegen wenscht de
deelneming tot geboren Engelschen en Amerikanen
te berperken. Er bestaat dus alle kans op een kink
in den kabel, want beide partijen ychijnen vast op
hun stuk te staan, 't Zou o. i. jammer zijn indien
sterke spelers als Lasker, Steinitz, Lipschütz, Albin,
Teichman, Hoö'er en Gunsberg werden buitengesloten.
Stand der match te New-York: Lipschütz 3,
Showalter 2, l remise.
beetgenomen, en hij werd zelden beetgenomen
dank zij zijn menschenkennis. Men leze verder
zijn confidences aan Desbarolles:
//Ik heb geen aanleg voor bovennatuurlijke din
gen, voor de mathesis, haar tegenvoeter, trouwens
evenmin. Ik heb geen bijgeloof. Een zeer groote
behoefte om lief te hebben, om te vereeren. Geen
behoefte aan liefde. Ik vraag er de mijnen niet
om, ik vraag ze alleen mij te gelooven wanneer
ik hun zeg hoe zij moeten leven als ik ze zal
liefhebben, ik vraag ze dus het moeilijkste: ver
trouwen en onderwerping. Zelf ben ik al vertrou
wen en onderworpenheid als ik geloof dat men
mij niet wil bedriegen; onhandelbaar en uitge
slapen indien ik meen dat men mij in een waan
wil brengen; daarentegen zeer onverschillig tegen
over het kwaad dat men openlijk van mij spreekt,
of den aanval, in het publiek op mij gedaan. Het
is mij onmogelijk, boos te zijn op iemand die mij
aanvalt. Men zou meenen dat dit trots is, maar
zich vergissen. Ik ben zeer oprecht, en zeg nooit
iets van iemand dat ik niet meen; en indien ik
toegevend ben voor de lieden die kwaad van mij
spreken, is het omdat ik overtuigd ben dat zij
meenen dat ik het verdien..,.
Ik ben schrikkelijk hebzuchtig; voor mijzelf
heb ik weinig noodig, maar ik kan niet nalaten,
wanneer ik bijvoorbeeld een stuk kunstwerk koop,
dat mij bijzonder bevalt, onmiddellijk uit te reke
nen, wat ik kon verdienen als ik het weer ver
kocht, misschien minder om de winst die ik zou
maken, dan om mijzelf te bewijzen dat ik niet in
den nek word gezien. Ik ben zeer ingenomen
met mijn spaarzaamheid en mijne fmancieele be
kwaamheden. Ik houd van het geld, om de macht
die het kan geven en het goed dat het kan doen.
Ik veracht de verkwisters en de gierigaards, noch
de een noch de ander weet zich het geld ten nutte
maken. Ik heb eerbied voor de edelmoedigen en
de weldadigen. Ik geloof niet, dat er grootcr genot
is dan te geven. Uit egoïsme dus zou ik zoo rijk
willen zijn als alle Rothschilds te zamen. Ik zou
zoo blijven leven als nu, maar in dit land heel
wat dingen veranderen."
Ziehier ten slotte, wat Dumas over zijn artis
tieke werken schreef: flk heb een trage verbeel
ding en ik componeer zeer langzaam. Daarom
maak ik zoo weinig in vergelijking met mijn colle
ga's. Ik gebruik bij mijn kunst geen loopjes ; wat
ik schrijf vind ik eerst na lang zoeken, en het is
steeds het logisch gevolg van mijn waarnemingen
en van de beginselen waarvan ik ben uitgegaan.
Ia dit opzicht heb ik een groote volharding, maar
daarvan afgezien kan ik voor lui doorgaan, daar
ik een afschuw heb van iedere poging, die niet op
iets uitloopt, gelijk ik iedere verkwisting veraf
schuw." Zijn vader schreef, hoe hij, na eerst het
type te hebben gevonden, bestaande types, die bij
de premières hun portret hebben kunnen aan
schouwen, types uit de omgeving van den schrijver,
om hem zijn nevenpersonen groepeerde.
Dan begon hij met de acte die hem het belang
rijkst scheen, de rest kwam later. Maar ,,de rest"
kostte hem arbeid. Geweldige arbeid zonder
tusschenpoos, zonder einde, hij verslond zijn dagen,
zijn nachten, zijn denken, zijn gezondheid, niet
alleen zijn geestes- maar ook zijn lijfleven
Tienmaal haalt hij adem, en meent er te zijn,
Tienmaal bemerkt hij dat het werk onvolledig is,
en bepint opnieuw. Hij werkt heele acten om,
en verwisselt ze van plaats. Hij schrapt personen
weg, die hij eerst onmisbaar had gehouden voor
de handeling; hij zet nieuwe ervoor in de plaats
die hij eerst overbodig had geacht, of waaraan hij
zelfs niet gedacht had
Indien de directeur hem het handschrift niet
onder de vingers wegtrok, zou hij zijn leven lang
aan dezelfde passage werken. Het is begrijpelijk:
daar hij niet van te vocen alles heeft gevonden,
blijft hem altijd iets te vinden over."
Dumas is, volgens zijn stelligen laatsten wil,
begraven zouder kerk, zonder redevoeringen,
zonder soldaten."
MllllllllmillllllllllllllllllllllllllllHIMIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUUIIIIIIII
PHILIDOR's VERDEDIGING,
C.W. groep
Wit.
Dr. Scheffer, Breda.
l e4 e5
2 Pf3 d6
3 d4 R g4
Beter is ed4:, P f6 of
P d7, R g4 is volgens
alle handleidingen zwak,
daar 't tot een afruil van
R tegen P leidt.
4 de5: R f3:
5 gf3:
Volgens Steinitz' Mo
dern Chess Instructor"
en 't Deutsche
Handbuch" ia dit beter dan
D f3:, door Morphy ge
fapeeld.
5 de5:
6 D dS: f K d8:
7 f4 ef4:
C No. 1.
Zwart.
J. Steegstra, Djuten.
Steinitz geeft hier de
volgende voortzetting aan
7?f6 8 T gl, g6 9 fe5:,
fe5: 10 P c3, R g5 f ge
volgd door 00-0 met goed
spel voor Wit.
8 c6
9 P c3 K e8
10 0-0-0 P d7
11 R c4 P c5
Wit dreigde R f7: f.
12 R e3
Om b5 te beletten.
12 b52
13 P bö:!
Zwart geeft op.
Op cb5: volgt 14 R b5:
t, K e7 15 R c5: f en
Wit wint. (Dr. Scheffer).
EVANSGAMBIET.
C. W. groep E No.
Wit.
G. A. C., Parijs.
l ei e5
2 P f 3 P c6
3 R c4 R c5
4 b4 R 1>4;
5 c3 R a5
6 d4 ed4:
7 0-0 d6
8 cd4: R b6
9 P c3 P a5
10 R go D d7
Beter is f6. Bijv. f6 11
R h*!, P c4: 12 D a4 f,
D d7 13 D ei:, D f7 14
P do, R e6 15 D a4 f,
n.
Zwart.
Koevoets, Delft.
R d7 16 D a3! T c8 17
P hG:, abG: 18 D a7 of
e5 met voordeel voor Wit.
11 R d3 P e7
12 e5 0-0
13 P e42 P <15
14 P f6 f l
15 R f6:
16 ef6:
17 D d2
18 T ael
19 D f4
20 g;4
21 K hl
Wit geeft op.
P f6:
D g4
D h5
R f5
R d3:
D Ii3
T ae8