Historisch Archief 1877-1940
No. 964
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
(Een woord tot alle welgestelde mannen en
vrouwen.)
Motto: Men dempt den put, als 't kalf
verdronken is.
Niet lang geleden Ia8 ik in de dagbladen:
»De heer Scheltus, wynhandelaar te Amersfoort,
heeft o. a. ? 100.000 vermaakt voor een »Te Huis
voor dames uit den deftigen stand" en tevens
aan deze stichting gelegateerd een huis, tuin,
grond etc."
Een rilling voer mij door de leden en ik dacht:
hoeveel ellende moet d» heer Scheltus, kennelyk
een man met een warm voelend hart, niet hebben
zien lijden door vrouwen van goeden huize om
het zich ten plicht te achten de bestaande Te
Huizen voor vrouwen uit den deftigen stand"
met n te vermeerderen.
Een te huis voor dames is gemeenlijk gevestigd
niet in een voor dat doel opzettelijk gebouwd
huis, maar in een wel doortimmerd gelegateerd
perceel, zoo goed 't ging voor het doel geschikt
gemaakt, trouwens met inachtneming der grootste
zuinigheid, opdat het geld zoover mogelyk strekke.
Dus gevestigd in een ouderwetsch heerenhuis,
't welk veelal beteekent: somber, onregelmatig
van indeeling, trapje op trapje af, hier een hoek,
daar een deur, en portalen en kasten, waar men
recht heeft ze allerminst te verwachten. Zwaar
gebalkte kamers, ontoereikend verlicht, donker
geverfd en nog donkerder behangen; een totaal
gemis van wandversiering, tenzy daarvoor moet
dienen een prullig prentje door een der bewoon
sters er op vastgehecht; voor vloerbedekking een
karpet; geen knetterend vrooly'kheid aanbrengend
vuurtje, maar een onsierlyke zwarte kachel; het
ameublement van zit- en eetkamers bestaande
uit tafels, waarop steeds spijzen gebracht worden
door anderen dan de etenden gekozen, en stoelen
allerminst berekend op bedaagde ruggen ; slaap
kamers met vreemden gedeeld en nooit kunst
matig verwarmd, daarenboven, slechts van 't hoog
noodige voorzien in de meest kunstlooze soort.
Hoeveel ellende moet men niet doorleefd hebben,
ora zich overgelnkkig te achten op hoogen leeftijd
tot het kleine getal dergenen te behooren, hetwelk
in ruil voor een goed deel vryheid kost en
inwoning kan bekomen in een »Te huis voor
vrouwen uit den deftigen stand."
Nu, er wordt dan ook heel wat armoe en kommer
geleden door onbemiddelden van goede familie.
Voor haar is het leven niet anders dan een
doorheen worstelen; weelde kennen ze slechts
by herinnering, terwyl het heden ze veel doet
ontberen van 't geen onontbeerlijk mag geacht
worden. Voortdurende materieele ellende doet
ze dan ook verdorren en versteenen lang voor
den tijd, en niet veel anders dan als levende
mummies bereiken zy den ingang van het »Te
Huis", waar zij tenminste voldoende te eten en
te drinken zullen hebben.
Hoeveel meer nut zou een kapitaal stichten,
dat de strekking werd gegeven om mede te
werken tot verbetering van ^het euvel. Ik zeg
euvel, omdat ik voor my er een groot kwaad in
zie, daar het getuigenis aflegt van een grove
onbillykheid begaan, niet alleen tegenover die
vrouwen, maar nog heel veel anderen bovendien.
Waren die vergrijsden in haar jeugd wel onder
legd geworden, hadden zy' van ouders, die zich
verhieven op de liefde aan hun kroost betoond,
iets degelyks mede gekregen op de levensreis,
dan zouden zij er later niet zoo treurig aan toe
zy'n. Dan zouden zy aan den avond haars levens
niet zonder eigen te huis wezen, hoe klein dan
ook; een hoekje zouden ze hebben, waar zy zich
zelf tot meesteres waren, konden handelen naar
goedvinden. Dan zouden zy voldoende ontwikkeld
wezen om in velerlei belang te stellen, en haar
gedachten richtende op iets groots of goeds,
zouden zy zich gelukkig gevoelen in haar een
voudig, maar zelf gebouwd nestje.
Dus instede van asyls bouwen voor bejaarde
vrouwen uit den deftigen stand, liever de denk
beelden helpen hervormen betreffende de opleiding
der vrouwelijke jeugd; ouders en voogden trachten
te doordringen van de waarheid, dat meisjes
evenveel recht hebben als jongens op een degelijke
opvoeding en aan haar intellectueel uitzet niet
minder geld en moeite mag ten koste gelegd
worden. Die en soortgelijke denkbeelden trachten
ingang te doen vinden door de gelegenheid voor
vorming en opleiding der meisjes te verveelvou
digen dat is, 't geen ik zou wenschen. Aldus
zal de bijl gelegd worden aan den wortel van
den boom des jammers, want kennis en ontwik
keling is een kapitaal, dat geen dief kan rooven,
Zy'n de denkbeelden omtrent de opleiding van
het meisje in den laatsten tijd veel verruimd,
toch is het getal dergenen klein, die zich de
moeite geven een overzicht te verkry'gen van
het arbeidsveld der vrouw, om daaraan dochter
of pupil van raad te dienen bij de keuze van
een vak. Hoeveel ouder zijn er niet, die hun
meisjes in het onderwijs draven, omdat zy er
geen voorstelling van hebben, wat anders dan
onderwijzeres zij zouden kunnen worden; niet
beseffende, dat school of leerkamer een hel is voor
haar, die geen hart kan hebben voor haar werk,
omdat zy nu eenmaal de onontbeerlijke gave
voor onderricht geven niet bezit.
De lyst van bedreven en beroepen voor vrouwen
is werkelijk lang sla er mijn «Beroepskeuze der
Vrouw" maar eens op na terwyl vele der ge
noemde vakken op een weg brengen, die leidt
naar nieuwe, winst afwerpende variëteiten.
Verder behoort het meisje van jongs af te
worden ingeprent, dat in een gezonde maat
schappij geen personen worden betaald, maar
arbeid hetzelfde wie hem verricht; zoodat zy
't al» een onedele daad leert beschouwen om,
alleen vanwege haar vrouw zyn, zeker werk voor
lager loon te volbrengen dan een man. En
deugdelyk arbeidende zal haar produkt afnemers
vinden.
Leert het meisje daarbij, als heden, spaar
zaamheid en overleg, blyven haar juiste begrippen
omtrent zorg voor de toekomst niet vreemd, dan
zal deze vrouw zonder huiveren en angst den
ouden dag zien naderen, en weldra zal er zoomin
behoefte bestaan aan »Te Huizen voor be
jaarde dames van goede familie'1
als tot nu aan »Te Huizen voor oude h e
eren uit den deftigen stand".
Amst., Dec. '95.
ELISE A. HAIGHTON.
iiiiiiiiiiniiiiii minimi
Wintercostuum, bal, toilet, capes, sortées,
moffen. Hondenhleeding. Mlle. Marsy.
Vrouwenstudie. De Amerikaansclie
thuis. Restaurant. Dienstboden te
St. Petersburg.
Te Londen, en met uitzonderingen ook te Parijs,
merkt men de zonderlinge voorliefde voor lichte
kleuren in de winter-costumes van dit jaar op
Verleden jaar was alles donker, liefst zwart;
j dit jaar vindt men rokken en mantels van bleek
! amandelgroen, bleek reebruin, bleek lila, biscuit,
mastic en zelfs wit voor gewoon wandelcostuum.
De kunst is nu, harmonie te houden tusschen
dezen lichten rok, de ondermouwen die* met het
schouderstuk of het corsage overeen komen, en
den warmen mantel dien men er toch overheen
draagt; of ook wel, het costuum zoo te maken,
dat corsage en mouwen met bont uitgemonsterd, als
mantel dienen, terwijl het schouderstuk, soutache
gitten en pailletten op lichtzijden transparant,
i tegelyk als schouderstuk op dien mantel en als
versiering van de japon kan gelden.
In Engeland zyn die dingen al heel ondank
baar; een mistige dag legt een onuitwischbaar
waas van bruingrijs over het mooie lichte cos
tuum en maakt net voor de toekomst wel niet
onbruikbaar, maar het nieuwe, de glans, is er
toch af.
Iets moois voor balcostumes is witte zijde of
wit satijn, gevoerd met bleek groen of rose. Men
neemt voor dit rose allerlei: gebouillonneerd
mousseline chiffon, eenige volants van rose kant,
of tulle afgewisseld met randen marabout; het kan
niet missen of deze fraaie voering komt nu en
dan te zien, en hooger dan ze gezien wordt, be
hoeft ze niet kostbaar te zijn, een eenvou
dige voeringstof van dezelfde kleur is voldoende |
voor het boveneind. In dezelfde kleur ook gar- j
neert men dan het corsage: een draperie van
groen mousseline chiffon van den eenen schouder j
naar den anderen met rose strikken ; de afhan
gende mouwen van mousseline chiffon, waarop
groote rose strikken; op den schouder wordt de |
japon opgehouden door epauletten van rose linten, i
van boven vastgestrikt; aan de mouwen sluiten j
de lange suède handschoenen aan. j
Zeer geliefd zijn de korte capes, van sabel- j
bont, met twee lange einden in stola-vorm, die
byr.a tot onder aan het kleed afhangen, maar
vooraf als een fichu gekruist worden. Men kan
ze op een mantel dragen, als daarbij behoorend,
of op een avondmantel of zelfs, voor
hetschaatsenrijden, op den japon, zonder mantel. Groen
met bruin zal dezen winter op het ijs veel ge
dragen worden ; de samenstelling uit sabelbont
en groen laken is zeer dankbaar.
De sortie de bal wordt weer meer een belangrijk
kleedingstuk dan eenige jaren geleden het geval
scheen, toen men ze steeds korter en kleiner
maakte. Nu komt weer het velours miroir, het
glanzend brokaat, het passement met pailletten
op satijn, het borduursel met rand van struisveeren
of marabout in de mode. De sortie is nog wel
niet groot, maar toch even wijd als de dagcapes;
aardig ook is het van binnen om den rand een
maraboutrand of zijden ruche in de kleur van
de voering te zetten, en deze iets langer te maken,
zoodat ze even te zien komt. Dit is juist als
met de rokvoering waarvan -wij hierboven spra
ken. De Mediciskraag van de sorties wordt
van voren en van achteren lager genomen dan
op zijde, en van achteren nog wat met een strik
omgebogen ; op zij Ie komt zij liefst tot over de
ooren. Men maakt ook heel groote sorties,
avondmantels Louis XVI, een rijk versierd schouder
stuk, waarvan de stof, van voren ruim aange
zet, van achteren in breede platte plooien afhangt.
Deze mantels maakt men van l'ompadour zijde
a grands ramages ; wil men laken of cachemire
gebruiken, dan neemt men geen schouderstuk,
maar drie opvolgende kragen, de grootste tot
over de ellebogen, en garneert die met een streepje
bont; toch Mediciskraag.
Men gaat in fluweel alle patronen der andere
stoffen namaken, schotsch, chiné, genuanceerd,
faconné, pointellé, mouchité, en gebruikt het bij
voorkeur voor alles, hetzy geheel, hetzy in
vereeniging met laken, met cachemir of alle andere
stoffen.
De moffen zullen weer hoe langer hoe grooter
worden. Toen grootvorstin Wladimir te Parijs
was, heeft zy er een gekocht van sabelbont, met
hermelyn gevoerd, zestig centimeter lang en breed
in evenredigheid. Aan beide zijde is van onderen
een sabelstaart, van boven een strik van zwart
faille lint, links met gelegenheid om een touffe
versche rozen op vast te steken. Grootvorstin
Alexis koos er ook zoo een, van hermelijn met
stippen, gevoerd met wit hermelijn; bjj dezen
behoort, van den en naar den anderen kant, een
rand van versche viooltjes.
Een nieuw beroep te Parijs, en
waarschynIrjk wel te Londen, is dat van
«hondenkleermaker", tailleur pour chiens. Het centrum van
deze industrie is in den omtrek van het Palais
Royal gevestigd; men maakt er de hondenmode
en deze wisselt al even gauw als de
menschenmode. De klassieke »paletot" van het hazewindje
is verouderd; het blauwe of bruine jasje met het
wapenschild der eigenares is geheel veroordeeld.
Voor de koude wordt nu, en in alle grootten
is dat voorradig, een regen- of sneeuwmantel,
een cache-poussière voor buitenwandelingen,
een schotsch ruitje voor op reis, een grys
linnen jasje voor aan het strand, een caoutchouc,
enz. gemaakt. In zoo'n jasje zyn een paar kleine
zakjes, een voor het spoorkaartje, een voor Azor's
zakdoekje.
Dit jaar heeft men voor 't eerst linnengoed
voor honden bedacht. Een hondje ontvangt nu
zijn dozijn batisten hemdjes, of ook wel zijden
of surah, als hij zich niet prettig voelt; men
merkt ze met zijn letter, maar met het kroontje
van den eigenaar er boven. De zakdoek wordt
met zijn naam voluit geborduurd.
Schoenen voor honden waren vroeger wel be
dacht, om ze het beest bij het binnentreden van
de kamer te laten uittrekken, maar men had het
niet verder gebracht dan tot kleine leeren zakjes,
leelijk en ongemakkelijk. De schoenen worden nu
van caoutchouc gemaakt, dat naar zy'n poot
gemouleerd en op maat geknipt wordt.
Het spreekt van zelf, dat de afzet van al die
dingen niet groot is; daartegenover staat, dat
de inkoopsprijs heel klein is, en de verkoopsprijs
bovenmatig duur. Toen onlangs een
gezantendochter trouwde, wachtten haar voor den lunch
al haar honden in wit moirébruidscostuum met
bouquetten van oranjebloesem en wit satijnen
schoentjes boven aan de trap van de ambassade.
Bij dergelijke dwaze weelde protitee: en weer arme
naaisters.
Mlle Marsy, de mooie en gedistingeerde actrice,
die het Théfitre Frangais gaat verlaten, doet dit
niet, zooals Coquelin, om elders meer te ver
dienen, of zooals Jeanne Hading, omdat men
haar niet de rollen gaf waarop zij meende aan
spraak te kunnen maken; zij was genoeg ge
apprecieerd, maar gaat een heel rijk huwelijk
doen, en haar man wil liever niet dat zij
het vermoeiende tooneelleven bijhoudt. Zij
heeft een miniatuurpaleisje in de Rue Bugeaud,
geheel Louis XVI ingericht. De wanden van
haar boudoir zijn van rose brokaat en vormen
een aardigen achtergrond voor de beroemde ver
zameling waaiers en pastels, die zij reeds bezat.
In den eenen hoek van de kamer staat haar vleu
gel, in den anderen haar harp, de rest is bezet
met kleine kabinetjes en vitrines vol vieux Saxe
en vieux Sèvres. Een buste van Molière ziet
op al het moois neer, tusschen een bron
zen medaillon van Gambetta en een marnieren
statuette van Epinay. De eetkamer heeft oud
zilver en oud porselein; de slaapkamer een
ledekant van wit en goudlak, met gobelins als gor
dijnen en draperieën.
Geheel in strijd met zijn Hongaarschen collega,
die onlangs met kracht voor de studievrijheid
der vrouwen optrad, heeft de Oostenrijksche
minister van onderwijs, baron Gautsch, zich er
sterk tegen verklaard. »IIet streven van vrouwe
lijke personen naar eigen werkkring is een maat
schappelijk gevaar," meende hij. »Het concurreeren
der vrouwen in verschillende beroepen moet den
loonstandaard doen dalen en het begrip van huis
gezin verminderen." De minister deelde mede, dat
in Oostenrijk aan alle gymnasia te samen slechts
vijfentwintig meisjes eindexamen hadden gedaan
en slechts drie doctores in de medicijnen waren
geworden. Aan de in het buitenland
geprovoceerden wordt het recht om in Oostenrijk te
practiseeren, geweigerd.
De Fransche schrijfster en vertaalster Th.
Bentzon, die veel aan Engelsche litteratuur doet,
heeft eene reis naar Amerika ondernomen om er
de schrijfsters, doctoressen, opvoedsters, spreek
sters, leidsters der society, mystieken, enz. te
interviewen ; zij heoft die reuzentaak volbracht,
iedereen gesproken en er oen aardig boek over
geschreven, Lex Ami'rica.ines c/te,: ellen, (Paris,
Calinann Lévy). Zeker hooft ze wel eens naar
haar gezellig appartement in de Avenue Victor
Hugo, naar haar jours, haar Théfitre Francais
teruggezucht, maar het boek is vol veerkracht;
mad. Bentzou heeft zich door koelheid noch
opdringendheid, door sneeuwstorm noch zonne
brand van haar taak laten afschrikken. Bij
afschaffers- en andere meetings, in kerken, scholen.
gevangenissen, hospitalen, op fancy-fairs en bazars,
is zy het vrouwelijk element gaan opzoeken, heeft
gevraagd en gepraat en een getrouw verslag
gegeven. Haar indruk is, dat iedere
Amerikaansche rusteloos en energiek werkt, en bijdraagt
tot den moreelen of materieelen vooruitgang der
menschheid. Engelsche critici zijn een beetje
jaloersch op die geestdrift. Mad. Bentzon, schrijven
zij, overdrijft stellig wanneer zij zegt dat al wat
Amerikaansch is, in Engeland stelselmatig wordt
gedenigreerd; zij vergist zich wanneer zy' deze
vermeende antipathie tot spy't over de verloren
koloniën terugbrengt. Daarentegen ziet zy zeer
juist wanneer zij het reusachtig verschil tusschen
het intellectueele, moreele, historische Boston en
het vulgaire Chicago opmerkt. Nog een Engelsche
opmerking: de titel van het geestige gezellige
boek is onjuist; Les Américaines chez elles ? ...
ze zijn nooit chez elles, en de energieke schrijfster
heeft ze ook nooit thuis gevonden.
Sedert in het begin der Kalverstraat de
vischwinkel van Van Laar gesloten en in een restaurant
veranderd werd, trekt de minder verlichte plek
minder de aandacht van den voorbyganger. Toch
is van binnen het fraaie gebouw er niet minder
pp geworden. De kostbaar ingerichte vertrekken,
indertijd door de reporters met warmte beschre
ven, zijn dezelfde gebleven en voor zoo veel
noodig gerestaureerd. Men vindt er nog de Louis
XV-zaal in haar teer gris-perle; het kleineMoorsche
kabinet, rood met goud, met de koranspreuken, het
echte karpet, de echte console (style
hispano-mauresque) en het geheele eigenaardige arrangement; de
Duitsche zaal, de club-salon en vooral de mooie
Engelsche salon met het gesneden en ge
ncrusteerde houtwerk, eigenlyk alles veel te echt en
te kostbaar voor een oppervlakkig bezoeker.
Met de rose kappen op de kleine lampen, met de
geheele inrichting van gedekte tafels, zilver en
kristal, werkt intusschen het kostbare niet zoo
intimideerend, dat het de gezelligheid uitsluit.
Beneden is eene groote verandering gekomen.
In den vroegeren winkel is aan beide zijden een
dik tapijt gelegd, en zoo de hal met haar kleurige
pilaren in eene gewone restaurantzaal veranderd.
De oude reputatie van vischrestaurant wordt nog
gehandhaafd door eene toonbank waar men oesters
kan zien openen; uit het buffet aan de andere
zijde worden tal van delicatessen verstrekt. Het
diner in restaurant Van Laar behoort tot de
«fijne keuken", maar men kan er ook heel een
voudig dejeuneeren of soupeeren: een bord
oesters met een glas sauterne, een paar sand
wiches met zalm en wat pale-ale, of ook de gewone
avondschotels van een goed restaurant kunnen
een groote aantrekkelijkheid zijn voor wie, om
elf uur op den Dam komend, het nog te vroeg
vindt om naar huis te gaan. De keuken is
Fransch, de bediening Fransch en Hollandsch.
De >dienstbode te St. Petersburg" is weer ge
heel iets anders dan de Amerikaansche, wier
beschrijving in deze rubriek wel eens gegeven
werd, de Ronieinsche donna, de Berlijnsche
«Geheimrath's Jette" of de Parijsche Virginie. De
verhouding tusschen de Petersburgsche en hare
meesteres is in 't geheel niet by de wet geregeld;
er bestaat noch godspenning, noch livret, noch
bepaalde termijn. Het meisje dat wegloopt, kan
tot op het laatste oogenblik haar huur vorderen ;
de meesteres die haar op stel en sprong wegzendt
behoeft haar ook geen dag langer te betalen.
Alleen wanneer men haar laat in den avond
op straat wil zetten, moet men haar toestaan dien
nacht nog in de woning te slapen ; ook alweer
niet, als zij onbehoorlijk dronken is.
De band tusschen de huisgenooten en de dienst
bode is soms al heel los. Wat het meisje eten
wil, gaat de huisvrouw niet aan i zij geeft haar
20 kopeken kostgeld per dag voor het middag
maal en een roebel 'smaands voor koffie, thee,
melk en suiker. Het gevolg blijft niet uit: de
meiden stelen als raven; van bakker, slager,
enz. nemen zij 10 percent provisie, en het wordt
als eerlijkheid beschouwd wanneer zij het daarbij
laten, en niet op quantiteit en qualiteit nog winst
maken. Trouwens wanneer een huisvrouw zelf
koopen of bestellen wil, zou de slager haar nooit
de 10 percent provisie toestaan; zij is de dame,
de dienstbode is de bondgenoote.
De dienstboden in Petersburg klagen overigens
over achteruitgang. Het fooienstelsel vermindert.
Wie vroeger een gewone visite maakte, gaf aan
het meisje dat hem uitliet en hem jas en hoed
aangaf minstens 10 kopeken; nu geeft men,
evenals in het Westen, alleen na werkelijke
feesten een fooi; de meisjes die vroeger 10 a
12 roebel 's maands ontvingen, krijgen nu maar een
paar roebels. Het loon bedraagt: voor een
binnenmeisje 8 a 10 roebel 'smaands; voor een keukenmeid
10 roebels, en wanneer zij, zooals het heet, »den
kok vervangen kan", 15 roebels; voor een meid
alleen 5 a 7 roebels, omdat deze ook in minder
rijke huishoudens dienen. Een knecht krijgt 25
il 110 roebels, maar moet zelf zijn frac en de
witte garen handschoenen, waarmede hy
tafeldient, bekostigen. Met Kerstmis ontvangen de
dienstboden koek en geld ten geschenke, met
Paschen eieren en geld, meestal telkens een halve
maand loon.
Een groot deel van de dienstboden te St. Pe
tersburg bestaat uit vreemden, Letten, Esthen,
Finnen, Polen, enkele Duitschers; de meeste
verstaan lezen noch schrijven.
Gevaarlijk voor de rust der dienstmeisjes zijn de
»dworniks" of huisknechten. Ieder huis heeft als
portier een »opperdwornik" met vijf of zes jonge
helpers, die kruierswerk doen, hout aandragen,
trappen en straat schoonhouden en boodschappen
doen ; de arme drommels verdienen 15 roebels
's maands, zijn jong en sterk, en te arm om te
trouwen. Deze toestand, met de onverschilligheid
der huisvrouwen, is van geen goeden invloed op
het gehalte der Petersburgsche dienstmeisjes.
E-e.