De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 15 december pagina 5

15 december 1895 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 964 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. (Een woord tot alle welgestelde mannen en vrouwen.) Motto: Men dempt den put, als 't kalf verdronken is. Niet lang geleden Ia8 ik in de dagbladen: »De heer Scheltus, wynhandelaar te Amersfoort, heeft o. a. ? 100.000 vermaakt voor een »Te Huis voor dames uit den deftigen stand" en tevens aan deze stichting gelegateerd een huis, tuin, grond etc." Een rilling voer mij door de leden en ik dacht: hoeveel ellende moet d» heer Scheltus, kennelyk een man met een warm voelend hart, niet hebben zien lijden door vrouwen van goeden huize om het zich ten plicht te achten de bestaande Te Huizen voor vrouwen uit den deftigen stand" met n te vermeerderen. Een te huis voor dames is gemeenlijk gevestigd niet in een voor dat doel opzettelijk gebouwd huis, maar in een wel doortimmerd gelegateerd perceel, zoo goed 't ging voor het doel geschikt gemaakt, trouwens met inachtneming der grootste zuinigheid, opdat het geld zoover mogelyk strekke. Dus gevestigd in een ouderwetsch heerenhuis, 't welk veelal beteekent: somber, onregelmatig van indeeling, trapje op trapje af, hier een hoek, daar een deur, en portalen en kasten, waar men recht heeft ze allerminst te verwachten. Zwaar gebalkte kamers, ontoereikend verlicht, donker geverfd en nog donkerder behangen; een totaal gemis van wandversiering, tenzy daarvoor moet dienen een prullig prentje door een der bewoon sters er op vastgehecht; voor vloerbedekking een karpet; geen knetterend vrooly'kheid aanbrengend vuurtje, maar een onsierlyke zwarte kachel; het ameublement van zit- en eetkamers bestaande uit tafels, waarop steeds spijzen gebracht worden door anderen dan de etenden gekozen, en stoelen allerminst berekend op bedaagde ruggen ; slaap kamers met vreemden gedeeld en nooit kunst matig verwarmd, daarenboven, slechts van 't hoog noodige voorzien in de meest kunstlooze soort. Hoeveel ellende moet men niet doorleefd hebben, ora zich overgelnkkig te achten op hoogen leeftijd tot het kleine getal dergenen te behooren, hetwelk in ruil voor een goed deel vryheid kost en inwoning kan bekomen in een »Te huis voor vrouwen uit den deftigen stand." Nu, er wordt dan ook heel wat armoe en kommer geleden door onbemiddelden van goede familie. Voor haar is het leven niet anders dan een doorheen worstelen; weelde kennen ze slechts by herinnering, terwyl het heden ze veel doet ontberen van 't geen onontbeerlijk mag geacht worden. Voortdurende materieele ellende doet ze dan ook verdorren en versteenen lang voor den tijd, en niet veel anders dan als levende mummies bereiken zy den ingang van het »Te Huis", waar zij tenminste voldoende te eten en te drinken zullen hebben. Hoeveel meer nut zou een kapitaal stichten, dat de strekking werd gegeven om mede te werken tot verbetering van ^het euvel. Ik zeg euvel, omdat ik voor my er een groot kwaad in zie, daar het getuigenis aflegt van een grove onbillykheid begaan, niet alleen tegenover die vrouwen, maar nog heel veel anderen bovendien. Waren die vergrijsden in haar jeugd wel onder legd geworden, hadden zy' van ouders, die zich verhieven op de liefde aan hun kroost betoond, iets degelyks mede gekregen op de levensreis, dan zouden zij er later niet zoo treurig aan toe zy'n. Dan zouden zy aan den avond haars levens niet zonder eigen te huis wezen, hoe klein dan ook; een hoekje zouden ze hebben, waar zy zich zelf tot meesteres waren, konden handelen naar goedvinden. Dan zouden zy voldoende ontwikkeld wezen om in velerlei belang te stellen, en haar gedachten richtende op iets groots of goeds, zouden zy zich gelukkig gevoelen in haar een voudig, maar zelf gebouwd nestje. Dus instede van asyls bouwen voor bejaarde vrouwen uit den deftigen stand, liever de denk beelden helpen hervormen betreffende de opleiding der vrouwelijke jeugd; ouders en voogden trachten te doordringen van de waarheid, dat meisjes evenveel recht hebben als jongens op een degelijke opvoeding en aan haar intellectueel uitzet niet minder geld en moeite mag ten koste gelegd worden. Die en soortgelijke denkbeelden trachten ingang te doen vinden door de gelegenheid voor vorming en opleiding der meisjes te verveelvou digen dat is, 't geen ik zou wenschen. Aldus zal de bijl gelegd worden aan den wortel van den boom des jammers, want kennis en ontwik keling is een kapitaal, dat geen dief kan rooven, Zy'n de denkbeelden omtrent de opleiding van het meisje in den laatsten tijd veel verruimd, toch is het getal dergenen klein, die zich de moeite geven een overzicht te verkry'gen van het arbeidsveld der vrouw, om daaraan dochter of pupil van raad te dienen bij de keuze van een vak. Hoeveel ouder zijn er niet, die hun meisjes in het onderwijs draven, omdat zy er geen voorstelling van hebben, wat anders dan onderwijzeres zij zouden kunnen worden; niet beseffende, dat school of leerkamer een hel is voor haar, die geen hart kan hebben voor haar werk, omdat zy nu eenmaal de onontbeerlijke gave voor onderricht geven niet bezit. De lyst van bedreven en beroepen voor vrouwen is werkelijk lang sla er mijn «Beroepskeuze der Vrouw" maar eens op na terwyl vele der ge noemde vakken op een weg brengen, die leidt naar nieuwe, winst afwerpende variëteiten. Verder behoort het meisje van jongs af te worden ingeprent, dat in een gezonde maat schappij geen personen worden betaald, maar arbeid hetzelfde wie hem verricht; zoodat zy 't al» een onedele daad leert beschouwen om, alleen vanwege haar vrouw zyn, zeker werk voor lager loon te volbrengen dan een man. En deugdelyk arbeidende zal haar produkt afnemers vinden. Leert het meisje daarbij, als heden, spaar zaamheid en overleg, blyven haar juiste begrippen omtrent zorg voor de toekomst niet vreemd, dan zal deze vrouw zonder huiveren en angst den ouden dag zien naderen, en weldra zal er zoomin behoefte bestaan aan »Te Huizen voor be jaarde dames van goede familie'1 als tot nu aan »Te Huizen voor oude h e eren uit den deftigen stand". Amst., Dec. '95. ELISE A. HAIGHTON. iiiiiiiiiiniiiiii minimi Wintercostuum, bal, toilet, capes, sortées, moffen. Hondenhleeding. Mlle. Marsy. Vrouwenstudie. De Amerikaansclie thuis. Restaurant. Dienstboden te St. Petersburg. Te Londen, en met uitzonderingen ook te Parijs, merkt men de zonderlinge voorliefde voor lichte kleuren in de winter-costumes van dit jaar op Verleden jaar was alles donker, liefst zwart; j dit jaar vindt men rokken en mantels van bleek ! amandelgroen, bleek reebruin, bleek lila, biscuit, mastic en zelfs wit voor gewoon wandelcostuum. De kunst is nu, harmonie te houden tusschen dezen lichten rok, de ondermouwen die* met het schouderstuk of het corsage overeen komen, en den warmen mantel dien men er toch overheen draagt; of ook wel, het costuum zoo te maken, dat corsage en mouwen met bont uitgemonsterd, als mantel dienen, terwijl het schouderstuk, soutache gitten en pailletten op lichtzijden transparant, i tegelyk als schouderstuk op dien mantel en als versiering van de japon kan gelden. In Engeland zyn die dingen al heel ondank baar; een mistige dag legt een onuitwischbaar waas van bruingrijs over het mooie lichte cos tuum en maakt net voor de toekomst wel niet onbruikbaar, maar het nieuwe, de glans, is er toch af. Iets moois voor balcostumes is witte zijde of wit satijn, gevoerd met bleek groen of rose. Men neemt voor dit rose allerlei: gebouillonneerd mousseline chiffon, eenige volants van rose kant, of tulle afgewisseld met randen marabout; het kan niet missen of deze fraaie voering komt nu en dan te zien, en hooger dan ze gezien wordt, be hoeft ze niet kostbaar te zijn, een eenvou dige voeringstof van dezelfde kleur is voldoende | voor het boveneind. In dezelfde kleur ook gar- j neert men dan het corsage: een draperie van groen mousseline chiffon van den eenen schouder j naar den anderen met rose strikken ; de afhan gende mouwen van mousseline chiffon, waarop groote rose strikken; op den schouder wordt de | japon opgehouden door epauletten van rose linten, i van boven vastgestrikt; aan de mouwen sluiten j de lange suède handschoenen aan. j Zeer geliefd zijn de korte capes, van sabel- j bont, met twee lange einden in stola-vorm, die byr.a tot onder aan het kleed afhangen, maar vooraf als een fichu gekruist worden. Men kan ze op een mantel dragen, als daarbij behoorend, of op een avondmantel of zelfs, voor hetschaatsenrijden, op den japon, zonder mantel. Groen met bruin zal dezen winter op het ijs veel ge dragen worden ; de samenstelling uit sabelbont en groen laken is zeer dankbaar. De sortie de bal wordt weer meer een belangrijk kleedingstuk dan eenige jaren geleden het geval scheen, toen men ze steeds korter en kleiner maakte. Nu komt weer het velours miroir, het glanzend brokaat, het passement met pailletten op satijn, het borduursel met rand van struisveeren of marabout in de mode. De sortie is nog wel niet groot, maar toch even wijd als de dagcapes; aardig ook is het van binnen om den rand een maraboutrand of zijden ruche in de kleur van de voering te zetten, en deze iets langer te maken, zoodat ze even te zien komt. Dit is juist als met de rokvoering waarvan -wij hierboven spra ken. De Mediciskraag van de sorties wordt van voren en van achteren lager genomen dan op zijde, en van achteren nog wat met een strik omgebogen ; op zij Ie komt zij liefst tot over de ooren. Men maakt ook heel groote sorties, avondmantels Louis XVI, een rijk versierd schouder stuk, waarvan de stof, van voren ruim aange zet, van achteren in breede platte plooien afhangt. Deze mantels maakt men van l'ompadour zijde a grands ramages ; wil men laken of cachemire gebruiken, dan neemt men geen schouderstuk, maar drie opvolgende kragen, de grootste tot over de ellebogen, en garneert die met een streepje bont; toch Mediciskraag. Men gaat in fluweel alle patronen der andere stoffen namaken, schotsch, chiné, genuanceerd, faconné, pointellé, mouchité, en gebruikt het bij voorkeur voor alles, hetzy geheel, hetzy in vereeniging met laken, met cachemir of alle andere stoffen. De moffen zullen weer hoe langer hoe grooter worden. Toen grootvorstin Wladimir te Parijs was, heeft zy er een gekocht van sabelbont, met hermelyn gevoerd, zestig centimeter lang en breed in evenredigheid. Aan beide zijde is van onderen een sabelstaart, van boven een strik van zwart faille lint, links met gelegenheid om een touffe versche rozen op vast te steken. Grootvorstin Alexis koos er ook zoo een, van hermelijn met stippen, gevoerd met wit hermelijn; bjj dezen behoort, van den en naar den anderen kant, een rand van versche viooltjes. Een nieuw beroep te Parijs, en waarschynIrjk wel te Londen, is dat van «hondenkleermaker", tailleur pour chiens. Het centrum van deze industrie is in den omtrek van het Palais Royal gevestigd; men maakt er de hondenmode en deze wisselt al even gauw als de menschenmode. De klassieke »paletot" van het hazewindje is verouderd; het blauwe of bruine jasje met het wapenschild der eigenares is geheel veroordeeld. Voor de koude wordt nu, en in alle grootten is dat voorradig, een regen- of sneeuwmantel, een cache-poussière voor buitenwandelingen, een schotsch ruitje voor op reis, een grys linnen jasje voor aan het strand, een caoutchouc, enz. gemaakt. In zoo'n jasje zyn een paar kleine zakjes, een voor het spoorkaartje, een voor Azor's zakdoekje. Dit jaar heeft men voor 't eerst linnengoed voor honden bedacht. Een hondje ontvangt nu zijn dozijn batisten hemdjes, of ook wel zijden of surah, als hij zich niet prettig voelt; men merkt ze met zijn letter, maar met het kroontje van den eigenaar er boven. De zakdoek wordt met zijn naam voluit geborduurd. Schoenen voor honden waren vroeger wel be dacht, om ze het beest bij het binnentreden van de kamer te laten uittrekken, maar men had het niet verder gebracht dan tot kleine leeren zakjes, leelijk en ongemakkelijk. De schoenen worden nu van caoutchouc gemaakt, dat naar zy'n poot gemouleerd en op maat geknipt wordt. Het spreekt van zelf, dat de afzet van al die dingen niet groot is; daartegenover staat, dat de inkoopsprijs heel klein is, en de verkoopsprijs bovenmatig duur. Toen onlangs een gezantendochter trouwde, wachtten haar voor den lunch al haar honden in wit moirébruidscostuum met bouquetten van oranjebloesem en wit satijnen schoentjes boven aan de trap van de ambassade. Bij dergelijke dwaze weelde protitee: en weer arme naaisters. Mlle Marsy, de mooie en gedistingeerde actrice, die het Théfitre Frangais gaat verlaten, doet dit niet, zooals Coquelin, om elders meer te ver dienen, of zooals Jeanne Hading, omdat men haar niet de rollen gaf waarop zij meende aan spraak te kunnen maken; zij was genoeg ge apprecieerd, maar gaat een heel rijk huwelijk doen, en haar man wil liever niet dat zij het vermoeiende tooneelleven bijhoudt. Zij heeft een miniatuurpaleisje in de Rue Bugeaud, geheel Louis XVI ingericht. De wanden van haar boudoir zijn van rose brokaat en vormen een aardigen achtergrond voor de beroemde ver zameling waaiers en pastels, die zij reeds bezat. In den eenen hoek van de kamer staat haar vleu gel, in den anderen haar harp, de rest is bezet met kleine kabinetjes en vitrines vol vieux Saxe en vieux Sèvres. Een buste van Molière ziet op al het moois neer, tusschen een bron zen medaillon van Gambetta en een marnieren statuette van Epinay. De eetkamer heeft oud zilver en oud porselein; de slaapkamer een ledekant van wit en goudlak, met gobelins als gor dijnen en draperieën. Geheel in strijd met zijn Hongaarschen collega, die onlangs met kracht voor de studievrijheid der vrouwen optrad, heeft de Oostenrijksche minister van onderwijs, baron Gautsch, zich er sterk tegen verklaard. »IIet streven van vrouwe lijke personen naar eigen werkkring is een maat schappelijk gevaar," meende hij. »Het concurreeren der vrouwen in verschillende beroepen moet den loonstandaard doen dalen en het begrip van huis gezin verminderen." De minister deelde mede, dat in Oostenrijk aan alle gymnasia te samen slechts vijfentwintig meisjes eindexamen hadden gedaan en slechts drie doctores in de medicijnen waren geworden. Aan de in het buitenland geprovoceerden wordt het recht om in Oostenrijk te practiseeren, geweigerd. De Fransche schrijfster en vertaalster Th. Bentzon, die veel aan Engelsche litteratuur doet, heeft eene reis naar Amerika ondernomen om er de schrijfsters, doctoressen, opvoedsters, spreek sters, leidsters der society, mystieken, enz. te interviewen ; zij heoft die reuzentaak volbracht, iedereen gesproken en er oen aardig boek over geschreven, Lex Ami'rica.ines c/te,: ellen, (Paris, Calinann Lévy). Zeker hooft ze wel eens naar haar gezellig appartement in de Avenue Victor Hugo, naar haar jours, haar Théfitre Francais teruggezucht, maar het boek is vol veerkracht; mad. Bentzou heeft zich door koelheid noch opdringendheid, door sneeuwstorm noch zonne brand van haar taak laten afschrikken. Bij afschaffers- en andere meetings, in kerken, scholen. gevangenissen, hospitalen, op fancy-fairs en bazars, is zy het vrouwelijk element gaan opzoeken, heeft gevraagd en gepraat en een getrouw verslag gegeven. Haar indruk is, dat iedere Amerikaansche rusteloos en energiek werkt, en bijdraagt tot den moreelen of materieelen vooruitgang der menschheid. Engelsche critici zijn een beetje jaloersch op die geestdrift. Mad. Bentzon, schrijven zij, overdrijft stellig wanneer zij zegt dat al wat Amerikaansch is, in Engeland stelselmatig wordt gedenigreerd; zij vergist zich wanneer zy' deze vermeende antipathie tot spy't over de verloren koloniën terugbrengt. Daarentegen ziet zy zeer juist wanneer zij het reusachtig verschil tusschen het intellectueele, moreele, historische Boston en het vulgaire Chicago opmerkt. Nog een Engelsche opmerking: de titel van het geestige gezellige boek is onjuist; Les Américaines chez elles ? ... ze zijn nooit chez elles, en de energieke schrijfster heeft ze ook nooit thuis gevonden. Sedert in het begin der Kalverstraat de vischwinkel van Van Laar gesloten en in een restaurant veranderd werd, trekt de minder verlichte plek minder de aandacht van den voorbyganger. Toch is van binnen het fraaie gebouw er niet minder pp geworden. De kostbaar ingerichte vertrekken, indertijd door de reporters met warmte beschre ven, zijn dezelfde gebleven en voor zoo veel noodig gerestaureerd. Men vindt er nog de Louis XV-zaal in haar teer gris-perle; het kleineMoorsche kabinet, rood met goud, met de koranspreuken, het echte karpet, de echte console (style hispano-mauresque) en het geheele eigenaardige arrangement; de Duitsche zaal, de club-salon en vooral de mooie Engelsche salon met het gesneden en ge ncrusteerde houtwerk, eigenlyk alles veel te echt en te kostbaar voor een oppervlakkig bezoeker. Met de rose kappen op de kleine lampen, met de geheele inrichting van gedekte tafels, zilver en kristal, werkt intusschen het kostbare niet zoo intimideerend, dat het de gezelligheid uitsluit. Beneden is eene groote verandering gekomen. In den vroegeren winkel is aan beide zijden een dik tapijt gelegd, en zoo de hal met haar kleurige pilaren in eene gewone restaurantzaal veranderd. De oude reputatie van vischrestaurant wordt nog gehandhaafd door eene toonbank waar men oesters kan zien openen; uit het buffet aan de andere zijde worden tal van delicatessen verstrekt. Het diner in restaurant Van Laar behoort tot de «fijne keuken", maar men kan er ook heel een voudig dejeuneeren of soupeeren: een bord oesters met een glas sauterne, een paar sand wiches met zalm en wat pale-ale, of ook de gewone avondschotels van een goed restaurant kunnen een groote aantrekkelijkheid zijn voor wie, om elf uur op den Dam komend, het nog te vroeg vindt om naar huis te gaan. De keuken is Fransch, de bediening Fransch en Hollandsch. De >dienstbode te St. Petersburg" is weer ge heel iets anders dan de Amerikaansche, wier beschrijving in deze rubriek wel eens gegeven werd, de Ronieinsche donna, de Berlijnsche «Geheimrath's Jette" of de Parijsche Virginie. De verhouding tusschen de Petersburgsche en hare meesteres is in 't geheel niet by de wet geregeld; er bestaat noch godspenning, noch livret, noch bepaalde termijn. Het meisje dat wegloopt, kan tot op het laatste oogenblik haar huur vorderen ; de meesteres die haar op stel en sprong wegzendt behoeft haar ook geen dag langer te betalen. Alleen wanneer men haar laat in den avond op straat wil zetten, moet men haar toestaan dien nacht nog in de woning te slapen ; ook alweer niet, als zij onbehoorlijk dronken is. De band tusschen de huisgenooten en de dienst bode is soms al heel los. Wat het meisje eten wil, gaat de huisvrouw niet aan i zij geeft haar 20 kopeken kostgeld per dag voor het middag maal en een roebel 'smaands voor koffie, thee, melk en suiker. Het gevolg blijft niet uit: de meiden stelen als raven; van bakker, slager, enz. nemen zij 10 percent provisie, en het wordt als eerlijkheid beschouwd wanneer zij het daarbij laten, en niet op quantiteit en qualiteit nog winst maken. Trouwens wanneer een huisvrouw zelf koopen of bestellen wil, zou de slager haar nooit de 10 percent provisie toestaan; zij is de dame, de dienstbode is de bondgenoote. De dienstboden in Petersburg klagen overigens over achteruitgang. Het fooienstelsel vermindert. Wie vroeger een gewone visite maakte, gaf aan het meisje dat hem uitliet en hem jas en hoed aangaf minstens 10 kopeken; nu geeft men, evenals in het Westen, alleen na werkelijke feesten een fooi; de meisjes die vroeger 10 a 12 roebel 's maands ontvingen, krijgen nu maar een paar roebels. Het loon bedraagt: voor een binnenmeisje 8 a 10 roebel 'smaands; voor een keukenmeid 10 roebels, en wanneer zij, zooals het heet, »den kok vervangen kan", 15 roebels; voor een meid alleen 5 a 7 roebels, omdat deze ook in minder rijke huishoudens dienen. Een knecht krijgt 25 il 110 roebels, maar moet zelf zijn frac en de witte garen handschoenen, waarmede hy tafeldient, bekostigen. Met Kerstmis ontvangen de dienstboden koek en geld ten geschenke, met Paschen eieren en geld, meestal telkens een halve maand loon. Een groot deel van de dienstboden te St. Pe tersburg bestaat uit vreemden, Letten, Esthen, Finnen, Polen, enkele Duitschers; de meeste verstaan lezen noch schrijven. Gevaarlijk voor de rust der dienstmeisjes zijn de »dworniks" of huisknechten. Ieder huis heeft als portier een »opperdwornik" met vijf of zes jonge helpers, die kruierswerk doen, hout aandragen, trappen en straat schoonhouden en boodschappen doen ; de arme drommels verdienen 15 roebels 's maands, zijn jong en sterk, en te arm om te trouwen. Deze toestand, met de onverschilligheid der huisvrouwen, is van geen goeden invloed op het gehalte der Petersburgsche dienstmeisjes. E-e.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl