De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 15 december pagina 8

15 december 1895 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 964 Het Rasphuis in zijn veranderingen. (Tempora mutantur.) nttiiiiiiMiiiiiiMiiiiiimimii Julius Prultelman Rrommeijer. Ik kan niet zeggen dat ik een slechten St. Nicplaas heb ge had. Niet dat ik er op heb zitten wach ten, neen, zoo heelemaal van zelf kwa men de surprises mij overvallen. Het was duidelijk: ieder die iets met mij had uit te staan was op het denkbeeld gekomen, ik moet toch Brommeijer ook eens wat sturen. Van achten tot tienen heeft de bel haast niet stil gestaan. Al zeg ik Set zelf, ze houden van me. Natuurlijk, mijn vrouw kreeg tusschen beide ook een aardigheid, en Thérèse werd door mij, door haar moeder en door _ haar vrien dinnetjes bedacht, en dan een nicht van me vrouw, de eenige presentabele, die je nog in de Bocht ontvangen kunt en die daarom altpos met St. Nicolaas in den huiselijken kring wordt toegelaten, kon niet geheel worden gepasseerd, maar onder dat viertal was ik de man, voor v?ien je zoudt zeggen, dat dit St. Nicolaasfeest expresselijk was uitgevon den. En dat meenden ook de drie anderen, vooral mijne vrouw. Voor hetgeen ze zelf kreeg, had ze haast geen oog, maar als er dan weer wat voor mij kwam, waren ze alle drie een en al verrukking en wisten maar niet hoe mij aan het verstand te brengen, dat zij alle reden zouden hebben jaloersch op mij te zijn, als ze niet al die blijken van hoogachting en genegenheid mij nog lie ver gegund hadden dan zichzelve Ik geloof dat je een afspraakje gemaakt hebt met St. Ni colaas, plaagde mijn vrouw; meer dan eens riep nicht Goedhart uit: Heere Heere neef, wat heeft u een bemind vleesch ! en dan lachte Thérèse weer, me genoeglijk toeknikkende, zoodat je op haar gezicht de dankbaarheid kon lezen, wijl ze het voorrecht had zoo'n algemeen ge liefden vader te bezitten ; een gevoel, dat m;jn vrouw vertolkte, door ronduit te verklaren : Je kunt aan de St. Nicolaas-cadeautjes dui delijk merken, dat je van jaar tot jaar nog vooruitgaat in beroemdheid, en dat je medemenschen even als je huisgenooten je nog beter leeren waardeeren .... waarop nicht liet vol gen : ja, ja Neef, als uwe een poosje tijd van leven heeft en u doet geen gekke dingen, richten ze nog voor uwes heengaan een stand beeld voor u op; maar dat zal «'/,; dan wel niet zien, want mijn oogen worden met den dag minder. Ik moet eerlijk bekennen, ik gevoelde mij door dit alles wel wat gestreeld, en had eenige moeite mij goed te houden. W&t weerga, zei ik bij mezelf, je hebt je zelf' niet gemaakt, en het zijn ten slotte na God je ouders, die je zoo degelijk hebben toegerust, maar als net je dan toch lukt, de heele wereld voor je op de knieën te doen liggen, zoodat je vrouw en je dochter het een onrecht beginnen te vinden zelf een pakje te ontvangen omdat ze het eigenlijk nog maar liever in jou handen zouden zien dan mot t er toch iets bijzon ders aan je zijn, dat je niet uit de tweede hand, niet van een ander, maar van je zelf hebt. Intusschen ik heb mijn fatsoen weten te bewaren. Ja, zei ik, jelui moeten die bewijzen van gehechtheid niet overschatten, ik heb in den loop van dit jaar ontzettend veel menschen aan mij verplicht, en als ik nu eens al die snprrepijperijen realiseeren mocht, dan zou je zien Graaf Taaffe, t «111:, S Oud-Oostenrijksch minister-president. dat de effectieve waarde daarvan geen vijf'procent^ vertegenwoordigde van het bedrag, dat ik onwillekeurig voor die lui heb uitgegeven. Eer je op St. Nicolaas-avond rente maakt van je geld ... en terwijl nicht even als ik | het hoofd schudde, ter bevestiging mijner be wering, heb ik haar het goudtientje toe ge stoken, dat ze elke 5 December van me ont vangt, om haar het recht te ontnemen, bij haar familie op de Lijnbaansgracht te vertellen dat zij wel bij den rijkdom aan huis komt, maar zij veel liever weg zou blijven, omdat het haar nog een cadeautje kost . . . Want zoo ia dat volk in de vermindering, en ik ben er zelfs nu nog lang niet zeker van, dat ze zulke praatjes voor zich zal houden ... Nu is mij later wel gebleken, dat mijn vrouw _ en Thérèse, in overleg met Jacob n. de meiden, mij veel meer gestuurd hebben dan ik eerst vermoedde, en ook dan uoodig was om mij in mijn humeur te houden, want met zoo goed als niets, eenvoudig iets voor mijn fatsoen, zou ik ook tevreden geweest zijn ; doch er bleef' nog altijd heel wat van anderen over, en zpoals dat gewoonlijk gaat, ik wist al heel spoedig wie me bedacht had. Böhringerhad me de Ethische Fragmenten van Ilitter gezon den, een kostelijk boekje, dat ik me nu beijver uit te lezen ook. liet spijt me alleen maar dat ik dit nu pas op mijn ouden dag heb gekregen; wat zou mijn leven nog anders hebben kunnen we/en, als ik dat b.v. op mijn vijf' en twintigste jaar, aan het begin van ! mijn koopmansloopbaan had kunnen bestudeeren en hoeveel heeft ie.nand als Rit ter, die zelf' zoo'n boek geschreven heeft, op mij en een ander voor! Van Gij*, die weet dat ik zoo erg van borstplaat houdt, kwam er een reusachtige, expres voor dit doel vervaardigd, in den vorm van een hart, rnet de drie H. Andrieskruizen pp een zwart fond, aardig, je kon daaruit afleiden waar zijn eigen gemoed vol van was, jiu hij daar in die Haagsche zanderij zit, zoo dachten wij alle vier er dadelijk over. Ook nicht, die met een kleurtje op haar oude kaken wel een beetje aangedaan uitriep : welk een gepaste keuze, l neef', zijn burgemeestershartje trekt toch nog | altijd naai Amsterdam! 't Langst heb ik | in onzekerheid verkeerd over de vrienden- | hand, die niet mij, maar ons drieën, in suikerwerk de Valken burgsche grot had toegezonden. We konden daar maar niet achter komen, en zoo waren er nog twee < cadeautjes, waar we een oogenblikje last mee j gehad hebben. Een was een roode foulard, heel zware zij, waarin de portretten geweven of gedrukt waren van de Wit en Gompertz. Wat dat moest beteekenen en van wien dat kwam, was ons allen een raadsel. De dames namen natuurlijk er 't, meest notitie van, en zoo kwam ze in de handen van Thérè-e, die met haar scherpe oogjes wel dra bemerkte, dat er beneden aan den rand nog iets in een zoompje zat. En ja wel, daar vond ze in miniatuurschrift op een zijden strookje gestikfc: <looriende.it arm Mr. hcrdijk." Ah jai-ses, riep Nicht uit: zoo'n eerwaardig man als u is Neef, voorden gek te houden . . . dat komt niet te pas ! Mijn vrouw dacht er ook zoo over, ze noemde het, wie dat ook mocht gedaan hebben, een flauwe grap. Maar Thérèse frommelde het ding in elkaar en hield het nicht tegen haar neus: haar toe lachende: snuit uwe daar nu maar eens in, dat is van een minin/er. Of het was toe te schrijven aan de oneerbiedigheid van Thérèse tegenover een zestigjarige dame, aan den af schuw dien mijn nicht van grappen heeft, en in 't bijzonder van grappen bij ernstige hoog geplaatste menschen, aan verontwaardiging nu zij zag dat zelfs iemand als ik niet veilig was voor de frivole streken van een raadsman der kroon, of dat haar bloed uit de baan schoot nu zij zoo onverwachts voor het eerst van haar leven haar neus in iets ministrieels stak, zij werd bleek, daar liep haar een koude rilling over den rug, haar oogen stonden ecu oogen blik strak, en wel dubbel zoo groot als gewoonlijk mij aan te staren, toen ik Tlierèse's woorden bevestigde, terwijl de kleine wijsneus daarop liet volgen: Ziet u wel papa. Mijnheer van Houten is nog niet genezen ! Gelukkig bracht de knecht direct weer wat. anders binnen en kon nicht spoedig tot bezinning komen, wat voldoende bleek, toen zij de foulard op haar linkerhand wegende, mijn vrouw advi seerde: nu lieve, als ze mij ooit zoo'n zak doek thuisbrachten, zou ik hem niet. door sturen hoor! Doch o >k ma vrouw behoefde daarop niet te antwoorden omdat er e.en keu rig fijn, met een adellijk wapen gezegeld pakje te bekijken viel, volgens Thérèse zóó mooi, dat het haast zonde was het open te maken. Nu, aan de hand waarmee het adres geschre ven was, en aan het lak, zag ik aanstonds dat het van de R-tnifz kwam en de inhoud be vestigde die mecning, want weldra zaten wij met ons vieren een prachtige doekspeld te bewonderen, die ik liet flonkren in het licht Altijd de Oostende twistte! (Silhouette.) Hoe de clown Salisbury de O.,sterscue kwestiedoet groeien. Ce loct-ont der Engelsciie sdieerstiimerwerten, | (Punch.) Zeer gemoedelijk, (Lustige Blatter.) Biitlanni'i. (tot eigenaar van scheepswerven) : »Dat kan zóó niet blijven. Denkt ge, dat ik de zee moot heheerschen met een vloot, rn^ide in Grermatii/ ?'' 7>e Eiiriekchman: »Ziet ge mijn waarde Turk. zóó matig ik mijn eischen iedere kogel die buiten deze kring treft, geldt niet!'1 der gaskroon. Ja, zei Thérèse, er op uit om nichts jaloerschheid te prikkelen, die is nu misschien wel ingepakt op geen tien pas afstands van de Regentes; wie weet of' het koninginnetje hem niet heeft gezien met haar eigen oogen, vóór hij in dat, doosje werd ge daan, wat zoo op de verbeelding en het gevoel van nicht, werkte, dat zij van haar stoel oprees en plechtig mij de hand reikte om mij te felic t eren, want van alles wat ik reeds ontvangen had en van wat ik nog ontvangen zou, had dit stuk zeker de hoogste waarde. Maar zij vergiste zich: want terwijl wii nog over dit cadeau spraken en ik zo wat trachtte te kalmeeren rnct de opmerking: het zal er wel een uit den hof Voorraad wezen. ze hebben daar altijd eenige van die dingen over, lei Jacob een langwerpig vierkant hard voorwerp op tafel, gewikkeld, zoo maar losjes. zonder eenige zorg voor de verpakking te verraden, in grauw papier. Ivi wat bevatte het? Niets anders dan oen erg stoffige grauwe steen, van ongeveer een halven duim dik. Wat beteekent dit uu, vroegen we zwijgend elkaar. Dat is nu niet een aanl.igli.eid maar oen grof heid, zei mijn vrouw en nicht, liep, vrij postig als zij is. naar het haardstel, om hét blikje en het stott'ertje te halen, waarmede ze zonder verder een woord te spreken, dien hoop onreinheid van de tafel wilde vegen om ze in den kolenbak te doen. Maar pas had ze dat ding even voortbewogen in haar heilige drift, of' ik belette haar gelukkig haar plan te volvoeren, want op datzelfde oogenblik vielen mij een paar krassen in het oog, en nu ik het op zijn kant zclte ;'.ag ik duidelijk het woordje Zo ar geschreven. Zoar zeg ik bij mezelf', half hoorbaar ... Z»ar daar heb ik meer van gelezen, en Thérè-e kwam uit den hoek: Zoar, papa. weet u dan niet dat dit de stad was van Jozef's l'harao en kijk u eens aan dezen kant, daar staan een paar figuren, zijn dat, geen hebreeuw.-ehe let ters. . . en terwijl nicht verschrikt haar blikji neerlei en het stort'ertje liet vallen . . . schoot ook mij opeens deVan Dag tot Dag van gisteren avond te binnen en in vervoering riep ik uit: Afblijven kinderen ... de steen is van (Jliarles: hij heeft hem meegebracht uit Euypte, die steen is door de joden gemaakt vóór zij door de Ropde Zee zijn gelrokken, en dat hij nu hier, hier in de Bocht, in mijn huis, op tafel. ligt... Wij spraken vooreerst geen vun allen een woord meer. langzamerhand waren onzehoofden een kring komen vormen boven dat

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl