Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 964
Het Rasphuis in zijn veranderingen.
(Tempora mutantur.)
nttiiiiiiMiiiiiiMiiiiiimimii
Julius Prultelman Rrommeijer.
Ik kan niet zeggen
dat ik een slechten
St. Nicplaas heb ge
had. Niet dat ik er
op heb zitten wach
ten, neen, zoo
heelemaal van zelf kwa
men de surprises mij
overvallen. Het was
duidelijk: ieder die
iets met mij had uit
te staan was op het
denkbeeld gekomen,
ik moet toch
Brommeijer ook eens wat
sturen. Van achten
tot tienen heeft de
bel haast niet stil
gestaan. Al zeg ik
Set zelf, ze houden
van me. Natuurlijk,
mijn vrouw kreeg
tusschen beide ook
een aardigheid, en
Thérèse werd door
mij, door haar moeder en door _ haar vrien
dinnetjes bedacht, en dan een nicht van me
vrouw, de eenige presentabele, die je nog in
de Bocht ontvangen kunt en die daarom altpos
met St. Nicolaas in den huiselijken kring
wordt toegelaten, kon niet geheel worden
gepasseerd, maar onder dat viertal was ik
de man, voor v?ien je zoudt zeggen, dat dit
St. Nicolaasfeest expresselijk was uitgevon
den. En dat meenden ook de drie anderen,
vooral mijne vrouw. Voor hetgeen ze zelf
kreeg, had ze haast geen oog, maar als er
dan weer wat voor mij kwam, waren ze
alle drie een en al verrukking en wisten
maar niet hoe mij aan het verstand te
brengen, dat zij alle reden zouden hebben
jaloersch op mij te zijn, als ze niet al die blijken
van hoogachting en genegenheid mij nog lie
ver gegund hadden dan zichzelve Ik geloof
dat je een afspraakje gemaakt hebt met St. Ni
colaas, plaagde mijn vrouw; meer dan eens riep
nicht Goedhart uit: Heere Heere neef, wat heeft
u een bemind vleesch ! en dan lachte Thérèse
weer, me genoeglijk toeknikkende, zoodat je
op haar gezicht de dankbaarheid kon lezen,
wijl ze het voorrecht had zoo'n algemeen ge
liefden vader te bezitten ; een gevoel, dat m;jn
vrouw vertolkte, door ronduit te verklaren :
Je kunt aan de St. Nicolaas-cadeautjes dui
delijk merken, dat je van jaar tot jaar nog
vooruitgaat in beroemdheid, en dat je
medemenschen even als je huisgenooten je nog beter
leeren waardeeren .... waarop nicht liet vol
gen : ja, ja Neef, als uwe een poosje tijd van
leven heeft en u doet geen gekke dingen,
richten ze nog voor uwes heengaan een stand
beeld voor u op; maar dat zal «'/,; dan wel
niet zien, want mijn oogen worden met den
dag minder.
Ik moet eerlijk bekennen, ik gevoelde mij
door dit alles wel wat gestreeld, en had eenige
moeite mij goed te houden. W&t weerga, zei
ik bij mezelf, je hebt je zelf' niet gemaakt,
en het zijn ten slotte na God je ouders, die
je zoo degelijk hebben toegerust, maar als
net je dan toch lukt, de heele wereld voor je
op de knieën te doen liggen, zoodat je vrouw
en je dochter het een onrecht beginnen te
vinden zelf een pakje te ontvangen omdat
ze het eigenlijk nog maar liever in jou handen
zouden zien dan mot t er toch iets bijzon
ders aan je zijn, dat je niet uit de tweede
hand, niet van een ander, maar van je zelf
hebt. Intusschen ik heb mijn fatsoen weten
te bewaren. Ja, zei ik, jelui moeten die bewijzen
van gehechtheid niet overschatten, ik heb in
den loop van dit jaar ontzettend veel menschen
aan mij verplicht, en als ik nu eens al die
snprrepijperijen realiseeren mocht, dan zou je zien
Graaf Taaffe, t
«111:, S
Oud-Oostenrijksch minister-president.
dat de effectieve waarde daarvan geen
vijf'procent^ vertegenwoordigde van het bedrag, dat ik
onwillekeurig voor die lui heb uitgegeven.
Eer je op St. Nicolaas-avond rente maakt
van je geld ... en terwijl nicht even als ik |
het hoofd schudde, ter bevestiging mijner be
wering, heb ik haar het goudtientje toe ge
stoken, dat ze elke 5 December van me ont
vangt, om haar het recht te ontnemen, bij
haar familie op de Lijnbaansgracht te vertellen
dat zij wel bij den rijkdom aan huis komt,
maar zij veel liever weg zou blijven, omdat
het haar nog een cadeautje kost . . . Want
zoo ia dat volk in de vermindering, en ik ben
er zelfs nu nog lang niet zeker van, dat ze
zulke praatjes voor zich zal houden ...
Nu is mij later wel gebleken, dat mijn
vrouw _ en Thérèse, in overleg met Jacob n.
de meiden, mij veel meer gestuurd hebben
dan ik eerst vermoedde, en ook dan uoodig
was om mij in mijn humeur te houden, want
met zoo goed als niets, eenvoudig iets voor
mijn fatsoen, zou ik ook tevreden geweest zijn ;
doch er bleef' nog altijd heel wat van anderen
over, en zpoals dat gewoonlijk gaat, ik wist al
heel spoedig wie me bedacht had. Böhringerhad
me de Ethische Fragmenten van Ilitter gezon
den, een kostelijk boekje, dat ik me nu beijver
uit te lezen ook. liet spijt me alleen maar
dat ik dit nu pas op mijn ouden dag heb
gekregen; wat zou mijn leven nog anders
hebben kunnen we/en, als ik dat b.v. op mijn
vijf' en twintigste jaar, aan het begin van !
mijn koopmansloopbaan had kunnen
bestudeeren en hoeveel heeft ie.nand als Rit ter, die
zelf' zoo'n boek geschreven heeft, op mij en
een ander voor! Van Gij*, die weet dat ik
zoo erg van borstplaat houdt, kwam er een
reusachtige, expres voor dit doel vervaardigd,
in den vorm van een hart, rnet de drie H.
Andrieskruizen pp een zwart fond, aardig, je
kon daaruit afleiden waar zijn eigen gemoed
vol van was, jiu hij daar in die Haagsche
zanderij zit, zoo dachten wij alle vier er
dadelijk over. Ook nicht, die met een
kleurtje op haar oude kaken wel een beetje
aangedaan uitriep : welk een gepaste keuze, l
neef', zijn burgemeestershartje trekt toch nog |
altijd naai Amsterdam! 't Langst heb ik |
in onzekerheid verkeerd over de vrienden- |
hand, die niet mij, maar ons drieën, in
suikerwerk de Valken burgsche grot had
toegezonden. We konden daar maar niet
achter komen, en zoo waren er nog twee <
cadeautjes, waar we een oogenblikje last mee j
gehad hebben. Een was een roode foulard,
heel zware zij, waarin de portretten geweven
of gedrukt waren van de Wit en Gompertz.
Wat dat moest beteekenen en van wien
dat kwam, was ons allen een raadsel. De
dames namen natuurlijk er 't, meest notitie
van, en zoo kwam ze in de handen van
Thérè-e, die met haar scherpe oogjes wel
dra bemerkte, dat er beneden aan den
rand nog iets in een zoompje zat. En ja wel,
daar vond ze in miniatuurschrift op een zijden
strookje gestikfc: <looriende.it arm Mr. hcrdijk."
Ah jai-ses, riep Nicht uit: zoo'n eerwaardig
man als u is Neef, voorden gek te houden . . .
dat komt niet te pas ! Mijn vrouw dacht er
ook zoo over, ze noemde het, wie dat ook
mocht gedaan hebben, een flauwe grap. Maar
Thérèse frommelde het ding in elkaar en
hield het nicht tegen haar neus: haar toe
lachende: snuit uwe daar nu maar eens in,
dat is van een minin/er. Of het was toe te
schrijven aan de oneerbiedigheid van Thérèse
tegenover een zestigjarige dame, aan den af
schuw dien mijn nicht van grappen heeft, en
in 't bijzonder van grappen bij ernstige hoog
geplaatste menschen, aan verontwaardiging nu
zij zag dat zelfs iemand als ik niet veilig was
voor de frivole streken van een raadsman der
kroon, of dat haar bloed uit de baan schoot nu
zij zoo onverwachts voor het eerst van haar
leven haar neus in iets ministrieels stak, zij
werd bleek, daar liep haar een koude rilling
over den rug, haar oogen stonden ecu oogen blik
strak, en wel dubbel zoo groot als gewoonlijk
mij aan te staren, toen ik Tlierèse's woorden
bevestigde, terwijl de kleine wijsneus daarop
liet volgen: Ziet u wel papa. Mijnheer van
Houten is nog niet genezen ! Gelukkig bracht
de knecht direct weer wat. anders binnen en
kon nicht spoedig tot bezinning komen,
wat voldoende bleek, toen zij de foulard op
haar linkerhand wegende, mijn vrouw advi
seerde: nu lieve, als ze mij ooit zoo'n zak
doek thuisbrachten, zou ik hem niet. door
sturen hoor! Doch o >k ma vrouw behoefde
daarop niet te antwoorden omdat er e.en keu
rig fijn, met een adellijk wapen gezegeld pakje
te bekijken viel, volgens Thérèse zóó mooi,
dat het haast zonde was het open te maken.
Nu, aan de hand waarmee het adres geschre
ven was, en aan het lak, zag ik aanstonds dat
het van de R-tnifz kwam en de inhoud be
vestigde die mecning, want weldra zaten wij
met ons vieren een prachtige doekspeld te
bewonderen, die ik liet flonkren in het licht
Altijd de Oostende twistte!
(Silhouette.)
Hoe de clown Salisbury de O.,sterscue
kwestiedoet groeien.
Ce loct-ont der Engelsciie sdieerstiimerwerten, |
(Punch.)
Zeer gemoedelijk,
(Lustige Blatter.)
Biitlanni'i. (tot eigenaar van scheepswerven) :
»Dat kan zóó niet blijven. Denkt ge, dat ik de
zee moot heheerschen met een vloot, rn^ide in
Grermatii/ ?''
7>e Eiiriekchman: »Ziet ge mijn waarde Turk.
zóó matig ik mijn eischen iedere kogel die
buiten deze kring treft, geldt niet!'1
der gaskroon. Ja, zei Thérèse, er op uit om
nichts jaloerschheid te prikkelen, die is nu
misschien wel ingepakt op geen tien pas
afstands van de Regentes; wie weet of' het
koninginnetje hem niet heeft gezien met haar
eigen oogen, vóór hij in dat, doosje werd ge
daan, wat zoo op de verbeelding en het gevoel
van nicht, werkte, dat zij van haar stoel oprees
en plechtig mij de hand reikte om mij te
felic t eren, want van alles wat ik reeds
ontvangen had en van wat ik nog ontvangen
zou, had dit stuk zeker de hoogste waarde.
Maar zij vergiste zich: want terwijl wii
nog over dit cadeau spraken en ik zo wat
trachtte te kalmeeren rnct de opmerking:
het zal er wel een uit den hof Voorraad wezen.
ze hebben daar altijd eenige van die dingen
over, lei Jacob een langwerpig vierkant hard
voorwerp op tafel, gewikkeld, zoo maar losjes.
zonder eenige zorg voor de verpakking te
verraden, in grauw papier. Ivi wat bevatte
het? Niets anders dan oen erg stoffige grauwe
steen, van ongeveer een halven duim dik. Wat
beteekent dit uu, vroegen we zwijgend elkaar.
Dat is nu niet een aanl.igli.eid maar oen
grof heid, zei mijn vrouw en nicht, liep, vrij
postig als zij is. naar het haardstel, om hét
blikje en het stott'ertje te halen, waarmede ze
zonder verder een woord te spreken, dien
hoop onreinheid van de tafel wilde vegen om
ze in den kolenbak te doen. Maar pas
had ze dat ding even voortbewogen in
haar heilige drift, of' ik belette haar gelukkig
haar plan te volvoeren, want op datzelfde
oogenblik vielen mij een paar krassen in het
oog, en nu ik het op zijn kant zclte ;'.ag ik
duidelijk het woordje Zo ar geschreven. Zoar
zeg ik bij mezelf', half hoorbaar ... Z»ar daar
heb ik meer van gelezen, en Thérè-e kwam
uit den hoek: Zoar, papa. weet u dan niet
dat dit de stad was van Jozef's l'harao en
kijk u eens aan dezen kant, daar staan een
paar figuren, zijn dat, geen hebreeuw.-ehe let
ters. . . en terwijl nicht verschrikt haar blikji
neerlei en het stort'ertje liet vallen . . . schoot
ook mij opeens deVan Dag tot Dag van gisteren
avond te binnen en in vervoering riep ik uit:
Afblijven kinderen ... de steen is van (Jliarles:
hij heeft hem meegebracht uit Euypte, die
steen is door de joden gemaakt vóór zij door
de Ropde Zee zijn gelrokken, en dat hij nu
hier, hier in de Bocht, in mijn huis, op tafel.
ligt... Wij spraken vooreerst geen vun allen
een woord meer. langzamerhand waren
onzehoofden een kring komen vormen boven dat