De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 15 december pagina 9

15 december 1895 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No.964 DE A M STERDAM ME K, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Saïd-Pacha, John Buil en de Sultan. SULTAN ABDOEL-AMID : »Kom er maar uit, ventje! De baas meent het goed met je!" «mum i i u iiiiuiiii mimii in mmmiiimmmiiiiti ?eerst zoo verachte voorwerp, en wij ge voelden allen, hérèse niet uitgezonderd, dat daar een stukske heilige geschiedenis voor ons lag; het was of uit de vier hoe ken van het vertrek een zacht melodieus geruisch, als van vleugelen, ons tegenzweef'de, ?waarbij het onmogelijk scheen een profaan ?woord over de lippen te brengen en het duurde geruimen tijd vóór zelfs nicht de gewijde stilte durfde verbreken door mij met eenigen schroom in haar stem toe te voegen : zie Neef, dat doet mij denken aan den steen, dien door de tempelbouwers verachtelijk was een plaats ontzegd, maar tot... doch zij ?mocht niet uitspreken, omdat Thérèse haar vinger op de Hebreeuwsche letters plaatste, en mij met haar vraag lastig viel: Nietwaar papa, dat zal nu wel zooveel als het fabrieksmerk Brozen.... Ik was Charles dankbaar voor zijn dub bele attentie; ten eerste omdat hij mij zulk een zeldzaam stuk had willen afstaan, en ten tweede omdat hij mij dat pas 's avonds tegen halftien gezonden had Hij heeft van die fijne trekjes want het spreekt van zelf, na de ontvangst van zijn zinrijk geschenk was ons allen de lust vergaan aan nog andere dingen, meest futiliteiten, de noodige aan dacht te wijden. Wat er ook nog kwam, het had geen uitwerking meer. zelfs niet- Meinesz' anders wel gelukte aardigheid om rnij in suiker de Amsterdarnsche Stedemaagd aan te bieden, op klompjes van chocolade en met een lodderijndoosje onder haar neus. Je moet weten, ik had hem nog al eens ge klaagd over de vuilheid en den stank, waarop wij onder zijn bestuur getracteerd worden. Maar hoe geestig ook bedacht, het pakte niet; alleen wist nicht nog flauwtjes een vergelijking te _trekken tusschen die twee burgemeesters, die allebei met de drie St. Andrieskruizen verschenen waren, maar de een met zijn hart en de andere met iets alsof hij zelfs voor zijn stad in het geheel geen hart bezat." Doch wat zij ook verder beproefde, niet «en van ons luisterde naar haar. En ik wel het minst. Die steen lag me wat zwaar in de maag, want, om bij dit beeld te blijven, mijn gees telijke maag was reeds sedert eenigèweken een weinig geindisponeerd. Minstens een maand lang verkeerde ik onder den indruk van Charles' brieven uit het Oosten ; ik had zoo geheel met hem meegeleefd in Palestina, te Constantinopel, 't laatst in het land van Gozen, dat ik bij wijlen een gevoel kreeg of ik hier in de Bocht wel lichamelijk woonde, maar naar den geest me had aangesloten bij een karavaan, trekkende door de woestijn tusschen Jerusalem en Caïro. Mijn aanleg en ook mijn leeftijd brengen mee, dat ik het ernstige zoek, waar er maar een gaatje is om door te kruipen teneinde het te vinden en nu werd het mij weken lang dag aan dag thuis gebracht, alsof ik er op geabonneerd was, zoo maar zonder dat ik een vin behoefde te verroeren. Daar kwam bij, dat ik juist in de laatste twee dagen ook was aangegrepen door de sombere woestheid, waardoor de natuur hier in het westen zich kenmerkte. En dat op een veel pijnlijker manier dan vóór dezen. Zoolang ik nog reeder was en goed geassu reerde zeilscheepjes had te verliezen, bleef bij storm en mist er altijd een rekening te maken, die m;j afleidde van het overwegen van louter geestelijke zaken. Het zuiver aardsche lag me dan te zeer na het hart. Maar sedert mijn laatste barkje, verongelukt" is en de zee me op die manier geen winst meer kon bezorgen, heeft dat opspelen van den Noord-Wester een geheel andere beteekenis voor me gekregen. Het maakt me stil en naargeestig. Toen ik nu overstelpt werd met berichten over hooge vloeden, o\er schipbreuken, dijk verzakkingen, over stroomingen, hier de heele Westkust langs, van Ostende tot aan de Noordkust van De nemarken toe, en ik daarbij bedacht hoe, volgens Charles, in het Oosten alles even hoog en droog is, en je daar de dingen onder den grond vandaan moet halen, terwijl je ze hier in het water ziet weg zinken, heb ik mijzelf al eens afgevraagd. of er in dat ongure weer met dreigenden duinafslag en oeververschuiving niet een vin gerwijzing voor ons kon gelegen zijn, dat we weer naar de buurt terug moeten, waar we vandaan zijn gekomen, en of', nu de Joden volstrekt niet naar Palestina wenschen weder te keeren, wij niet alvast maar naar Jerusalem behoorden te trekken, en ook, of' die reis van Charles ons niet aan het op treden van een nieuwen profeet moest doen denken en zijn 28 artikelen aan even zooveel h ofdstukken uit een bundel profetiën, voor onzen tijd bewaard en nu eerst geschreven; een vermoeden dat zich te sterker aan mij opdrong, nu de gloedvolle beeldspraak van onzen vriend hier en daar zelfs die van Jesaia in de schaduw stelde. Ik sprak er Quack eens over, en liet daarbij doorschemeren hoe het denkbeeld mij niet vreemd was, dat hier sprake kon zijn van een bijzondere roeping. . . maar sceptisch als hij is, wilde hij daar niets van weten. Een profeet, zei Q.uack, is Charles zeker niet; daartoe is hij te geëerd in zijn vaderland; en wat nu zijn dictie betreft Nu ja, zeg ik, daarnaar vraag ik je niet. Je meent zelf ook een mooie dictie te heb ben, en in dat opzicht kan je dus niet on partijdig oordeelen. Jij denkt toch, dat je nog hemelscher proza zou geschreven hebben dan Charles, wanneer je maar als hij de sterretjes in het Oosten had zien blinken. Juilie letterkundigen zijn tegenover mekaar als twee concurreerende doodbidders Juilie gunnen mekaar het licht in de oogen niet, of 't moest wezen, om den ander in de ge legenheid te stellen hem zijn eigen begravenis te laten zien. Quack ging hierop niet in. Hij hield zich als had hij niet gehoord wat ik zei, maar begon weer: Nu je van die reis van Charles spreekt, ja, wat is dat geweest ? Weet Jij _ wat, daarachter heeft gezeten ? En dat juist in deze dagen van gevaarlijke troe belen. Heeft hij een opdracht gehad ? Wat deed hij aan den Gouden Hoorn op een oogenhlik dat geheel Europa en de geslepenste diplomaten daar tezamen raad hielden, en hoe is het te verklaren, dat, terwijl de Sultan geen permissie wilde geven voor het laten passeeren van een tweede oorlogsschip, Charles daar in volle vrijheid op en neer heeft mogen varen, of schoon hijzelf alleen minstens tegen een vloot opweegt? Ik zie het aan je gezicht, jij denkt dat er hier niets te vragen valt, maar hoe komt het dan, dat Charles pas van Jerusalem terug is, en volgens een dépêche het nu ook al aan den Libanon begint te spoken ? Charles is te nauwernood thuis en de onderdanen van den Sultan zetten zich in beweging -... Het spreekt van zelf, dat al die verdacht making van Charles door Quack mijn weerzin opwekte. Daarom kon ik het niet over me verkrijgen iets wat op plichtplegingen geleek te maken. Foei, zuchtte ik bitter, wat laat je je nu weer vaneen leelijke zij kennen. Van het begin tot het eind: argwaan, ver kleining, venijn zoeken, gif' zuigen uit bloe men. Want wat zijn die '2S hoofdstukken anders dan rouzenzonneblosmen, waarop jij en ik met blijdschap al.s bijtje.s te gast zouden moeien gaan. Lees die ontboezemingen van de eerste tot de laatste doorgloeid van zielevuur en zoek dan daarin eens iets wat ge lijkt op diplomatie!! Ja, viel Quack mij in de rede, maar ze loopen nog veel meer over Charles zelf', dan over het Heilige Land, en het lijkt wel of hij zijn eigen zieltje veel be langrijker vindt dan drie duizend jaar historie ; daarom heb ik al gedacht, dat hij die brieven geschreven heeft om de aandacht van het eigenlijk doel van zijn reis af' te leiden. Neen, zei ik, zoo redeneer je, omdat jezelf zoo weinig gemoed hebt en omdat, je niet eens bemerkthebt, hoe Charles daar op dien gewijden bodem zelf gewijd is geworden, zoodat zijn binnenste nu heel wat beters had te zeggen, dan toen hij vroeger bezig was /.ijn polemiekjes te voeren op de Pijpeiimarkt. Ciiarles reisverhaal is, als Charles zelf, enkel hart; het is warm van gevoel, vochtig van aan doening, het druipt van menschenliefde, het smelt van piëteit; als je het eten kondt, de zoetste honing zou je langs de lippen loopen. maar jij.... 't eenige wat jou nog even kan opwinden is de sociale rechtvaardigheid en zelfs daarover goddank zeg ik er bij spreek je in tijden geen woord meer! Maar nu hier onze Westerstranden door de zee worden afgeknabbeld, gaat daar een man naar 't verre, het gewijde Oosten en terwijl hij daar ergens op een steen zit bij een herder, die een geitenbokske draagt, omdat het zijn poot ge broken heeft, denkt hij er aan, hoe hij zelf dat Westen, dat niet n maar wel vier ge broken pooten heeft, in zijn armen zou willen nemen, om het daar in Palestina te laten grazen, en dan komt hij hier terug en blaast ons al de geuren van wierook, myrrhe en aloëals een vergoeding voor zijn afwezig heid in de neusgaten. En wat doe jij Quack ? Hij zag mij aan, alsof hij wilde vragen: maar is er voor iemand als jou en mij, twee menschen die binnen zijn, nog iets te doen over ? En ik vervolgde, na een kleine pauze, jij miskent Charles ... deze soort van gemoederen liggen buiten je waardeeringsverrnogen. Weet je wat mij gebeurd is'? St. Nicolaas heeft langer dan twee uur achter een bij mij aan huis gereden. Ik heb ca deautjes gekregen.mooie cadeautjes, van Tobie, van Gijs, van Eduard, van Sam, van Klaas, van Sjoerd, van de Ilanitz, van Bohringer, van Sauvage, van Alles... kortom van cd mijn vrienden, versta je, van al mijn vrienden, maar ook n van Charles, en dat van Charles stelde, net als de schoof van Jozef, heel de rest, in de schaduw. . .. Zie zoo dacht ik: steek die in je zak. Of hij dat gedaan heeft, weet ik niet, maar zooveel is zeker hij nam heel koeltjes. afscheid.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl