Historisch Archief 1877-1940
No.964
DE A M STERDAM ME K, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Saïd-Pacha, John Buil en de Sultan.
SULTAN ABDOEL-AMID : »Kom er maar uit, ventje! De baas meent het goed met je!"
«mum i i u iiiiuiiii mimii in mmmiiimmmiiiiti
?eerst zoo verachte voorwerp, en wij ge
voelden allen, hérèse niet uitgezonderd,
dat daar een stukske heilige geschiedenis
voor ons lag; het was of uit de vier hoe
ken van het vertrek een zacht melodieus
geruisch, als van vleugelen, ons tegenzweef'de,
?waarbij het onmogelijk scheen een profaan
?woord over de lippen te brengen en het duurde
geruimen tijd vóór zelfs nicht de gewijde
stilte durfde verbreken door mij met
eenigen schroom in haar stem toe te voegen :
zie Neef, dat doet mij denken aan den steen,
dien door de tempelbouwers verachtelijk was
een plaats ontzegd, maar tot... doch zij
?mocht niet uitspreken, omdat Thérèse haar
vinger op de Hebreeuwsche letters plaatste, en
mij met haar vraag lastig viel: Nietwaar papa,
dat zal nu wel zooveel als het fabrieksmerk
Brozen....
Ik was Charles dankbaar voor zijn dub
bele attentie; ten eerste omdat hij mij zulk
een zeldzaam stuk had willen afstaan, en
ten tweede omdat hij mij dat pas 's avonds
tegen halftien gezonden had Hij heeft van
die fijne trekjes want het spreekt van zelf,
na de ontvangst van zijn zinrijk geschenk
was ons allen de lust vergaan aan nog andere
dingen, meest futiliteiten, de noodige aan
dacht te wijden. Wat er ook nog kwam, het
had geen uitwerking meer. zelfs niet- Meinesz'
anders wel gelukte aardigheid om rnij in
suiker de Amsterdarnsche Stedemaagd aan
te bieden, op klompjes van chocolade en
met een lodderijndoosje onder haar neus. Je
moet weten, ik had hem nog al eens ge
klaagd over de vuilheid en den stank,
waarop wij onder zijn bestuur getracteerd
worden. Maar hoe geestig ook bedacht, het
pakte niet; alleen wist nicht nog flauwtjes een
vergelijking te _trekken tusschen die twee
burgemeesters, die allebei met de drie St.
Andrieskruizen verschenen waren, maar de een
met zijn hart en de andere met iets alsof hij
zelfs voor zijn stad in het geheel geen hart
bezat." Doch wat zij ook verder beproefde, niet
«en van ons luisterde naar haar. En ik wel
het minst.
Die steen lag me wat zwaar in de maag,
want, om bij dit beeld te blijven, mijn gees
telijke maag was reeds sedert eenigèweken
een weinig geindisponeerd. Minstens een
maand lang verkeerde ik onder den indruk van
Charles' brieven uit het Oosten ; ik had zoo
geheel met hem meegeleefd in Palestina, te
Constantinopel, 't laatst in het land van Gozen,
dat ik bij wijlen een gevoel kreeg of ik hier
in de Bocht wel lichamelijk woonde, maar
naar den geest me had aangesloten bij een
karavaan, trekkende door de woestijn tusschen
Jerusalem en Caïro. Mijn aanleg en ook mijn
leeftijd brengen mee, dat ik het ernstige zoek,
waar er maar een gaatje is om door te kruipen
teneinde het te vinden en nu werd het mij
weken lang dag aan dag thuis gebracht, alsof
ik er op geabonneerd was, zoo maar zonder
dat ik een vin behoefde te verroeren.
Daar kwam bij, dat ik juist in de laatste
twee dagen ook was aangegrepen door de
sombere woestheid, waardoor de natuur hier
in het westen zich kenmerkte. En dat op
een veel pijnlijker manier dan vóór dezen.
Zoolang ik nog reeder was en goed geassu
reerde zeilscheepjes had te verliezen, bleef bij
storm en mist er altijd een rekening te maken,
die m;j afleidde van het overwegen van louter
geestelijke zaken. Het zuiver aardsche lag
me dan te zeer na het hart. Maar sedert
mijn laatste barkje, verongelukt" is en de
zee me op die manier geen winst meer kon
bezorgen, heeft dat opspelen van den
Noord-Wester een geheel andere beteekenis
voor me gekregen. Het maakt me stil
en naargeestig. Toen ik nu overstelpt
werd met berichten over hooge vloeden,
o\er schipbreuken, dijk verzakkingen, over
stroomingen, hier de heele Westkust langs,
van Ostende tot aan de Noordkust van De
nemarken toe, en ik daarbij bedacht hoe,
volgens Charles, in het Oosten alles even
hoog en droog is, en je daar de dingen
onder den grond vandaan moet halen,
terwijl je ze hier in het water ziet weg
zinken, heb ik mijzelf al eens afgevraagd.
of er in dat ongure weer met dreigenden
duinafslag en oeververschuiving niet een vin
gerwijzing voor ons kon gelegen zijn, dat we
weer naar de buurt terug moeten, waar we
vandaan zijn gekomen, en of', nu de Joden
volstrekt niet naar Palestina wenschen
weder te keeren, wij niet alvast maar naar
Jerusalem behoorden te trekken, en ook, of'
die reis van Charles ons niet aan het op
treden van een nieuwen profeet moest doen
denken en zijn 28 artikelen aan even zooveel
h ofdstukken uit een bundel profetiën, voor
onzen tijd bewaard en nu eerst geschreven;
een vermoeden dat zich te sterker aan mij
opdrong, nu de gloedvolle beeldspraak van
onzen vriend hier en daar zelfs die van Jesaia
in de schaduw stelde. Ik sprak er Quack eens
over, en liet daarbij doorschemeren hoe het
denkbeeld mij niet vreemd was, dat hier sprake
kon zijn van een bijzondere roeping. . . maar
sceptisch als hij is, wilde hij daar niets van
weten. Een profeet, zei Q.uack, is Charles
zeker niet; daartoe is hij te geëerd in zijn
vaderland; en wat nu zijn dictie betreft
Nu ja, zeg ik, daarnaar vraag ik je niet.
Je meent zelf ook een mooie dictie te heb
ben, en in dat opzicht kan je dus niet on
partijdig oordeelen. Jij denkt toch, dat je nog
hemelscher proza zou geschreven hebben dan
Charles, wanneer je maar als hij de sterretjes
in het Oosten had zien blinken. Juilie
letterkundigen zijn tegenover mekaar als
twee concurreerende doodbidders Juilie
gunnen mekaar het licht in de oogen niet,
of 't moest wezen, om den ander in de ge
legenheid te stellen hem zijn eigen
begravenis te laten zien. Quack ging hierop niet in.
Hij hield zich als had hij niet gehoord wat
ik zei, maar begon weer: Nu je van die reis
van Charles spreekt, ja, wat is dat geweest ?
Weet Jij _ wat, daarachter heeft gezeten ? En
dat juist in deze dagen van gevaarlijke troe
belen. Heeft hij een opdracht gehad ? Wat
deed hij aan den Gouden Hoorn op een
oogenhlik dat geheel Europa en de geslepenste
diplomaten daar tezamen raad hielden, en hoe
is het te verklaren, dat, terwijl de Sultan geen
permissie wilde geven voor het laten passeeren
van een tweede oorlogsschip, Charles daar in
volle vrijheid op en neer heeft mogen varen, of
schoon hijzelf alleen minstens tegen een vloot
opweegt? Ik zie het aan je gezicht, jij denkt
dat er hier niets te vragen valt, maar hoe
komt het dan, dat Charles pas van Jerusalem
terug is, en volgens een dépêche het nu ook
al aan den Libanon begint te spoken ? Charles
is te nauwernood thuis en de onderdanen van
den Sultan zetten zich in beweging -...
Het spreekt van zelf, dat al die verdacht
making van Charles door Quack mijn weerzin
opwekte. Daarom kon ik het niet over me
verkrijgen iets wat op plichtplegingen geleek
te maken. Foei, zuchtte ik bitter, wat
laat je je nu weer vaneen leelijke zij kennen.
Van het begin tot het eind: argwaan, ver
kleining, venijn zoeken, gif' zuigen uit bloe
men. Want wat zijn die '2S hoofdstukken
anders dan rouzenzonneblosmen, waarop jij en
ik met blijdschap al.s bijtje.s te gast zouden
moeien gaan. Lees die ontboezemingen van
de eerste tot de laatste doorgloeid van
zielevuur en zoek dan daarin eens iets wat ge
lijkt op diplomatie!! Ja, viel Quack mij in
de rede, maar ze loopen nog veel meer over
Charles zelf', dan over het Heilige Land, en
het lijkt wel of hij zijn eigen zieltje veel be
langrijker vindt dan drie duizend jaar historie ;
daarom heb ik al gedacht, dat hij die brieven
geschreven heeft om de aandacht van het
eigenlijk doel van zijn reis af' te leiden.
Neen, zei ik, zoo redeneer je, omdat jezelf
zoo weinig gemoed hebt en omdat, je niet eens
bemerkthebt, hoe Charles daar op dien gewijden
bodem zelf gewijd is geworden, zoodat zijn
binnenste nu heel wat beters had te zeggen,
dan toen hij vroeger bezig was /.ijn
polemiekjes te voeren op de Pijpeiimarkt. Ciiarles
reisverhaal is, als Charles zelf, enkel hart;
het is warm van gevoel, vochtig van aan
doening, het druipt van menschenliefde, het
smelt van piëteit; als je het eten kondt, de
zoetste honing zou je langs de lippen loopen.
maar jij.... 't eenige wat jou nog even kan
opwinden is de sociale rechtvaardigheid en
zelfs daarover goddank zeg ik er bij
spreek je in tijden geen woord meer! Maar
nu hier onze Westerstranden door de zee
worden afgeknabbeld, gaat daar een man naar
't verre, het gewijde Oosten en terwijl hij daar
ergens op een steen zit bij een herder, die
een geitenbokske draagt, omdat het zijn poot ge
broken heeft, denkt hij er aan, hoe hij zelf
dat Westen, dat niet n maar wel vier ge
broken pooten heeft, in zijn armen zou willen
nemen, om het daar in Palestina te laten
grazen, en dan komt hij hier terug en blaast
ons al de geuren van wierook, myrrhe en
aloëals een vergoeding voor zijn afwezig
heid in de neusgaten. En wat doe jij Quack ?
Hij zag mij aan, alsof hij wilde vragen:
maar is er voor iemand als jou en mij,
twee menschen die binnen zijn, nog iets te
doen over ? En ik vervolgde, na een kleine
pauze, jij miskent Charles ... deze soort van
gemoederen liggen buiten je
waardeeringsverrnogen. Weet je wat mij gebeurd is'?
St. Nicolaas heeft langer dan twee uur achter
een bij mij aan huis gereden. Ik heb ca
deautjes gekregen.mooie cadeautjes, van Tobie,
van Gijs, van Eduard, van Sam, van Klaas,
van Sjoerd, van de Ilanitz, van Bohringer,
van Sauvage, van Alles... kortom van cd
mijn vrienden, versta je, van al mijn vrienden,
maar ook n van Charles, en dat van Charles
stelde, net als de schoof van Jozef, heel de
rest, in de schaduw. . ..
Zie zoo dacht ik: steek die in je zak.
Of hij dat gedaan heeft, weet ik niet,
maar zooveel is zeker hij nam heel koeltjes.
afscheid.