De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 22 december pagina 5

22 december 1895 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 965 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. DAME£. Iets oyer gestichten en weeshuizen. Het is zeker en daaraan twijfelt wel niemand dat de meisjes in de gestichten en weeshuizen opgevoed moeten worden om later op eerlijke wijze in eigen onderhoud te voorzien. Dit is dus het hoofddoel van die opvoeding. Wordt dat doel bereikt, worden er praktische middelen toegepast om naar dat doel te streven ? Worden niet wel eens de belangen der kinderen opgeofferd aan 't géldëli/jk voordeel van 't HUIS? Hoe komt het dat vele meisjes uit gestichten ontslagen, in huizen van ontucht terecht komen? Eenerzijds, natuurlijk, omdat na de te eng gebonden banden, de geheele vryheid, als reactie een uitersten weg inslaat. Anderzyds omdat die meisjes niet toegerust zyn met het noodige materiaal om de «struggle for life" te beginnen. Ik durf zelfs beweren, dat elk meisje, dat een gesticht of weeshuis verlaat, zonder in staat te zyn haar eigen japonnetje te maken, zonder haar eigen voedsel te kunnen koken, door haar opvoeders, (of opvoedsters) met open oogen, aan een direkt gevaar wordt blootgesteld. Voedsel en kleeding zijn twee dringende levensbehoef ten ; de kleeding is kostbaar, als men ze zelf niet vervaardigen kan; het voedsel wordt kostbaar, als men anderen betalen moet om het te bereiden. Wat zien wy vaak in de gestichten en wees huizen? Dat, ofschoon de fondsen toereikend zijn om het onderhoud van kinderen en verpleegsters te betalen, toch, al de meisjes voor magazijnen moeten werken, om aan het huis nog meer geld te bezorgen. Ik zal mij geen oordeel toestaan over deze handelwijze; elk mensch dat het hart op de rechte plaats heeft, zal mij begrijpen. Nu herhaal ik de vraag »wat stellen de regenten en bestuurders van gestichten en meisjes-wees huizen zich voor van de toekomst dier kinderen, en is dan de opleiding een praktische voorbe reiding tot die toekomst ?" De weesmeisjes worden gewoonlijk dienstboden, of winkeljuffrouwen, of werksters aan winkels en ateliers, naaisters enz. In al die werkkringen zou het »een zegen" voor haar zijn, indien zij haar eigen kleeding konden vervaardigen, indien zij een burgerpot konden koken! En niet alleen »een zegen" maar dikwijls HET MIDDEL om braaf te blijven ! De eene, die als keukenmeid zich een ruim loon zou kunnen verwerven, moet nu als huisnaaistertje half verhongeren .... Hoe dikwyls klinkt het niet in haar ooren: «diiar is de straat, de ontucht, de overvloed!" De andere, die zich als keukenmeid plaatsen kant zou. wel toekomen met haar loon, indien zy slechts zelf haar japon nen en hoedjes kon maken, maar dat leerde zij nooit; ze is toch zoo graag netjes! Nu ... dan maar een «vryer" genomen, die 't betaalt; zij gaat verplichtingen aan : eerste stap op 't glibbe rige pad. Een derde die »als tweede meid" zich verhuren wil, is niet klaar gekomen in een goeden dienst, omdat «Mevrouw" vroeg of zij koken kon op de dagen dat de keukenmeid »uit" ging; nu, koken... had zy nooit geleerd; dat kon mevrouw toch wel weten, zij kwam immers uit het weeshuis, waar alleen voor magazynen genaaid en geborduurd werd ; zij vindt nu wel een dienst waar de «Mevrouw" vergat te informeeren naar haar »kookwetenschap" doch telkens geeft het ongenoegen, als de keuken prinses uitgaat, en al spoedig wordt haar de dienst opgezegd; ? nu is zij zonder dienst, is wees, kan by geen familie thuis komen, van het weinige verdiende loon gaat zy eerst in een «tehuis voor vrouwen", haar beursje is spoedig leeg; ach, had zy slechts een weinig koken geleerd! Zy komt in de schulden; de japonnetjes zijn versleten, en zy kan zich geen nieuwe zelf maken, ook al zit zij heele avonden leeg, een schat van ongebruikten tijd ; uit verveling gaat zy de straat op: daar zijn verlichte, verwarmde huizen, waar welvaart en genot haar tegenstroomen; zy loopt er droomend langs, een man vraagt haar of zy »een betrekking" zoekt: >Ja, maar ik kan niets vinden!"?»0! kom maar hier! twaalf gulden in de maand en een vrije kamer." »Ja,... maar ... wat moet ik daar voor doen ?" >Buffetjuffrouw, en naaien, zoo in 't huishou den ... o je kunt heel fatsoenlijk bly'ven, als je wilt!" Zij denkt aan haar koffertje, dat in het »tehuis" staat, aan de acht dagen schuld die zij daar heeft, aan de versleten japonnen, aan de rnoeielijkheid een dienst te vinden, die haar zelfs hier gepresenteerd wordt... Zvj gaat! Zij is verloren. Had zij maar kunnen koken! Had zy maar haar eigen japonnen kunnen maken ! Daar is een ander meisje zij was No. l in 't wit-borduren en fijn linnennaaien, heeft heel wat verdiend voor 't «gesticht". Zij wordt dan ook geplaatst in eene allereerste lingerie zaak, op het atelier; zy verdient, om te be ginnen, vier gulden in de week, zonder kost; zy werkt dagelijks van 's morgens zeven tot 's avonds zeven, met n half uur pauze als 't twaalf uur is, om de meegebrachte boterham op te eten. Zij is bij menschen »in de kost" die 't natuurlyk zelf niet breed hejjben voor drie gulden in de week; zij deelt daar de kamer met de familie... en zij krijgt, natuurlijk, niet de waarde van volle drie gulden aan eten en drinken... de menschen zijn arin en moe ten iets hebben voor de moeite. Zij is dus slecht gevoed, slecht gelogeerd, werkt hard, en heeft voor zich zelf, voor bussengeld, kleeding, ontspanning 50 gulden in 't jaar; kon zij nu maar zelf nog haar japonnetjes maken; het naaistersloon loopt ook zoo op! En dan, die onvrije woning ! Zij komt met een paar andere naaimeisjes overeen, om maar liever samen een kamertje te huren; gemeubeld is wel duur, maar elk geeft wat; potjes en pannetjes worden aan geschaft, met moeite, met zorg, al borgende .... als zij 's avonds thuis komen zal n van de drie om beurte koken .... koken ? Het resultaat ? ... Het dagwerk is lang, de voeding slecht, de ontspanning gering, de ver diensten klein, de onkosten groot. Een van de drie meisjes, als zy ziet hoe de schulden toe nemen, tracht een dienst te vinden, en durft haar pogen niet mee te deelen, want een uitkomst voor de drie zou het toch niet geven.... de twee anderen zoeken... een man als uitkomst; de eerste van die twee vindt een man die 't huwelijk belooft.... de tweede een eerlijken werk man die de belofte houdt, en haar trouwt; zal hij bij haar bly'ven als 't bly'kt dat zij geen voedsel kan bereiden en dat zij noch voor haar haar zelf, noch voor de kindertjes de kleeren maken kan ? Ieder die zich met leniging van armoede, met verleenen van hulp bezig houdt, komt tot de ontdekking, dat aan de volwassen menschen wei nig te doen is, dat een radicale hervorming zou moeten plaats hebben en daarom roepen zij uit: »laat ons tenminste de kinderen redden ! Dat zyn de menschen van de toekomst." Zeer zeker is dat zoo ! Alleen de taak is zwaar en ernstig! Het vormen van karakters, het toerusten met wapenen om geschikt te zijn voor den levens strijd is geen kleinigheid! De grootste dienst dien men aan de weeshuisen gestichtsmeisjes kan bewijzen en zij zijn toch ons aller kinderen zou hierin bestaan: dat zij vóór haar intrede in de wereld een driedubbele proef aflegden en toonden dat zij in staat waren: 1°. om een burgerpot te koken, 2". eigen onder en bovengoed te kunnen vervaardigen, 3". een vak geleerd te hebben, waardoor zij in haar levens onderhoud kunnen voorzien. Welke verantwoor delijkheid voor regenten en regentessen! Er zijn talrijke weeshuizen en gestichten waar de belangen van het individu geheel worden opgeofferd aan de grootere welvaart van het huis, waar fondsen worden gesticht, en renten op renten gestapeld, waar groote, rijke gebouwen verrijzen, waar dagelijks, gedurende vijf, tien, vyftien jaar meisjesvingers de naald hanteeren en dubbeltje bij dubbeltje verdienen voor het huis, terwijl zij op den gevaarlijksten leeftijd, plot seling op eigen beenen en alleen in 't leven komen te staan, zonder in staat te zijn zich zelf TE KLEEDEN EN TE VOEDEN. Ik weet zeer goed : »la critique est aisée et l'art est difficile." Als er slechts aan gedacht en naar gestreefd werd! Dat zou reeds veel zijn! CATHARINA ALBERDINGK THUM. In Maison Hirsch: soiree- en baltoiletten, ttieaterhoeden, en capelines, sorties- en avondmantels.?Heerenmode. Koningin Victoria's trein. Se plicht der vrouio. Japansche hondjes. Kaviaar. ? Canadeesche appels. Recepten. De expositie van soiree- en baltoiletten, sorties en avondmantels, theaterhoeden en capelines bij de firma Hirsch op het Leidscheplein is dit jaar nog uitgebreider en rijker dan vroeger het geval was. Blykbaar wordt tegenwoordig ook opllaagsche clientèle gerekend, eenige van de toiletten kun nen alleen op een hofbal op hun plaats zijn. Eene algemeene opmerking: de corsages zijn vier kant gedecolleteerd, of rond, of en pointe, maar deze laatste (de meerderheid) alle met bloote schouders, epaulet van lint en afhangende mouw. Er waren eenige heel fraaie bij : corsage met groote revers van oranje velours-miroir glacéen fijn geplisseerde tulle van dezelfde kleur, mouwen van zwaar wit satijn met goud gepailleteerd, waar boven geplisseerde vleugels van dezelfde tulle; aan het ceintuur en bij den eenen schouder groote bloemen van zwarte veeren. Een baltoilet van saumon satijn, uit de hand geborduurd met kralen en zijde, met revers van dezelfde kleur en versiering in saumon fluweel, heeft de mouwen geheel bedekt met gefronceerd wit gaas, welk wit herhaald wordt in wit fluweelen pattes, geborduurd, die onder de saumon fluweelen revers uitsteken ; op den saumon satijnen rok loopen strepen van gefronceerd gaas naar den zoom. Een heel bijzondere en volkomen nieuwe vinding is het volgende: Op een grond van wit moirézyn bouquetten aangebracht, gedeeltelyk als aquarel len geschilderd, gedeeltelijk van gefronceerd rose gaas, zoo teer gewerkt, dat men in de gemengde bloemengroepen de geschilderde en die in half relief niet onderscheiden kan. Eenige corsages en japonnen hiermede zijn gemaakt; maar men kan ook de lap zijde, waarop de bouquetten naar den vorm van het corsage geschilderd en geappliceerd zijn, ongemaakt koopen. Een mooi arrangement er van was met vert-du-nil satijn en mauve fluweel; waarbij de rose gazen bloemen in-half relief uitmuntend tot hun recht komen. Bij alle toiletten, zoowel die van zwart gepaille teerd satijn en fluweel als bij de gekleurde, is veel versiering van strass of simili-diamanten; ook de cabochons, simili-paarlen en kralen, komen steeds te pas. Een jongemeisjes-costuum van wit satijn had als eenige versiering een rand van meidorens met een paar simili-broches om het décolleté, vleugels van geplisseerde tulle boven de mouwen en een tulle volant van een halven meter hoogte, waarover drie tulle ruches, op den rok. Van een ander baltoilet van zilverwit satijn, gebrocheerd met heel lichtgele en lichtblauwe bundels margueriten, waren mouwen en garnituren van kant, geheel met strass gepailleteerd. * * * De sorties, vau gebrocheerde zijde, zijn meest geheel met bont gevoerd; een der eenvoudigste vormen is een gewone cape, waarop een dubbele kraag van chèvre de Mongolië, een opstaand en een liggend. Meer bewerkt kan de cape zijn, als men haar met borduursel van pailletten, met figuren van geplooid lint, met geplisseerde kant omzoomd, bedekt Maar er zijn ook theater mantels van enormen omvang: een myrtgroen fluweelen tot den grond, waarop als schouderstuk een tweede mantel met Russisch chinchilla om zoomd en met goud passement en kralen bedekt; een paars fluweelen tot den grond, waarop tot het middel een pelerine van vier hoog witte kant en plissés afhangt en daarboven een bonts kraag ; een van Schotsche zijde met reusachtige mouwen (in iedere mouw zit 10 meter stof), revers van zwart satijn met cru borduursel en voering van zwart chinchilla. De theaterhoeden, hetzij van gouddraad met bloemen, van gechineerde zijde met reigeraigrette en tulle choux, van oranje fluweel met gitten belegsel en zwart satijn lint, hebben meest alle gespen of broches van strass en andere simili steenen. Iets nieuws daarin zijn groote theatercapelines, van rose of geel satin duchesse met zijden gaas overdekt, met ruches en volants af gemaakt, en voorzien van een rand van stevig baleinen «soutien", zoo dat de hoogste coiffure er ongedeerd onder schuilen kan. Met de beschrijving van nog een paar extra fraaie costumen eindigen wij. 1. Corsage van lichtblauwe zijde, de mouwen efi'en, het lijf bedekt met gestreepte zijden tulle, waaronder een bouquet donkerrose rozen is aangebracht, zoodat het schijnt alsof de draagster ze gekaapt en ze daaronder verstopt heeft. 2. Corsage décolletévan zwaar acajou satijn (eigenlijk had de kleur meer van de donkerste aderen van rozenhout), groote revers van gouden filigraan a jour, mouwen van changeant en gazen ruches, gespen van strass. S. Corsage van een nieuwe kleurcombinatie, mauve en turkooisblauw, de mouwen van mauve satijn, waar boven geplisseerde randen van zijden tulle; onder het décolletéeen groote strik van blauw, guimpe van echte kant, bezet met kleine turkooizen, pailletlen en similisteentjes; om het décollet bouillons van mauve gaas. 4. Hoftoilet van donker rose gebrocheerd satijn ; de rok omzoomd met smal sabelbont, afgewisseld met gazen strik ken, zich openend op een rok van wit broche met zilveren pailletten; corsage in hetzelfde genre, om het middel een ceintuur met lang afhangende einden, rond geknipt, van wit satijn, gevoerd en omzet met gebouillonneerd lichtgeel gaas. Evenals de combinatie lichtblauw en mauve, is ook lichtgeel en rose, en ook robynrood en mauve modern. Men vindt haar in No. 5 : hoftoilet van mauve satijn, het décolletéomgeven met robijnrood fluweel; het mauve volgens een dessin Louis XV (lacs d'amour) gepailleteerd met zilver jen paarlen; hier en daar is ook het dessin gereleveerd door kleine rondloopende volants van mauve gaas, die uit de stof schijnen te komen ; ook de mouwen zijn met mauve gaas bedekt. Voor de habituées van maison Hirsch is het de moeite waard, de collectie eens te gaan bekijken. * * * Ook in de heerenkleeding brengt dit j aar aan zienlijke veranderingen ; evenals het damestoilet wil zij naar 1830 heen. De frac is korter ge worden, maar de kraag veel langer ; de rokspanden lijken minder op een zwaluwstaart, zij worden breeder en meer afgerond. De zijden revers verdwijnen weer; de galons langs den pantalon hebben maar kort geleefd; het vest gaat zijn sjaals en kraag verliezen. Modern zijn witte vesten met twee rijen knoopen, meest piqué, maar ook reeds zijde en satijn. Men draagt bij den frac liefst een lange dikke havelock zonder mou wen ; voorts worden de knoopsgat-bouquetjes steeds grooter; en zeer elegant vindt men ook een dune gouden chatelaine, die met een kleine munt of medaillon er aan, precies onder den rechterkant van den rok moet uitkijken. * * * De trein, waarmede koningin Victoria in Enge land reist, bestaat uit dertien salonwagens, waarvan er intusschen maar twee met een perron aan elkaar verbonden zijn; in deze twee huist de koningin met prinses Beatrice. Het eerste van deze twee rijtuigen bevat een elegant boudoir, gemeubeld met witte zijde en goud, stoeien, tafels, canapé, enz.; voorts een leeskamer, waar de koningin gewoonlijk zit te lezen, te dicteeren en hare brieven te onderteekenen. liet andere rijtuig bestaat uit een ruime slaapkamer met twee bedden, een toiletkamertje, een badkamer en twee hokjes voor de kameniers. De geheele trein heeft electrische verlichting en stoomverwarming; de snelheid mag nooit meer dan 40 kilometer per uur zijn; 's morgens wordt er een uur gestopt voor het toilet der koningin, en ook gedurende de maaltyden staat hy stil. * * * Een redactrice van het tijdschrift Woman at Home geeft een verslag van een onderhoud met de gravin van Warwick, een der yverigste bestuurderessen en regentessen van allerlei vereenigingen tot bulp en steun der armen. De redactrice vroeg haar, wat zij wel voor den dringendsten plicht der Engelsche vrouwen hield. De gravin glimlachte op de curieuze vraag en zei: «Daarop kan ik zoo ineens niet antwoorden; het is niet aan mij, een voorschrift te geven voor alle vrouwen in Engeland; ieder heeft haar eigen plicht in haar eigen kring, en het zou aanmatigend zijn voor een van haar, te zeggen, wat haar buurvrouw oïhaar zuster moest doen." De redactrice hield aan. »Nu dan," antwoordde de gravin, »my dunkt allen moesten zich beijveren het vermorsen tegen te gaan, vermorsen van ty'd, van gelegenheid, van allerlei; niets toch is droeviger dan te zien hoeveel van alles er onnut verloren gaat. Ik bedoel geen geld vermorsen, dat is nog het minst; maar vermorsen van het leven, dat is het belangrykste. Het leven te gebruiken, ten volle, er zooveel mogelyk uit te halen en mee te doen, volgens den ouden tekst .als een getrouw rent meester, dat is zeker ons aller grootste behoefte, hetzy van mannen of vrouwen. Wy geven toe dat het leven kostbaar is; hoe kunnen we het dan verbeuzelen? Zelfs wanneer wij niet onbe wust lui zijn, hoe kunnen wij dan zoovele oogenblikken verkwisten aan een menigte nietige bezigheden, die ieder op zich zelf min of meer belangrijk kunnen zijn, maar waarvan de som al de krachten wegneemt die we voor de taak van ons leven noodig hebben. Onlangs hoorde ik een jongen man verklaren dat zijn leven, in plaats van als een kanonskogel naar het doel te gaan, als het ware door een zeef ging, zoodat geen der kleine korreltjes iets raakte. Tegen ons vermorsen van energie, van levensmoed en levenskracht moesten wij een verstandig conserveeren en concentreeren van krachten weten te stellen." Lady Warwick doet zelf zoo enorm veel en heeft zich door helderheid en energie zulk een naam verworven, dat zij gerust dezen raad kan geven. * * * De mode in New-York zijn heel kleine hondjes ; het prachtexemplaar van dat ras heet »Sukoski" en heeft er op de hondententoonstelling den eereprijs behaald. Het beestje stamt uit de honden hokken van den Mikado; het is een »inu"; deze inu's zijn het toppunt van elegance. Sukoski is maar 10 duim lang, en weegt geen J pond. Zijn haar is zacht en glanzig als zijde, en om geeft sierlijk krullend zijn aristocrasiscb. per soontje. Hij is het eigendom van eenen héritière in Minnesota, die hem met 1500 dollars betaald heeft ; de dame komt weldra naar Europa om het beestje op tentoonstellingen te laten meedingen. * * * De gourmets, die van kaviaar houden, mogen zich er nog wel eens op tracteeren, men beweert dat de prijs binnenkort drie of viermaal zoo hoog zal zijn als nu. Van de beste soorten, de Astrakan en Beluga-kaviaar, is bij de jongste vangst maar een geringe hoeveelheid aan de markt gebracht; het is de schuld van den steur, die zich niet wil laten vangen. De tweede qualiteit van kaviaar, de Amerikaansche, die uit Californiëen Alaska komt, is overvloedig genoeg; hy wordt ook onder de naam van Oeral-kaviaar verkocht en lijkt in smaak en kleur op de Rus sische, alleen wat bruiner. Een derde soort, die aan de Oostzee en de Elbe gefabriceerd wordt, en in Berlijn en Hamburg heel goedkoop te krijgen is, telt niet mee; wegens zijn zwart en smerig voorkomen noemt men hem wel «schoen smeer". * * * Evenals de Amerikaansche druiven, begint men ook de appelen van de overzijde van den oceaan in Europa in te voeren om er de inlandsche soorten mee te verbeteren. Niet de Californische soorten, die aan hun klimaat gewend, hier niet kunnen aarden, en dus kleine saplooze vruchten zullen geven, maar de Canadeesche appels, die onder onze gunstiger omstandigheden mooi en welig blijken te tieren. De soorten die men met voorloopig succes invoert, heeten Greenling, zeer vruchtbaar, Jonston, een groote ronde appel met licht goudgele schil en kruidigen zuren smaak, Ribston fepping, Drap d'or, Nonpareille-Rousset, Gold-llousset en King. Van de meeste soorten is, behalve de goede kwaliteit, ook de bijzondere frissche kleur iets opmerkelijks. * * * Giïteau de Lorient. Ingrediënten : 500 gram meel, 250 gram boter, 4 eierdooiers. Bereiding: alles sameukneden, dan geconfijte citroenscb.il, gesneden of gestampte amandelen, en wat oranje bloesem er bij voegen, den koek vormen en bij matige warmte in den oven bakken. Chnrlottes méringuees. Men schilt twintig flinke appelen (reinetten of calvijnen) snijdt ze in par tjes, en legt ze in koud water met een weinig citroensap; dan laat men ze met een glas water koken, tot ze week zijn. Men voegt er suiker bij, laat ze met de suiker nog een kwartier koken eu zeeft ze. Met deze marmelade vult men twaalf of meer porseleinen vormpjes te halver hoogte. Dan klopt men het wit van zeven of acht eieren stijf met drie of vier lepels gestampte suiker, en wat fijn gebrokkelde amandelen. Op ieder half gevuld vormpje legt men een lepelvol ervan, en zet ze tien minuten in een zeer matigen oven. Het schuim moet licht verguld worden en mag niet inzakken. E-e.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl