De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 29 december pagina 1

29 december 1895 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

966 DE AMSTERDAMMER A°. 1895, WEEKBLAD VOOB NEDEKLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAURIK Jr. Dit nummer bevat een Bijvoegsel. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel büde Vijzelstraat, 542. Zondag 29 December Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post/1 1.65 Voor Indiëper jaar mail,, 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.125 Advertentiën van l?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . ,, 0.20 Reclames per regel 0.40 I N H O V Dt YAN YEBEE EN VAN NABIJ: Doen en gedrag". President Cleveland's blunder". Brierei uit Tltrecht, door Giesévan den Dom. MUZIEK in de hoofdstad, door Van Milligen. KUNST EN LETTEBEN: Naar aanleiding van den kerkbouw te Berhjn.'door J. H. Schorer. FEUILLETON: Tijdens 't gevecht, naar hetFransch van Paul Bourget. I. RECLAMES. VOOB DAMES: Een nacht in de cellulaire gevangenis, kerstvertelling door Oath. Alb. Thy'm. I. Allerlei, door E-e. Sprookjes en Vertel lingen, door G. Busken Huet. (Slot). Bnitenl. Bibliographie, I, door A. G. C. d. V. INGEZON DEN. VABIA. - ALLEBLEI. SCHETSJES: Tien duizend francs te leen, door M. PEN- EN POTLOODKBASSEN. - ADVEBTENTIEN. iiiiiiiiiiiiiiiiiiii niniiiiiiiiiiiiiitiii Doen en gedrag/' In het nummer van 25 December heeft het Handelsblad een artikel gegeven dat den titel draagt »Bij het graf van Rachel", waarin het tegen het antisemitische waarschuwt, om dat juist »het ridderlijk Israël weleer tot bruid de gerechtigheid heeft gekozen." »In gedachten, zoo begint de schrijver, verwijlt op Kerstmis de geheele Christenheid te Bethlehem, want de groote blijdschap die al den volken aldaar gebracht werd, wordt nog zoo innig als ooit gevoeld op den dag der geboorte van de zon der gerechtigheid, die leerde wat liefde en zelfverzaking beteekenen en vermogen." Gedachtig aan het graf van de teer be minde vrouw van Jacob, roept deze journalist uit: Hoe heb ik dat ouderwetsche bijbelwoord ?gerechtigheid" lief. «Gerechtigheid zegt meer dan deugd, er is iets in dat niet zacht maar sterk en stalend is, dat meer aan doen en gedrag dan aan lijdzaamheid doet denken. »Leert goed doen, zoekt het recht, helpt den verdrukte, doet den wees recht, behan delt de twistzaak der weduwe!" klonk het plechtig en ernstig, en onmiddellijk steeg jubelend het antwoord: »Komt dan en laat ons te zamen richten, al waren uwe zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol." ?nDoen en gedrag" »gedrag is godsdienst en brengt soms geloof." Ondanks dit artikel, wij moeten het eerlijk bekennen, hebben wij op den 25sten Decem ber, minder aan Bethlehem en aan het graf van Rachel gedacht, dan aan eenige hon derden kelders, zolderkamertjes, hutten, krot ten, waar arme stakkers, »wier aantal door overlijden sterk slinkt", tusschen de 80 en 90 jaren oud, half versuft, zaten te bibberen en met een slecht gevulde maag weg te kwijnen... te nauwernood bewust van de geestdrift, die geheel het land door voor hen heeft gevoeld, en, naar we dienen aan te nemen, wijl zij alle tot ridders zijn ge slagen, nog voor hen gloeit!! Arme kerels, dachten wij bij onszelve: waarom ligt dat bezielende graf van Rachel daar ook zoo heel ver ergens tusschen Jerusalem en Bethlehem »waar het rijst uit de rots bij de zilvergrijze olijven!" Voor u schijnt dat graf tot op heden niet veel uitgewerkt te hebben. De mannen van »doen en gedr g," dwepende met de gerechtigheid ... schonken u ... een monument op den Dam... voorts een aalmoes, te weinig om te leven, te veel om te sterven, en prezen dan nog luide elkanders groote menschlievendheid! Tot deze gedachte had in het bijzonder het Handelsblad van 21 Dec. aanleiding gegeven. Wij lazen daar... niet, dat volgens het Handelsblad een Nederlandsch-oudstrijder een pensioen toekomt, zooals zijn Belgische broeders genieten, neen, dat de Kamer met groote meerderheid f 5000 meer voor 7 a 8 honderd man had toegestaan dan ver leden jaar! De Minister had een onderzoek toegezegd naar het elk jaar slinkend aantal der oudjes die 65 jaar ge leden mede zijn uitgetrokken en thans in behoeftige omstandigheden verkeeren. Tijdens dat onderzoek zouden intusschen weder niet weinigen zijn over leden, en daarom is het zeer te waardeeren dat de Kamer reeds aanstonds een ruim krediet ter beschik king stelde van den Minister, die dit gaarne aannam. Op dit besluit heeft zeker het belangrijk adres invloed gehad, dat het hoofdbestuurder vereeniging Trouw aan Koning en Vaderland tot de Kamer had gericht. Deze vereeniging heeft zich reeds zeer verdienstelijk gemaakt, door zich het lot der be hoeftige oudstrijders aan te trekken. Zij heeft aan de Kamer belangrijke cijfers mede gedeeld over de haar gebleken behoefte. Een ernstig onderzoek had het bestuur geleerd dat er drie soorten zijn die steun noodig hebben: lo. geheel onver mogenden, 2o, diegenen die tamelijk wel in hun onderhoud kunnen voorzien doch wien een kleiue toelage zeer te stade zou komen; en 3o. zij die tusschen deze beide soorten zijn te rangschikken. Aan de eerste wenscht het bestuur ? 100 'sjaars te kunnen uitkeeren, aan de tweede ? 10, aan de tusschensoort gemiddeld ? 50. In den eersten tijd moet zij zich echter bepalen tot uitkeeringen van ? 52, ? 10 en ?5. In1S96 zal zij ? wegens vermindering van 't aantal die toelagen kunnen vermeerderen tot f 78, ? 20 en ? 5 en wel aan 361, 231 en 126 deelgerechtigden. Daartoe is ? 33,408 noodig. Met de opbrengst der cclleete die ? 8000 heeft gegeven en de ? 20,000 welke van staats «vege is toegestaan gevoegd bij het saldo dat de Vereeniging op l Jan. e.k. in kas zal hebben groot f 14,600 beschikt de vereeniging dus over f 42,600. Dit bedrag is echter niet voldoende om de bovengenoemde be dragen van ? 100, ? 50 en ? 10 te kunnen uit keeren, waartoe ? 14,910 vereischt wordt. De vereeniging vroeg daarom een verhooging van de staatsbijdrage met ? 10,000 (dus tot f 30,000), en hoopte dan met een gelijk bedrag over 1897, zonder nieuwe collecte de gewenschte uitkeeringen te kunnen doen. Daar het aantal rechthebbenden door overlijden sterk slinkt, zal aldus elk jaar minder benoodigd zij u. De Kamer heeft nu alvast ? 5000 meer toege staan, en het is wel mogelijk dat ook met die bijdrage een nieuw beroep op de weldadigheid overbodig wordt. Als in den loop van het volgende jair de Minister de noodige gegevens zal hebben ontvangen, zal hij zich zeker beijveren de StatenGeneraal in de gelegenheid te stellen op afdoende wijze in het lot der oudjes te voorzien." Hier wordt wordt dus gewaardeerd als een zeer ruim krediet dat een bedeeling van 361 personen met ?!.50 per week, van 231 personen met ?0.40 p. w. en van 120 personen met ?0.10 p. week zal kunnen plaats hebben, wijl voor een bedeeling onder scheidenlijk met f2, ? l en met ?0 20 p. week, dank zij dit ruim krediet, het geld ontbreekt. En dat voor tachtig- en negentigers, die in oorlogstijd het land gediend hebben, en dus meer dan zoovelen aanspraak op pensioen kunnen doen gelden. Hier wordt in de hoogte gestoken het hoofdbestuur der vereeniging Trouw aan Ko ning en Vader/and, dat »zich reeds zeer ver dienstelijk heeft gemaakt door zich het lot der behoeftigen aan te trekken" maar dat naar onze meening herhaaldelijk en ook bij deze gelegenheid zijn plicht verzuimd heeft, door noch bij de Regentes noch bij de Regeering noch bij de volksvertegenwoordi ging pensioen voor die oudjes te eischen, iets wat die stumperds zelf niet kunnen. Hier wordt ten slotte gesproken van een onderzoek door de Regeering in te stellen, dat dus nog noodig is na vijf jaren werk zaamheid van het hoofdbestuur der vereeni ging Trouw aan Koning en, Vaderland, en dat in den looji van het volr/ende, jaar eerst zal kunnen eindigen .. . om dan misschien »op afdoende wijs in het lot der oudjes" hoe zoet klinkt dit niet! »te voorzien" »oudjes", die al tien jaar lang minstens recht op een onbezorgden ouden dag hebben ge had, wier aantal schier dagelijks »slinkt"! O heilig graf van Rachel in de rots bij de zilvergrijze olijven! Het zou den schijn kunnen hebben, alsof het ons doel ware, den schrijver van Bij liet graf van Kachel als een bij uitstek dubbelhartig auteur voor te stellen, een uitzonde ring onder zijn landgenooten. Deze ver denking weren wij dadelijk en met alle kracht af. Integendeel. Zoo zijn wij als natie. Wanneer de geheele Nederlandsche volks vertegenwoordiging met den hoofd-redacteur van het Handelsblad naar Palestina ware gereisd, zouden de aandoeningen van het gevoel zeer krachtig zijn geweest bij allen, en de meesten zouden tranen met tuiten hebben geschreid, hetzij bij Rachel's graf, hetzij te Nazareth, hetzij te Jerusalem, maar teruggekomen, zouden zij toch onze barbaarsche armenwet onveranderd hebben laten bestaan en de acht honderd oudstrijders hun pensioentje blijven onthouden. Een ge volg van onze opvoeding. Wij zijn door alle preken niet de kanselredenen in de kerk, maar de vertoogen daarbuiten die wij dag aan dag te hooren krijgen, zóó ingeno men geraakt met ons zelf, zoo innig geroerd over de voortreffelijkheid van onze natie, dat onze oogen vochtig worden bij het overdenken onzer deugden en het juist deze weekheid is, die welbehagelijk ons verhindert te zien hoe hardvochtig wij zijn. Wij hebben het in deze richting zoover weten te brengen, dat wij de barmhartigheid, de menschlievendheid als een specifiek hollandsche hoedanigheid durven prijzen, in haar uitingen door andere volkeren wel nagebootst, maar toch maar half begrepen. Juist deze week moesten wij nog lezen van »Een kerstgeschenk", »een gelukkig oudje" dat als gevolg van een oproeping in een Dagblad een zekere som gelds had ver kregen, bijdragen van /' l tot f 25. Een geval zooals er velen voorkomen, een weldadigheidsbetooon van de meest alledaagsche soort. Doch de verantwoording daarvan ein digde met den echt nationaleu uitroep : »Allen edelen menschenvrienden tevens den dank van de ondergeteekende". Wij zouden deze woorden niet aanhalen, als zij op zich zelf stonden: zonder voorbeeld of navolging. Maar ieder weet het, de uitdrukking »edele menschenvrienden" is in Nederland stereotyp, zoo is de terminologie en alles behalve o onschuldig. Wie ten onzent een daalder geeft aan een arme is »edele menschenvriend"; dientengevolge kijken we ongeveer allen elkaar aan als edele menschenvrienden en kan iemand, tot in het diepst van zijn ziel geroerd door een gevoelsoverstrooming, on dergaan te Bethlehem of bij het graf van Rachel, een lofrede schrijven op een Kamer, welke /TiOOO, dat is f G per man en per jaar toestaat voor 800 menschen, die tusschen de 80 en 09 jaren oud, voor het meerendeel in kommervolle omstandigheden leven, tegen alle edele menschenvriendschap in verstoken van een pensioentje. Zoo komt het, dat in het land van barm hartigheid, weldadigheid en edele menschen vrienden de schrielheid en de hardvochtigbeid minstens even groot, vaak zelfs veel grooter zijn dan elders ; dat de zorg voor de oudstrijders in het jaar der Vetterhuldiging, dat is : onder het gejubel ter eere van krijgsmansdeugd, zelfs door de jubelaars werd vergeten; en dat nog altoos op ons land van edele menschenvrienden de scha duw valt eener armenwet, die tot stelregel heeft: den behoeftige niet te bewaren voor den honger, maar uitsluitend voor den hong&cdood, en zelfs dat niet, zoo hij van kerk of genootschap iets wat op bedeeling gelijkt ontvangt. Ons dunkt, dit alles en nog veel meer gelijksoortigs overwegende, zou het den Nederlander te vergeven zijn, als hij de woorden, die »de lieflijke Tesselschade op het Hooge Huis te Muiden eens zeide : In hen sticht Godt zijn heerschappijen Die met het doen 't geloof belijen." »die poëzie van de wet en de profeten" maar liefst niet in herinnering bracht! ! President Cleveland's blunder". De Parijsche correspondent van het Journal des Debat» heeft een onderhoud gehad met een gewezen minister van buitenlandsche zaken der Fransche Republiek. Deze staats man betreurde het, dat president Cleveland zoo weinig rekening had gehouden met den langzamen gang der Europeesche diplomatie. Die langzaamheid heeft haar bedenkelijke zijde, maar daar tegenover staan ontegen zeggelijk groote voordoelen. »NieU is meer bevorderlijk aan het behoud van den inter nationalen vrede, dan eene diplomatie, die alles op de lange baan schuift. Het gevaar voor internationale verwikkelingen is ver meerderd door de telegraaf, van welke eigen lijk alleen voor particuliere mededeelingen behoorde gebruik gemaakt te worden. Officieele mededeelingen moesten, om overhaasting te voorkomen, vormelijk geschreven en ver zegeld worden, en daarna door koeriers van het ministerie van buitenlandsche zaken worden overgebracht. Nog niet lang geleden werd een oorlog voorkomen door dat een koerier, die eene krasse, orn niet te zeggen dreigende nota moest overbrengen, plotseling ziek werd, terwijl er niemand bij de hand was om hem te ver vangen. Dit veroorzaakte een oponthoud van vier en-twintig uren, en in dien tijd viel het ministerie, dat de booze boodschap had medegegeven ... Wijlen vorst Gortscbakoff nam het zóó nauw met de diplomatieke vormen, door welke overhaaste stappen en een lang en bitter berouw worden voorkomen, dat hij zand verkoos boven vloeipapier en een kaars en een pijp lak boven eene ge gomde enveloppe; hij gaf aan zijn agenten steeds instructie om liever met de telegraaf in het geheel geen berichten te verzenden, die eigenlijk door eene uitvoerige toelichting ver gezeld moesten zijn. Hij was overtuigd, dat zijn afkeer van alle haast in de diplomatie meer dan iets anders had bijgedragen, om Rusland buiten een oorlog te houden ge durende de lange periode, in welke hij het volle vertrouwen genoot van Alexander II." De boodschap, die door president Cleveland zoo overijld in de wereld is gezonden en waarin met niets minder wordt gedreigd dan een oorlog tusschen de Vereenigde Staten en Engeland, heeft eene lange voorgeschiedenis. Hare aanleiding vond zij in het conflict tusschen Engeland en Venezuela dat op zijne beurt weer dagteekent uit den tijd, toen Britsch Guyana nog eene Nederlandsche en Venezuela nog eene Spaansche kolonie was. Engeland weigerde dit conflict aan eene scheidsrechterlijke uitspraak te onderwerpen, althans in zijn geheelen omvang, daar het grootste deel van het gebied, waarop Venezuela thans aanspraak maakt, als on betwistbaar Engelsen gebied beschouwt. Sedert eenigen tijd hebben de Vereenigde Staten zich met deze quaestie bemoeid op grond van de Monroe-leer, volgens welke elke inmenging van Europeesche mogend ? heden in Amerikaansche aangelegendheden uit den booze is. De Amerikaansche staats secretaris Olney heeft deze leer op eene zeer eigenaardige wijze pasklaar gemaakt voor dit bijzonder geval, en zijne opvatting geformu leerd in eene uitvoerige nota, door hem op 20 Juli 1.1. aan den heer Bayard, den gezant der Vereenigde Staten te Londen, toege zonden. De heer Olney stelt als beginsel, dat een afstand van 3000 mijlen Oceaan elke blij vende politieke verbinding tusschen een Europeeschen en een Amerikaanschen staat «tegennatuurlijk" en dus afkeurenswaardig maakt. Maar het zijn niet slechts eenige duizenden kilometers, die de oude en de nieuwe wereld scheiden ; het monarchistisch beginsel, dat in Europa nog algemeen ge huldigd wordt, is te eenenmale ongeschikt voor het jongere werelddeel, waar de vrije instellingen zich volkomen hebben ontwikkeld en waar het volk zich zelf regeert. Elke inmenging van een monarchie in Ameri kaansche zaken is dus voor den heer Olney verdacht, en zou zelfs tot represaille maatregelen aanleiding kunnen geven, als de tijd der kruistochten niet voorbij was. (Dit laatste voorbehoud is werkelijk door den heer Olney in zijne nota opgenomen, en pleit voor zijne chronologische kennis.) Maar in elk geval mogen de Vereenigde Staten, die in het Westelijk Halfrond, volgens den

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl