De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 29 december pagina 5

29 december 1895 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 966 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. DAME$. Een nacht in de cellnlaire gevangenis. (H erinnering), KERSTYERTELLING DOOR CATHABINA ALBBHDINGK THI.TM. Op twintigjarigen leeftijd, gedreven door de liefde tot God en het medelijden met de ly'dende menschheid, was ik in een klooster te Luik getre den, dat zich wijdde aan alle werken van barmhartigheid; ofschoon nog eene witgesluierde novice zijnde, werd ik tgdelgk verplaatst naar de cellulaire gevangenis om eene andere ziek geworden, oude non te vervangen. Het was de vooravond van Kerstmis. Vreemd geworden aan menschen en huizen, door en door verkleumd onder mijn ontoereikend verwarmende kleeding, stapte ik huiverend door de grijze achterbuurten, over bemodderde sneeuw, tusschen straatjongens en gebraden-kastanje ventsterf, naar het hooge, donkere kerkergebouw met de zware deuren en grendels, de licht vervalschende tralies en de arme, arme LIJDENDE menschen. Ik herinnerde mg, dat juist een jaar vroeger op denzelfden dag en op dat uur de naaister een rose-tarlatan japon thuis bracht, die den tweeden kerstavond dienst moest doen op een dans-party by de familie v. B. te Amsterdam. Geen zweem van spijt doorkruiste my'n geest, o neen! In my'n joi g gemoed (ik mag wel over mij zelf spreken, het is zoo lang geleden.... . dat het mg voorkomt het geldt eene doode) was alles vervuld van den «hemelschen bruidegom"; den glans, de feesten der wereld wist ik vol ijdele leegte. Toch was het of my'n lichaam hunkerde naar wat koesterende warmte, terwijl de ziel er naar streefde idealen te bemachtigen door ont bering en opoffering. Nog nooit was ik eene gevangenis binnen ge treden, alles was hier dus nieuw, verpletterend nieuw. De wachthoudende soldaat, die op de 'muren liep, die hooge, dikke muren zelf, de enorme poort met de dreunende, ijzeren deuren, de enge, grauwe, zwak verlichte gang en voor alles de koepel-vormige gevangenis zelf met haar dubbele galerijen waarop de cellen uitkwamen, en hoog in 't midden, tegen het gewelf, de kapel, met de eeuwig brandende godslamp. Eigenaardig was de atmosfeer van dat ruime, luchtige gebouw, waar de werkelijke frissche lucht nooit geheel tot beneden daalde uit de in de ogiven-bogen aangebrachte venstertjes. Het zoet-flauwe van die eigenlijke absentie van lucht, die toch door de groote reinheid die daar onderhouden werd, niets walgends had, oefende een soort van be dwelming uit, die een hartklopping te weeg bracht en even naar adem deed snakken, alsof men in een bad stapte; een oogenblik later was men echter geheel doordrongen van die atmosfeer en bespeurde ze niet meer. De zuster-overste, naar uiterlijk en spreek wy ze, van gezonde boeren afkomst, iemand die men noemen zou »een stevige klant", bracht mg terstond naar een leegstaande strafcel, die zij voor 't kerstfeest her schapen had in een primitief Bethlehem panorama, door daarin geschikt te hebben minuscuul, gelijk kinderspeelgoed eenige rotsen, eenuitgehouwen stal waarin een kribje met een wassen kindeke-Jezus, twee poppetjes, gekleed als Jozef en Maria, links herders met wollige lam metjes, rechts drie koningen met een ster en een aantal zwarte volgelingen. Eenige kleine kaarsjes, grooter dan de personaadjes, stonden tusschen het mos, eenige sparrentakken vormden den achtergrond van het geheel; tusschen die sparren zweefden twee, in neteldoek gehulde engeltjes, die een strook papier vasthielden waarop geschreven stond met roode letters: Gloria in Excelsis Deo, et in terra pax... Terwgl de »overste" mg dit alles toonde, en vertelde hoe de gevangenen al de kleêrtjes voor die poppen gemaakt hadden, en dat »de dokter" in haar oog een zeer importante persoonlijkheid beloofd had het geheel »morgen" te komen zien, gingen mg'n gedachten tot haar die deze cel vroeger bewoond had, en naar de nu nog daar naast opgeslotenen Ik had mg nooit zoo zeer rekenschap gegeven dat gevangenen menschen zgn, zooals iedereen, wellicht dikwg'ls minder schuldig dan vele vri/je lieden; ik verkeerde nog in het onomschreven denkbeeld i dat zg een soort van monsters zijn moesten, gevaarlijk voor de maatschappij, men schen, die in roof en moord, en ruwheid geleefd hadden. »U is toch niet bang in een gevangenis?" vroeg mg de overste. »Neen." >0, dat is goed, anders zal ik u eens laten praten met onze oude zuster Clementine; die ia al zeven en dertig jaar hier in de cellulaire, zij zegt dat het een hemel voor haar is; zij heeft nooit een spoorweg gezien en ia al dien tijd geen. gewoon huis; maar zij zou sterven als zij weg moest, daarom laten de generaal-oversten haar hier; zij bemint de gevangenen als haar kinderen en schreit vier-en-twintig uur over elke die weer vrg komt; den vorigen nacht is zij voortdurend bezig geweest met eene ongelukkige die een kind ter wereld moest brengen; er was niemand by dan zij alleen, en de dokter verzekerde, zy' had een kunststuk verricht." »Hoe verschrikkelijk, in de gevangenis ter wereld te komen." »Ja, en 't is nog wel een deftige dame, de vrouw van een rechter, door haar man zelf hier geplaatst, omdat zy een minnaar had, den vader van dat kind; maar zuster Clementine zegt: «echt of niet echt, 't is toch een kind van een van mg'n kinderen en een engeltje voor den he mel bestemd." »Die arme vrouw '." >0 ! zij is heel gelukkig; zy' hoopt lang in de gevangenis te blgven, het kindje by zich te houden en nooit weer naar haar man terug te gaan." »Dat begrgp ik niet; het moet toch ver schrikkelijk wezen." »U is misschien bang voor de cel, maar ge zult er spoedig aan gewennen." »Ja, ik heb anders geen plaats voor u, maar er is nog een cel leeg, op de eerste galerij, en die heb ik nu maar voor u bestemd. Kom mee, ik zal haar u toonen." De cel was gelg'k allen, zoowat drie meter lang en twee breed, zeer hoog van verdieping; circa twee en een halven meter van den grond was een dwars langwerpig venstertje aangebracht met ijzeren roeden en traliewerk zóó voorzien dat er geen hand door kon; verder water en gasleiding, electrische schel; rechts tegen den muur de opgerolde hangmat met matras, links een klein hangend kastje en kleptafeltje er onder, in 't midden een vierkant wit houten tafeltje en dito rond krukje op driepoot; in den linkschen hoek onder de waterleiding-kraan een waschkom, die duikelend uitgegooid kon worden op het door loopend deksel van het daaronderstaand privaatje, een handdoek, een bakje met zeep, stoffer en stofdoek; in het kastje bevond zich een houten bakje waarin de portie eten ontvangen werd door een luikje in de deur, een tinnen kroes, email koflïekom, ijzeren lepel en vork. De grond van de cel was donker; of hij van ijzer, steen ofasphalt was, herinner ik mij niet; het geheelege bouw scheen mij van ijzer, althans de galerijen en hangende trappen. »U zingt en U speelt orgel", sprak de overste terwijl ik niet zonder huivering mijne voorloopige woning bekeek »dat is heerlyk; dan zullen wg een luisterrijk kerstfeest hebben; onder de gevangenen zg'n ook een paar goede stemmen" Ik geloof dat mijn antwoord nog al toonloos klonk, het noodige enthousiasme werd gedempt in een nevelachtigen weemoed, de zeven en dertig jaren volhardende heldenmoed van zuster Cle mentine, ontbrak mg totaal en het dichterlijke, dat voor mij in een kloostercel gelegen was, waar vry'willig de onschuld naar grootere volmaaktheid gaat trachten, vond ik niet terug in't beschouwen van die strafcel, waar ontucht en wreedheid ge dwongen boete moesten doen. De deur van de cel had een eigenaardig karakter van hardheid; zij was van ijzer, een hand dik, met dwars-staven en hoog uitpuilende spijkers bezet, van buiten bruin, van binnen lichtgeel geschilderd, zooals de wanden; een driedubbel soort brandkast slot, dat alleen van buiten geopend kon wor den, verzekerde den. uitgang; _ op gezicht's hoogte was in 't midden een luikje aangebracht, ook weer van buiten met traliewerk voorzien en een tweede klep, die evenals het traliewerk van buiten alleen geopend kon worden, terwijl de binnenklep door de gevangene naar binnen ge opend werd om de bakjes op te plaatsen waar het eten in geschept werd. Op die buitenste j klep stond een papiertje geplakt vermeldende de reden van de straf, Op de my toegewezen cel scheen deze etiquette versch afgescheurd, althans een hoek was nog blyven zitten met hobbelige, pluizige restjes papier en ik las de letters: »cidt". Op de deuren, naast my' stond : homicide links, infanticide rechts, daar naast vol, toen: par autoritn paternelle, (manslag, kinder moord, diefstal, door ouderlijk gezag). Ik zou dus rusten ... tusschen twee moordenaressen; ook het cide" als overblijfsel op mijn eigen deur, woes op een moord ... Driemaal daags werd het voedsel rondgereden, in een soort lage ton op een rol wagertj e geplaatst; ik was nauwelijks een half uur in de gevangenis of mij werd opgedragen dit wagentje voort te trekken, terwijl bij elke deur het klepje en tralietje geopend werden, het binnenluikje met een veer horizontaal neergedrukt, en de gevangenen verzocht haar etensbakjes daarop te plaatsen. Deze eerste aanblik der «veroordeelden" zal onuitwischbaar in mg'n ziel leven ; men zag niets dan de hoofden, die den indruk maakten zonder romp of beenen te zy'n, zoodat de uitdrukking dier gelaatstrekken, hier apatisch, daar verwil derd, ginds idioot of ook wel spottend even schrikwekkend als medelijden-inroepend was. Zij mochten geen praatjes maken ; op andere uren van den dag gingen de vrouwen rond, in de cellen, om arbeid uit te deelen of bij 't werk te helpen, dan hadden de nonnen gelegenheid haar hart uit te storten. (Slot volgt). Minimin liiillimiiiiiiiiliiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiimiii n mum l Baltoilet voor jongen meisjes. Voor ! ome dames. Met een Chinees ge trouwd. Een Koninklijke dokteres. j i Een rood diner. R'.cept. i j Het baltoilet voor jonge meisjes behoeft dezen : winter vooral niet gecompliceerder te zijn dan i anders; bij jeugd past eenvoud het beste. Toch j kan die eenvoud een bepaald karakter aannemen ; zonder opschik is het zeer goed mogelijk een i ! bepaalden stijl te volgen. In de eenvou- ! , digste stof zal een gekruist fichu met slappe i [ volants, een puntlijf' en halflange mouwen met sabot het karakter van Marie-Antoinette aan- i : geven; zonder eenige pretentie kan men met een j j berthe, kleine dofmouwen en een breed ceintuur : aan 1830 doen denken. Van de baljaponnen voor jonge meisjes heeft | de rok geheel dezelfde coupe als een wandelrok i van smalle stof. Men maakt hem geheel effen, negen of elf banen, waarvan de voorste een : j afgeschuinden tablier vormt. De achterbanen ' j worden geplooid of ingehaald aangezet, wat i talrijker en dieper dan verleden jaar. Nog altijd i ! zonder sleep voor jonge meisjes en jonge vrouwen, i wordt de soireejapon voor oudere dames wel met | een kleinen sleep van 5 a 20 centimeter genomen. In dat geval maakt men den japon ook van i kostbaarder en zwaarder stof, damast, satin j duchesse, peau de soie, moire Ghismonda, en j opent men hem op een tablier van andere stof. j fluweel, gepailleteerde tulle, die op het corsage in het garnituur herhaald wordt. Voor jonge meisjes is de stof dunne zg'de. mousseline met kleine gebrocheerde bloempjes, zg'de met gedrukte bloempjes of een klein streepje, liberty satijn; men voert dat alles met zijde, halfzyde of satinet, en zorgt voor een flinke balayeuse in de kleur. De rok er onder kan van lichte zijde zy'n of van nansouk met een volant met valenciennes. Het corsage voor jonge meisjes moet ook een voudig zy'n; eenvoudig ingehaald op een aan sluitende voering, of aansluitend met een opgezet stuk Louis XV van voren en van achteren ge regen; of licht gedrapeerd zonder pretentie. Men maakt dan ook de mouwen (rond, Louis XVI; afhangend, 1830; ballon, Empire) van dezelfde stof. Dit alles voor wie eenvoudig van smaak is, en vooral voor wie niet te veel uitgaat. Moet men heel dikwijls dezelfde menschen zien, dan komt allicht de lust op, den eenvoud wat te varieeren. Het garnituur der balcorsages is dan al heel gemakkelijk te wy'dgen. Volants of kleine dra perieën van zijden mousseline of Liberty gaas, tulle, crème of gele kant, (en ook meer en meer witte kant), randen bont of veeren, guipure of lint. Eenvoudig en bevallig is reeds een smalle rand zwanendons om het décolletéen onder om de mouwen, en een wit satg'nen lint als ceintuur; eenvoudig ook een gewoon fichu Marie-Antoinette van zijden batist met volant van slappe kant; eenvoudig ook, ofschoon niet voor iedereen, een fluweelen berthe waaronder een breede volant van kant of Liberty gaas. De waaier heeft weer minder belang dan eenige jaren geleden; inen maakt hem niet meer aan het ceintuur vast, maar houdt hem onder het dansen in de hand of laat hem op zijn plaats liggen. Een modewaaier is er op 't oogenblik niet; men draagt de kleine geschilderde Louis XV en Louis XVI, de waaiers van struisveeren met schildpadden montuur, de geborduurde of kanten, waaiers, de waaiers van bloemen of bloembladen, de gepailletteerde en met lint doorregen waaiers, al wat maar mooi of kostbaar is, de gladde ivoren, gelakte, paarlemoeren, Japansche en Chineesche waaiers; alleen de heel groote zijn in ongenade. De handschoenen, van heel licht suöde, moeten de mouw raken, maar worden alleen aan den pols toegeknoopt en zijn daarboven, weer sluitend ; de kousen neemt men van dezelfde kleur als de satijnen of gelakte schoentjes. * * * De uitgave van de heeren Van Holkema & Warendorf, Voor onze Dame», onder redactie van Jo van Sloten, gaat met l Januari over aan de firma Nijgh en Van Ditmar te Rotterdam, die nu reeds uitgeven De Dames- en Kiwiermo&e. Redac'rice van dit laatste blad is mej. Alida Verhoop; zij zal ook redactrice worden van Voor onze Dames. De verhouding tusschen de twee tijdschriften zal deze worden: De D'itnes- en Kindermodf, weekblad, zal zich bepalen tot de kleeding, met knippatronen, modebericht, en naar het proef blad ons doet zien een uitgebreide en ijverig verzorgde correspondentie; Voor onze Dames komt daarby' als maandelijksch supplement en zal handwerk-tijdschrift zijn, met gekleurde patronen voor canevas, application en platte steekborduursel. De zorg die blijkbaar aan de redactie van de Dames- en Kindermode besteed wordt, zal zeer ten goede komen aan Voor ome Dames, dat vaak den indruk maakte van wat onverschillig gere digeerd of liever zonder groote vrees voor ger manismen gewoon vertaald te worden. Met een Chinees trouwen die in Europa woont, kan zeer aannemelijk zijn, hem naar zijn vader land te volgen is voor een Europeesche en zelfs voor een Amerikaansche een bron van ellende. Miss Ethel Benedict te Pittsburg heeft het onder vonden. Tot de rijke familicu van Amerika behoorend, had zij een harer vriendinnen met een Franschen graaf, een ander met een Italiaanschen hertog zien trouwen; zij schonk haar hand aan den secretaris van legatie der Duitsche ambas sade te Washington. Haar vader was er zeer tegen; de bemoeiingen van den jongen diplomaat in het syndicaat voor Chineesche spoorwegen hadden hem daarenboven als man van zaken de overtuiging gegeven dat wie het land kennend, daarvoor moeite deed, »een schelm of een gek moest" zijn. Maar Amerikaansche meisjes doen haar eigen zin, en Ethel werd Mrs. Tieh-li-Chang. Drie dagen lang praatten de Amerikaansche bladen over haar cosmopolitisch huwelijk. Zonderling vond Ethel het, dat den dag na haar huwelijk haar man plotseling een geheime zending naar Londen kreeg. Hemzelf boezemde de koelheid van zijn collega's en chefs reeds ongerustheid in. Hij had van de 100,000 dollars die hij van het syndicaat ontvangen had, toch de helft naar China gestuurd, naar invloedrijke mandarijnen. Zijn vrouw vergezelde hem naar Londen, maar daar aangekomen vond men een nieuw telegram : Tieli-li-Chang moest terstond naar Parijs, om er de instructies van den gezant aldaar te ontvan gen. Hij meende dat het tochtje niet langer dan twee dagen zou duren en vertrok alleen; men hield er hem drie maanden, en zond hem toen terug om zijne vrouw te halen en met haar naar China te vertrekken. Op de boot intusschen, twee dagen na het vertrek uit Soutliampton, deed hij aan Ethel eene mededeeling. :Lieve vrouw, ik heb van mijn verblijf te Parijs göpri.titeerd om een tweede vrouw te nemen. Ik ontmoette er een weduwe, niet jong meer, maar heel rijk, die mij hand en hart aanbood, en ik heb ze aangenomen. Ik zal te Peking veel meer geld, dan uw vader u geven kon, noodig hebben orn mijn onschuld te bewijzen. Ik weet dat volgens de vooroordeelen van ons volk my'n gedrag u vreemd zal voorkomen, maar ge zijt nu een Chineesche en zult aan onze gewoonte wennen. Daarenboven, gg blijft eerste vrouw; de tweede zal u eene dienares zijn, zij heeft het beloofd!" Ethel vergoot tallooze tranen, maar haar man wist haar zoo goed te troosten en de tweede vrouw toonde zich zoo onderworpen en zelfverloochenend op den overtocht, dat te Shangha aankomend, de vrede in het mariage a trois feitely'k hersteld was. Tieh ging zich te Ling-Poe vestigen, in een aardige Europeesch ingerichte villa en de tweede vrouw werd naar Tieh's moeder gestuurd om daar met de andere dienst boden op gelijken voet behandeld te worden. Nu begon het ergste. Tieh-li-Chang werd naar Peking ontboden om zich daar voor den Tsung-li Yamen te komen rechtvaardigen, en Ethel bleef alleen achter. Wat deze eenzaamheid was, kan men zich moeielijk voorstellen. Als onrein, be schouwd door de Chineezen, werd zij door de enkele Europeanen niet beter behandeld. De consuls te Shanghaïwaren haar een bezoek komen brengen, maar geen enkele, zelfs de Amerikaan sche niet, had haar aan zy'n vrouw voorgesleld. Te Ling-Poe was het nog erger; hare bedienden verachtten en plaagden haar op alle manieren; de armste Engelsche onderwijzeres of Duitsche winkeljuffrouw zou haar met geen woord verwaar digd hebben ; haar eenige aanzoek was een andere déclas*é?, een Chineesche die met een Europeaan getrouwd was. Tieh-li-diong was te Peking terstond gevangen genomen en had reeds al zy'n bezittingen en die van zy'n tweede vrouw geoffard zonder nog vry te komen, alleen had dit geld hem van marte ling gered. Ethel ontving nu bevel al de meu belen der Europeesche villa te verkoopen, bij haar schoonmoeder te gaan wonen, en daar even als Tieh's andere vrouw, dienstbodenwerk te doen. Toen zij er aankwam was zy'juist getuige hoe die tweede vrouw, een Fransche, tengevolge van het verdriet en de mishandelingen bezweek. Ethel had, als goede Yankee, van haar verblijf te Ling-Poe geprofiteerd om veel moois te koopen en dat nu duur aan haar blanke kennissen ver kocht; zij kou dus haar man een. goede som zenden en had het geluk hem daarmede zijn vrijheid terug te geven. Hij keerde nu tot haar terug, geruïneerd, maar betrekkelijk gelukkig, was getuige van de geboorte van een klein Cbineesje, en daar Ethel nu door haar zoon in de Chineesche familie een eervolle plaats had gekregen, besloot zij verder zich te troosten en met haar man bg mevrouw Tieh de oudere te blgven inwonen: All's we.ll that endes well. De koningin van Portugal is niet uit ledig heid en dilettantisme er toe gekomen, medicynen te studeeren, zooals zij doet. De gedachte kwam bij haar op, toen wijlen haar vader te Belem bij haar logeerde. De oude vorst was lijdend, maar wilde van dokters niet hooren. Toch zag de koningin dat het regime, dat hij volgde op voorschrift van een medicus dien hij vroeger geraadpleegd had en die overleden was niet voor hem deugde. Zij had er gaarne verandering in gebracht, maar durfde niet, en had ook geen wetenschappelijke autoriteit om haar idee door te zetten. Later, toen haar kinderen ziek werden, vatte zij de studie ernstig op, en besloot van meet af aan te beginnen en gewoon voor dokter te stadeeren. De vrouwen zijn in Portugal feitelijk van de medische studie uitgesloten; zij trachtte hierin verandering te brengen. Zij deed het toelatingsexamen en aan het eind van het eerste jaar het eerste examen. Zij is nu door het derde. Haar medische bibliotheek is de mooiste in het koninkrijk, en daar zy Fransch, Engelsch, Spaansch en Italiaansch kent, leest zij tijdschriften, correspondeert met buitenlandsche geleerden, en kan aan een aantal van haar confraters een lesje geven. Zij studeert met haar oudste jongen botani, en laat hem onder baar toezicht het microscoop gebruiken. Om hun gelukkig spelen te Monte-Carlo te herdenken, 350.000 francs op rouge verdiend hebben eenige Engelscbe heeren een dlnerrouge doen toebereiden in het Savoy-Hótel, onder directie van den. kok Escotfier. Alles was rood en goud, de knechts hadden roode fracs, roode dassen en roode handschoenen, en in alle ge rechten was zooveel mogelijk het rood in acht genomen, ofschoon men het toch niet zonder zwart truffels kon stellen. Het fraaiste was een ijsmonument, de «rots van Monte-Carlo", uit ijs gehouwen, waarop men het casino en de speeltafel in volle werking zag, met goud beladen., spelers van chocolade, en palmen ala omgeving. De rots was van binnen met electrisch licht rood gekleurd. Het menu was rood, de zaal, de verlichting, de wijn, en waarschijnlijk ook ten slotte de gezichten der dineerenden. Court-bouülon. Om riviervisch te koken mengt men met een liter koud water een halven liter witten wijn. eenige lepels azijn, zout, peperkorrels, twee wortelen, een ui (als men wil), wat peter selie en twee laurierbladen. Men plaatst de pan te vuur ; als het vocht half warm is, legt men er de visch in, daarop de plaat, zoodat de visch geheel onderligt, en laat het koken, naar de grootte van de visch het vereischt. In den zomer kan men den court-bouillon niet langer dan twee dagen bewaren, 's winters wel vier of vijf dagen ; men kan ze twee maal gebruiken. De witte wijn moet niet te zoet zijn; roode wijn is even goed, maar men neemt witte om de kleur. Men gebruikt hem vooral om visschen, die niet veel smaak hebben, wat geur te geven ; van fijne visch en zeevisch zou men niet gaarne den eigen smaak onder den geur van den court-bouillon doen verloren gaan. Een j vierde melk geeft aan sommige visschen meer i malschheid. E?e.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl