De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1895 29 december pagina 7

29 december 1895 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 966 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAJ) VOOR NEDERLAND. Spoïjes en Yertellinp, (Slot) Een geed voorbeeld van dergelijke gevallen en van de diensten die de studie der sprookjes aan de litteratuur-geschiedenis kan bewijzen, geeft het ver haal van den dankbaren doode, een der meest ver spreide vertellingen. De meest fantastische, blijk baar oudste vorm van het verhaal komt hierop neer: Een reiziger vindt het lijk liggen van een man die schulden had nagelaten, en wien men om die reden een eerlijke begrafenis had geweigerd. De man begraaft het lijk, en gaat zijns weeg. Eenigen lijd later vervalt hij zelf tot armoede. Een onbe?kende meldt zich bij hem aan, en belooft hem aan «en schat te zullen helpen, indien hij er in toestemt al wat zij vinden zullen samen te deelen. De andere vindt dit billijk. De onbekende geleidt tem nu naar een stad waar een beeldschoon meisje woont van schatrijke familie, die evenwel geen man kan vinden, omdat tot nu toe al haar bruidegoms, de een voor de andere na, in den eersten huwelijks nacht door een demonisch wezen in slangen- of drakenvorm werden omgebracht. De reiziger biedt zich aan om het meisje te trouwen, en overwint, geholpen door den onbekenden demon. Hij biedtnu den onbekenden metgezel de helft van den bruidschat ?van het meisje aan en is, wanneer de ander er aan ?herinnert dat zij overeengekomen zijn alles wat zij samen verkrijgen zouden, te deelen, ook bereid zijne jonge vrouw in tweeen te kappen. De ander over zijn eerlijkheid voldaan, neemt afscheid, en geeft zich te kennen als de ziel van den man wiens lijk de reiziger vroeger begraven had. Bonfey, die zooveel wis<~, wist ook dat elementen van dit verhaal, bepaaldelijk de episodode van het door een demon vervolgde meisje, in Indiëworden teruggevonden, en besloot daaruit dat het sprookje Indisch was. Maar sedert is de aandacht gevestigd op een belangrijk punt: men vindt de vertellingi ?omgewerkt tot een vromen joodschen familie roman, terug in het boek Tobias, waarschijnlijk opgesteld ?ongeveer et n eeuw na onze jaartelling onder Per zische en Mesopotamische invloeden. 4) Het sprookje is nu, naar de oudste schriftelijke bron te oordeelen, die het ons overlevert, niet Indisch, maar WestAziatisch. Thans kan mei), dezelfde methode vol.gend, wachten op een redactie in spijkerschrift ?die het beslist babylonisch, of op een redactie in hiëroglyfen die het Egyptisch zal maken. De voorstanders der Indische Theorie hebben «en antwoord gereed op dergelijke tegenwerpingen. Zij wijzen op den hoogen ouderdom der Indischbuddhistische verhalen, en vragen ons waarom zij niet al betrekkelijk zeer vroeg, zich over de oude wereld verspreid zullen hebben. Zij maken zich meester van het sprookje van Psyche, bij voor beeld, en vragen waarom het niet kan teruggaan "tot een Indisch origineel, daar de oudste buddhisiische sprookjes in fabelen (dit is bewezen) veel ?ouder zijn dan Apulejus ? Het komt mij voor dat de Indische theorie op die wijze aan omvang rijk heid wint wat zij aan waarschijnlijkheid en belang -verliest. Aan waarscl.iji.lijkheid: men moet aan nemen dat de Indiërs duizenden jaren lang steeds souden hebben gegeven en nooit ontvangen. Aan belang : is de theorie in dien vorm waar, dan staan wij hier niet voor een gewoon letterkundig ver schijnsel, voor invloed van n litteratuur op andere litteraturen, invloed in tijd en ruimte beperkt, jnaar voor een soort providentiëele beschikking, ?waarvan niemand de grenzen bepalen kan; tevens ?vervalt dan de vernuftige hypothese van Berfey, die de middeneeuwsche letterkunde in twee peri oden wilde kappen, de eene vóór de andere na de invasie der Indische vertellingen. Als vóór de tiende eeuw al zooveel Indisch product in Europa geïmporteerd is, dan. is die tiende eeuw ook geen keerpunt meer. Is de Indianistische Theorie verwerpelijk, welke moet er dan voor in de plaats komen. De heer Bédier antwoordt: geene theorie. De sprookjes en vertellingen, die men overal terugvindt, worden overal teruggevonden omdat zij overal in den smaak vielen, en zij vallen in den smaak, omdat zij algeme<n menschelijk zijn. Maar tevens is het, juist dit algemeen menschelijke wat ons verhindert ze asm het eene volk toe te schrijven liever dan aan het ander. Overal waar mannen en vrouwen gevonden worden, zal men lachen om het verhaal dat ten gronde ligt aan deii Médecin malgrélui", maar daarom juist kan men niet zeggen dat het verhaal hindoesch of arabisch of grkksch of romeinsch is. Droeg het de sprekende kenmerken van een of andere nationalitet, daa zou het zoo ver niet zijn doorgedrongen. Evcuzoo zullen kin deren onder alle hemelstrekcn geboeid worden door het sprookje van Asschepoetster, maar daarom ook kan men nooit zeggen waar het vertelseltje is ge vonden. Het sprookje onderstelt ecu geloof aau bovennatuurlijke wezens, maar zóó vaag, dat men het kan passen in het kader vaii elk volksgeloof. Zoeken naar den oorsprong van sprookjes en no vellen is even nutteloos als zoeken naar den oorsproug vaii raadseltjes en spreekwoorden. De conclusies van den heer Bédier schijnen mij te radicaal. Ik beu met hem eens dat er geen zoo heeft bestaan, door de Voorzienigheid of het Fatum aangewezen, om de overige menschheid eeuw in eeuw uit van vertelsehjes te voorzien. Maar tevens geloof ik dat men het probleem nader omschrijven kan. De groote massa materialen die de folklorislen tn schrijvers over vergelijkende litteratuur-geschie?denis hebben bijeengebracht, kan men verdeelen in twee groote groepen. Tot de een behooren een groot deel der eigenlijk gezegde sprookjes, de meest fantastische, onsamenhangende irratioueele. Menschen, bovennatuurlijke wezens, dieren, planten, leveulooze voorwerpen zelf voeren er als een wilden rondedans uit. De helden en heldinnen der ver halen zijn toovenaars zonder het zelf te weten en zij toonen zich er niet verbaasd over, wanneer alles wat hen omgeeft ook toovermacht schijnt te bezitten' Het Egyptische sprookje der Twee Broeders, de sprookjes die samenhangen met Amor en Psyche, die van de type Asschepoetsler, zijn goede voor beelden van dit stuk. Poogt men oen zin te leggen in deze schijnbaar zinnelooze verhalen, dan is de sleutel er van nog het gemakkelijkst te vinden in het bijgeloof der wilden, dat men met den algcmeenen naam van animisme" heeft bestempeld. Hiermede in overeenstemming is, dat deze verhalen, als men op het esseutiëele let, een minimum van beschaving onderstellen, en dat het deze sprookjes zijn die men het vaakst terug vindt. Een verhaal als de twee broeders kan, wat het thima betreft, evengoed dertigduizend jaar oud zijn als drie-duizend, en evengoed honderd-duizend als dertig-duizcnd. Men vindt dit soort verhalen overal omdat zij naar A Langs uitdrukking, tijd hebben gehad zich overal te verspreiden, gedurende het onmetelijk verleden van hot menschelijk geslacht. Te zoeken naar den oorsprong van zulke verhalen is geheel nutteloos. Een tweede groep wordt gevormd door de novellen. Hier is het fantastische geheel afwezig, de gebeurte nissen zijn dramatischer (in het komische en soms in het tragische) dan in het gewone leven, maar niet bepaald onmogelijk. Zij onderstellen een miüstens primitieve studie van het onmenschelijk gemoed, een vaak geestig opmerken van het sociaal leven. Vele van deze verhalen eischen bovendien om mogelijk te zijn een reeds samen gestelde maatschappij met een hiërarchie, een, hoe wel ruwe, justitie en politie, een zekere materieele beschaving. In het zoo verspreide sprookje van den handigcn dief" dringen twee broeders door in de kunstig gebouwde schatkamer van een koning, waarvan het geheim hun door hun vaderden bouw meester der schatkamer, op zijn sterfbed is mede gedeeld 5) zulke bijzonderheden zal ren inboorling der Andaman-eilanden of van Vuurland moeielijk uit denken. Men neme een ander voorbeeld: de vertelling (men vindt haar in een fallian, in Indie enz.) die het thema is van Molièro's Médecin. malt/rélid: een vrouw die door haar man voortdurend wordt afgeranseld wreekt zich door aau zendelingen van een koning (of een groot heer) die een wonderdokter zocht voor zijn zieke dochter, die niemand genezen kan, wijs te maken dat haar man zulk een dokter is. Alleen, zegt zij, toont hij zijn wetenschap slechts na een geducht pak slaag te hebben ontvangen. Het ver haal kan alleen ontstaan in een land waar genees meesters een stand in de maatschappij vormen, en men alleen ten einde raad hulp zoekt bij kwak zalvers. Of wel men neme het thema van het faMiau: Constant du Hamel 6).- eenige hooggeplaatste en deftige heeren zijn over de ooren verliefd op een jonge vrouw en dreigen, als zij niet toegeef^ haar en haar man te ruïneeren. Het vrouwtje geeft aan de heeren rem/ex-cous bij zich aan huis, takelt ze behoorlijk toe, en weet een middel te vinden, om ze in het openbaar teil toon te stellen of aan de wraak van haar man over te leveren. Derge lijke verhalen (men kan er eenige sprookjes bij voegen) minder wild fantastisch dan die der vorige categorie, kunnen alleen ontstaan te midden van reeds geordende toi standen, zooals men ze vóór de middeneeuwen aantreft in Egypte, in Mesopotamië, in het romeinsche rijk, in Indië. Toekoms tige onderzoekers zullen die verhalen n voor n moeten nagaan, vergelijken, schiften. Misschien zal men dan algemeeue regels kunaen opstellen, en ten minste bij benadering bepalen waar een thema moet worden thuisgcbracht. Dat een gedeelte der middeneeuwsche novellen dan zal blijken uit Indi te komen, zal niets bevreemdends hebben : maar men zal in dat geval staan voor het resultaat van onbevooroordeeld onderzoek, niet voor een voorop gezette hypothese van vernuftige geleerden. G. BUSKEN HÜET. 4) Hippe en Herrig's slrrhin f/ir neue Sprtichi'u, deel 81 (jaargang 1SSS) s. 141 vgg; en vgl. Renan, Oriffiiiex du Ckri,i(iaiii«uie, VI, 55-1 vge. 5) Lezing van Hcrodotus. Ik weet nu t of rnen reeds heeft opgemerkt dat de eerste helft van Alibaba en de 40 roovers'' in deu grond der zaak op hetzelfde neerkomt. In plaats van een Konink lijken schat plunderen twee broeders een geheime bergplaats waar roovers hun buit bewaren. 0) Men vindt, het in Indiëterug in Somadesa's groote verzameling. EuiteiiMscHe Bibliograpliie, Kmil Dürer. Pariser Leben. Berlin C. Duncker. Dit boek voldoet aan alle eischen, die rech tens gesteld mogen worden aan de zoogenaamde stuiverslectuur. Ik hoop hartelijk voor onze dienst bodenwereld, bakers, naaisters en schoonmaaksters incluis, dat deze roman vertaald, door den een of anderen firma op zakjespapier gedrukt en met rood of blauw vloeiachtig omslag omkleed moge worden, en dan met een premie ter meer dere verheuging, in afleveringen aan het keukenpersoneel gesleten. Ook vergete de ondernemende uitgever niet eenige fraaie platen te laten ver vaardigen, verschillende treffende momenten uit dit drama verbeeldende. Want o, het is zoo schoon! Ik heb mij al lezende in de dagen mijner jeugd gedacht, toen ik stilletjes een vettig exemplaar ran »De Gevloekte" door Ponson du Terrail was machtig geworden, door de leesbi bliotheek mij verstrekt, en met hoogroode kleur en kloppend hart de avonturen en schelmsche daden van lord William op mij deed werken. Volgens de uitgave is dit boek eerst onlangs verschenen men zou het anders niet denken en de schrijver geurt herhaaldelijk met zijn kennis van het tegenwoordige Parijs. Hij spreekt van «calembourg a la mode" van »Le sourrir aux lévres, Tausende auf eine Karte setzen" van »cali cots," ja zelfs gaat hij zich te buiten aan een beschrijving van de Folies-Bergères, die lang niet mis is. 't Eenige ongeluk dat dezen veelbelovenden auteur getroffen heeft, is dat hij de romans, die een vijftig jaar geleden in trek waren zeer bewondert klaarblijkelijk ook Sue zal hij wel yverig bestudeerd hebben en dat hij de manier van schrijven daarin toegepast met een virtuositeit op het hedendaagsch Parys overbrengt, datje er versteld van staat. Dat h\j Zola nooit gele zen heeft, tenminste niet met aandacht, lijkt mij allerwaarschynlijkst na de treurige beschrijving van een spoorwegrit,waarbij de machinist krankzin nig wordt, op de locomotief gaat zitten «wie ein Gespenst von des Mondes fahlem Licht beschienen" stel je zoo iets eens voor en waarbij de held van het verhaal uit zijn coupénaar de locomo tief rent, alles geschiedt natuurlijk terwijl de trein met bliksemsnelheid voortstoomt den machinist doodschiet, en door een te plotseling draaien aan een kraan den boel in de lucht laat vliegen. Men vond toen slechts stukjes van zijn kostbaren pels hier en daar; van den graaf de Larivière bemerkte men verder niets. Behalve dit gruwzaam spoordratna, vindt men men er in een schaking, een verleiding, een gravin die onder «het groote gild" raakt alles door de schuld van dien ellendeling genaamd de Lari vière, die na zijn fortuin in n nacht verspeeld te hebben, »le sourire aux lévres" agent in photographieën wordt totdat zijn oom hem door zijn dood met zijn millioenen in de gelegenheid stelt tot al deze sehelmsche daden, waaraan de stoom op de bovenvermelde wijze een einde maakt. Een Hongaar genaamd Ferencz, die Petövertaalt in zijn vrijen tijd en vurige rossen berijdt, een teekenaar die zijn vrouw en kind in Rusland laat verhongeren, terwijl hij zelf met de gravin die op de manier van Marguerithe Gautier over haar ellendig bestaan philosopheert, zijn geld door brengt, een valsche eed, een bekentenis op het sterfbed dit alles vormen vele aantrekkelijk heden, die dit boek een ruim debiet verzeke ren, mits op de bovenvermelde wijze uitgegeven. Zeer waar, van groote zelfkennis getuigend, is de korte monoloog van den auteur op pag. 109: «Armer Stümper von Erzühler, lege die Feder nieder und versuche nicht das Unmögliche, das Unsagbare in Worten wiederzugeben. Wilhelm Wolters. Mddchen am See. Dresden, E. Pierson. Het is een tragische geschiedenis, en ware ze niet zooveel malen reeds verteld met meer of minder variaties, men zou er meer voor kunnen voe len. Maar nu geeft iedere andere bewerking van deze treurige stof den hernieuwden indruk van niet echt te zijn, niet doorleefd, niet waar, doch een geschiedenisje, een kunstig opgezette ver tooning, een meer of minder van pikante saus voorzien gerecht. Het schijnt voor vele auteurs een levensbehoefte te worden tenminste nmaal in hun leven het thema te behandelen: «Souvent homme varie, bien fol est qui s'y fle." Het re cept is dan: Men neemt een mooi meisje uit lagen stand, tot nu toe rein gebleven, en een knappen, rijken jongen man. Brengt die te zamen. Xa korter of langeren tijd van weer stand deze kan op schijnbare harteloosheid of op fatsoens bezwaren ontstaan geeft het meisje zich over. Een liaison ontstaat, betuigingen van liefde van weerszijden. Einde: de jonge man huwt, hetzij uit liefde, hetzij door aanstoken van zijne ouders. De heer Wolters heeft den laatsten uitweg den beste geacht en voor de zooveelste maal een handelshuis (ditmaal fabriek) dat bij het begin zoo bloeiend was als laat ons zeggen het huis Kothschild op den rand van bankroet gebracht, als Baring Brothers. Dit is de deus ex machina die Franz Reinick dwingt zijn schatrijk nichtje te trouwen en Lene llelmers aan haar lot over te laten, waardoor ze zelfmoord pleegt. De eenigszins origineele be handeling maar telkens lijkt 't mij elders deze reeds gevonden te hebben is, dat het, om zoo te zeggen, Keinick's fataliteit is, op deze wijze Lene ongelukkig te maken. Hij heeft haar voor speld toen zij het model met het marmeren hart zijn liefde afwees en verklaarde nooit n van hare talrijke aanbidders liefgehad te hebben of te zullen hebben : «Driehonderd keeren zult ge »neen" zeggen en dan zal op een goeden dag de een of ander komen, een erbarmelijke schurk, slechter en nietswaar diger dan alle driehonderd vroegeren waren, die vergeefsch om je liefde bedelden. En je zult hem om den hals vallen en hij zal de driehonderd wreken en u ongelukkig maken." Dat heeft hij op een stuk van het menu ge schreven, toen zy den eersten keer »en cabinet particulier" samen waren, in alle eer en deugd, en dat vindt hij als zij weggeloopen is, om een eind aan haar leven te maken. Waarljjk het is jammer dat de stof zoo banaal is, want zij is vlug verteld, zonder gezwollenheid, eenvoudig met hier en daar wel een aar dig trekje. Ik kan me dan ook wel begrijpen en ten deele onderschrijven de uitspraak over een anderen roman van hem $Geliebt werden": «Wilhelm Wolters ist bekannt durch die Wahrheit aller seiner Schilderungen, die Eehtheit der EmpflnduDgen, die Leidenschaften in den Per sonen die er uns vorführt sowie durch die eigenthümliche dramatische Knappheit seines Stils. (Slot volgt.) A. G. C. d. V. IIJIIHIIIIIHIIIHIIIIIIIIIIIIItllllllllllllllllll iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinititiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHHiitiiiiiiiiiiiiiiiiiHitiiiiiiiiiiiiiiilii Volïsgeest en Msiertepwooriliii, (Een Nabetrachting). »Ziet u, mijnheer, als dat leelijke monument op den Dam van massief goud was, had het nog geen waarde genoeg om uitdrukking te kunnen geven aan de geestdrift, die er in de jaren '30 en '31 heerschte," zoo zei m\j een der flinke grijsaards, die eens van die geestdrift getuigen, en, niet het minst, met die geestdrift bezield waren. Maar wat wil ik gaan vergelijken ? Alsof de een meer «trouw aan koning en vaderland" was dan de ander! Datzelfde leelijke monument spreekt in zijn kort maar welsprekend inschrift van den volksgeest, den geest, die het volk be zielde, van de grooten (waarom trokken anders zelfs rijke studenten vrijwillig uit?) tot de kiemen (waarom anders was meer dan een, die onder de jaren was, niet te weerhouden ?) De volksgeest van die dagen was geestdrift voor 't lieve vaderland, juist contrarie aan die akelige lauwheid, die over sommigen in onzen tijd is gekomen, en die idee «vaderland" en «vader landsliefde" wegredeneeren wil. Neen, het was niet noodig, dat uitgevischt werd, wie van de braven van '30?31 meer deed of minder, wie meer pensioen zou hebben ver diend of minder aller geestdrift was dezelfde, en daarom zij hebben het allen, en allen even veel, verdiend, omdat allen evenveel liefgehad hebben, en even bereidwillig aan het «voorwaarts" des Konings gehoorzaamden, en even vurig ver langden zich te mogen opofferen voor de goede zaak. Wat getuigt in onzen tijd, na 65 jaren, de geest des volks ? Hebben wij voor onze groot vaders niets beters over dan een schamel maal, uit houten nap, ergens in een verborgen hoek, otider tranen gegeten ? Is dat de dank der jongeren aan de brave ouden. .. een door de hand der liefdadigheid onkiesch toegeworpen brok ? Of is de meerderheid van dat volk overtuigd er van, dat Plicht alsnog gebiedt een te lang verzuimd recht te doen weêrvaren aan hen, die eens zoo overtuigend bewezen Nederland en zijn vrijheid lief te hebben en te willen ver dedigen? Als het laatste waar is, waarom heeft dan de Volksvertegenwoordiging zich niet gehaast overeenkomstig dien Volksgeest te handelen. Een heilige geestdrift hadden wij verwacht, dat ook onze Regeering zou hebben bezield om als n man op te komen voor de belangen, en te ver dedigen het goed recht dier oude helden, die zoo trotsch zijn op hun eerekruis . .. die o, zoo gelukkig zouden zijn geweest met hun pensioen ! Grosthuizen, 22-l"2-'95. F.W. DRIJVKH. v. D. M. RasTerlieteiw of Mensenliefde? Mr. Steinmetz te Utrecht heeft daar verleden week gesproken over de sociologise middelen tot verbetering van het mensenras, een streven dat gedeeltelik in strijd is met de mensenliefde (beter naastenliefde, want die men niet kent kan men niet liefhebben). Hij plaatst zich op een ver ouderd standpunt aangaande erfelikheid, en ziet voorbij dat het »ter zijde stellen" van gebrekkige pasgeborene enz. alleen voorkomt bij de armste volken; dat oorlogen niet de zwakste maar juist de ruwste, dus de sterkste elementen vernietigt; dat de heksenprocessen meest gebruikt worden om gehate of antipatieke personen »ter zijde te stellen" (zie Becker, Betoverde wereld), terwijl zwakke individuen juist weinig vijandschap op wekken, en de minst sympatieke personen (oude vrouwen) geen invloed op het ras hebben; dat rasverslechtering wordt tegengewerkt: lo. door de verfijning, waardoor de geestelike genietingen meer bekoring krijgen dan de stoiïelike, en '2o. door de bevolkingsdichtheid, waardoor men ge zelligheid kan hebben zonder eigen gezin; en dat het geluk van 't nageslacht onbekend en dus minder belangrijk is dan het geluk van heden ; Maar vooral dat men niet de dupes van de ge breken van onze maatschappij moet straffen, maar de oorzaken van die gebreken moet bestrijden ! Laat Mr. S. liever ijveren voor praktiser lager onderwijs, voor echtscheiding op eenzijdig ver langen, enz. enz. Hoe onzedelik is b. v. het verbod om binnen 't jaar te hertrouwen, het ver bod van 't onderzoek naar 't vaderschap, enz. enz. Maar rasverbetering en heriditeit zijn medise onderwerpen. W. PiUTCEKS. den II a a g, Desember '95.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl