De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 5 januari pagina 3

5 januari 1896 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 967 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. lang uit te stellen. Wie weet of mij legen dien tijd niet iets nieuws invalt. Een concert heb ik toch te bespreken, en wel dat in het Concertgebouw op tweeden Kerstdag plaats had met medewerking van de dames solisten: n»ej. Jeanette de Jong en mej. Kato van der Hoeyen. Op deze matinee hield het orkest zich meer op den achtergrond, ik zal mij dus tot de solisten bepalen. Mej. de Jong, de Ie sopraanzangeres van het bekende dames-trio, droeg de Aria uit Elias: Höre Jsrv'èi en een drietal liederen «oor, waarin 213 toonde een standpunt in te nemen dat de Fransehen zoo eigen aardig betitelen met het woord: arrivée. De wijze Tan voordracht en toonontwikkeling doen deze zangeres kennen als iemand die op liet standpunt gekomen is dat zij hare verdere ontwikkiug zelf kan leiden, en geven tevens getuigenis van eene hoogst muzikale natuur en wat men bij zoovele zangeressen mist?van temperament. Dat weldoende, dat verwarmende is het machtigste middel om een grooten indruk teweeg te brengen, daarom spreek ik mijne ingenomenheid met hetgeen deze zangeres gaf, uit, die zich meer en meer heeft ontwikkeld en tevens datgene erbij bezit, wat geen meester leeren kan. De andere jonge dame, mej. van der Hoeven, die zich als violoncelliste deed hooren, is eene debutante. Nu zal men misschien vragen is het niet wat gewaagd eene debutante voor zulke een groot en uit den aard der zaak veeleischend publiek te brengen 'i Dit zou voorzeker het geval zijn wanneer het bestuur vanhet Concertgebouw zich niet ten doel stelde op zulke matinees jonge Nederlandsche solisten de gelegenheid te geven zich te doen hooren. Dit werd mij althans medegedeeld, en daar dit besluit zeer toegejuicht moet worden wijs ik hen die zulke bezwaren opperen, op het goede van die bepaling. Dat een zoo jonge debutante onder dcu indruk was behoeft niet gereleveerd te worden, doch daar zij gelegenheid had dien schroom langzamer hand te overwinnen konden wij bespeuren dat Mej. van der Hoeven als soliste veel belooft eu dat hare wijze van spelen haar onderwijzer den heer Mossel alle eer aandoet. Het publiek moedigde de jonge debutante zeer aan, wat er veel toe bijgebracrit zal hebben haar spoedig rustig te doen zijn. Ik zou wel willen voorstellen, ook op sommige gewone matinees jonge solisten, die in staat zijn op te treden, daar gelegenheid te geven zich te doen hooren. Natuurlijk zouden die soli een bescheiden plaats op het programma moeten innemen, doch ik geloof dat men dan vele anderen die hot evenzeer ver dienen een grooten dienst zou bewijzen, en de kunst zou er evenzeer mede gebaat zijn, want het geven van eigen concerten is gebleken in Amster dam eene wanhopige zaak te zijn, en daardoor zijn vele solisten niet in de gelegenheid zich te doen hooren voor het muzikale Amsterdamsche publiek. Ik geef dezen wenk in alle bescheidenheid ter overweging aan het Bestuur van het Concertgebouw. Van de firma Luckhardt te Leipzig ontving ik Sieben Handgelenk-Studü'n fiir dus Pianoforte van onzen landgenoot Bern. Boekelmanu, opus 15. Deze studies zijn vooral gecomponeerd ten be hoeve van pianisten met kleine handen. Men weet hoezeer de polsoefeningen zoowel het staccato als het legatospel ten goede komen. De schrijver verwijst in zijne voorrede naar Germer's Technik opus 28, waarin de zoo gewich tige oefeningen voorkomen die de voorbereiding ziju voor het legato octavenspel. Terecht, zegt hij: Die aanslag moet niet door aanslaan, doch door drukken verkregen worden. ifHmtiMfffmffnfmffHmtmtMfttmiifmifinn Tijdens 't gevecht. 2) Naar het Fransch VAN PAULBOURGET. Wij zagen haar aan en begrepen dat het haar ernst was. Aan welke ingeving gaf zij gehoor? Uit welke bron sproot dat mede lijden, zoo weinig in overeenstemming met <le zaak die zij voorstond en de bezigheid die zij op dat oogenblik verrichtte. Wij dachten er zelfs niet aan het te onderzoeken. Vijf minuten later waren wij langs de reeds twee meters hooge barrikade geslopen, de rue Saint-Jacques doorgesneld en weer in het Lyceum Louis-le-Grand gekomen. Het doorloopen, door de achterdeur in de Rue de Reims weer verlaten en ons oud Balde binnenstuiven als opgejaagde hazen hun veilig hol was het werk van enkele oogenblikkeii. Maar daar, toen wij ons in veiligheid bevonden op de trap die naar onze studeer kamer voerde, moesten wij op een der treden gaan zitten, zóó beefden wij over ons geheele lichaam. Wij ondervonden den na angst, die alle nieuwelingen bevangt, zoodra de span ning van het gevecht maar is geweken 't is de onvermijdelijke reactie. »Wel beschouwd," zei ik tot Renaud, «zijn we eigenlijk dwaas geweest, geen kei op den hoop te willen leggen, en zonder dat meisje..." »Maar onze plicht dan?" antwoordde hij vragend. »Ben je wel zoo zeker, dat het onze plicht was?" vroeg ik weerom. »Als zij ons gefusileerd hadden, zouden die menschen een misdaad te meer op hun geweten hebben gehad, maar denk je, dat onze dood FrankVerder zegt hij: Deze aanslag wordt in twee bewegingen uitgevoerd, de eerste als voorberei ding, de tweede als werkelijke aanslag. Het mo ment van de voorbereiding verlangt dat de duim niet van een toets opgeheven wordt om den vol genden te bereiken. De duim moet daarheen glijden " Er kan niet 'genoeg op gewezen worden van hoeveel gewicht het is de zoo talrijke nuances in den aanslag duidelijk onder woorden te brengen; de paedagogische werken van den laatsten tijd geven dan ook hoe langer hoe meer nauwkeurige definities van den aanslag. Vroeger werd te veel van den leerling verlangd dat hij zelf zou vinden, wat bij zeer muzikale leerlingen dikwijls het gewensclite resultaat had, doch hetgeen al te vaak de vorderingen tegenhield. Met voorspelen alleen bracht men hem toch dik wijls niet tot het- begrip van de manier waarop hij alles kon ten gehoore brengen zooals liij het had leeren voelen. Zoo heeft o. a. de ervaring mij geleerd dat door alles vooraf te verklaren en iedere nuance van aanslag nauwkeurig te ontleden heel wat tijd be spaard wordt en heel wat snellere resultaten ver kregen kunnen worden. Hoe gelukkig kan soms een enkel woord de bedoeling opeens doen vatten. Ik herinner o. a. aan het werkje van Rlemann, beboorende tot zijn groote Klavierschule, getiteld : Sijstem und Methode, waarin hij den polsaanslag van accoorden door het woord: grijpen duidelijk maakt, daar die aanslag, zoo correct mogelijk uitgevoerd, toch een gevaar oplevert voor het juiste effect wanneer men niet tegelijk de vingers bestuurt zooals noodig is. De zeven studies van den heer Boekelmann hebben vooral de eerste ontwikkeling van den polsaanslag door sexten-gangen ten doel. Ook voor het vingeistaccato vindt men in studie No. 3 een uitstekende leerschool. Ik geloof, dat dit werk in den leergang voortaan een vaste plaats moet innemen, omdat men, volgens mijne meening, meestal te vroeg met de pols oefeningen in octaven begint. Dus niet alleen voor spelers met kleine handen, doch voor allen die serieuse klavierstudies willen maken beveel ik dit werk ten zeerste aan. VAN MILLIGEN. Fredegonde. De begaafde componist Ernest Guirand, die voor eenigen tijd overleden is, liet als onafgewerkte compositie na eene opera Fredegonde, tekst van Louis Gallet. Guirand die evenals zijn vader Prix de Rome was, (een geval dat nig is in de Fransche Muziekgeschiedenis,), mocht evenals andere jon geren het voorrecht smaken, in de laatste jaren in zijn vaderland te worden gewaardeerd. Reeds was hij bekend door twee werken, die vooral door bevalligheid van karakter en stijl uitmunten, nl. Piccolino en Gulnnte Aventure, doch in Fredegonde wilde hij zich meer van dra matische zijde doen kennen Hij mocht het niet beleven, zijn werk voltooid te zien, slechts de eerste twee bedrijven en een gedeelte van het derde waren gereed en wel voor zang en klavier. Een zijner leerlingen, de heer Dukas, instrumenteerde die deelen en wel op zeer talentvolle wijze. In de kunst van instru menteeren en die leer te onderwijzen was Guirand een meester getuige de wijze waarop hij Offenbach's nagelaten werk: Cuntes d'Hoffmann en enkele Lwder ohne Worte van Mendelssohn om van zijne orkestsuite niet te spreken in strumenteerde. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiifiiiimmmiiiiiimiiiniiit rijk bijster veel zou hebben gebaat?" »Dat weet ik niet, maar papa Andrézou tevreden over ons zijn geweest." De woordenwisseling, die zich over dit punt ontspon, duurt nu, na vijf en twintig jaren, nog voort, telkens wanneer wij elkaar maar ontmoeten.... Op dat oogenblik werd de discussie echter spoedig verdrongen door andere besprekingen van een minder theo retisch gehalte en onze onbegrijpelijke weldoenster werd er weldra het eenige onder werp van, zooals trouwens te verwachten is van philosophen van een groot Parijsch Ly ceum. Wie kon zij zijn? Hoewel wij nog tamelijk onschuldig waren al onze onnoozelheid trachtte onder een dun laagje boe ken scepticisme weg te schuilen hadden wij ons in het wezen dezer vrouw niet kun nen vergissen. Zij was stellig iemand van losse zeden; maar tot welke categorie be hoorde zij? Welke motieven hadden haar gedreven zich bij den opstand aan te sluiten en er zelfs een werkzaam deel aan te nemen, zoo onmisbaar blijkend uit haar uniform en de bezigheid, waarbij wij haar hadden ver rast? Was het de liefde, die haar dreef en streed zij in gezelschap van een of anderen leider der fódérus, op wien zij verzot was ? Of handelde zij uit overtuiging, evenals héroigne de Méricourt, die van deze vrouwe lijke revolutionnairen het geijkte type is gebleven 'i Dat zij vatbaar was voor edel moedigheid en kieschheid, hadden wij zelf' ondervonden. Telkens herhaalden wij bij ons zelf: 't Is zoo, zij heeft ons het leven gered l..." Maar diep, heel diep in den grond van ons gemoed gavea wij ons reken schap, dat dit niet volkomen juist was. Wij zouden geen gevaar hebben geloopen, gefusileerd te worden, zooals ik onder den indruk van onze arrestatie had gezegd, omdat we ons niet wilden bukken om een kei op te rapen! Op het laatste oogenblik zouden wij wel hebben toegegeven. Wat zij ons in werkelijkheid had bespaard was: dat laatste oogenblik, de zelfvernedering, ons heldhaftig optreden te moeten beschamen, de flinke houding te moeten verloochenen, Deze opera is vol'ooid door Saint-Saëns, die zonder zijne persoonlijkheid prijs te geven en zich er geheel door zijne inspiratie latende lei den, toch zoo zeer in den geest van Guirand's werk gebleven is, dat men moeite zal hebben precies aan te wijzen waar Guirand eindigt en waar Sant-Saëns begint. Zoo althans berichten zeer bevoegde critici. j Deze opera telt vjjf bedrijven en een groot j ballet, door Saint-Saëns gecomponeerd, ook de i inleiding is van hem. i De geschiedenis speelt bij de Merovingiers. Sighebert, gehuwd met Brunehilde ii vermoord door de twee sbires, hem gezonden door Frtdegonde en Gule&wintge, zuster van Brunehilde, ge huwd met den koning van Neustrie Cliilpéric, wordt geworgd in haar bed gfvjnden. Brunehilde weeklaagt over den dood harer zuster; zij weet dus zeker nog niets van den moord van haar echtgenoot. De heeren zweren haar te zullen wreken. Dan wordt er wat gedanst t.it er een tumult ontstaat waarbij Brunehilde ver meent dat Sigi'ald verradeli k het beleg voor Door nik heeft doen opbreken en dat Chd/trr>c en Fredeffotide voor de poorten van het paleis staan. De laatste eischt de kroon van BruneMdc op het hoofd te dragen. Brunehilde gaat naar een klooster, begeleid door Chilperic's oudste zoon, Merovig, en de Neustriërs gaan aan het plunderen. Merovig wordt verliefd op Brunehilde. waar voor zij niet ongevoelig blijkt, zoodat zij er in toestemt hem te huwen Merovig wordt tot den krijg opgeroepen en ontvangt met B unehilde de hulde van zijne soldaten die hem tot koning uitroepen. Het huwelijk wordt gesloten, hoezeer Merovig er ook voor gewaarschuwd is. In de vierde acte is Merov'q overwonnen en gaat hij een schuilplaats zoeken in de kerk te Rouaan ; zijn vader wil hem met rust laten, doch Fredegonde haalt hem over, Mtroriq onder den schijn van verzoening naar buiten te lokken hem van den troon vervallen te verklaren, zijn hoofd kaal te scheren en hem in een klooster op te sluiten. Zoo geschiedt het in de vijfde acte. Merovig die dit vonnis niet wil overleven, doodt zich en werpt hut bloedende mes voor de voeten van Frtdegonde die triumpheerend uitroept: »Ah ! mes fils regneront." Deze muziek is niet in de vorm van leitmotieven behandeld, doch wel gaat de handeling onafgebroken zonder afgesloten vormen door. Overigens is het geheel in den vorm van duos trios, arias, koren enz. behandeld. De vertolking moet uitstekend geweest zijn. De hoofdpersonen waren: de heeren Alvarez (Merovig) en Uenaud (Chilperic) en de dames Mlle Lafargue (die op het laatste oogenblik Mlle Bréval moest vervangen als Brunthilde) en Mme Héglon (Fredegonde). Purcell. De feesten ter herinnering aan den tweehon derdsten verjaardag van het overlijden van Purcell, den grootsten engelschen componist, zijn te Lon den begonnen met de voortreffelijk geslaagde opvoering van Ded<> e Kneas door de Royal College of Music. Deze muziek, voor het publiek geheel onbekend, heeft ieder ge'roffen door de moderne muzikale bewerking en de dramatische expressie. Purcell schreef dit werk op i'iijarigen leeftijd, het zou uitgevoerd worden door de leerlingen van een meisjespensionaat te Chelsea, daarom is de rol van JE neus voor mezzo-sopraan geschreven. Bij gelegenheid van deze feesten is eene ten toonstelling geopend van portretten, autografen iliiMlliiiliimiiiiiiiiiiiilliiiiiiiuiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimi die ik, eerlijk gezegd, had aangenomen in navolging van Renaud, en hij zooals zijn toespeling op papa Andréhad geopenbaard ? uit jongens-fanatisme voor een hooggeschatten en bewonderden leeraar! En wij raakten niet uitgepraat over de schoonheid en bevalligheid der jonge insurgente. Wij prezen haar bleeke tint, haar blonde lokkenpracht, haar blauwe | oogen, tengere vingers, de voorname bekoring, die van haar geheele wezen uitging, zelfs in die omgeving en tusschen die moordwerktuigen. Nooit had ik mijn schoolmakker, gewoonlijk zoo flegmatiek, zoo in vuur zien geraken voor een vrouw, en als ik er nog aan had kunnen twijfelen, zou mij het bewijs zijn geleverd geworden door de halstarrigheid waarmee hij uren aaneen daarna, met een overigens afschuwelijk valsche stem neuriede: »Au mont Ida, trois déesses.. .." Had dat tegelijk wulpsch en aandoenlijk wijsje, dat mengelmoes van muzikale rein heid en losbandige dartelheid mij al zonder ling geklonken in een tijdelijk tot arsenaal ingerichte apotheek, niet minder vreemd klonk het op de lippen van mijn vriend. Xoch zijn oprechte dankbaarheid jegens onze onbekende van het Pantheon, noch de nauw bedwongen huivering van het pas doorstane gevaar, noch de nabijheid van den naderen den strijd, hadden hem belet zijn dagelijksche taak weer op te vatten. Eiken avond om zeven uren kon ik hem zien zitten vijlen aan een gedicht op Robinson. Het was nog een opstel van het vorige seizoen, dooi'onzen toenmaligeu leeraar, den betreurden Gustave Merlet, opgegeven, en dat stuk van negentig hexameters begon met dezen, dien ik nog duidelijk aan het hoofd van het thema zie afgeschreven: (,)iii* mmi'i' tn xülii xo//fx xjial tut/ir ut'eii'i. .. 11. Welk een vreemd iets, de herinnering! Hoe komt het toch dat deze syllaben, door mijn geduldige» vriend in zulk middelmatig Latijn bijeengevoegd, nooit uit mijn geheugen en verschillende voorwerpen die aan den be roemden componist hebben toebehoord Deze collectie, in het British Museum geëxposeerd, trekt zeer de aandacht. Wereltole van Lons Cori'KRrs. Om twee redenen ontving Louis Couperus harde woorden voor zijn boek: vooreerst, wijl men We reldvrede vergeleek met andere werken van zijn hand, ten tweede wijl Wereldvrede een schoone taak niet zóó schoon volbracht, als het scheen te willen. Un homwie averti en vaut deux. Het TweeMaandelyksch Tijdschrift waarschuwt tegen te leurstelling, en de Recue Suisse ontried my om Majesttit ook te lezen. Volgens die Revue toch is Wereldvrede na Majesteit een achteruitgang, en naar die inlichting ben ik tegen Couperus' eigen, bevel 1) ingegaan en heb Mujetteit ongelezen gelaten. Bovendien scheen het mij zér onwaar schijnlijk, dat een werk van vierhonderd blad zijden niet uit zich zelf kon beoordeeld worden. Ik voor mij ben niet geneigd Wereldvrede te minachten. Het is zeker niet zoo mooi als het zijn kon, maar zeker ook kon het veel slechter zijn. Het gaat niet diep, maar het is ook al weder niet bepaald oppervlakkig. Gegevens zijn er genoeg in, maar van bijna geen enkel werd de grootst mogelijke winst behaald. Men mag het niet zoo maar goedkoop noemen, doch zeker is het effekt van het theatrale, het verblinden met groote personagien niet geheel versnuad. Cou perus schreef oogenschijnlijk zonder aarzelen, en toch heeft de stijl niet het volkomene der inspi ratie. Er is in het schrijfwerk menige aardige vondst, doch daarnaast vindt men slordigheden bij de vleet. Er is veel handigheid, maar weinig toewijding. Het boek is onderhoudend en lees baar, doch steunt te veel op die deugd en bereikt niet de gewilde grootheid. Om het kort te zeggen : Wereldvrede is aange naam tweede-rangswerk. Vraag: Waarom maakt de bezitter van een schoon talent een boek van veel pretentie en van slechts gedeeltelijk bereiken V Het antwoord ligt niet ver van de vraag, want ?wij weten, het allen : Louis Couperus is jong en hij had reeds veel succes. Wij weten het allen, want wij allen kunnen zijn. leeftijd uit zijn publicaties nagaan, en wist ik het zóó niet, dan had de Recue het mij geleerd. Louis Couperus is een jong auteur, die reeds zeer veel succes had, en men mag zich verbazen dat hij nog niet meer van de wijs raakte. Van den aanvang af, ik bedoel reeds bij iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiuiiimiiiiiuiiiiiiiiiiuiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiitu zijn gegaan? En nu terwijl ik ze overschrijf, doorleef ik weer, minuut voor minuut, de wonderlijke uren van de bezetting van ons kwartier. Ze kropen zóó eentonig-verschrikkelijk voorbij, dat ik ze, na dit tijdsverloop, niet in dagen kan afdeelen. Was het maan dag, dinsdag, of' woensdag, toen door de ont ploffing van den kruitkelder van het Luxembourg een luchtdruk als van een orkaan op onze straat neersloeg, die alle ruiten van alle vensters in scherven deed springen ? Op welk oogenblik snelden wij, Renaud en ik, naar den zolder van Balde, om de vlammen in de lucht te zien kronkelen, te midden van wolken rook, waarin het Louvre opging? Op welk ander oogenblik voelden wij den wijden cirkel van fusillades, die ons aan alle kanten omsloot, inkrimpen ? Het was een geweldig en onuitsprekelijk rumoer, dat op rollende donderslagen en molengeklapper geleek. Ontelbare malen klonk het geschetter van trompetten. Het markeerde in de verte het komen en gaan van den strij i. Hun driftig geschal verried al de hitte van het gevecht, en van tijd tot tijd kliefde het ge fluit van een bom, duidelijk, snijdend, on heilspellender nog tusschen al die onheil spellende geluiden, de lucht. ()p welk oogen blik vloog de eerste dier bommen over ons college? Op welk oogenblik installeerden de féiléré.s in dit college een hunner ambulances, welks personeel, bestuurd door een tot de schouders gegalonneerden heelmeester, uit vier medische studenten, drie verpleegsters en tien doofstommen bestond? Was het woensdag of donderdag, toen wij uit het raam onzer tweede verdieping liggend, opnieuw de vrouw zagen, die ons uit de apotheek had gezonden, maar ditmaal in vrij wat vreeselijker werk verdiept, dan wij haar toen had den zien verrichten ? De strijd was nog nader bij gekomen. De directeur had ons laten bevelen, Balde niet meer te verlaten, tenzij door een binnengang naar de voorbereidende school, waar hij zich met de nog overgebleven meesters en leer lingen ongeveer dertig, behalve de be woners van het bijgebouw ophield. Ook

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl