Historisch Archief 1877-1940
No. 967
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Een Reis naar oen Pan.
Onlangs verscheen bij Archibald Constable & Co.
te Londen een aardig boekje van een anoniem
schrijver, getiteld AU Expenses Paid, een soort
gelijk onderwerp behandelend als Fokke Simonsz
in zijn Moderne Heiicon, maar waarin de dichters
zelven een tocht naar den Zangberg ondernemen.
Dertien ,Minor Poets", waaronder drie dames,
allen met naam en toenaam genoemd, stevenen in
een stoomboot naar den gewijden grond, terwijl
hun karakteristieke eigenschappen op de koddigste
manier worden gechargeerd. In een kleine voor
rede verzekert de ongenoemde schrijver, dat er
geen «single sneer or mark of unkindness" in zijn
kort verhaal te vinden is, en dat hij, gesteld iemand
mocht aanstoot vinden aan zijn geschrijf, bereid
is zijn excuses te maken. Deze mededeeling iSj
dunkt me, geheel overbodig, want niemand van
de ten tooneele gevoerde personen zal zonder
hartelijk lachen het drollige boekje, rol snaakschen
humor en allerleukste invallen lezen, tenzij hij of
zij van allen sense of humor" verstoken is.
Op zekeren morgen ligt de heer William Butler
Yeats, Minor Poet, in zijn bed te slapen. Hij
heeft een visioen van een aardmannetje met ver
miljoene muts en groenen broek, dat in
hoogdiohterlijke taal, hem aansprekend als »star of the
morass" en hope of te lakes", hem beveelt ten
spoedigste te doen wat de elfen en de sterreu
hem gebieden. Nader verklaart die eigenaardige
bezoeker zich niet. De heer Yeats wordt met
schrik wakker, en juist als hij aan zijn ontbijt wil
gaan, wordt er geklopt, en iemand die zich be
kend maakt als mijnheer Pattington, een gezet,
roodwangig man met grijze bakkebaarden, door
den schrijver Zijn Corpulentie getiteld, komt
binnen. De heer Yeats inviteert hem om mee te
ontbijten, en tijdens dat maal verklaart de heer
Pattington, dien we nu nader leeren kennen als
rijkgeworden varkensslager, het doel van zijn be
zoek. Deze heer houdt namelijk veel van poëzie,
en heeft zooveel genoten bij de lectuur van de
//Minor Poets", van wier gedichten hij heele stuk
ken uit het hoofd kent, dat hij besloten is hun
ook een pleiziertje te doen en hen tracteeren wil op
een tochtje naar den Parnassus dat is goed voor
de inspiratie, weet u waarvan hij al de kosten
op zich zal nemen. (Vandaar de titel van het
boekje.) De dichter neemt getroffen het aanbod
van den Maecenatischen oud-spekslager aan, die
hem een lijst geeft van de tot het uitstapje te
noodigen personen. Het zijn de volgende: William
Watson, William Butler Yeats, Richard Le
Gallienne, Arthur C. Beuson, Katharine Tynan
(that was) 1), Dollie Radford, Norman Gale, Arthur
Symons, Alfred Hayes, rancis Thompson, Jane
Barlow, Ruyard Kipling en John Davidson. De
kosten van het uitstapje van deze dertien uitver
korenen zullen tien duizend pond sterling bedra
gen, en een wissel voor dit bedrag, over veertien
dagen te voldoen, wordt door Pattiugton aan den
door zooveel kwistige edelmoedigheid overbluften
Minor Poet ter hand gesteld. Daarna maken de
heeren Yeats en Le Gallienne een circulaire op,
die aan de verschillende genoodigden wordt ver
zonden, met dit gevolg dat allen de invitatie aan
nemen. Als het nieuws uitlekt, maken allerlei
dag-, week- en maandbladen er commentaren op,
en een van hen parodieert Tennyson in een ge
dichtje, waarvan ik het eerste couplet aanhaal:
It is the minor poet,
And hèis grown so proud, so proud;
His vessel has a golden mast,
And many a golden shroud;
For lapped in luxury hèflies
To Grecian figs and azure skies. 2)
Op den bepaalden tijd zijn de genoodigden,
sommigen zeer sport- en dandyachtig uitgedost,
aanwezig. Minstens tien van hen hadden sedert
het bericht van hun buitenkansje de scharen van
den haarsnijder rust gegund, en geleken op het
kroost van Esau. Allerlei dignitarisen, befaamde
romanschrijvers, beruchte interviewers, redacteurs,
uitgevers, enz. enz. wuifden hun het afscheid toe
aan het station. De uitgever John Lane (iemand
als Versluys ten onzent) pinkte heimelijk een traan
weg. Graven en hertogen schreeuwden zich schor.
De vlag van de Bodley Head uitgeverij was half
stok. De kerk, het tooneel en de staat treurden
om het verlies van de schitterende bende van
beperkte lieren. Te Brindisi gaan de nieuwe
Argonauten scheep. De golven der Middellandsche
zee springen op van vreugde onder dien dichteren
stoet. De heer Arthur Symons, gekleed in een
onberispelijken broek, kijkt vol gewicht naar het
weer, bereid om zonder een oogenblik aarzelens
te zeggen wat de voor- en wat de achtersteven
is. De heeren Watson en Davidson, terecht aan
nemend dat hun poëzie de beste aan boord is,
staren de ruimte in, op hun beste voorvaderlijke
manier met de geestdriftige oogen rollend. Norman
Gale, de sportsman van den troep, stelt voor
dekcricket of whist of blindemannetje te spelen. Het
temperament van Le Gallienne wordt als het ware
kwikzilverachtig. De dames zetten een keel op
bij zijn voorstel om den kapitein te overweldigen,
de bemanning te vermoorden, het schip in bezit
te nemen, en er mee aaar de eilanden der geluk
zaligen te stevenen om daar in een idealen
toe1) Thans mevrouw Hinkson.
2) Parodie van The Miller's Dauyhter, aldus aan
vangend: It is the miller's daughter, And the is
grown so dear, so dear.
stand van eendracht te leven van honig, appelen
en room. Ten laatste komt Griekenland in het
gezicht. Men schikt het zoo, dat William Watson
het eerst den gewijden grond zal betreden. Hij
doet dit, en zich tot zijn metgezellen omwendend,
roept hij met een stem, zóó luid dat ze bijna in
Londen gehoord had kunnen worden : Mijn voet
is op Helleenschen grond, en mijn naam is William
Watson!"
Volgt een zeer humoristische beschrijving van
den Parnassus, waar Wordsworth en Coleridge,
Herrick, Pope en Dryden samen wandelen, Ben
Jonson, Browning, Tennyson, Goldsmith, Milton,
Victor Hugo, Dante, Euripides en Horatius in
het gras liggen luisteren naar Chaucer die een
nieuwe Canterbury Tale vertelt, en waar wij een
gesprek hooren tusschen Shelley en Keats. De
beide laatsten zien het eerst het troepje pas
aangekomenen aan den voet van den Parnassus, en
begeven zich daarop naar de Gouden Zaal.
Intusschen worden door de kunstlievende toeristen
allerlei besprekingen gehouden. William Watson
stelt voor dat de mannelijke leden van de expeditie
uit eerbied jegens de machtige dooden in zwarten
rok naar boven zullen gaan, maar Alfred Hayes
verklaart dat hij in zijn hemdsmouwen wil gaan,
en Norman Gale in een sportblouse. John Davidson
wil een hoogen hoed bij den rok voegen. (Sensatie.)
Gale wil een soort van wedloop naar den top
organiseeren, hetgeen als zeer onfatsoenlijk wordt
gelaakt. De dames stellen voor dat de heeren
niet op den berg zullen rooken, waarop een ge
animeerd debat volgt. De heer Pattington krijgt
verlof mede te gaan, maar om zich van de barden
te onderscheiden mag hij geen rok aan hebben.
William Watson en John Davidson nemen weer
grootsche houdingen en standen aan tegenover de
ruimte. Van tijd tot tijd steekt William Watson,
staande op een rotspunt, den vinger zwijgend ten
hemel op; en telkens doet Jolm Davidson insgelijks.
Dat waren groote momenten. Op het
Reuzenplateau aangekomen, honden zij een picnic, waarbij
vooral Norman Gale zich door zijn vervaarlijken
eetlust onderscheidt. Daar verschijnt hun Mercurins,
die hen gebiedt hem te volgen. De grooten der
poëzie zullen hun aanspraken als dichters onder
zoeken. Arthur Symons bedankt met een afwijzend
handgebaar voor die invitatie. Wat?" zegt Mer
curius, bedanken? Mensch gij zijt u zelf niet
meester. Over enkele seconden zult ge voor de
balie in het Gouden Huis staan in een lang wit
kleed en met een krans van crocussen op het
hoofd." Mercurius raakt hen daarop met zijn
tooverstaf aan en zij worden naar zijn voorspelling
herschapen. Daarna raakt hij een van de mede
gebrachte pakezels aan, welk beest iu zijn sneeuw
wit schabrak en met een festoen van crocussen
om de ooren er zoo hoogst vernederend uitziet,
dat een gevoel van vrees zelfs de harten der
landelijke poetasters aangrijpt.
Bevend komt het gezelschap voor den troon der
Onsterfelijken. Alleen de ezel is kalm en vertoont
een uiterlijk van stugge onverschilligheid voor goud,
opaal, Shakespeare en Rudyard Kipling. Ieder van
de dichters of dichteressen had plaats moeten nemen
op een soort van zilveren melktabouretje. En daar
zaten nu de dertien uitverkorenen van den heer
Pattington op een rij, rnet gezichten alsof de
guillotine binnen weinige oogenblikken een eind
aan hun bestaan zou maken. Vooral Kipling had
het te kwaad, want zijn krans, die nummer tien
had in plaats van negen, zakte voortdurend af en
werd slechts door zijn neus tegengehouden.
Shakespeare spreekt de delinquenten kort maar
krachtig toe, zijn rede doorspekkend met
reminiscentiën uit zijn drama's. William Watson
moet daarop den ezel bestijgen, die de vergadering
der onsterfelijken langs gaat. De ezel blijft bij
WTordsworth staan, en deze geeft Watson een
pluimpje, maar geeft hem tevens den raad zijn
stijl niet te veel na te apen. Apollo stemt zijn
lier, en telkens als een van de dertien op den
ezel de ronde doet, zingt hij een lied in den stijl
van den rondrijder. Dat in Kiplings stijl (Barrnek
Room Battads) is bizonder aardig, en ik citeer het
refrein van het eerste en laatste couplet:
So 'ere's to you, Lippy-Kippy, from the far United
States,
Where the white man spends the dollar and the
Nigger wipes the plates;
You 've got your share o' crocuses, an' if the colour
suits
You 're welcome, Lippy-Kippy, you can bet your
bloomin ? boots!
Bij 't hooren van dit lied verbergt Chaucer zijn
gelaat in zijn purperen mantel. Kipling mompelt
binnensmonds dat de onsterfelijke een bigotte
oude suffer" is en geeft zijn ezel een trap in de
ribben om verder te loopen.
Toen de beurt aan Norman Gale kwam, begon
hij met van achteren op zijn ezel te springen.
waardoor het beest en hijzelf bijna omver vielen,
Het voorhoofd van de eeuwige zangers, dat toch
al niet bizonder welwillend was, werd nog meer
bewolkt. Na Apollo's parodie van zijn stijl, zeid'
hij op de vraag van Shakespeare of hij wat t
beweren heeft brutaal: //Ik heb alleen maar op
te merken dat naar mijn oordeel Apollo geei:
gentleman is." //Gooit hem er uit, centauren en
satyrs!" brulde Homerus. Er uit, er uit!'
riepen wel vijftig anderen. Ik eisch eerlijk spel'
riep de dichter. Ik ben bereid het tegen die
centauren een voor een op te nemen, met of zonde
handschoenen. Watje ongelukkige satyrs betreft?'
Jaar daar werd hij opeens door minstens viji
sentauren en evenveel satyrs aangegrepen, met bet
cennelijk doel om hem er uit te smijten. Het
ooneel dat volgde was de meest heroïsche
oogen)likken van het Parlement waardig. Norman Gale
'erdedigde zich woest en sloeg links en rechts
iloedneuzen en blauwe oogen; maar tegen de
overmacht was hij op den duur niet opgewassen.
Dit was te veel voor Richard Le Gallienne en
Alfred Hayes. Hun familiedeviezen zoo hard zij
tonden uitschreeuwend, vochten zij aan de zijde
ran hun hijgenden kameraad. Geweldig woedde
de strijd voort. Te vergeefs luidde Shakespeare
de presidentsbel; te vergeefs gilden de
onsterfeijken; te vergeefs smeekten Watson en Davidson
met de tranen langs hun wangen stroomend het
)okslievende trio hun vuisten te ontklemmen.
Eindelijk worden zij door de list van een klein
;ienjarig satyrtje overwonnen en in den tuin ge
gooid. Watson en Davidson werpen zich ter aarde
en bidden om genade voor de stervelingen die in
de tegenwoordigheid van de onsterfelijken blijven
vertoeven.
Opeens stort het gouden gebouw in, en een
majestueuse verschijning, met flikkerende bliksems
in de rechterhand, vertoont zich aan aller blikken.
Hij berispt de centauren en satyrs om hun ver
wijfdheid, en verwijt hun dat ze zoo met zich
bebben laten sollen door drie stervelingen. Daarop
wuift hij met gebalde vuist naar de onsterfelijke
dichters, en verbiedt hen zich ooit weer te
encanailleeren. Verdwijnt!" is ziju laatste woord. De
onsterfelijke poëeten gaan op in het ijle. Mercurius
wordt gelast de toeristen weer naar de vallei te
brengen. Onderweg zoeken zij naar hun uitge
worpen kameraden. Zij ontdekken dat wat van
hun lunch was overgebleven, schoon is opgegeten,
en bovendien dat drie van de ezels weg zijn. Op
Zaterdag bereiken zij den Piraeus, en met behulp
van binocles zien zij in de verte hun schip, waarop
Richard Ie Gallienne staat, met een pistool in
iedere hand, een strijdbijl tusschen zijn tanden,
een roode muts op het hoofd en een
zeeschuimergordel om zijn middel, oogenscliijnlijk de com
mandant van het vaartuig. Zij geven een teeken
en na eeuig heen en weer gepraat besluiten de
lui op het schip bij te draaien.
Bij hun terugkeer te Londen weigeren de dich
ters allen de opdracht na te komen die zij bij hun
vertrek aan het station hadden aanvaard. Geen
letter copie over hun gedenkwaardigen tocht was
van hen los te krijgen, want wie zou zijn eigen
fiasco adverteeren ? Dank zij de grofste beschul
digingen, geslingerd naar het hoofd van den mo
dernen Maeeenas, gaf deze alle inlichtingen aan
den ougenoemdeu schrijver van liet vermakelijke
boekje All Expenses Paid."
Doetichem, 10 Oct. '95. EDW. B. KOSTEK.
lllllllllllllllltlMMIIIMIIimiflIIIIIIIIIIMMIIHIIIIIMMIIIIIIIItlll
BOEKBEOORDEELING.
Teekenonderwjjs op de Gymnasia.
Tot hoe lang nog zal dit opvoedend element
aan die scholen gemist worden, waar de jonge
lieden uit de beste standen, in elk geval zij
gevormd worden, die later belangrijke betrek
kingen zullen bekleeden. De wet op het II. O.
acht alleen een programma noodig voor het aan
brengen der wijsheid, zoover die in boeken steekt.
Paedagogiek van onze dagen stelt daarnaast nog
andere eischen. Wij zullen het hoofdartikel van
het N. v. d. D. onder de initialen L. II. (dd.
28 Nov.) niet overnemen maar verwijzen er gaarne
naar, omdat elk daarin aangevoerd argument
voor het teekenonderwijs op onze gymnasia steek
houdend is en de zaak (vermoedelyk door den
zelfden schrijver) in het tijdschrift Conjunctis
Viribus reeds vroeger behandeld is. Maar het
is zeer begrijpelijk dat de groote dagbladen, en
inzonderheid de schoolbladen, denhoof'dzakelijken
inhoud van genoemd stuk citeerden of resu
meerden. Nu in elke gemeente van meer dan
20.000 menschen, waar de Wet een gymnasium
verplichtend stelt, ruimschoots gelegenheid is tot
beoefening der Gymnastiek en de liefhebberij
onder de gymnasiasten daarvoor niet aangewakkerd
behoeft te worden, kunnen de Gemeentebesturen
dit vak van het programma der Gymnasia aan
de zorg der ouders overlaten en het
teekenonderwijs onder hunne hoede nemen. Maar men
leze het artikel in 't Nieuws zelf.
L. Dr. J. II.
Vijf jaren scheiding van tafel en bed, door
ROUEUT VOBSTJIAN. (Brieven uit Indiëaan
zijn vrouw). Uitgave van J. H. de Bussy,
Amsterdam.
De titel van dit boek doet iets anders ver
wachten, dan het werkelijk geeft. Die een roman
verwacht zal het zeker teleurgesteld ter zijde
leggen, maar voor wie belang stellen in Indische
zaken zal het rlink uitgevoerde werk van den
heer Vorstman van veel nut en leering zijn.
De brieven zijn meest verhandelingen over de
Indische toestanden, over kofüecultuur, enz.
Vooral ook wijst de schrijver er op, hoe onrecht
vaardig de inlanders in den regel door de over
hen aangestelde autoriteiten worden behandeld,
wanneer zij met werkelijk gegronde klachten
over aangedaan onrecht zich tot dezen wenden
Aardig is de wijze waarop de schrijver hel
verschil in karakter schetst tusschen de Chineezen
Makassaren en Javanen (bladzijde 2.'! 2(>). Ook
van de zeden en gewoonten der vrouwen en
meisjes schijnt hij bizonder goed op de hoogte
te zijn. Men leze slechts het hoofdstuk «Indische
Meisjes" en verder de geschiedenis tusschen
Daeng Marannoe en Daeng Mabara (bladzijde
72?84). Jammer dat hier en daar geheele zinnen
in het Maleisch zijn geschreven, zonder dat de
Hollandsche tekst daarnevens is geplaatst. M.
Portretten van Joost van den Vondel, door
Jos ALB. ALBEKDLNGK THIJM. (Uitgave van
C. L. van Langenhuyzen, Amsterdam).
Een herdruk dien we in veler handen wenschen.
tfet bewondering merkt men b\j de lezing op
loe de begaafde auteur voortdurend trachtte
naar uitvoerige nauwkeurigheid. Geen dorre,
droge opsommingen, doch een geregelde aaneen
schakeling van feiten en gebeurtenissen vormen
den inhoud van dit boek. Ongetwyfeld zullen
de beoefenaars der letterkunde dit, van zooveel
irnstige studie getuigende werk, met belang
stelling lezen of herlezen, terwijl ook voor hen,
die hun gewone lectuur met iets hoogers, iets
dat meer nadenken vereischt, willen afwisselen
de Portretten van Joost van den Vondel
aanbeeling verdienen. M.
Kinderen van hun Tijd, is de goed gekozen
;itel van een onlangs verschenen werk door Esjee.
STaar ik meen ia 't een eersteling van deze auteur,
n een waarmee ik schrijver of schryfster geluk
wensch, want er zy'n onmiskenbare sporen van
;alent in dit werk te vinden. De hoofdpersoon
Alwine is uitstekend geteekend, haar karakter
staat ons duideljjk voor oogen en wordt conse
quent doorgevoerd, zij is geheel mensch, een
een levende figuur, zij is gevoeld. Jammer ge
noeg, kan men dit niet zeggen van den tweeden
aoofdpersoon, Alwine's broer Meindert, noch van
de meeste nevenpersonen, waarvan alleen de
ieekenmeester Hiller en de oude dokter goed
weergegeven zijn. 't Is alsof de auteur (ik meen
te weten dat het eene vrouwelijke is) al hare
krachten verbruikt heeft in 't schilderen van
Alwine; daarin voelt men, dat zij haar onderwerp
geheel meester is, dat ze zich volkomen in die
vrouw, in hare levensomstandigheden en haar
strijd heeft ingedacht, dat ze met haar heeft
meegeleefd; daarin schuilt hare kracht.
Het geheele boek is boeiend en frisch geschre
ven, de toon natuurlijk en eenvoudig en menig
aardig, goed tooneeltje blijft nog na de lezing in
de herinnering achter, o. a. Alwine's bezoek bij
mevrouw Hiller nh Alfred's dood en de binnen
komst van de kleine Jetje in haar
nachtjaponnetje in Alwine's kamer, omdat ze geen nachtkus
van Tante Wine gehad heeft
Ik hoop hartelijk dat dit boek door meerdere
van dezelfde schrijfster gevolgd zal worden en
dat ze daarbij ons ook in hare nevenpersonen
iets meer en iets beters zal geven dan in dit
werk; Alwine toont ons, dat zy 't kan. S. II.
IIIIIIIMIIIIIllllllllllllllllllllllllllllllllltllllllllMlllllltHIIIIIIIIIIMIIIIIIMIHI
iiiinmiMnnnmuiiiiniiiiiiiiinmtimmtiiiiimimimtuiniiiitmitunnnmi
en os pers.
Met groot genoegen het opstel over de Misdaad
eu de pers gelezen hebbende, acht ik het nuttig
er op te wijzen, hoe de pers behulpzaam kan
zijn, in het ontvluchten van misdadigers.
Immers in de couranten tijdens den Rotter
damschen moord, kon men lezen, dat er recher
cheurs naar het buitenland o. a. met name naar
Breinen waren vertrokken, dat het station
Roozendaal bewaakt werd enz. Wanneer die berichten
werkelijk waarheid bevatten, ware het wenschelijk
dat van overheidswege een onderzoek werd in
gesteld, wie van wege de justitie of politie die
inlichtingen verstrekt heeft en deze ambtenaren
als ongeschikt te ontslaan.
Maar de pers heeft nog meer op haar kerfstok.
Men leest zoo haarlijn, op welke wijze er in
braken hebben plaats gehad, een ware leerschool
voor de inbrekers, die ook couranten lezen.
Men zal misschien tegenwerpen, dat door die
publiciteit ook het publiek gewaarschuwd wordt,
maar tegen verbreking van afsluitingen zijn geen
maatregelen te nemen, tenzij men gelijk eertijds
een versterkt kasteel bouwt.
Vooral ook in de advertentiën is de pers mede
plichtig in aanslagen op de beurs, de gezondheid
en het leven.
Om niet te spreken van de aankondiging dezer
geheimmiddelen, waarvan bekend is dat zulks
bedrog is, der advertentiën van rlesschentrekkers
en woekeraars waaromtrent vóór de plaatsing een
onderzoek behoorde ingesteld te worden, treft men
ook advertentiën van somnabules, waarzegsters en
dergelijke bedriegerijen aan, die een fatsoenlijke
redactie (1) behoorde te weigeren.
Men veroordeelt de censuur in het buitenland,
maar in sommige gevallen ware z\j wenschelijk.
X.
(1) Het opnemen van advertentiën gaat ge
woonlijk buiten de redacties om. RED.
Dr, R. Scfiiflinan's middel tegen astaa.
Het bestuur der »Vereeniging tegen Kwak
zalverij" acht zich verplicht waarschuwend op
te treden tegen bovengenoemd middel, dat in de
laatste dagen met een, tot nu toe bijna onge
kende reclame, wordt aanbevolen.
liet verklaart uitdrukkelijk, dat de door die
reclame-berichten opgewekte verwachtingen niet
kunnen worden verwezenlijkt en verzekert aan
hen, die zich reeds een proefpakje hebben aan
geschaft, dat de op die pakjes gedrukte
mededeeling ; geneest duurzaam alle vormen van
asthma, phtisie, hay-fever, croup en catarrh" een
schandelijke leugen is, al moge ook, bij het eerste
gebruik door asthmaiijders, een tijdelijke ver
lichting in den toestand worden waargenomen.
Deze bewering zal nader worden uiteengezet
in het Maandblad der Vereeniging van Januari
189(), van welk ,blad op franco en schriftelijke
aanvraag bij den secretaris-penningmeester der
Vereeniging, Kloveniersburgwal 82 te Amsterdam,
na 10 Januari 18%, gratis exemplaren te ver
krijgen zijn.
Men zij echter thans reeds met ernst gewaar
schuwd tegen Schift'man's middel tegen asthma.
Amsterdam, Dec. '05.
Het Bestuur der Vereeniging
tegen de Kwakzalverij:
G. B. ScjumiT, Secretaris.