Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 967
O O
ID E! KT
Eaadplegen wij het prospectus van het
nieuwe onder bovenstaanden titel verschij
nende geïllustreerde maandblad, dan geeft
de Haarlemsche uitgeversfirma, de Erven
F. Bohn, ons dit daarin te kennen: We
pogen met Woord en Beeld een maandwerk
te stichten, dat den goeden smaak van alle
beschaafde kringen in ons vaderland bevre
digt; wij wenschen eene smaakvolle actuali
teit in beeld te brengen, die voldoening
verschaft aan den aesthetischen zin van
beschaafde lezers; het nationale staat bij
ons op den voorgrond in de kunstwerken
en in de reproductiën die wij er van
zullen geven; in de kronieken uit de voor
naamste steden van ons land en van het
buitenland; in de novellen en verhalen,
karakterschetsen en portretten; in de poëzy
en muziek die wij zullen aanbieden. Ons
geïllustreerd maandblad", heet- het verder,
»beoogt de nationale kunst op waardige
wijze in woord en beeld te dienen." Ofschoon
de maatstaf om naar V12 deel het geheel te
beoordeelen minstens vreemdsoortig mag
genoemd worden, worden wij, door de thans
verschenen eerste aflevering van Woord en
Beeld toch tot de vraag geleid: »Is zij eene
belofte of een richtsnoer voor de toekomst ?"
Allereerst het omslag. In omslag en om
slachtigheid mogen we in ons geliefd
veenen kleiland uitmunten, in gracieuse geestig
geteekende of streng omlijnde kleedijen onzer
boek- en maandwerken doen wij het bij zeld
zame uitzondering. Wat heeft de teekenaar
met het omslag bedoeld ? Is het een symbo
lische decoratie van den titel ? Of is het
slechts een vermenging van decoratieve em
blemen die, hoe verdienstelijk op zichzelven,
met den titel Woord en Beeld weinig te ma
ken hebben? Wij gelooven, dat de teekenaar
in de decoratieve afbeelding van de symbo
lische lijnen een aanduiding naar het aller
modernste op het teekengebied heeft bedoeld
en in het beeld van de geopende zonnebloem
graphisch verzinlijkt heeft de richting waarin
het maandblad zich wil bewegen. De zonne
bloem als mode decoratie duidt den
smaakvollen trant aan waarin men het tijdschrift
wil houden en de symbolische lijnen roepen
de moderniteit van beeld en woord op. Er
is bij ons plaats, zoo schijnt zijne stift te
zeggen, voor alle uiting op kunstgebied.
Welke die zij, wij vragen niet naar rich
ting of school, mits in de productie zelve de
bekoorlijkheid van het smaakvolle ligge.
Geeft de linkerzijde van het omslag het
symbolisch decoratieve te aanschouwen, de
rechterzijde laat het portret van Jozef Israöls
zien. De kunstenaar heeft geposeerd voor
den artist H. J. Haverman, die een spre
kende afbeelding in 't leven riep, welke met
niet genoeg te prijzen talent door een kunst
rijk graveur, aan de iirma Joh. Ensched
en Zonen verbonden, op hout gesneden, bij
zonder fraai gereproduceerd is. Wil Woord en
Beeld de lang verwaarloosde eertijds bloeiende
houtgraveerkunst ten onzent verheffen, dan is
er zeker geen beter middel dan dergelijke, door
een groot artist geteekende portretten door een
nauwgezet en smaakvol graveur te doen
snijden en op die keurige wijs te doen af
drukken. Hetzelfde portret, dat het omslag
versiert, wordt teruggevonden in de afleve
ring zelve.
Als proeve van houtgraveerkunst komt
nog in het Januari-nummer voor, het onlangs
aan de stad Amsterdam geschonken schil
derij »Noël", door der Franschen schilder
Emile Breton. Het is een wintertafereel dat
aan den graveur ontzaglijk veel moeite heeft
gekost en dat, ofschoon de achtergrond niet
Mauve's nalatenschap, voor het eerst gere
produceerd en welwillend voor den heer G.
W. van Nijenhoff te Amsterdam ter repro
ductie afgestaan. De kroniek uit Amsterdam
is geestig geschreven en wordt behalve door
de groote platen van het Amsterdamsche
Paleis nog door portretten van Pauwels,
Orelio en Mengelberg opgeluisterd.
De Haagsche kroniek is door drie
penteekeningen van den jongen Konijnenburg
verlevendigd en de novelle van mevrouw
Snijder van Wissenkerke heeft Henrikus
met een viertal teekeningen voorzien. Over
die novelle, waarvan het eerste stuk in deze
aflevering is opgenomen, kan slechts geoor
deeld worden indien zij compleet is. Thans
kunnen wij met het vermoeden volstaan dat
mevrouw Snijder van Wissenkerke een aan
trekkelijk begin tot een spannend einde zal
weten te brengen. In beginsel achten wij
evenwel het publiceeren van novellen met
vervolgen in een maandblad slechts bij
exceptie aanbevelenswaard. Hetgeen ons,
in tegenstelling met zoovele andere maand
bladen, de eigenaardige taak van Woord
en Beeld dunkt, is eerder het opnemen
van novellistische schetsen en korte verhalen
dan het publiceeren van uitgebreide novellen.
De aflevering wordt besloten met een aller
aardigste compositie van Bernard Zweers op
een versje van G. W. van Lovendaal. In
den besten zin van het woord een populair
zangstukje.
doezelig genoeg is gehouden, veel uitnemends
op het eerste en tweede plan en in de door
maanlicht beschenen wolklucht te zien geeft.
Wie in de houtsnijkunst en enkele harer
geheimen is ingewijd, weet hoeveel lof eene
reproductie van een dergelijke schilderij ver
dient, op deze wijze verricht.
Nog een andere hoogst verdienstelijke proef
in hetzelfde kunstvak geeft eene afbeelding
van de groote zaal in het Paleis op den
Dam als antichambre tijdens de koninklijke
audiëntie. Zij is op hout gebracht naar eene
schets in olieverf van prof. N. van der Waay
en doet een levendig, in mooien toon gehou
den kunststukje aanschouwen, dat door de
artistieke verdeeling van licht en schaduw j
levendige glanseflecten te voorschijn riep. )
Daarnevens prijkt een zincographische af
beelding van de groote zaal van 't stadhuis,
toen Schout en Schepenen in 's werelds
«Achtste wonder," naar Vondel het
bouwgewrocht van Jacob van Campen noemde,
zitting hielden.
Eindelijk is de houtgravure nog vertegen
woordigd door een voorwerp van Sineesche
keramiek, een olifant met een torenvormig
Sineesch huisje op den rug, en een Cornak
op den hals.
Is nu de eerste aflevering van Woord en
Beeld een belofte voor de toekomst of is zij
richtsnoer? Met al de sympathie die wij een
uitgaaf als deze toedragen, meenen wij dat
in dit twaalfde deel geen richtsnoer voor het
geheel ligt, doch een zeer schoone belofte
voor de toekomst.
S. K.
Als proeven van uiterst gelukkig geslaagde
zincographie noemen wij de schetsen uit