Historisch Archief 1877-1940
No 968
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
gen, die een geheel podium voor zich alleen had
den. Nu begreep men nog meer dan anders waarom
het grooter genot is te geven dan te ontvangen.
Want geeft het reeds een groote voldoening een
geheel publiek in ademlooze stilte door het fluïde
dat van uw stern of van uwe vingers uitgaat
geboeid te houden, duhbel genot wordt het, -wan
neer ge, zooals Messchaert zoo schoon zong, van
harte kunt nazeggen :
Wie froh undfrisi-h mein Sinn sich hebt," en
daarbij zoo het gevoel kunt hebben van eene on
eindige ruimte om u heen: hel podium.
Nu moesten wij met ineengetrokken schouders,
stijf aan het lichaam geperste armen, een kleur
van inspanning op het gelaat, en ingehouden adem
(want voor een geregelde vrije ademhaling ontbrak
de ruimte) de 1. Aria uit Cantate Ko. S2 van
Bach ; 2. Partita No. l (Praeludium, Allemande,
Courante-Sarabaudc, Nienuet l en 2 en Gigue);
3. Aria uit Kio van Handel; 4. Adagio voor piano
van Mozart ; 5. Abendempfmdutiy van Mozart; 0.
Konate opus 53 van Beethoven ; 7. Liederen : a.
Tier Kreuzzng van Schubert; b. (/ie Liebemle srlireilt
van Mendelssohn ; c. Schone Wiege meiner Leiden
van Schumann ; 8. Variatieën en Fuffit over een
thema van J. P. E. Hartmann, voor piano van J.
Röntgen; 9. Liederen -. a. Fflifeinwmlceit, b. Wie
eist du meine Königitt, c. Wie froh und frisch van
Bralims, aanhooren.
Nu, in de hierboven beschreven houding kan dat
?wel eens te veel worden en ware het niet dat ik
bepaald kennis wilde maken met Röntgen's nieuwe
variatieën, ik zou ditmaal in de pauze vertrok
ken zijn.
Die kennismaking heeft mij niet berouwd en be
halve het gevoel van zelfvoldaanheid dat men altijd
heeft wanneer men een daad van zelfverloochening
verricht heeft, kon ik mij nu troosten met de ge
lukkige gedachte met eene interessante noviteit, te
hebben kennis gemaakt. Wanneer ik bedenk hoe
glansrijk Rüntgen de zeer groote moeielijkheden
in zijn werk overwon, schaam ik mij, dat ik die
slechts had toe te luisteren mij beklaag over
den doornachtigen weg waartoe ik ditmaal tot een
schoon kunstgenot moest geraken.
Het was toch een programma in historische op
volging en die zijn nu. eenmaal altijd lang, doch
mochten zij iets korter worden (en dit zou wel
?wenschelijk zijn, omdat dan ook de forensen die
nu altijd wegloopen voor het uit is, tot het eind
zouden binnen blijven) ik geloof dat zulks het genot
ten goede zou komen, want waarlijk het was dit
maal wat, veel.
In ieder geval geef ik het bestuur van het
Concertgebouw in overweging, zoowel iu de groote
zaal als in de kleine zaal een practischen
luchtververscher aan te brengen, want het geurtje dat
Zondagsmiddags in de groote zaal heerscht, vooral
wanneer den vorigen avond ook eeu concert heeft
plaats gehad is zooals een Berliner zou zeggen:
nicht von schlechten Eltern.
Doch ik spreek maar over //geur en atmosfeer"
terwijl ik van klank en rhythme" heb te gewagen.
Wat zal ik veel vermelden? Wie Messchaert is
weten wij allen, eveneens hoe groot zijn zangkunst,
is. Daarvan gaf hij ons weer eeu sprekend beeld
iu de Aria van Hiuidel. Om die sprongen van
anderhalf octaaf legato aldus uittevoeren moet men
zijne stem volkomen kunnen beheerschen, docli in
eenige van de liederen heeft de kunstenaar ons
tevens vau zijn rijken muzikalen schat, gegeven.
Eu wie zou niet bewonderen de wijze waarop
IIIIIMIIIIIIIlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMllllllllllltlllllltl
miiiitiiciiiMiiiimiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Tijdens 't gevecht.
3)
Naar het Franscli
VAN
PATJL BOURGET.
De fédéréhad eerst monsieur Finouy,
daarna den priester aangehoord met een ge
laat, waaruit de koortsachtige opwinding van
het gevecht nog niet was geweken, maar
waarop zich toch reeds een weifelende uit
drukking begon te vertoonen. Die man,
misschien dertig jaren oud. blond, dik en
blozend, had niets in zijn trekken van dien
onverzoenlijken haat, dien wij in Hardy's
oogen hadden kunnen zien gloeien. Zijn
uiterlijk teekende geheel en al den winkel
bediende of handwerksman, zonder zelfstan
digheid of eigen gedachte, die, tijdens het
beleg bij de nationale garde ingelijfd, heel
natuurlijk onder de commune was blijven
doordienen, voor de dertig sous soldij per
dag, en die, even natuurlijk, in dezen treurigen
burgerkrijg tot een misdadig schot op een
vluchtenden gevangene was gekomen. Er was
ongetwijfeld een minuut tijdens dit tooneel
waarvan ik mij ternauwernood in staat
gevoel de soberheid weer te geven, waardoor
het zich kenmerkte en de snelheid waarmede
het werd afgespeeld een minuut, een
seconde, waarin een gebaar van een van ons,
een stembuiging, een blik voldoende zouden
zijn geweest, om hem in zijn vorigeu staat
van woeste razernij te doen vervallen. Er
was nog een seconde, waarin de energieke
kalmte van den leeraar onzer jeugd, de held
haftige gelatenheid van den priester, zijn
besef van alleen te staan en misschien ook
een plotseling opgewekte hoop op zekere
redding, den goedhartigen borst in hem
deden ontwaken, die hij in het gewone
dagelijksche leven moest zijn. Hij antwoordde
den abbéniet, maar wendde zich tot Monsieur
Finouy, toen hij aanmerkte:
»TJ hebt gemakkelijk praten; maar de
kameraden dan ?"
Röntgen speelt en accompagneert ? Ik sprak reeds
van zijne variatieën. Hoewel ik van dien vorm
geen aanbidder ben, beh ik toch zeer den rijkdom
van geest en kennis bewonderd, die uit dit, werk
spreekt. Het thema is door Röntgen zoo rijk
ausgestattet" dat men hierop niet, mag toepassen
het spreekwoord: Alle verandering is geen ver
betering". De fuga door den componist tot, ina'le
onderdeden zoo duidelijk weergegeven geeft hier
de sterkste getuigenis van zijn kunnen.
Naar ik verneem zal dit werk in druk verschijnen.
Bijzonder schoon vertolkte hij het, A'lugio van Mo
zart. In de sonate van Beethoven was ditmaal een
onrust en daardoor wel eens eene onduidelijkheid
op te merken zooals wij van Röntgen niet gewend
zijn. Iu den eersten satz werd o.a. de vierde kwart
van vele maten geheel weggestopt. Evcnzoo was
het jagen in het Jiuin/o Aüegretto moilcfiilo ooriaitk
dat in het slot ?. 2'ri'xtisxiiiio niet meer du- geweldige
stijging te, bereiken was. liocli waar te veel gebo
den wordt, is het niet te verwonderen dat noch de
zanger, noch de pianist, in alle nummers het hoogste
konden geven.
Liefst dus iets minder, of tot afwisseling, een
enkel strijkkwartet.
In het Coiiortgebouw hoorde ik den heer Krüger
onzen voortreffelijke!) Ion Oboeist eeu concert van
Handel voordragen.
Voorzeker is ieder die het Concertgebouw bezoekt,
al lang er van overtuigd dat, dit orkest in den
heer Krüger een der vooïtri'ttV.Ujkste en tevens een
der meest couscieutieuse orkestleden bezit. Hij
toch is een man die, behalve dat, hij een door en
door geroutineerd orkestspeler is, steeds op voor
treffelijke -wijze de vele solotrekjes uitvoert die in
de verschillende werken voorkomen, doch wat nog
meerbeteekent, hij doet, het, zonder zichzelf ooitopden
voorgrond te dringen, hij doet het, op die
echt-bcsclteiden wijze die getuigenis aflegt dat, inö'.eit. voor het
te vertolken werk in de eerste plaats aanwezig is.
Toch zal voor velen, het optreden als solist
van den Heer Krüger nog een verrassing geweest
zijn, want, het meesterschap over zijn instrument
dat hij ditmaal toonde was buitengewoon en niet
minder de rijke kleurschakeenngen die in zijn spel
waren op te merken.
Men moet bovendien op de hoogte zijn van de
eigenaardige moeielijkheden van dit instrument
om het spel van dezen kunstenaar naar waarde
te schatten.
Het orkest voldeed mij het meest iu de eerste
Leonore-Oticerture (een werk dat, zeer zelden wordt
uitgevoerd). Ook het irul'/iccbe» uit, Sieyj'rwd werd
zeer schoon gespeeld, doch dit gedeelte laat zich
nu eenmaal niet losmaken van het geheele muziek
drama. De Symphoitie vau II, ydn c kl. t.: heeft
mij over het, geheel niet zoo sterk voldaan.
Er was iets c/i:ii;nons in de vertolking waardoor
men den indruk kreeg alsof niet het orkest van
het Concertgebouw speelde.
De Heer Mengel berg bewijst echter meer en
meer dat, men in hem eeue hoogst gelukkige keuze
heeft gedaan.
In de Ned. Opera heeft mevr. Engelen?Sewing
de Elisabeth-partij overgenomen Hoewel zij die
partij in enkele dagen heeft moeten leeren, toonde
zij hare grootere ervaring en wist, zij met
hare schoone stem aan vele gedeelten hoogrr
indruk te verlec.nen. Dat, mevr. Engelen mij reeds
geheel bevredigd heeft mag ik i.iet zeggen. De
zuiverheid was niet, overal even goed en boven
dien bcheerscht deze dame hare partij nog niet,
ge
tiHiiiiliiiiiiiiiiimiHililiiiMiiiiiiiiiiiliiiimiiiiiiHiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiliiii
»De kameraden?" hernam de leeraar.
»Geloof je dan, dat er n onder is. die zou
aarzelen om zijn huid te -redden, als hem
daartoe de gelegenheid werd aangeboden?"
»Maar als zij me niet met mijn man zien
terug komen?. .."
»Dan zullen zij denken dat mijnheer de
abbéontsnapt is, en dat gij zelf gevangen
genomen of gewond zijt geworden .. .'''
»En als zij dan hier komen zoeken?"
»Dat zullen zij niet doen. Ge ziet wel, dat
er nog niemand aan de deur is geweest. Zij
zullen geloofd hebben, dat mijnheer de abb
en gij de andere straat zijt ingeloopen, hier
achter, den hoek om . . . kom,' ging de ver
zoeker verder, »ge zijt a een kwade kerel en
hebt als iedereen hier of daar een moeder,
een vrouw of iemand, die u na aan 't hart
ligt.. . Beloof me, dat gij mijnheer's leven
zult sparen en kom mee, dan zal ik u een
schuilplaats aanwijzen. Is het ja? of is het
neen? We hebben geen tijd te verliezen..."
»Nu goed, 't is ja!" antwoordde deinsurgent.
»Volg mij dan," zeide monsieur Finouv,
en gij ook, mijnheer de abbé. Ik zal u
beiden verbergen."
De twee mannen zagen elkander aan en
de soldaat trad ter zijde orn den priester te
laten voorgaan. Zijn gevoel van standsver
schil en burgerlijke beleefdheid was reeds
weder boven gekomen! De schoolmeester
voerde hen eerst naar een vertrek in het
sous-terrein, dat tot scheirnzaal diende en
zond daarna ons beiden heen, om den direc
teur te waarschuwen, terwijl hij ons den sleutel
gaf van de deur der gang. die Balde met
de voorbereidende school verbond. Toen wij,
vergezeld van dien man van gewicht, terug
kwamen, was Finouy alleen. Hij vreesde
voor onze schooljoiigens-onbedachtzaamheid
en had den tijd van onze afwezigheid
benuttigd, om zijn belofte ten uitvoer te bren
gen. Wij bebben dan ook nooit geweten in
welke karner of welk verwulft hij -- achter
hetzelfde slot! den voortvluchtigen priester
en zijn vervolger had opgesloten. Wij be
grepen alleen uit enkele woorden van den
directeur, dat het gegeven woord gestand zou
worden gedaan, en de bliksemsnelle opeenvol
ging van nieuwe gebeurtenissen
oogenblikkelijk daarna belette ons, verdere onderzoe
kingen in die richting op touw te zetten.
noeg, doch dat zij die partij spoedig zal beheer
schen en ons een Elisabeth zal geven die de hooge
eischen veel meer nabij komt, is buiten twijfel.
Met, genoegen zag ik dat het weggaan van
Elisabeth iu de derde acte nu beter indruk maakte.
In de laatste voorstelling die ik bijwoonde was
reeds iets vermoeids op te merken, wat geen
wonder is na zooveel studie en eenise opvoerin
gen. Vooral de heer Pauwels heeft, wel eens rust
noodig, doch tevens moet ik gewagen vau zekere
slordigheid, die in de opvoering was op te merken.
liet mannenkoor wordt, steeds minder. Het orkes
trale gedeelte was weer hard achteruit gesaan en
de ouverture had waarlijk niet zooveel applaus ver
diend. De beer Vau der Linden joeg bovendien zeer
sterk. Wat, knelde den heer Pauwcis bovendien toni
hij, terwijl Elisabeth haar hart voor hem ontsloot,
kalm rondwandelde om de orkestzaal eens goed op
te nemen?
Er zal weer eens duchtig gerepeteerd moeten
worden. Aan de regie vraag ik nog eens of het
ballet zoo vlak voor annhiiusers's voeten moet
dansen, of de pelgrim's twee aan twee moeten
loopen en of het, geen schooner eilVct zou maken
wanneer de gasten in groepen opkwamen en niet
zooals nu het, geval is, ieder met een dame aan
ccn pink. Dat er ecu fout in schuilt bewijst
bovendien het feit dat wanneer !.et, mannenkoor
moet invallen er nog eeu veel te klein gedeelte
//edellieden" is gearriveerd.
Dan is de groene staf nog steeds afwezig, die
de jonge pelgrims moet-n medebrengen. De wijze
waarop die scène is ingericht neemt het spannende
van het slot geheel w-eg.
In een blad is aanmerking gemaakt, op het ledi
kant in de Venusgrot, waarbij de redactie
aanteekent dat de geheele mise en scène toch is ingericht
naar het model van Bayreuth.
Dat moet, ik beslist tegenspreken. In de eerste
plaats wordt te Bayreuth van de tweede (zoogenaamde
i'arijsche) bewerking gcbiuik gemaakt en tevens
blijkt uit tal van details dat de regie Taunhauser
nooit in Bayreuth heeft zien opvoeren.
VAN MILUGKX.
Een Israëlitisch Theater.
Te Londen is op het oogenblik een Israëlitisch
theater: Tlie Hrbtew Onern Comprmy, dat eerst
Amerika en Engeland heeft aigereisd, en nu in
den <Stflwrfarrf-schouwburg, in het East-End een
vaste wijk schijnt te hebben gevonden. Er wordt
een cyclus gegeven van stukken, uit de geschie
denis der ;oden getrokken: Mogen, Da-vd en
Saul, het lloof/lied, de Billiijn Jozelmnn. Al
deze werken zijn populair, zonder geleerde compli
catie of intrige ; de traditioneele tekst wordt trouw
gevolgd, alleen zijn hier en daar een paar vroolijke
trekken aa1 gebracht, zoodat zij eenige verwant
schap bebben met de Passie van Oberammergau en
de oude mysteriesp -len. De uitvoering is vrij onge
lukkig, de auteurs spreken een duitsch hebreeuwsch
mengelmoes, de muziek verbindt liturgien met
zeer profane fragmenten uit airs van Ambroise
Thomas of uit de Jui>e. Evenals te Hayreuth
is het in de zaal duister. Maar het mysterieuse
krijgt nog wel een enkelen duw : een Egyptisch
landschap in Dfasex wordt voorgesteld door een
gezicht op het Strand, in zijn volle verlichting
van winkels en bars. Afbreuk doet dit anachro
nisme echter niet aan de stemming der bezoe
kers: arme joden, die met hartstochtelijke aan
dacht de tooneelen volgen.
De Grafelüe Zalen,
Het hoofdbestuur van de Maatschappij tot
bevordering der Houwkunst heeft het volgend
schrijv-en aan den heer Cuypers gericht.
Aan den WdEdel ZuerCf lieerden Heer
Dr. P. J. tl. Cuypers, Amsterdim.
Dat de gegronde kritiek, in zake restauratie
van historische monumenten, op het beleid van
het hoofd der af d. K. en W. sedert de twintig
laatste jaren (en vervat in ons adres aan de
Tweede Kamer over de Grafelijke zalen, met de
strekking waarvan de meerderheid dier Kamer
zii'h heeft vereenigd), U moest ontstemmen, zal
zeker geen verwondering wekken bij hen. die uwe
persoonlijke verhouding tot den referendaris
jhr. de Stuers en tot de af d. K. en W. kennen.
Een kritiek op dat beleid is deels ook een
kritiek op uwe werkzaamheid op dat gebied.
Wij zouden dan ook uw schrijven van '27 Dec. jl.
voor kennisgeving kunnen aannemen, ware het
niet, dat door uwe groote ontevredenheid over
ons laatste optreden gij u hebt laten verleiden,
zoowel omtrent onze maatschappij als omtrent '
onze persoonlijke bedoelingen, geheel onjuiste
beweringen ter neer te schrijven en in de dag
bladen alom te doen verspreiden.
In den aanhef van uw brief zegt gij: »Eene
meerderheid in uw bestuur, die dank zij der
gebrekkige wetgeving dier maatschappij zich
sinds jiiren beett weten te handhaven en met
vriendjes aan te vullen" enz.
Wij teekenen hierbij aan, dat gij van het jaar
1870-187;} als bestuurslid, van 1881 1887 als
onler-voorzitter, en in 18W als voorzitter, dus
gedurende tien jaren, deel hebt uitgemaakt
van ons hoofdbestuur en dat gedurende al dien
tijd door u geen pogingen zijn aangewend om
onze vermeende gebrekkige wetgeving ten aanzien
van bestuursverkiezing te verbeteren.
Wy herinneren u aan art. 17 der wet:
»jaar»lijks na arloop der Meivergadering treden twee,
»en om de vier jaren drie leden van het
be»stuur af; zij zijn slechts voor de eerste maal
«herkiesbaar", en aan art. 18: »De voorzitter
»wordt jaarlijks door de algem. vergadering die
»in Mei samenkomt, uit de bestuursleden
geko»zen". zoodat de leden jaarlijks over het be
leid van het bestuur een oordeel kunnen uit
spreken, (liet hoofdbestuur bestaat uit il leden).
Dit wat onze maatschappij betreft.
En wat aangaat uwe geringe waardeering van
ons persoonlijk en van onze 24 bekende
vakgenooten (onderteekenaars van het
adhaesieadres) zijn wij de meening toegedaan : dat zelfs
de door u genoemde »personen die zelve onze
monumenten nooit grondig hebben bestudeerd
en voor bun behoud of herstel niets hebben ver
richt", niettemin een juist oordeel kunnen hebben
over eene gezonde opvatting, die bij het r,
staureeiiiiMMiiiiiiiitiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniMiiiiiiiiiiii miiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiii
miiiiiiiimiiiK
De eerste was de order door dienzelfden
directeur gericht tot de enkelen, die in Balde
waren gebleven het pas afgespeelde drama
j was zoo schielijk iu zijn werk gegaan, dat
het hun gelukkig was ontsnapt om zich
i op de binnenplaats der groote school te ver
zamelen. Kr was aangezegd geworden, dat
) de kelders van het Pantheon met kruit ge
vuld waren en dat het in brand zou worden
gestoken. De geheele wijk, die hoven de cata
comben was gebouwd, moest instorten. Het j
college ontvluchten, terwijl het meer en meer [
: naderende geweervuur en trompetgeschal de
bijna onmiddellijke nabijheid van het gevecht
! verried, was ondoenlijk. Midden op de open i
plaats waren matrassen neergelegd, waarop j
i onze meesters ons allen Heten plaats nemen.
| Zóó wachtten wij af. Nog klinkt mij de stem
j in de ooren van den barschen inspecteur
monsieur Dupuy die persoonlijk nooit
tegen ons sprak, dan om standjes te geven
1 maar mij nu met de familiarite.it van het j
i gemeenschappelijk gevaar deelgenoot maakte
van zijn angst, met de verzuchting:
l »Ik wou dat ik twee uren ouder was! . . ."
Daarna, tegen een uur of twee, de onver
wachte installatie, waarvan ik reeds gespro
ken heb, op diezelfde binnenplaats en in de
leerzalen, die er op uitkwamen, van een ge- !
heele ambulance der commune, bestaande uit i
vier nog geheel baardelooze studenten, drie
verpleegsters met onbeschaamde gezichten en
een tiental doofstomme oppassers, aangevoerd i
door een chirurgijn-majoor. Zij kwamen met
al de gewone benooiligdbeden voor een mili- j
i tair hospitaal, dat zij inrichtten met een haast j
en vertoon, waarin de noodzakelijkheid door
straalde, om bij de verschijning der troepen ;
een sprekend bewijs hunner philanthropische
bezigheid te kunnen toonen. En ten slotte
de aankomst van dien troep zelf,
aangekonj digcl door nu zóó dichtbij geloste salvo's, dat
men de kogels tegen den buitenmuur hoor e
ketsen. Verscheidene dier kogels sprongen
geheel plat tot in ons midden terug. Wij
waren nu midden in het gevecht en iedereen
i zweeg. Eensklaps zagen wij de twee
dooistomman, die de chef als schildwachten bij
: de deur bad geposteerd, wanhopige gebaren
| maken. Zij liiolden den tromp van een
geI weer omhoog, waarmee een jager, die den
dichten drom in het midden der plaats had
i bemerkt, op ons wilde schieten. Een tweede
jager verscheen, daarna een officier, een
icapitein, met het pistool in de vuist, de
stormband om de kin, een vermagerd gezicht
met oogen schitterend van moed en energie,
maar ingezonken door acht maanden oorlog,
gevechten en gevangenschap.
»Maar 't is een college! 't Zijn kinderen !"
riep de portier, die, na alles behah e < a per
voor het aangelegde geweer van den eersten
jager te zijn teruggedeinsd, zich nu op den
kapitein had geworpen, als op een redder.
»Waar is de directeur?" vroeg de ofiicier,
en toen de voortreffelijke geleerde, die met
zooveel beleid en rechtvaardigheid ons col
lege bestuurde, naderbij was getreden, ver
volgde hij: «Hoeveel leerlingen zijn hier?
Hoeveel onderwijzers? Hoeveel dienstboden?
Maak een lijst daarvan en geef die aan mijn
sergeant.... Goed... .'' voegde hij er bij :
»vier man hier," en hij wees op de deur;
»vier daar" en hij wenkte naar den hoek
waar de ambulance was opgesteld, »en de
anderen, marsch!'' riep hij den met hem
meegekomen jagers toe, die de straat weer
opgingen en opnieuw ten strijde togen.
III.
Xu verwijderde het gevecht zich weer; wij
hoorden het verder af gaan. 't Gaf een
vreemd gevoel, die onverwachte groote stilte
iu onze onmiddellijke nabijheid, terwijl in de
verte het geknetter van het geweervuur, het
gefluit der bommen en het kanongebulder
onafgebroken voortduurden ....
Er was iets onbeschrijfelijk onheilspellends
en verbijsterends in dat plotseling bedaren
van dien woedenden storm om ons heen.
Hoeveel menschenlevens had onze veiligheid
gekost? Voor Renaud en mij deed de be
storming van het Pantheon nog een ander,
duidelijker beeld oprijzen, dat der jonge vrouw,
die wij dienzelfden namiddag, nauwelijks
dertig passen van ons verwijderd, den
ongelukkigen priester hadden zien vervolgen;
niettegenstaande zij on* eenige dagen te voren
bevrijd, misschien het leven gered had. Had
zij haar vervolging voortgezet, en, de deur
van Balde gesloten ziende, gedacht dat de
priester en de soldaat de andere straat waren
ingesneld ? Had zij ook beproefd er in door
te dringen, of was zij naar de barrikade
teruggekeerd ? In beide gevallen bestond er