De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 12 januari pagina 3

12 januari 1896 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No 968 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. gen, die een geheel podium voor zich alleen had den. Nu begreep men nog meer dan anders waarom het grooter genot is te geven dan te ontvangen. Want geeft het reeds een groote voldoening een geheel publiek in ademlooze stilte door het fluïde dat van uw stern of van uwe vingers uitgaat geboeid te houden, duhbel genot wordt het, -wan neer ge, zooals Messchaert zoo schoon zong, van harte kunt nazeggen : Wie froh undfrisi-h mein Sinn sich hebt," en daarbij zoo het gevoel kunt hebben van eene on eindige ruimte om u heen: hel podium. Nu moesten wij met ineengetrokken schouders, stijf aan het lichaam geperste armen, een kleur van inspanning op het gelaat, en ingehouden adem (want voor een geregelde vrije ademhaling ontbrak de ruimte) de 1. Aria uit Cantate Ko. S2 van Bach ; 2. Partita No. l (Praeludium, Allemande, Courante-Sarabaudc, Nienuet l en 2 en Gigue); 3. Aria uit Kio van Handel; 4. Adagio voor piano van Mozart ; 5. Abendempfmdutiy van Mozart; 0. Konate opus 53 van Beethoven ; 7. Liederen : a. Tier Kreuzzng van Schubert; b. (/ie Liebemle srlireilt van Mendelssohn ; c. Schone Wiege meiner Leiden van Schumann ; 8. Variatieën en Fuffit over een thema van J. P. E. Hartmann, voor piano van J. Röntgen; 9. Liederen -. a. Fflifeinwmlceit, b. Wie eist du meine Königitt, c. Wie froh und frisch van Bralims, aanhooren. Nu, in de hierboven beschreven houding kan dat ?wel eens te veel worden en ware het niet dat ik bepaald kennis wilde maken met Röntgen's nieuwe variatieën, ik zou ditmaal in de pauze vertrok ken zijn. Die kennismaking heeft mij niet berouwd en be halve het gevoel van zelfvoldaanheid dat men altijd heeft wanneer men een daad van zelfverloochening verricht heeft, kon ik mij nu troosten met de ge lukkige gedachte met eene interessante noviteit, te hebben kennis gemaakt. Wanneer ik bedenk hoe glansrijk Rüntgen de zeer groote moeielijkheden in zijn werk overwon, schaam ik mij, dat ik die slechts had toe te luisteren mij beklaag over den doornachtigen weg waartoe ik ditmaal tot een schoon kunstgenot moest geraken. Het was toch een programma in historische op volging en die zijn nu. eenmaal altijd lang, doch mochten zij iets korter worden (en dit zou wel ?wenschelijk zijn, omdat dan ook de forensen die nu altijd wegloopen voor het uit is, tot het eind zouden binnen blijven) ik geloof dat zulks het genot ten goede zou komen, want waarlijk het was dit maal wat, veel. In ieder geval geef ik het bestuur van het Concertgebouw in overweging, zoowel iu de groote zaal als in de kleine zaal een practischen luchtververscher aan te brengen, want het geurtje dat Zondagsmiddags in de groote zaal heerscht, vooral wanneer den vorigen avond ook eeu concert heeft plaats gehad is zooals een Berliner zou zeggen: nicht von schlechten Eltern. Doch ik spreek maar over //geur en atmosfeer" terwijl ik van klank en rhythme" heb te gewagen. Wat zal ik veel vermelden? Wie Messchaert is weten wij allen, eveneens hoe groot zijn zangkunst, is. Daarvan gaf hij ons weer eeu sprekend beeld iu de Aria van Hiuidel. Om die sprongen van anderhalf octaaf legato aldus uittevoeren moet men zijne stem volkomen kunnen beheerschen, docli in eenige van de liederen heeft de kunstenaar ons tevens vau zijn rijken muzikalen schat, gegeven. Eu wie zou niet bewonderen de wijze waarop IIIIIMIIIIIIIlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMllllllllllltlllllltl miiiitiiciiiMiiiimiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Tijdens 't gevecht. 3) Naar het Franscli VAN PATJL BOURGET. De fédéréhad eerst monsieur Finouy, daarna den priester aangehoord met een ge laat, waaruit de koortsachtige opwinding van het gevecht nog niet was geweken, maar waarop zich toch reeds een weifelende uit drukking begon te vertoonen. Die man, misschien dertig jaren oud. blond, dik en blozend, had niets in zijn trekken van dien onverzoenlijken haat, dien wij in Hardy's oogen hadden kunnen zien gloeien. Zijn uiterlijk teekende geheel en al den winkel bediende of handwerksman, zonder zelfstan digheid of eigen gedachte, die, tijdens het beleg bij de nationale garde ingelijfd, heel natuurlijk onder de commune was blijven doordienen, voor de dertig sous soldij per dag, en die, even natuurlijk, in dezen treurigen burgerkrijg tot een misdadig schot op een vluchtenden gevangene was gekomen. Er was ongetwijfeld een minuut tijdens dit tooneel waarvan ik mij ternauwernood in staat gevoel de soberheid weer te geven, waardoor het zich kenmerkte en de snelheid waarmede het werd afgespeeld een minuut, een seconde, waarin een gebaar van een van ons, een stembuiging, een blik voldoende zouden zijn geweest, om hem in zijn vorigeu staat van woeste razernij te doen vervallen. Er was nog een seconde, waarin de energieke kalmte van den leeraar onzer jeugd, de held haftige gelatenheid van den priester, zijn besef van alleen te staan en misschien ook een plotseling opgewekte hoop op zekere redding, den goedhartigen borst in hem deden ontwaken, die hij in het gewone dagelijksche leven moest zijn. Hij antwoordde den abbéniet, maar wendde zich tot Monsieur Finouy, toen hij aanmerkte: »TJ hebt gemakkelijk praten; maar de kameraden dan ?" Röntgen speelt en accompagneert ? Ik sprak reeds van zijne variatieën. Hoewel ik van dien vorm geen aanbidder ben, beh ik toch zeer den rijkdom van geest en kennis bewonderd, die uit dit, werk spreekt. Het thema is door Röntgen zoo rijk ausgestattet" dat men hierop niet, mag toepassen het spreekwoord: Alle verandering is geen ver betering". De fuga door den componist tot, ina'le onderdeden zoo duidelijk weergegeven geeft hier de sterkste getuigenis van zijn kunnen. Naar ik verneem zal dit werk in druk verschijnen. Bijzonder schoon vertolkte hij het, A'lugio van Mo zart. In de sonate van Beethoven was ditmaal een onrust en daardoor wel eens eene onduidelijkheid op te merken zooals wij van Röntgen niet gewend zijn. Iu den eersten satz werd o.a. de vierde kwart van vele maten geheel weggestopt. Evcnzoo was het jagen in het Jiuin/o Aüegretto moilcfiilo ooriaitk dat in het slot ?. 2'ri'xtisxiiiio niet meer du- geweldige stijging te, bereiken was. liocli waar te veel gebo den wordt, is het niet te verwonderen dat noch de zanger, noch de pianist, in alle nummers het hoogste konden geven. Liefst dus iets minder, of tot afwisseling, een enkel strijkkwartet. In het Coiiortgebouw hoorde ik den heer Krüger onzen voortreffelijke!) Ion Oboeist eeu concert van Handel voordragen. Voorzeker is ieder die het Concertgebouw bezoekt, al lang er van overtuigd dat, dit orkest in den heer Krüger een der vooïtri'ttV.Ujkste en tevens een der meest couscieutieuse orkestleden bezit. Hij toch is een man die, behalve dat, hij een door en door geroutineerd orkestspeler is, steeds op voor treffelijke -wijze de vele solotrekjes uitvoert die in de verschillende werken voorkomen, doch wat nog meerbeteekent, hij doet, het, zonder zichzelf ooitopden voorgrond te dringen, hij doet het, op die echt-bcsclteiden wijze die getuigenis aflegt dat, inö'.eit. voor het te vertolken werk in de eerste plaats aanwezig is. Toch zal voor velen, het optreden als solist van den Heer Krüger nog een verrassing geweest zijn, want, het meesterschap over zijn instrument dat hij ditmaal toonde was buitengewoon en niet minder de rijke kleurschakeenngen die in zijn spel waren op te merken. Men moet bovendien op de hoogte zijn van de eigenaardige moeielijkheden van dit instrument om het spel van dezen kunstenaar naar waarde te schatten. Het orkest voldeed mij het meest iu de eerste Leonore-Oticerture (een werk dat, zeer zelden wordt uitgevoerd). Ook het irul'/iccbe» uit, Sieyj'rwd werd zeer schoon gespeeld, doch dit gedeelte laat zich nu eenmaal niet losmaken van het geheele muziek drama. De Symphoitie vau II, ydn c kl. t.: heeft mij over het, geheel niet zoo sterk voldaan. Er was iets c/i:ii;nons in de vertolking waardoor men den indruk kreeg alsof niet het orkest van het Concertgebouw speelde. De Heer Mengel berg bewijst echter meer en meer dat, men in hem eeue hoogst gelukkige keuze heeft gedaan. In de Ned. Opera heeft mevr. Engelen?Sewing de Elisabeth-partij overgenomen Hoewel zij die partij in enkele dagen heeft moeten leeren, toonde zij hare grootere ervaring en wist, zij met hare schoone stem aan vele gedeelten hoogrr indruk te verlec.nen. Dat, mevr. Engelen mij reeds geheel bevredigd heeft mag ik i.iet zeggen. De zuiverheid was niet, overal even goed en boven dien bcheerscht deze dame hare partij nog niet, ge tiHiiiiliiiiiiiiiiimiHililiiiMiiiiiiiiiiiliiiimiiiiiiHiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiliiii »De kameraden?" hernam de leeraar. »Geloof je dan, dat er n onder is. die zou aarzelen om zijn huid te -redden, als hem daartoe de gelegenheid werd aangeboden?" »Maar als zij me niet met mijn man zien terug komen?. .." »Dan zullen zij denken dat mijnheer de abbéontsnapt is, en dat gij zelf gevangen genomen of gewond zijt geworden .. .''' »En als zij dan hier komen zoeken?" »Dat zullen zij niet doen. Ge ziet wel, dat er nog niemand aan de deur is geweest. Zij zullen geloofd hebben, dat mijnheer de abb en gij de andere straat zijt ingeloopen, hier achter, den hoek om . . . kom,' ging de ver zoeker verder, »ge zijt a een kwade kerel en hebt als iedereen hier of daar een moeder, een vrouw of iemand, die u na aan 't hart ligt.. . Beloof me, dat gij mijnheer's leven zult sparen en kom mee, dan zal ik u een schuilplaats aanwijzen. Is het ja? of is het neen? We hebben geen tijd te verliezen..." »Nu goed, 't is ja!" antwoordde deinsurgent. »Volg mij dan," zeide monsieur Finouv, en gij ook, mijnheer de abbé. Ik zal u beiden verbergen." De twee mannen zagen elkander aan en de soldaat trad ter zijde orn den priester te laten voorgaan. Zijn gevoel van standsver schil en burgerlijke beleefdheid was reeds weder boven gekomen! De schoolmeester voerde hen eerst naar een vertrek in het sous-terrein, dat tot scheirnzaal diende en zond daarna ons beiden heen, om den direc teur te waarschuwen, terwijl hij ons den sleutel gaf van de deur der gang. die Balde met de voorbereidende school verbond. Toen wij, vergezeld van dien man van gewicht, terug kwamen, was Finouy alleen. Hij vreesde voor onze schooljoiigens-onbedachtzaamheid en had den tijd van onze afwezigheid benuttigd, om zijn belofte ten uitvoer te bren gen. Wij bebben dan ook nooit geweten in welke karner of welk verwulft hij -- achter hetzelfde slot! den voortvluchtigen priester en zijn vervolger had opgesloten. Wij be grepen alleen uit enkele woorden van den directeur, dat het gegeven woord gestand zou worden gedaan, en de bliksemsnelle opeenvol ging van nieuwe gebeurtenissen oogenblikkelijk daarna belette ons, verdere onderzoe kingen in die richting op touw te zetten. noeg, doch dat zij die partij spoedig zal beheer schen en ons een Elisabeth zal geven die de hooge eischen veel meer nabij komt, is buiten twijfel. Met, genoegen zag ik dat het weggaan van Elisabeth iu de derde acte nu beter indruk maakte. In de laatste voorstelling die ik bijwoonde was reeds iets vermoeids op te merken, wat geen wonder is na zooveel studie en eenise opvoerin gen. Vooral de heer Pauwels heeft, wel eens rust noodig, doch tevens moet ik gewagen vau zekere slordigheid, die in de opvoering was op te merken. liet mannenkoor wordt, steeds minder. Het orkes trale gedeelte was weer hard achteruit gesaan en de ouverture had waarlijk niet zooveel applaus ver diend. De beer Vau der Linden joeg bovendien zeer sterk. Wat, knelde den heer Pauwcis bovendien toni hij, terwijl Elisabeth haar hart voor hem ontsloot, kalm rondwandelde om de orkestzaal eens goed op te nemen? Er zal weer eens duchtig gerepeteerd moeten worden. Aan de regie vraag ik nog eens of het ballet zoo vlak voor annhiiusers's voeten moet dansen, of de pelgrim's twee aan twee moeten loopen en of het, geen schooner eilVct zou maken wanneer de gasten in groepen opkwamen en niet zooals nu het, geval is, ieder met een dame aan ccn pink. Dat er ecu fout in schuilt bewijst bovendien het feit dat wanneer !.et, mannenkoor moet invallen er nog eeu veel te klein gedeelte //edellieden" is gearriveerd. Dan is de groene staf nog steeds afwezig, die de jonge pelgrims moet-n medebrengen. De wijze waarop die scène is ingericht neemt het spannende van het slot geheel w-eg. In een blad is aanmerking gemaakt, op het ledi kant in de Venusgrot, waarbij de redactie aanteekent dat de geheele mise en scène toch is ingericht naar het model van Bayreuth. Dat moet, ik beslist tegenspreken. In de eerste plaats wordt te Bayreuth van de tweede (zoogenaamde i'arijsche) bewerking gcbiuik gemaakt en tevens blijkt uit tal van details dat de regie Taunhauser nooit in Bayreuth heeft zien opvoeren. VAN MILUGKX. Een Israëlitisch Theater. Te Londen is op het oogenblik een Israëlitisch theater: Tlie Hrbtew Onern Comprmy, dat eerst Amerika en Engeland heeft aigereisd, en nu in den <Stflwrfarrf-schouwburg, in het East-End een vaste wijk schijnt te hebben gevonden. Er wordt een cyclus gegeven van stukken, uit de geschie denis der ;oden getrokken: Mogen, Da-vd en Saul, het lloof/lied, de Billiijn Jozelmnn. Al deze werken zijn populair, zonder geleerde compli catie of intrige ; de traditioneele tekst wordt trouw gevolgd, alleen zijn hier en daar een paar vroolijke trekken aa1 gebracht, zoodat zij eenige verwant schap bebben met de Passie van Oberammergau en de oude mysteriesp -len. De uitvoering is vrij onge lukkig, de auteurs spreken een duitsch hebreeuwsch mengelmoes, de muziek verbindt liturgien met zeer profane fragmenten uit airs van Ambroise Thomas of uit de Jui>e. Evenals te Hayreuth is het in de zaal duister. Maar het mysterieuse krijgt nog wel een enkelen duw : een Egyptisch landschap in Dfasex wordt voorgesteld door een gezicht op het Strand, in zijn volle verlichting van winkels en bars. Afbreuk doet dit anachro nisme echter niet aan de stemming der bezoe kers: arme joden, die met hartstochtelijke aan dacht de tooneelen volgen. De Grafelüe Zalen, Het hoofdbestuur van de Maatschappij tot bevordering der Houwkunst heeft het volgend schrijv-en aan den heer Cuypers gericht. Aan den WdEdel ZuerCf lieerden Heer Dr. P. J. tl. Cuypers, Amsterdim. Dat de gegronde kritiek, in zake restauratie van historische monumenten, op het beleid van het hoofd der af d. K. en W. sedert de twintig laatste jaren (en vervat in ons adres aan de Tweede Kamer over de Grafelijke zalen, met de strekking waarvan de meerderheid dier Kamer zii'h heeft vereenigd), U moest ontstemmen, zal zeker geen verwondering wekken bij hen. die uwe persoonlijke verhouding tot den referendaris jhr. de Stuers en tot de af d. K. en W. kennen. Een kritiek op dat beleid is deels ook een kritiek op uwe werkzaamheid op dat gebied. Wij zouden dan ook uw schrijven van '27 Dec. jl. voor kennisgeving kunnen aannemen, ware het niet, dat door uwe groote ontevredenheid over ons laatste optreden gij u hebt laten verleiden, zoowel omtrent onze maatschappij als omtrent ' onze persoonlijke bedoelingen, geheel onjuiste beweringen ter neer te schrijven en in de dag bladen alom te doen verspreiden. In den aanhef van uw brief zegt gij: »Eene meerderheid in uw bestuur, die dank zij der gebrekkige wetgeving dier maatschappij zich sinds jiiren beett weten te handhaven en met vriendjes aan te vullen" enz. Wij teekenen hierbij aan, dat gij van het jaar 1870-187;} als bestuurslid, van 1881 1887 als onler-voorzitter, en in 18W als voorzitter, dus gedurende tien jaren, deel hebt uitgemaakt van ons hoofdbestuur en dat gedurende al dien tijd door u geen pogingen zijn aangewend om onze vermeende gebrekkige wetgeving ten aanzien van bestuursverkiezing te verbeteren. Wy herinneren u aan art. 17 der wet: »jaar»lijks na arloop der Meivergadering treden twee, »en om de vier jaren drie leden van het be»stuur af; zij zijn slechts voor de eerste maal «herkiesbaar", en aan art. 18: »De voorzitter »wordt jaarlijks door de algem. vergadering die »in Mei samenkomt, uit de bestuursleden geko»zen". zoodat de leden jaarlijks over het be leid van het bestuur een oordeel kunnen uit spreken, (liet hoofdbestuur bestaat uit il leden). Dit wat onze maatschappij betreft. En wat aangaat uwe geringe waardeering van ons persoonlijk en van onze 24 bekende vakgenooten (onderteekenaars van het adhaesieadres) zijn wij de meening toegedaan : dat zelfs de door u genoemde »personen die zelve onze monumenten nooit grondig hebben bestudeerd en voor bun behoud of herstel niets hebben ver richt", niettemin een juist oordeel kunnen hebben over eene gezonde opvatting, die bij het r, staureeiiiiMMiiiiiiiitiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniMiiiiiiiiiiii miiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiii miiiiiiiimiiiK De eerste was de order door dienzelfden directeur gericht tot de enkelen, die in Balde waren gebleven het pas afgespeelde drama j was zoo schielijk iu zijn werk gegaan, dat het hun gelukkig was ontsnapt om zich i op de binnenplaats der groote school te ver zamelen. Kr was aangezegd geworden, dat ) de kelders van het Pantheon met kruit ge vuld waren en dat het in brand zou worden gestoken. De geheele wijk, die hoven de cata comben was gebouwd, moest instorten. Het j college ontvluchten, terwijl het meer en meer [ : naderende geweervuur en trompetgeschal de bijna onmiddellijke nabijheid van het gevecht ! verried, was ondoenlijk. Midden op de open i plaats waren matrassen neergelegd, waarop j i onze meesters ons allen Heten plaats nemen. | Zóó wachtten wij af. Nog klinkt mij de stem j in de ooren van den barschen inspecteur monsieur Dupuy die persoonlijk nooit tegen ons sprak, dan om standjes te geven 1 maar mij nu met de familiarite.it van het j i gemeenschappelijk gevaar deelgenoot maakte van zijn angst, met de verzuchting: l »Ik wou dat ik twee uren ouder was! . . ." Daarna, tegen een uur of twee, de onver wachte installatie, waarvan ik reeds gespro ken heb, op diezelfde binnenplaats en in de leerzalen, die er op uitkwamen, van een ge- ! heele ambulance der commune, bestaande uit i vier nog geheel baardelooze studenten, drie verpleegsters met onbeschaamde gezichten en een tiental doofstomme oppassers, aangevoerd i door een chirurgijn-majoor. Zij kwamen met al de gewone benooiligdbeden voor een mili- j i tair hospitaal, dat zij inrichtten met een haast j en vertoon, waarin de noodzakelijkheid door straalde, om bij de verschijning der troepen ; een sprekend bewijs hunner philanthropische bezigheid te kunnen toonen. En ten slotte de aankomst van dien troep zelf, aangekonj digcl door nu zóó dichtbij geloste salvo's, dat men de kogels tegen den buitenmuur hoor e ketsen. Verscheidene dier kogels sprongen geheel plat tot in ons midden terug. Wij waren nu midden in het gevecht en iedereen i zweeg. Eensklaps zagen wij de twee dooistomman, die de chef als schildwachten bij : de deur bad geposteerd, wanhopige gebaren | maken. Zij liiolden den tromp van een geI weer omhoog, waarmee een jager, die den dichten drom in het midden der plaats had i bemerkt, op ons wilde schieten. Een tweede jager verscheen, daarna een officier, een icapitein, met het pistool in de vuist, de stormband om de kin, een vermagerd gezicht met oogen schitterend van moed en energie, maar ingezonken door acht maanden oorlog, gevechten en gevangenschap. »Maar 't is een college! 't Zijn kinderen !" riep de portier, die, na alles behah e < a per voor het aangelegde geweer van den eersten jager te zijn teruggedeinsd, zich nu op den kapitein had geworpen, als op een redder. »Waar is de directeur?" vroeg de ofiicier, en toen de voortreffelijke geleerde, die met zooveel beleid en rechtvaardigheid ons col lege bestuurde, naderbij was getreden, ver volgde hij: «Hoeveel leerlingen zijn hier? Hoeveel onderwijzers? Hoeveel dienstboden? Maak een lijst daarvan en geef die aan mijn sergeant.... Goed... .'' voegde hij er bij : »vier man hier," en hij wees op de deur; »vier daar" en hij wenkte naar den hoek waar de ambulance was opgesteld, »en de anderen, marsch!'' riep hij den met hem meegekomen jagers toe, die de straat weer opgingen en opnieuw ten strijde togen. III. Xu verwijderde het gevecht zich weer; wij hoorden het verder af gaan. 't Gaf een vreemd gevoel, die onverwachte groote stilte iu onze onmiddellijke nabijheid, terwijl in de verte het geknetter van het geweervuur, het gefluit der bommen en het kanongebulder onafgebroken voortduurden .... Er was iets onbeschrijfelijk onheilspellends en verbijsterends in dat plotseling bedaren van dien woedenden storm om ons heen. Hoeveel menschenlevens had onze veiligheid gekost? Voor Renaud en mij deed de be storming van het Pantheon nog een ander, duidelijker beeld oprijzen, dat der jonge vrouw, die wij dienzelfden namiddag, nauwelijks dertig passen van ons verwijderd, den ongelukkigen priester hadden zien vervolgen; niettegenstaande zij on* eenige dagen te voren bevrijd, misschien het leven gered had. Had zij haar vervolging voortgezet, en, de deur van Balde gesloten ziende, gedacht dat de priester en de soldaat de andere straat waren ingesneld ? Had zij ook beproefd er in door te dringen, of was zij naar de barrikade teruggekeerd ? In beide gevallen bestond er

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl