Historisch Archief 1877-1940
No. 968
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
daarin op te nemen, waarvoor wettelijke ont
eigening noodzakelijk is, daar alle voorstellen
tot minnelijken aankoop, althans tot heden,
tot geenerlei resultaat hebben gevoerd.
Afgezien van de vraag of de Kamers bereid
zouden worden gevonden eene wet hiervoor
aan te nemen, zouden de kosten zulk eener
gedwongen onteigening toch waarschijnlijk
te groot zijn gebleken om eene exploitatie
der aldus verkregen bouwterreinen, zonder
te groote verliezen mogelijk te maken.
Hierbij komt nog, dat ons inziens, het
waarschijnlijk geen goede speculatie zou blijken
te zijn, zooveel terreinen op eenmaal aan de
markt te brengen, en dat ook zonder meer
de kans op eene goede afwikkeling dezer
gemeentelijke bouwonderneming zeer wordt
verhoogd wanneer men ze tot de, tegenwoor
dig in haar bezit zijnde, terreinen weet te
beperken.
Bij het hier voor ons liggend ontwerp zijn
al deze klippen omzeild.
De vroeger ontbruikbare hoeken der Mu
seumterreinen grenzend aan de
Waskaarsenfabriek zijn bestemd voor station en
remisegebouwen, met café's, winkels, administratie
gebouwen, enz. aan de straatzijde.
Het vroegere bebouwingsplan, bestaande
uit radiale straten en bouwblokken, allen
nagenoeg even groot, en allen met het Museum
tot middelpunt, is verlaten voor een ge
heel ander, waarvan eene breede avenue,
die in eene gebogen lijn Museum en Concert
gebouw vereenigt, het hoofdmoment vormt.
Deze avenue is met vier rijen boomen be
plant, met grasperken in het midden en aan
MET1E
EN H ET STATION VAM
L0CAA1SP@©JWE(C
beide zijden van haar groepeeren zich de
nieuwe bouwterreinen, die met de reeds door
den gemeenteraad vastgestelde, een volkomen
goed geheel vormen, dat zich leent tot de
vorming van een waarlijk voornaam en aan
trekkelijk stadsgedeelte.
De terreinen, die de op te richten Tram
wegmaatschappij van de gemeente wil koopen
zijn ongeveer twee Hectaren groot, maar
ne Hectare hiervan is slechts eigenlijk
bouwterrein, de tweede Hectare ging bij het
oorspronkelijk bouwplan aan straten en pleinen
verloren.
De gemeente ontvangt hiervoor/300.000
en spaart daarenboven een belangrijk bedrag
aan bestrating, rioleering en ophooging.
De prijs die zij per vierkanten Meter oor
spronkelijk bouwterrein ontvangt bedraagt
dus ?34 a f35, zeker een hoog bedrag als
men in aanmerking neemt, dat deze prijs
wordt betaald voor gronden, die bij ieder
ander bouwplan slechts zeer kleine waarde
kunnen hebben.
Ons schijnt dus dit deel van het ontwerp
een zeer gelukkige greep, de trammaatschappij
verkrijgt goedkoop de noodige terreinen en
de gemeente komt een groote stap nader tot
eene zoo voord eelig mogelijke afwikkeling
der min gelukkig opgezette bouwspeculatie.
En wanneer ten gevolge van spoor- en
tramaanleg deze stadsdeelen tot grootere ont
wikkeling zullen komen, wanneer de waarde
der bouwterreinen rondom de kaarsenfabriek
zal rijzen, is hierin ook het zekerste mid
del gevonden, om hare eigenaren, wetende
dat de kans op wettelijke dure onteigening
vervlogen is, naar een ander goedkooper
terrein te doen omzien en kan dan verder
de geheele strook gronds, gelegen tusschen
de Ruysdaelkade en de N.-Amstelsche cein
tuur, in aansluiting aan deze plannen, nadat
de fabriek verdwenen is, eene uitstekende
bebouwing verkrijgen.
RAADHUISSTRAAT. PKTNS-HENDKIKKADE EN
SPOOEWJJDTE.
Daar eene ceintuur zonder centrale lijnen
geene waarde heeft en slechts de lijn Museum
Rembrandtplein als zoodanig nieuw kon wor
den aangelegd, was het noodig de nog ontbre
kende centrale lijnen te vinden door de sporen
der nieuwe lijnen de stad te doen binnengaan
ten deele langs straten en kaden waar ook
reeds de sporen der A. O. M. liggen.
Zoo ligt de lijn Nassaukade, Kon. Paleis
Centraal-station door de Raadhuisstraat of
over ± 1200 meter samen met de nieuwe
lijn der A. O. M. en de lijn Centraal-station
Kadijksplein?Mauritskade over + 1100
meter gemeen met de lijn Dam - Prins-Hen
drikkade?Czaar Peterstraat dier Maatschap
pij (zie kaart).
Die beide lijnen bieden zich als vanzelf
daartoe aan.
In de breede Raadhuisstraat is over het
deel gedempte Rozengracht zelfs plaats voor
twee sporen der A. O. M. en twee van de
electrische tram. Verder liggen de sporen in
elkander, waarover straks meer.
Op de Prins-Hendrikkade is over verre
weg de grootste lengte plaats voor een tweede
spoor, te leggen buiten de boomen, naast
dat der A. O. M.
De wissels der eene maatschappij komen
in de sporen der andere te liggen.
Daar waar de bestaande lijn dubbel spoor
heeft komen de lijnen weder in elkander te
liggen.
Om deze eenige goede oplossing mogelijk
te maken, was het noodig de spoorwijdte van
1.?meter te kiezen.
Dezelfde spoorwijdte der A. O. M. was
niet wenschelijk, om lastige kwesties en ver
rekeningen, die uit medegebruik kunnen ont
staan, maar ook vooral niet geraden, omdat
de sporen der A. O. M. hoogstwaarschijnlijk
zouden blijken niet sterk genoeg te zijn voor
electrische exploitatie, die om velerlei redenen
een veel zwaarderen onderbouw noodig heeft
dan die van paardentrams. De A. O. M.
heeft het railsysteem-Geveke, terwijl voor de
rails der electrische trams de
vignola-groefrail is gekozen, die gebleken is hiervoor de
meest doelmatige te zijn.
En om nu het verschil tusschen deze rail
types aan onze lezers duidelijk te doen gevoe
len, zal het voldoende zijn, mede te deelen,
dat het systeem-Geveke niets is dan een
horizontaal doormidden gesneden z.g.
Demerberail en dat een Demerbe-rail reeds een zwak
railstelsel is.
Tot grootere aanschouwelijkheid zouden de
beide railtypes nog te vergelijken zijn bij
twee stokken, een dikken en een dunnen.
Wanneer die dunne nu nog eens doormid
den wordt gesneden, begrijpt ieder, dat hoe
kunstig de deelen ook weer aan elkander
worden gebonden, hij in het gebruik nooit
de sterkte krijgt van een vollen stok, wat
vooral zal blijken bij veelvuldig en zwaar
gebruik.
En nu is de vignola-groefrail de zware
dikke stok en die van de A. O. M. de dunne
doormidden gesneden stok.
De onwenschelijkheid om voor de electrische
trams de sporen der A. O. M. te gebruiken,
achten wij hiermede voldoende gemotiveerd,
en er bleef voor den ontwerper dus geene
andere keus over dan smal spoor te gebruiken.
Maar de smalle spoorwijdte van n meter
heeft boven de breede der A. O. M. ook op
zich zelf zeer wezenlijke voordeelen.
Zij is goedkooper in onderhoud, minder
hinderlijk in de bestrating, bochten worden
gemakkelijker doorgereden en ze levert minder
gevaar op, daar de wielen verder onder de
rijtuigen staan.
Al deze voordeelen samen maken, dat alle
nieuwe tramwegen met smal spoor worden
aangelegd en de breede spoorwijdte voor trams
veroordeeld is. Bij belangrijke, uitbreiding
van bestaande lijnen in eenige stad, waar
de oude lijnen de breede spoorwijdte hebben,
is het dan ook reeds op zichzelf gewenscht
de nieuwe lijnen met smal spoor te bouwen.
Het is ook hier beter half gekeerd dan
heel gedwaald, want de ombouw van weg en
rijtuigen van breed op smal spoor is zeer
gemakkelijk, zonder groote kosten, uit te voeren.
Hier klemt dit alles nog te meer waar
er nog andere zeer gewichtige redenen bij
komen.
Zou men b.v. te eeniger tijd er toe willen
overgaan, om ook op de lijnen der A. O.M.
electrische trekkracht in te voeren, dan zou
het op zijn zachtst gesproken, hoogst on
voorzichtig zijn, dit op eenmaal op alle lijnen
te doen, met de kans binnen zeer korten
tijd den geheelen bovenbouw te moeten ver
nieuwen.
De gevolgen zouden n finantieel n voor
de exploitatie allernoodlottigst kunnen zijn.
Ook eene proef op kleiner schaal zou
onder de bekende omstandigheden niet aan
te bevelen zijn.
De beste tactiek zoude het daarom on
getwijfeld zijn, de oude lijnen in groepen te
verdeelen en dan systematisch en geleidelijk,
de trekkracht tegelijk met de spoorwijdte te
veranderen.
Zoo zou men b.v. eerst op de Noordelijke
lijnen: Dam?Haarlemmerplein, Dam
PrinsHendrikkade, (Jzaar Peterstraat en Dam
Centraal-Station tot invoering van electrische
trekkracht en spoorversmalling en vernieu
wing kunnen overgaan.
De vrijkomende rails kunnen tot vernieu
wing der overgebleven paardenlijnen gebruikt
worden, en zoo voortgaande kan men, zonder
te groote opofferingen, geleidelijk tot een
algeheelen ombouw komen.
* *
Over het leggen van sporen op dezelfde
wegen als waarop die der A. O. M. liggen,
naast of tusschen de hare, valt nog op te
merken, dat de concessie der A. O. M. dit
reeds aan andere ondernemers voor gedeelten
van lijnen toestaat, ook zonder dat de Maat
schappij haar recht van voorkeur kan laten
gelden, het is ten deele eene beperking van
dat recht (art. 2).
De bedoeling waarmede de commissie de
betrekkelijke, volkomen duidelijk geredigeerde,
concessie-bepaling heeft opgenomen, staat als
volgt te lezen op de bladzijden 103 en 194
van haar rapport:
»In de derde plaats moest gezorgd worden j
»voor een verband tusschen de lijnen der j
«Maatschappij en die van andere ondernemers,
»en zulks in tweeërlei zin, als: technisch,
»voor zooveel de aansluiting betreft, zoo
»noodig tot stand te brengen binnen het
ge»bied waarover het voorrecht der Maatschappij
»zich uitstrekt, linantieel, voor zooveel
aan»gaat de uitgifte van overstapkaarten. Dit
»laatste punt vindt men onder d. T/trieven
«toegelicht. Voor de technische aansluiting
«schenen aangewezen de pleinen, de knoop
»punten van verkeer, het naastliggende aan
»de grenzen van meergenoemd gebied; zoo
»/nogchjL' irarc, echter aan dit beginsel eene
;>incfr ali/eincene xtrr.ltking te geven, waarbij
vde ijaniecnte icordt a nut) e.) v ex en nln degene
»volgcns wier voursi'hriften liet verband zal
?tirorden gelegd. Eindelijk nog ware er in te
«voorzien, dat aan ondernemers eenmaal
bin»nen het gebied der Maatschappij toegelaten,
»des noodig moest kunnen verzekerd worden
»het medegebruik van gedeelten van sporen
»der Maatschappij, of het doen leggen van
»een ander spoor of enkelen spoorstaaf,
ge»geheel of gedeeltelijk vallende binnen hare
»sporen. Mocht men ook daarin slagen, dan
»waren naar onze overtuiging alle waarborgen
«voorhanden, dat de band, door het verleenen
wan eenig voorrecht gc/cgd, niet hinderlijk
»drei(jt te worden en dut de gemeente, waar
vnoodiy, als de bemiddelende en regelende
»inacliïkan optreden, ten bate van het verkeer
»in, en voor zooveel de buitenlijnen betreft,
»ook naar de stad."
»Dit programma vindt men in art. 2 van
»het ontwerp geheel terug, en na de
voorop»stelling van ons doel schijnt nadere ver
sklaring daarvan overbodig".
Met de beperking van het recht der A. O. M.
in art. 2 harer concessie is dus een dubbel
doel bereikt en wel:
lo. Kan aan andere ondernemers, buiten
het recht van voorkeur worden toegestaan
die grenzen te overschrijden, door hunne
sporen te leggen naast of binnen die der
A. O. M., zonder dat het recht van voorkeur
behoeft te worden toegepast.
De gemeente stelt de voorsrJiriften vast over
de strekking v<ut dit nlgemeene beginsel in..
ieder bizonder geval.
2o. kan aan andere ondernemers, die ook
met andere lijnen binnen het gebied der
Maatschappij zijn toegelaten hetzelfde wor
den toegestaan.
Het recht van voorkeur is dan wel van
toepassing.
Ook hier stelt de gemeente, in het alge
meen belang de voorschriften vast, over de
strekking van dit beginsel in ieder bizonder
geval.
Met andere woorden : hier moest verzekerd
worden wat ook voor de meeste lijnen der
A. O. M. zelve in de praktijk onmisbaar
was gebleken tot de verkrijging van een
goed tramwegnet.
Immers ook bij de A. O. M. zelve is het
regel, dat verschillende lijnen over bepaalde
afstanden van een zelfde spoor of weg ge
bruik maken.
De lijnen Dam?Vondelstraat en Dam
Willemspark loopen over 1000 meter over
dezelfde sporen, waarvan ook de lijn Dam
Amsteldijk daarenboven nog over ruim SOO
meter gebruik maakt.
Ook de lijnen Dam Sarphatistraat en
Dam?Linnaeusstraat loopen over ruim 000
meter over dezelfde sporen.
\Vij zouden nog meer voorbeelden kunnen
aanhalen, want medegebruik van dezelfde
sporen is niet alleen in deze stad, maar is
overal regel \vaar eenigszins uitgebreide tram
netten bestaan.
Een recht van voorkeur waarbij dit on
mogelijk werd geacht of gemaakt, zou in
de praktijk niet anders beteekenen dan een
onbeperkt monopolie van de geheele stad.
Immers toen men meende eene ceintuur te
kunnen verkrijgen, zonder binnenlijnen, die