Historisch Archief 1877-1940
N o 969
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
11
De grillen van het lot.
Gelukkige'? winners
de Tentoonstellingslolerij.
'jiiiiMHlMiiiiimiiiiiiii
kleine katje nog spoelscher en zijn positie nog
penibeler maakte. Maar Spruyt bemerkte er
gelukkig niets van en zette zijn onderrichting
voort. Zie je, Mijnheer Brommeijer, dat is
een lesje voor ons allen, voor den heer Sauvage,
voor mij en in 't bijzonder voor mij en mijne
«onsorten, die als hooggeleerden te boek slaan.
Wat deden wij tot nog toe? We lazen, wij ab
straheerden, we compileerden, weextraheerden,
wij debatteerden en schreven folio's vol met al
lerlei boekerige wijsheid, doode en levende
talen, een wijsheid van oude en nieuwe
denkbeelden, met hoogstens een paar sprankjes
?eigen gezond verstand. Maar daar moet een
eind aan komen. De beste iilosoof is even
als de beste staatsman, niet een vat vol op
gepotte geleerdheid, maar de man die den
ken kan. Geloof me, Mijnheer Brommeijer,
als er iemand is, die leergeld heeft betaald,
dan -ben ik dat wel. Maar ik heb dezer
dagen mijn draai genomen. Ik ben nu be
gonnen, alles wat ik tot dusverre geschreven
heb, eens na te kijken, met een potlood
in de hand, om in mijn zakboekje alleen
datgene op te teekenen, waarvan ik zeker
ben dat het niet onverstandig is. Ten be
wijze van zijn ernst, haalde hij een rood
marokijnen portefeuilletje uit zijn jaszak,
?waarop nog pas anderhalf blaadje mot een
regel of twintig was beschreven, en zon
der eenig teeken van onvoldaanheid, eer meteen
zweem van blijmoedigheid op het gelaat, zei
hij, het aan mij en Sauvage vertoonende, dat
is nu alles wat ik overhoud uit het werk van
vijf jaren tijds. U zult zeggen, dat is niet
veel, doch als het nu maar Krugeriaansch
verstandig is, dan is het toch genoeg.
Sauvage, die behalve voor de wetenschap,
waarin hij zeer sterk moet zijn, ook voor de
beschaafdheid een aangeboren respect heefr,
mompelde half verstaanbaar, met het oog op
Spruyt's bekeering naar Africaanders model,
tèvisme, en om het gesprek van dit ge
vaarlijk onderwerp af te leiden, begon ik
opnieuw over Jelgersma's "Ontkenning der
moraal". Aardig was het toen, den professor,
die het verlies van al zijn veeren zoo gelaten
droeg, op eens zich te zien opwinden, pn hem, zóó
dat de dames er van schrikten, mij te hoorcn
toeroepen : Brommeijer, de heele oorzaak van
die verdoemde Transvaalsche
rooversgesehiedenis ligt in de ontkenning der moraal !
Ik knikte en Nolting haalde zijn schou
ders op, maar Spruyt lette noch op dit
teeken van instemming, noch op dat van
den twijfel. Ge hebt gezien, vervolgde hij,
ik heb dat in mijn schrijven aan de
Europeesche bladen eens duidelijk gezegd.
>Hoe men ook oordeele over de beweegredenen
«n het doel van dezen vermetelen vrijbuiter,
het middel dat hij aangreep, verdient de
scherpste afkeuring uit een oogpunt van
recht, van moraal en van imliticl;. Niet van
rcclit alleen, maar van recht en moraal. Zie,
dat houden ze tegenwoordig niet genoeg uit
elkaar. En daarom heb ik het tweemaal
geschreven. Ten plotte nog eens: «Alleen
door een strenge handhaving der beginse
len van re.dit en moraal kan het geschokt
vertrouwen worden hersteld." Verbeeld u
dat de Engelschen zich eens alleen naar
het beginsel van reclil wilden gedragen met
verzaking van het beginsel der inoninl?
Wat zou Oom Paul aan een toepassing van
het beginsel van rci-hl hebben, daar dit geheel
en al ligt buiten het- beginsel van moraal'?
Maar het is zooals Jelgersma schrijft: dat
door Stirner, Ibsen en Kielzsche de ..ont
kenning der moraal" een aantal aanhan
gers heeft gevonden, zóó groot dat het
wenschelijk is geworden tegen haar te waar
schuwen en te voorkomen dat de onbedor
ven geesten door haar worden aangetast.
En dat is nu het zegenrijke van die
gansche droeve geschiedenis, (lat het mij ge
legenheid heeft verschaft, voor het beginsel
der moraal in Europa op te komen, en de
hoofdbladen van Frankrijk, Engeland en
Duitschland te maken tot de spreektrompet vooreen
tilosophische gedachte, die ik ook eenmaal in
mijn zakboekje te noteeren denk. Want let
wel op mijneheeren, daar is vóór mij nog
nooit een wijsgeer geweest, die aan liet be
ginsel van r cel d een zedelijke beteekenis heeft
ontzegd, ik ben de eerste die dit Amerika in den
oceaan van het denken ontdekt heb, en
fin, ik vraag daar geen erkentelijkheid of beloo
ning voor. ik ben tevreden, na ik als Neder
landsen filosoof'in drie levende talen, onderdrio
natiën het beginsel van recht, gelijk dat behoort,
gescheiden hel) van het beginsel van niurmd ...
Daarom toen ik verleden week mijn naam
als secretaris, namens de Zuid-Afr. Vereen
iging onder deze encycliek plaatste, had ik oen
gevoel, alsof die enkele naamteekcning in den
dienst van mijn wijsgeerig onderwijs aan de
volkeren dezer airde een afdoener was, de
bekroning van mijn geheelen proi'essoriaten
arbeid.
Wij praatten nog wat voort, onder den
indruk van Spruyt's woorden, maar konden
het niet weer tot een gezellig discours over
lichtere onderwerpen brengen, zóó had de
hooggeleerde ons gevangen in het net zijner
logica; en ik wil wel erkennen, dat. een paar
dagen later, ik, waar ik stond of ging, nog
altijd voortsoesde over de internationale ont
kenning der moraal. En zonderling, het was
of alles meewerkte om mij in dien
ge.dach.tenkring te doen blijven bewegen. Dat is
dikwijls zoo. Als je voor 't eerst in je leven
een naam hebt hoorcn noemen, lees je
hem van dien dag af' voortdurend, en ben je
door de een of' andere kwaal rangetast. het
lijkt wel of je vrienden en kennissen alleen
verhalen kunnen doen van menschen. die ook
op de een of andere wijze van dezelfde on
gesteldheid hel slachtoffer zijn geweest, Zoo
kwam een paar dagen nadat ik .reigersma's
artikel had gelezen en mijn moraul-gesprek
met De Sauvage en Spruijt had gevoerd,
alweer iemand bij me, om een rnoreele quaestie
aan mijn oordeel te onderwerpen. Ditmaal een
bejaarde domino, die, naar den
molaneholischen trek dien zijn gelaat vertoonde, danig
in de verlegenheid zat. Mijnheer Brommeijer
zei hij. ik neem de vrijheid u eens op te zoe
ken, omdat ik den raad van een degelijk des
kundige wensch in te winnen in een uiterst
lastig geval. Welnu, zei ik. biecht maar
op! Ziet u de zaak is deze: ik ben predikant
en tevens betrokken bij een faillissement.
Och, riep ik uit, hebben zij u opgelicht!
Doniiné. domino, men moet voorzichtig zijn,
in deze dagen van ontkenning der moraal! Ja,
ik begrijp uw positie. Xeen. antwoordde de
man, dat is het niet. Dan zou de zaak zeer
eenvoudig zijn, ik was mijn geld kwijt,
maar dit zou te dragen zijn. De moraal wijst
hier van zeli' den weg aan De (|iiaeslie echter
staat gv'heel anders. U moet weten, dat het
faillissement de onderneming betreft, waaraan
ook mijn naam verbonden is. en nu ben ik
in de gelegenheid de activa dor maatschappij,
die de i-ehuldoischoi'B ten goede zullen komen,
te doprecieeren, y.óó, dat ik ei' waarschijnlijk
voordeel uit zal kunnen trekken, l i; ben
geen handelsman, en daarom zou ik u eens
willen vragen, kan dat, is dat naar do
handelsusanliën ge.permili.eerd '.'
.Jongens, zeg ik, dat gelooi' ik niet. Dat.
zou iets hebben van diefstal on.I-T verzwa
rende omstandigheden . . in een /''iil/i*.i> inent ? .
daar moet u voorzichtig mee zijn. Ja. hervatte
de man, dal. heb ik ook al gedacht, heeft het
zelf- niet, iets van llesschentrekkerii ? - Neen,
antwoordde ik. dat is w< er geheel iets anders.
Dat. is liet doen van bestellingen zonder van
plan ie zijn betaling te luien volgen Het eenige
wat uw voorstel hiermede geimvn hfeff.is.dat
gij door h>t u zoudt. willen tooëigeno;i, hetgeen
gij (en bate uwer crediteuren bi'hoordet te
koopen, !??? ; etalen met geld. Dus u zou
d nUL-ii, dal. als ik zoo iets deed. de Beurs
me dat kwalijk zou nemen, en ik dus govaar
zou ioopon in den tempel van ML-IVUHUS niet
te worden geduld ?. . .
Wat dat aanbelangt, hierop ;-.<m ik u geen
bepaald antwoord kunnen geven. De Beurs
handelt in deze niet naar vaste regelen..... en
HiMiiiMMiiiiiiiiMHiiiiMiiiMHiiiiiuiuiiiiMiiMiiüimun
uw geval is nog nooit voorgekomen, voor
zoo ver ik weet. Het is nieuw ! fonkelnieuw.
Maar afgescheiden van de opinie der
beursmannen het zou u toch te moeilijk
vallen, om na zulk een handeling te blijven
preeken. Mercurius en Onze Lieve Heer hebben
ieder een afzonderlijk wetboek. De moraal
De Eerwaarde maakte een afwijzende be
weging met de hand alsof hij zeggen wilde :
zwijg maar, ik weet wat u bedoelt. Neen,
hernam hij, dat is geen bezwaar. Het
preeken mijnheer dat is iets aparts,
en staat zeer veire boven de aardsche aan
gelegenheden, dat is toren-, ja bergen hoog
dichter bij den hemel, dan al de affaires
van stoffelijken aard. Het een raakt het
ander niet Als iemand preekt, Mijnheer
Brommeijer. blijft hij om zoo te zeggen
in den luchtballon ; dadelijk is hij eenige
meters van de oppervlakte der aarde
yerwijderd, en op heel zijn reis komt hij niets
tegen dat hem kan hinderen, alleen bij het
nederdalen. als hij zoo het allerdagelijkste
leven weer nadert, dan ... dan ... Nu
juist, vulde ik den zin, dien hij niet scheen te
kunnen voltooien, aan, op dit oogenblik, ik kan
het wel aan je gezicht zien, heb je het gevoel
of je met je moreele body togen een schoor
steen zult gesmakt worden, of zult blijven
hangen iu den top van een boom
Hij drong niet verder op een antwoord aan,
en wat er van dat opzet om de activa
in een faillissement te doprecieeren gewor
den is weet ik niet. Maar wel herinner
ik me nog elk oogenblik, hoe Zijn Eerwaarde
opkeek, toen ik hem waarschuwde nier,
nzelfden koers uittegaan met Stirner. Ibsen
t-n Nietzsche; hij scheen niet minder ver
baasd te zijn over mijn studie van de moraal,
als getroll'en door (ie onderstelling, dat hij aan
de ontkenning der moraal zou schuldig staan.
Trouwens van dit laatste was hij zeer ver af,
want vóór wij scheidden, kneep hij mij let
terlijk de hand, omdat hij een geestverwant
in mij gevonden had, die de vaan der moraal
hoog wou houden, al wilden ook de Satan
on zijn engelen haar naar beneden halen.
Zoo gingen wij van elkaar als bondgenooteu
en riepen als uit n mond elkander tot
weerziens toe.