De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 19 januari pagina 4

19 januari 1896 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 969 Er ging te veel klank verloren nu alles van boven open was. VAN MILLIGEN. iiitiiiiiiiiiiiimi Mr, E, de Brenl jan Oostlinyzen, Hendrik Jan Schimmel, den Vriend van vele jvren! Niet het verstand, het hart heeft deze woorden gedicteerd aan mr. W. G. F. A. van Sorgen, den schrijver van den roman Mr. E. de Breul van Oasihuyzen. De woorden zyn neergeschreven uit achting, waardeering en dankbaarheid. Mr. Van Sorgen heeft den vermaarden Nederlandschen romancier uit erkentelijkheid aange boden het beste en edelste waarover hem de beschikking is verleend. De schoonste bloemen uit den hof by' Schimmel geplukt, biedt hu wederkeering hem zelven aan. Mr, Van Sorgen stelt zich en zijn werk niet onder schut en scherm van Schimmel om veilig te zjjn tegen nodige Zoïlussen en Momussen; hy is mans genoeg die zelf te bestryden. Integen deel. De opdracht van dit werk staat gelijk met een dankoffer. Mr. Van Sorgen heeft van der jeugd af aan de grootste achting gekoesterd voor het talent van Schimmel, die later, by' persoonlijke bekend heid, in onbegrensde en ongeveinsde vereering is overgegaan. Schimmel is het dankoffer niet onwelgevallig geweest. Hij heeft het met grootpriesterlijke waardigheid aanvaard, Hendrik Jan Schimmel, de vriend van vele jaren! Mr. Van Sorgen heeft als leerling geloovig neergezeten aan de voeten van Schimmel. Wat deze meester 't schoonst wrocht, bracht hem in verrukking, de gelukkige gave der bewondering hem eigen zijnde. Met inspanning heeft hij den bouw zyner werken gevolgd; de schepsels door hem geschapen ontleed, en het geheim nagespoord hoe de geraamten bekleed waren met «bloed en aren". Hy teef t de harten en harts tochten, het verstand en den geest, dien schepsels toebedeeld, beproefd in den aanleg, de ontwik keling en den wasdom. Hij heeft de oorzaken nagespoord die hen tot booze en slechte daden dreven, in welk verband en onder welken invloed zy stonden tot den hemel of de aarde Hij heeft ontwaard, dat het leven van slechts zeer enkelen gaat langs kalme wateren en grazige weiden, en dat het leven der meesten is zorgo, moeite en verdriet, en dat de eenvoudigen en de reinen van hart het beste deel hebben verkozen, en dat slechts hun deze aarde een hemel wordt; dat de eene misdaad de andere baart; dat op een boos begin nog boozer andere daden volgen; dat er een ge heimzinnigheid is in leven en dood , nog door geen stervelings oog ontdekt, en dat slechts het oog des geestes verder ziet en dringt door de diepst verborgen sferen. ling! Thans, zooals ik bij den aanvang zeide, verrijzen tegenover deze beelden andere, beelden, neen, korte banale tooneelen uit het alledaagsche leven, waarin ik eenige mede spelers in de bedrijven dier bloedige week heb weergez'en, maar ditmaal weer door den stroom des levens meegevoerd en weer geheel dezelfden van voorheen, alsof er niets was gebeurd. Nutteloos! Nutteloos! Nutte loos! .... ziedaar het woord, noodlottig in zijn eenvoudigheid, dat op alle bladzijden van alle geschiedenissen van alle revoluties ge schreven moest worden. Het is ook het woord dat de overwinnaars of de slachtoffers dezer groote aanvallen van collectieven waan zin steeds onder andere vormen hebben h< rhaaltj, van af den generaal die Napoleon bij zijn inhuldiging toevoegde: »'t Eenige wat er aan ontbreekt zijn de driehonderd duizend menschen, die zich hebben laten dooden om dit alles te supprimeeren!..." tot den be roemden volksmenner, die den laatsten adem uitblies met de bewonderenswaardige ver zuchting: »Die de Revolutie hebben gediend, hebben de zee omgespit " De reden hiervan is, dat zelfs de vreeselijkste gebeurtenissen, wanneer ze eenmaal zijn afgeloopen, ons volkomen identiek met ons zelf laten, dus totaal onderscheiden van de lage of verheven persoonlijkheid, die de omstandigheden voor een uur te voorschijn hebben gebracht. En weer zie ik ? beschei den commentaar op deze ironische waarheid de leerzaal van Balde, veertien dagen later. De leerlingen zijn nu weer voltallig. Met ons vijf en twintigen zitteii.wij onder't lamp licht over ons werk gebogen. Ik doe mijn uiterste best op een opstel voor monsieur André, over het interessante onderwerp: O oer de theorie van het xiclitbaar geschapene bij de Epicuristen. . Is de pedant, die, met zulk een klein geestige angstvalligheid het gewicht er van Dat al heeft de auteur mr. van Sorgen nagespeurd by den auteur H. J. Schimmel, den vriend van vele jaren. Al wat de sociale romans van Schimmel ken merkt, vindt men in mr. van Sorgen's Mr, E. de Breul van Oosthuyzen terug. De hoofdpersoon, een zeer voornaam heer, aangezien en geëerd, doorgaande voor onkreukbaar moreel en eerlijk, heeft iets op zyn geweten. Buiten den echt heeft hy°een kind; om zich zelf te redden vergrypt hy zich aan het goed van anderen. Een tweede kenmerk. Het geheimzinnige. Zoo goed als bij Schimmel verdwaasden en half ver dwaasden zijn, getroebleerden, die omkomen in een boschbrand, heeft mr. van Sorgen z'n gek ken , die juichend sterven in een brandende houtmijt. Derde kenmerk. Een zwak bruggetje, een ver sleten vonder, dat op een beslissend oogenblik dienst moet doen, ontbreekt bij van Sorgen even min als by Schimmel het verschil om aangren zende landerijen, om overwegen, enz. Iets nieuws bij mr. van Sorgen is het landkaartje voor het eerste deel. In een der jongste Engelsche romans der nieuwere richting treft men ook een kaart aan ter verduidelijking der plaatselijke gesteldheid. Men zou nog meerdere overeenkomsten kun nen aanduiden om vast te stellen dat mr. van Sorgen als romancier behoort tot de school van Schimmel, o. m. het goedhartige, offervaardige vrouwtje, dat eenzaam en verlaten woont en in de verte herinnert aan Schimmel's goede ziol in Verzoend. Eene kittige oude vrouw tante Paats geloof ik tegenover deze zwakke als in Ver zoend van Schimmel, een meesterstuk op zich zelf, waard opgenomen te worden in iedere Neder landsche bloemlezing, ontbreekt bij mr. van Sor gen. Daartegenover is mr. van Sorgen allergelukkigst geslaagd in de teekening eener douairière van dezelfde levensopvatting als de Amsterdamsche Burgemeester Hooft in de 18de eeuw. Haar sterven voelende naderen handelt de douairière volkomen als de burgemeester, gelijk overgeleverd is in de brieven van den Engelschen gezant sir William Temple. »Als er hier op aarde niets meer te genieten is, redeneert de douairière och, zie-je, dan is 't maar goed dood te gaan. Ik ben te oud om een dansje te doen... maar toch vind ik het een aangename gedach'e, dat, gesteld dat een mijner jeugdige vrienden mij eens in een vroolijk oogenblik daartoe had uitgenoodigd, ik had kunnen zeggen : »je suis il vous". Dat zou niet meer gaan. Teleurstelling! En ik houd niet van teleurstellingen... 't allerminst niet! Als de teleurstellingen de overhand nemen, is 't goed 't gezelschap te salueeren." En toen een dag voor haar dood een harer intimi zeide: »lieve vriendin, je kunt toch nooit weten... 't kon toch eens waar zijn... ze konden toch eens gelijk hebben ... zou je niet eens een dominee bij je laten komen ? .. knikte ze hem vriendelijk toe en zeide: Goeie vriend, op het bezoek van een dominee wacht ik nu al mijn leven lang ! Daarop mengde ze, voor het laatst, met eigen hand, den grog ... en is weinig uren later kalm gestorven. Tegenover deze wereldlinge staat in van Sorgen's roman behalve het oude, eenzaam-wonende vrouwIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1II1IH betoogend, ons dit onderwerp heeft opgegeven, wel dezelfde man die ons op dien anderen morgen zulk een fier vaarwel toeriep, op den drempel van het college, bij het verwijderd bulderen van het kanon? En de blokker, die naast mij zijn dictionnaire zit te doorsnuf felen eu met ware wanhoop de verzuchting heeft geslaakt: »Er schijnt van 'tjaar geen alge meen concours te zullen wezen" is (lat weidezelfde Renaud van de barrikade, die de kei weigerde op te rapen, op het gevaar af van te worden gedood ; de Renaud van de bin nenplaats van Balde, die met beide handen het geladen geweer van den fédérévastgreep; de Renaud van de mairie van het Pantheon, die de marketenster der Commune met zijn arm ondersteunde, op twee passen afstands van de officieren en soldaten van het zege vierende leger? En ik zelf, die mij zoo ge krenkt gevoel, omdat ik bij de laatste indecling zoo verlaagd ben geworden, ben ik werkelijk dezelfde, die met zulk ceu diepen indruk van het tragische der dingen, he't plein overstak, waar de overwinnaars sliepen in het schijnsel der sterren, naast de dooden ? En onze leeraar, die lastige eu zeurige be moeial, die van de verhevenheid achter zijn lessenaar links en rechts straf uitdeelt, ter wijl hij met zijn slecht geheugen aan een verhandeling over de myologie zwoegt, is dat wel dezelfde heldhaftige Finouy, die met gevaar van zijn eigen leven, een armen gejaagden priester beschermde. En de jongen die de lampen poetst, en zich zelf in het glimmende koper genoeglijk toegrijnst, is dat wezenlijk de nationale garde, die zoo ver woed dien priester achtervolgde ? Hij was zindelijk en netjes. Hij scheen dankbaar en trouw. De directeur heeft hem gehouden en ziedaar een goede knecht meer. Ook hem zelf zie ik weer, den abb Broussais, den priester, wiens beeld in mijn tje, een lief jong meisje, wier zieleleven in haar gesprekken en in haar handelen goed waarneem baar is. Zy meent eene roeping te ontvangen als de schilderij: «Christus wandelende op de wateren" haar als levend voorkomt. Zeer menschkundig is een ander jong vrouwtje geteekend, eene verwende freule, onbekend met de wereld, tot zij, eensklaps, geplaatst voor de ruwe werkelykheid hare zwakheid laat varen, en de sterkte van haar karakter en den adel van haar gemoed, zich op 't schitterendst openbaren. Het best van alle personen is de hoofdpersoon, mr. de Breul van Oosthuyzen afgemaakt. Hem zyn vele en uitmuntende eigenschappen toebe deeld ; hy heeft vele deugden, waarop hij zich kan laten voorstaan. Hoogmoed en eerzucht spe len hem echter parten. De eerzucht: de hoogste staatsbetrekking, die van minister, te bekleeden, doet hem blind en liefdeloos zijn voor veel; drijft hem er toe om financieel alles te wagen en zich te vergrijpen aan het geld van anderen ; want is hij eenmaal minister dan zal hij bewerken, dat de door hem gestichte badplaats, waarin hij alle geld gestoken heeft, door een spoorlijn verbonden wordt aan het groote spoorwegnet, waardoor de badplaats honderdvoudig rente zal opbrengen en hy het ontvreemde geld kan teruggeven. Op het punt dat doel te bereiken, is zijn val naby. Alle slechte handelingen dreigen geopenbaard te worden. Aan den grootsten angst is hij ten prooi. Door hallucinaties verergert zijn toestand en op het oogenblik, dat juist alles zich ten goede voor hem keert, vermeent hij, dat de justitie hem grijpsn wil en laat hij zich verpletteren onder een spoortrein. Met zekere hand, met inachtneming der eenheid en de verhouding der deelen is deze persoon geteekend, die van den aanvang tot den einde belang wekt en boeit. Met zijn dood zou de roman hebben kunnen eindigen. Dan komen er echter nog enkele hoofd stukken n zou voldoende geweest zijn bij juiste ir,deeling?waarin de auteur zich herhaalt. Toch zijn er vele bladzijden in dit slot, die tot de beste van den roman behooren, als : het gaan van het jonge vrouwtje langs het zeestrand om haar man te zoeken, enz. Behalve de goede teekening van de hoofd persoon, komen nog in aanmerking: de gek, zijne vrouw en dochter. Den inhoud en de samenstelling van den roman nog eens overdenkende, gaat men vragen: is het noodig geweest dat de hoofdpersoon ook nog een onecht kind had; was het niet voldoende, dat hij aan zijn eerzucht ten onder ging? Maar... als men dit wou hebben en dat, zou rnen den man gelijken, die pruttelde tegen de zon, omdat hij er zijn cigaar niet bij kon aansteken. Tegenover de gelijkenis van mr. Van Sorgen's ro man, in bouw en karakter teekening, met de sociale romans van Schimmel, staat dit groote onderscheid, dat Schimmel krachtiger en puntiger is, en dat hij de draden met zekerder hand ontwart. Daarentegen heeft van Sorgen's roman iets gemoedelijkers. Bij hem gaan de menschen meer uit dineeren, waar zij bij Schimmel aan een spitsvondig lettermaal zitten en naar het lichaam verhongeren. Ook in de taal blijkt Schimmel's invloed, zelfs het bij hem zoo geliefkoosde «schuilgaan" ont breekt niet; toch licht in de taal bij beide roman ciers een groot verschil. iiiHiiiitiiiiiiiiiiiiitniiiiiiiiiiitiiiliiiiMiiii geheugen leefde, tragisch van angst, vervol gens subliem van herwonnen energie, toen hij opstond van het gebed, verheven ook van barmhartigheid, toen hij de valsche ver pleegster had aangesproken, om haar te redden, nadat zij hem had willen vermoor den!.... Zes maanden zijn voorbijgegaan. Mijn vader heeft mij, tot mijn groote spijt, eed won "en, den avond?een vrijen avond ... , te gaan doorbrengen bij eeti oud rector van zijn kennis, een uitstekend mensch, maar die mij somwijlen gruwelijk verveeli, omdat hij de afschuwelijke gewoonte heeft, eeuwig en altijd mijn letterkundigen smaak te hekelen. »Alfred de Musset," zegt hij vaak min achtend, »vind je dien zoo knap? Ik bewon der hem volstrekt niet. Ik heb hem heel goed gekend; hij heeft bij het algemeen concours naast mij gezeten. Wil ik je eens zeggen wat Afred de Musset was ? Nu! een luiaard van het eerste water !...." De vreeselijke zeurkous heeft mij juist in de engte gedreven, in een hoek van het schreeuwend groen gestofteerde salon, waarin het portret van den philosoof Victor Cousin, met opdracht, domineert. Groepjes studenten staan hier en daar verspreid te praten en mij te benijden, want de voormalige rector is een intieme vriend van den minister pan onderwijs, die beloofd heeft dezen avond door zijn tegenwoordigheid te komen opluis teren. De deur gaat open en glimlachend, suikerzoet, complimenteus, stapt een geestelijke binnen, die, met den rotueinschen mantel om de schouders, hier en daar en overal begint rond te groeten, met al de onderdanigheid van den sollicitant, en de vijand van Musset, die daarentegen een aanhanger van Béranger is, mompelt tusschen de tanden: »Homme noir, d'oüsortez-vous ?" terwijl hij er bijvoegt: »Zoo'n intrigant! Och, och, wat moet hij geflikflooid hebben, die abb Broussais,om tot bisschop te word en beroepen!" Mr. de Breul van Ooathuyzfn, behoorende tot de romans uit de school van Schimmel, boeit en houdt bezig van het begin tot het einde. Een maal aan het lezen valt het moeilyk het boek uit de hand te leggen. Met de hoofdpersonen leeft men mee, en krijgt levendig sympathie voor deze en antipathie voor gene. De hoofdpersoon en dit is geen geringe verdienste blijft den lezer, ook als hij het tweede en laatste deel van den roman heeft dichtgeslagen, duidelijk voor oogen staan. Hoewel men hem op 't hellend vluk der eerzucht naar beneden heeft zien tui melen, wordt hij om zijne vele andere goede hoedanigheden niet geheel antipathiek. Zijn lot is in den waren zin : tragisch. Mr. van Sorgen kan trotsch zijn op deze creatie. Om deze schepping alleen heeft met ganscher harte de opdracht kunnen aanvaarden de heer H. J. Schimmel, de vriend van vele jaren. H. J. RÖSSIKG. Bij den heer A. Preyer, Wolvenstraat 19, is in de vitrine tentoongesteld een schilderij van Geo Poggenbeek getiteld »In de Polder". ""'"i" liiinliil nui iiliiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiii n cft&ciaiws. 40 cents per regel. Minimum m iiiiiiiiiniiiiililiiii IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIM TRADB MARK. fflARTELL'S COGNAC Dit beroemde merk is verkrijg baar bij alle soliede Wijnhandelaars en bij de representanten KOO1MIAXS «fc liltUIXIEK, te Amsterdam. Prijzen M af ? 2.50 per Flest! Magazijn KEI/EKSHOF", Niemvendgk 196. Zydenstoffen. Grootste sorteering zwarte en gekleurde, effen, gewerkte en gedamasseerde Zijde, Satijn en Surah. De nieuwste des sins en kleuren steeds voorhanden. SCHADE & OLDENKOTT. H. RAHR te Utrecht. Pianofabriek. Binnen- en Buitenl. Muziekliandel. Amerikaansche Orgels. Ruime kenze in Huurpiano's. MtiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilinmilliiiiiiiMHiiiHi En, eindelijk, zie ik ook haar weer, de Théroigne van de barrikade, de raadselachtige strijdster, die zich beurtelings in staat had getoond tot de edelmoedigste opwellingen en de gruwelijkste aanslagen; die zich aan ons had doen kennen als een weldadige be schermster en als een laaghartige moorde naarster. Een jaar is sedert de bloedige week vervlogen, en als Renaud en ik bij elkaar zijn, rijst vaak het beeld der bevallige Théroigne in onze gesprekken op. Opnieuw heeft de lente het jonge groen uit zijn verstijving gewekt en geuren de seringen in het Luxembourg, en op een Zondagavond heb ik mij, in gezelschap van eenige minder nauwgezette kameraden dan de arme Renaud, laten meetroonen in een cafémet pseudo-Italiaansche damesbediening. Het lokaal wemelt van studenten van SaintCyr, de polytechnische schooien verschillende andere colieges; heel de hoop van het zoo zwaar beproefde, arme Frankrijk! O, gruwel! onuitwischbare schande der overheid, die toe staat en blijft toestaan, dat zulke walgelijke verleidingen onophoudelijk de heilige jeugd van het land bezoedelen. Luidkeels lachend, hardop pratend en bierdrinkend, zit aan een der tafeltjes een deerne, in «Tie ik de exmarketenster der Commune herken. Twee studenten, die haar vrijhouden en tot telkens driester grappen aansporen, zitten naast haar en zijn even luidruchtig als zij. Alle drie hebben te veel gedronken. Het tenger gelaat der jonge vrouw is iets meer verlept, maar altijd nog innemend, met koolzwarte oogen, eri lippen, die kersrood geverfd zijn en haar spookachtige bleekheid nog opvallender maken en ik hoor een collégien van SaintLouis, terwijl hij haar aanwijst, tegen een anderen zeggen: »Kijk! daar zit Nini de petroleuse!"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl