Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 969
Er ging te veel klank verloren nu alles van
boven open was.
VAN MILLIGEN.
iiitiiiiiiiiiiiimi
Mr, E, de Brenl jan Oostlinyzen,
Hendrik Jan Schimmel, den Vriend van
vele jvren!
Niet het verstand, het hart heeft deze woorden
gedicteerd aan mr. W. G. F. A. van Sorgen, den
schrijver van den roman Mr. E. de Breul van
Oasihuyzen.
De woorden zyn neergeschreven uit achting,
waardeering en dankbaarheid.
Mr. Van Sorgen heeft den vermaarden
Nederlandschen romancier uit erkentelijkheid aange
boden het beste en edelste waarover hem de
beschikking is verleend.
De schoonste bloemen uit den hof by' Schimmel
geplukt, biedt hu wederkeering hem zelven aan.
Mr, Van Sorgen stelt zich en zijn werk niet
onder schut en scherm van Schimmel om veilig
te zjjn tegen nodige Zoïlussen en Momussen; hy
is mans genoeg die zelf te bestryden. Integen
deel. De opdracht van dit werk staat gelijk met
een dankoffer.
Mr. Van Sorgen heeft van der jeugd af aan
de grootste achting gekoesterd voor het talent
van Schimmel, die later, by' persoonlijke bekend
heid, in onbegrensde en ongeveinsde vereering
is overgegaan. Schimmel is het dankoffer niet
onwelgevallig geweest. Hij heeft het met
grootpriesterlijke waardigheid aanvaard, Hendrik Jan
Schimmel, de vriend van vele jaren!
Mr. Van Sorgen heeft als leerling geloovig
neergezeten aan de voeten van Schimmel. Wat
deze meester 't schoonst wrocht, bracht hem in
verrukking, de gelukkige gave der bewondering
hem eigen zijnde. Met inspanning heeft hij den
bouw zyner werken gevolgd; de schepsels door
hem geschapen ontleed, en het geheim
nagespoord hoe de geraamten bekleed waren met
«bloed en aren". Hy teef t de harten en harts
tochten, het verstand en den geest, dien schepsels
toebedeeld, beproefd in den aanleg, de ontwik
keling en den wasdom. Hij heeft de oorzaken
nagespoord die hen tot booze en slechte daden
dreven, in welk verband en onder welken invloed
zy stonden tot den hemel of de aarde Hij heeft
ontwaard, dat het leven van slechts zeer enkelen
gaat langs kalme wateren en grazige weiden, en
dat het leven der meesten is zorgo, moeite en
verdriet, en dat de eenvoudigen en de reinen van
hart het beste deel hebben verkozen, en dat slechts
hun deze aarde een hemel wordt; dat de eene
misdaad de andere baart; dat op een boos begin
nog boozer andere daden volgen; dat er een ge
heimzinnigheid is in leven en dood , nog door
geen stervelings oog ontdekt, en dat slechts het
oog des geestes verder ziet en dringt door de
diepst verborgen sferen.
ling! Thans, zooals ik bij den aanvang zeide,
verrijzen tegenover deze beelden andere,
beelden, neen, korte banale tooneelen uit het
alledaagsche leven, waarin ik eenige mede
spelers in de bedrijven dier bloedige week
heb weergez'en, maar ditmaal weer door
den stroom des levens meegevoerd en weer
geheel dezelfden van voorheen, alsof er niets
was gebeurd. Nutteloos! Nutteloos! Nutte
loos! .... ziedaar het woord, noodlottig in zijn
eenvoudigheid, dat op alle bladzijden van
alle geschiedenissen van alle revoluties ge
schreven moest worden. Het is ook het
woord dat de overwinnaars of de slachtoffers
dezer groote aanvallen van collectieven waan
zin steeds onder andere vormen hebben h<
rhaaltj, van af den generaal die Napoleon bij
zijn inhuldiging toevoegde: »'t Eenige wat er
aan ontbreekt zijn de driehonderd duizend
menschen, die zich hebben laten dooden om
dit alles te supprimeeren!..." tot den be
roemden volksmenner, die den laatsten adem
uitblies met de bewonderenswaardige ver
zuchting: »Die de Revolutie hebben gediend,
hebben de zee omgespit "
De reden hiervan is, dat zelfs de
vreeselijkste gebeurtenissen, wanneer ze eenmaal
zijn afgeloopen, ons volkomen identiek met
ons zelf laten, dus totaal onderscheiden van
de lage of verheven persoonlijkheid, die de
omstandigheden voor een uur te voorschijn
hebben gebracht. En weer zie ik ? beschei
den commentaar op deze ironische waarheid
de leerzaal van Balde, veertien dagen later.
De leerlingen zijn nu weer voltallig. Met
ons vijf en twintigen zitteii.wij onder't lamp
licht over ons werk gebogen. Ik doe mijn
uiterste best op een opstel voor monsieur
André, over het interessante onderwerp: O oer
de theorie van het xiclitbaar geschapene bij
de Epicuristen.
. Is de pedant, die, met zulk een klein
geestige angstvalligheid het gewicht er van
Dat al heeft de auteur mr. van Sorgen
nagespeurd by den auteur H. J. Schimmel, den vriend
van vele jaren.
Al wat de sociale romans van Schimmel ken
merkt, vindt men in mr. van Sorgen's Mr, E. de
Breul van Oosthuyzen terug. De hoofdpersoon,
een zeer voornaam heer, aangezien en geëerd,
doorgaande voor onkreukbaar moreel en eerlijk,
heeft iets op zyn geweten. Buiten den echt heeft
hy°een kind; om zich zelf te redden vergrypt
hy zich aan het goed van anderen.
Een tweede kenmerk. Het geheimzinnige. Zoo
goed als bij Schimmel verdwaasden en half ver
dwaasden zijn, getroebleerden, die omkomen in
een boschbrand, heeft mr. van Sorgen z'n gek
ken , die juichend sterven in een brandende
houtmijt.
Derde kenmerk. Een zwak bruggetje, een ver
sleten vonder, dat op een beslissend oogenblik
dienst moet doen, ontbreekt bij van Sorgen even
min als by Schimmel het verschil om aangren
zende landerijen, om overwegen, enz. Iets
nieuws bij mr. van Sorgen is het landkaartje
voor het eerste deel. In een der jongste
Engelsche romans der nieuwere richting treft
men ook een kaart aan ter verduidelijking der
plaatselijke gesteldheid.
Men zou nog meerdere overeenkomsten kun
nen aanduiden om vast te stellen dat mr. van
Sorgen als romancier behoort tot de school van
Schimmel, o. m. het goedhartige, offervaardige
vrouwtje, dat eenzaam en verlaten woont en in
de verte herinnert aan Schimmel's goede ziol in
Verzoend. Eene kittige oude vrouw tante Paats
geloof ik tegenover deze zwakke als in Ver
zoend van Schimmel, een meesterstuk op zich zelf,
waard opgenomen te worden in iedere Neder
landsche bloemlezing, ontbreekt bij mr. van Sor
gen. Daartegenover is mr. van Sorgen
allergelukkigst geslaagd in de teekening eener
douairière van dezelfde levensopvatting als de
Amsterdamsche Burgemeester Hooft in de 18de
eeuw. Haar sterven voelende naderen handelt
de douairière volkomen als de burgemeester,
gelijk overgeleverd is in de brieven van den
Engelschen gezant sir William Temple. »Als
er hier op aarde niets meer te genieten is,
redeneert de douairière och, zie-je, dan is 't
maar goed dood te gaan. Ik ben te oud om
een dansje te doen... maar toch vind ik het
een aangename gedach'e, dat, gesteld dat een
mijner jeugdige vrienden mij eens in een vroolijk
oogenblik daartoe had uitgenoodigd, ik had
kunnen zeggen : »je suis il vous". Dat zou niet
meer gaan. Teleurstelling! En ik houd niet van
teleurstellingen... 't allerminst niet! Als de
teleurstellingen de overhand nemen, is 't goed
't gezelschap te salueeren."
En toen een dag voor haar dood een harer
intimi zeide: »lieve vriendin, je kunt toch nooit
weten... 't kon toch eens waar zijn... ze
konden toch eens gelijk hebben ... zou je niet
eens een dominee bij je laten komen ? .. knikte
ze hem vriendelijk toe en zeide: Goeie vriend,
op het bezoek van een dominee wacht ik nu al
mijn leven lang ! Daarop mengde ze, voor het
laatst, met eigen hand, den grog ... en is weinig
uren later kalm gestorven.
Tegenover deze wereldlinge staat in van Sorgen's
roman behalve het oude, eenzaam-wonende
vrouwIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1II1IH
betoogend, ons dit onderwerp heeft opgegeven,
wel dezelfde man die ons op dien anderen
morgen zulk een fier vaarwel toeriep, op den
drempel van het college, bij het verwijderd
bulderen van het kanon? En de blokker,
die naast mij zijn dictionnaire zit te doorsnuf
felen eu met ware wanhoop de verzuchting
heeft geslaakt: »Er schijnt van 'tjaar geen alge
meen concours te zullen wezen" is (lat
weidezelfde Renaud van de barrikade, die de kei
weigerde op te rapen, op het gevaar af van
te worden gedood ; de Renaud van de bin
nenplaats van Balde, die met beide handen
het geladen geweer van den fédérévastgreep;
de Renaud van de mairie van het Pantheon,
die de marketenster der Commune met zijn
arm ondersteunde, op twee passen afstands
van de officieren en soldaten van het zege
vierende leger? En ik zelf, die mij zoo ge
krenkt gevoel, omdat ik bij de laatste
indecling zoo verlaagd ben geworden, ben ik
werkelijk dezelfde, die met zulk ceu diepen
indruk van het tragische der dingen, he't
plein overstak, waar de overwinnaars sliepen
in het schijnsel der sterren, naast de dooden ?
En onze leeraar, die lastige eu zeurige be
moeial, die van de verhevenheid achter zijn
lessenaar links en rechts straf uitdeelt, ter
wijl hij met zijn slecht geheugen aan een
verhandeling over de myologie zwoegt, is dat
wel dezelfde heldhaftige Finouy, die met
gevaar van zijn eigen leven, een armen
gejaagden priester beschermde. En de jongen
die de lampen poetst, en zich zelf in het
glimmende koper genoeglijk toegrijnst, is dat
wezenlijk de nationale garde, die zoo ver
woed dien priester achtervolgde ? Hij was
zindelijk en netjes. Hij scheen dankbaar en
trouw. De directeur heeft hem gehouden en
ziedaar een goede knecht meer.
Ook hem zelf zie ik weer, den abb
Broussais, den priester, wiens beeld in mijn
tje, een lief jong meisje, wier zieleleven in haar
gesprekken en in haar handelen goed waarneem
baar is. Zy meent eene roeping te ontvangen
als de schilderij: «Christus wandelende op de
wateren" haar als levend voorkomt. Zeer
menschkundig is een ander jong vrouwtje geteekend,
eene verwende freule, onbekend met de wereld,
tot zij, eensklaps, geplaatst voor de ruwe
werkelykheid hare zwakheid laat varen, en de sterkte
van haar karakter en den adel van haar gemoed,
zich op 't schitterendst openbaren.
Het best van alle personen is de hoofdpersoon,
mr. de Breul van Oosthuyzen afgemaakt. Hem
zyn vele en uitmuntende eigenschappen toebe
deeld ; hy heeft vele deugden, waarop hij zich
kan laten voorstaan. Hoogmoed en eerzucht spe
len hem echter parten. De eerzucht: de hoogste
staatsbetrekking, die van minister, te bekleeden,
doet hem blind en liefdeloos zijn voor veel; drijft
hem er toe om financieel alles te wagen en
zich te vergrijpen aan het geld van anderen ; want
is hij eenmaal minister dan zal hij bewerken, dat
de door hem gestichte badplaats, waarin hij alle
geld gestoken heeft, door een spoorlijn verbonden
wordt aan het groote spoorwegnet, waardoor de
badplaats honderdvoudig rente zal opbrengen en
hy het ontvreemde geld kan teruggeven. Op het
punt dat doel te bereiken, is zijn val naby.
Alle slechte handelingen dreigen geopenbaard te
worden. Aan den grootsten angst is hij ten prooi.
Door hallucinaties verergert zijn toestand en op
het oogenblik, dat juist alles zich ten goede voor
hem keert, vermeent hij, dat de justitie hem
grijpsn wil en laat hij zich verpletteren onder
een spoortrein.
Met zekere hand, met inachtneming der eenheid
en de verhouding der deelen is deze persoon
geteekend, die van den aanvang tot den einde
belang wekt en boeit.
Met zijn dood zou de roman hebben kunnen
eindigen. Dan komen er echter nog enkele hoofd
stukken n zou voldoende geweest zijn bij
juiste ir,deeling?waarin de auteur zich herhaalt.
Toch zijn er vele bladzijden in dit slot, die tot
de beste van den roman behooren, als : het gaan
van het jonge vrouwtje langs het zeestrand om
haar man te zoeken, enz.
Behalve de goede teekening van de hoofd
persoon, komen nog in aanmerking: de gek,
zijne vrouw en dochter.
Den inhoud en de samenstelling van den roman
nog eens overdenkende, gaat men vragen: is het
noodig geweest dat de hoofdpersoon ook nog een
onecht kind had; was het niet voldoende, dat
hij aan zijn eerzucht ten onder ging? Maar...
als men dit wou hebben en dat, zou rnen den
man gelijken, die pruttelde tegen de zon, omdat
hij er zijn cigaar niet bij kon aansteken.
Tegenover de gelijkenis van mr. Van Sorgen's ro
man, in bouw en karakter teekening, met de sociale
romans van Schimmel, staat dit groote onderscheid,
dat Schimmel krachtiger en puntiger is, en dat hij
de draden met zekerder hand ontwart. Daarentegen
heeft van Sorgen's roman iets gemoedelijkers.
Bij hem gaan de menschen meer uit dineeren,
waar zij bij Schimmel aan een spitsvondig
lettermaal zitten en naar het lichaam verhongeren.
Ook in de taal blijkt Schimmel's invloed, zelfs
het bij hem zoo geliefkoosde «schuilgaan" ont
breekt niet; toch licht in de taal bij beide roman
ciers een groot verschil.
iiiHiiiitiiiiiiiiiiiiitniiiiiiiiiiitiiiliiiiMiiii
geheugen leefde, tragisch van angst, vervol
gens subliem van herwonnen energie, toen
hij opstond van het gebed, verheven ook
van barmhartigheid, toen hij de valsche ver
pleegster had aangesproken, om haar te
redden, nadat zij hem had willen vermoor
den!.... Zes maanden zijn voorbijgegaan.
Mijn vader heeft mij, tot mijn groote spijt,
eed won "en, den avond?een vrijen avond
... ,
te gaan doorbrengen bij eeti oud rector van
zijn kennis, een uitstekend mensch, maar
die mij somwijlen gruwelijk verveeli, omdat
hij de afschuwelijke gewoonte heeft, eeuwig
en altijd mijn letterkundigen smaak te hekelen.
»Alfred de Musset," zegt hij vaak min
achtend, »vind je dien zoo knap? Ik bewon
der hem volstrekt niet. Ik heb hem heel
goed gekend; hij heeft bij het algemeen
concours naast mij gezeten. Wil ik je eens
zeggen wat Afred de Musset was ? Nu! een
luiaard van het eerste water !...."
De vreeselijke zeurkous heeft mij juist in
de engte gedreven, in een hoek van het
schreeuwend groen gestofteerde salon, waarin
het portret van den philosoof Victor Cousin,
met opdracht, domineert. Groepjes studenten
staan hier en daar verspreid te praten en
mij te benijden, want de voormalige rector
is een intieme vriend van den minister pan
onderwijs, die beloofd heeft dezen avond
door zijn tegenwoordigheid te komen opluis
teren. De deur gaat open en glimlachend,
suikerzoet, complimenteus, stapt een geestelijke
binnen, die, met den rotueinschen mantel om
de schouders, hier en daar en overal begint
rond te groeten, met al de onderdanigheid
van den sollicitant, en de vijand van Musset,
die daarentegen een aanhanger van Béranger
is, mompelt tusschen de tanden:
»Homme noir, d'oüsortez-vous ?" terwijl
hij er bijvoegt: »Zoo'n intrigant! Och, och,
wat moet hij geflikflooid hebben, die abb
Broussais,om tot bisschop te word en beroepen!"
Mr. de Breul van Ooathuyzfn, behoorende tot
de romans uit de school van Schimmel, boeit en
houdt bezig van het begin tot het einde. Een
maal aan het lezen valt het moeilyk het boek
uit de hand te leggen. Met de hoofdpersonen
leeft men mee, en krijgt levendig sympathie voor
deze en antipathie voor gene. De hoofdpersoon
en dit is geen geringe verdienste blijft den
lezer, ook als hij het tweede en laatste deel van
den roman heeft dichtgeslagen, duidelijk voor
oogen staan. Hoewel men hem op 't hellend
vluk der eerzucht naar beneden heeft zien tui
melen, wordt hij om zijne vele andere goede
hoedanigheden niet geheel antipathiek. Zijn lot
is in den waren zin : tragisch. Mr. van Sorgen
kan trotsch zijn op deze creatie.
Om deze schepping alleen heeft met ganscher
harte de opdracht kunnen aanvaarden de heer
H. J. Schimmel, de vriend van vele jaren.
H. J. RÖSSIKG.
Bij den heer A. Preyer, Wolvenstraat 19, is
in de vitrine tentoongesteld een schilderij van
Geo Poggenbeek getiteld »In de Polder".
""'"i" liiinliil nui iiliiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiii n
cft&ciaiws.
40 cents per regel.
Minimum m iiiiiiiiiniiiiililiiii IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIM
TRADB
MARK.
fflARTELL'S COGNAC
Dit beroemde merk is verkrijg
baar bij alle soliede Wijnhandelaars
en bij de representanten
KOO1MIAXS «fc liltUIXIEK,
te Amsterdam.
Prijzen M af ? 2.50 per Flest!
Magazijn KEI/EKSHOF", Niemvendgk 196.
Zydenstoffen. Grootste sorteering zwarte
en gekleurde, effen, gewerkte en gedamasseerde
Zijde, Satijn en Surah. De nieuwste des
sins en kleuren steeds voorhanden.
SCHADE & OLDENKOTT.
H. RAHR te Utrecht.
Pianofabriek.
Binnen- en Buitenl. Muziekliandel.
Amerikaansche Orgels.
Ruime kenze in Huurpiano's.
MtiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilinmilliiiiiiiMHiiiHi
En, eindelijk, zie ik ook haar weer, de
Théroigne van de barrikade, de raadselachtige
strijdster, die zich beurtelings in staat had
getoond tot de edelmoedigste opwellingen en
de gruwelijkste aanslagen; die zich aan ons
had doen kennen als een weldadige be
schermster en als een laaghartige moorde
naarster. Een jaar is sedert de bloedige
week vervlogen, en als Renaud en ik bij
elkaar zijn, rijst vaak het beeld der bevallige
Théroigne in onze gesprekken op.
Opnieuw heeft de lente het jonge groen
uit zijn verstijving gewekt en geuren de
seringen in het Luxembourg, en op een
Zondagavond heb ik mij, in gezelschap van
eenige minder nauwgezette kameraden dan
de arme Renaud, laten meetroonen in een
cafémet pseudo-Italiaansche damesbediening.
Het lokaal wemelt van studenten van
SaintCyr, de polytechnische schooien verschillende
andere colieges; heel de hoop van het zoo
zwaar beproefde, arme Frankrijk! O, gruwel!
onuitwischbare schande der overheid, die toe
staat en blijft toestaan, dat zulke walgelijke
verleidingen onophoudelijk de heilige jeugd
van het land bezoedelen. Luidkeels lachend,
hardop pratend en bierdrinkend, zit aan een
der tafeltjes een deerne, in «Tie ik de
exmarketenster der Commune herken. Twee
studenten, die haar vrijhouden en tot telkens
driester grappen aansporen, zitten naast haar
en zijn even luidruchtig als zij. Alle drie
hebben te veel gedronken. Het tenger gelaat
der jonge vrouw is iets meer verlept, maar
altijd nog innemend, met koolzwarte oogen,
eri lippen, die kersrood geverfd zijn en haar
spookachtige bleekheid nog opvallender
maken en ik hoor een collégien van
SaintLouis, terwijl hij haar aanwijst, tegen een
anderen zeggen:
»Kijk! daar zit Nini de petroleuse!"