Historisch Archief 1877-1940
No. 969
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
l*
DAMEjS.
?l
Nog iets over gestichten voor
verwaarloosde meisjes.
(Ingezonden).
In No. 965 van dit Weekblad is onder de rubriek
«?Voor Dames" een schetsje opgenomen van Mej.
Alberdingk Thijm, dat, ware de daarin beschreven
toestand regel, niet alleen een gevoelige snaar bij
de dames, voor wie het blijkbaar geschreven is,
zou hebben doen trillen. Terecht m. i. is de schrijf
ster er dan ook door den heer Meijer in No. 967
op gewezen, dat, wat zij als regel wil doen door
gaan, uitzondering is, en dat de meisjes die de
opvoedingsgestichten of de weeshuizen verlaten,
?veelal met die kundigheden toegerust inde groote
maatschappij komen, welke haar in staat stellen
eerlijk haar brood te verdienen.
De schrijfster meent, dat op haar vraag: «hoe
komt het, dat vele meisjes uit gestichten ontsla
gen in huizen van ontucht terecht komen" het
antwoord moet luiden : //eenerzijds, natuurlijk, om
dat na de te eng gebonden banden, de geheele
vrijheid, als reactie een uitersten weg inslaat.
Anderzijds, omdat die meisjes niet toegerust zijn
met het noodige materiaal om den //struggle for life"
te beginnen."
Dit laatste meen ik, in 't algemeen genomen,
te mogen betwijfelen. Neen, de overgang van het
leven in het gesticht, uitteraard eentonig, zonder
veel emoties, tot dat in de maatschappij, is voor
velen te sterk; de algeheele vrijheid icordt haar
noodlottig.
En dit is niet alleen 't geval bij meisjes, uit
particuliere gestichten ontslagen, ditzelfde ziet men
ook gebeuren bij meisjes, aan wie de Staat een
dwangopvoeding heeft gegeven. Als voorbeeld wil
ik Belgiëaanhalen.
Belgiëheeft voor verwaarloosde meisjes twee
Rijksopvoedingsgestichten (Ecoles de bienfaisance
de l'Etat), te Beernem, bij Brugge, en te Namen.
Daarin worden zoowel gebracht jeugdige landloop
sters en bedelaarsters, als meisjes, die zich aan
kleinere vergrijpen hebben schuldig gemaakt of aan
zwaardere, terwijl zij het oordeel des onderscheids
misten. Te Beernem komen thans de meisjes jonger
dan 14 jaar, te Namen die van 14?18 jaar. (Meisjes
boven dien leeftijd gaan naar het bedelaarsgesticht
te Brugge). Deze gestichten staan ieder onder een
supérieure, die door verscheiden zusters wordt
bijgestaan.
Wat is nu de ondervinding, die men, naar men
mij mededeelde, in deze gestichten heeft opgedaan ?
Vooreerst dat het de jeugdige meisjes in den beginne
moeite kost zich aan 't gestichtsleven te gewennen.
Zoo werd te Beernem eens een poging met goeden
uitslag gedaan om te ontvluchten: een meisje liet
zich langs eenige aaneengeknoopte beddenlakens uit
een slaapzaal afzakken. En ten andere, dat men
zeer voorzichtig moet zijn om jonge betrekkelijk
onbedorven meisjes samen te brengen met oudere,
die langer tijd in een voor haar verkeerde omgeving
hebben doorgebracht. In de maandelijksche rap
portvergadering klaagde de supérieure te Beernem
er herhaalde malen over, dat haar meisjes werden
gezonden ,/révoltantes, enseignant Ie mal", die dus
voor de andere zeer gevaarlijk waren. Vandaar
haar wensch, dat alleen de verwaarloosden, jonger
dan 14 jaar, naar haar gesticht «ouden worden ge
zonden. Zij had de ondervinding opgedaan, dat
meisjes, wegens bedelarij en landlooperij veroordeeld,
na dien leeftijd zóó verdorven zijn, dat het ge
vaarlijk is ze in hetzelfde gesticht te zetten met
andere kinderen, op jonger leeftijd opgenomen, en
bij wie 't kwaad nog niet zóó erg heeft wortel
geschoten. Aan haar verlangen is nu te gemoet
gekomen.
Het zal nog moeten blijken, of op den duur
die maatregel de verwachte uitwerking zal hebben,
of een jarenlange dwangopvoeding de meisjes, uit
het gesticht ontslagen, op den goeden weg zal
vermogen te houden. Zooals ik in een artikel
over Rijksweldadigheidsscholen in België" in De
Liberaal van 17 Nov. '94 reeds met een enkel
woord zei, is men over het gedrag der ontslagen
jongens over 't algemeen tevreden, over dat der
meisjes schijnen meer klachten te bestaan. Maar
dat is geheel te wijten aan den te grooten over
gang van het gesticht naar de maatschappij, want
de meisjes worden niet, zooals de jongens, vóór
men ze ontslaat, als overgangsmaatregel, uitbe
steed. De supérieure te Beernem erkent zelve,
dat enkele meisjes op den slechten weg geraken,
maar in geen geval doordat ze haar eigen voedsel niet
kunnen koken of haar eigen japonnetje niet kunnen
maken. Het beste bewijs is wel, dat de ontslagen
meisjes zeer gaarne door de dames te Brugge in
dienst worden genomen en voor haar ook in de
magazijnen steeds plaats is.
De opvoeding in het gesticht is dan ook uit
stekend. De werkzaamheden zijn er naar inge
richt, al naarmate de meisjes van 't land of uit
de stad komen. ') Enkele vinden haar hoofdbezig
heid in den tuin of op de boerderij, die in 1S94
bij het gesticht te Beernem gebouwd en van de
nieuwste machinerieën voor zuivelbereiding voor
zien is. De meeste echter leggen zich vooral
op naaien, breien en borduren toe. Zij moeten
haar eigen goed verstellen, japonnen leeren maken, ]
en ook het ondergoed voor de jongens op de
Rijksweldadigheidsscholen is voor haar rekening.
't Is waar, dat ook op bestelling gewerkt wordt
en in een kamer allerlei handwerken ten verkoop
liggen, maar slechts als bijzaak. En wat het
leeren koken betreft, er is naar het voorbeeld van
Namen verleden jaar te Beernem een bijkeuken
gemaakt, waar de meisjes om beurten onderricht
krijgen. Ook is er sedert eenigen tijd een huis
houdschool.
De meisjes, uit deze gestichten ontslagen, kun
nen n een burgerpot koken, n eigen onder- en
boveugoed vervaardigen n verstaan een vak, waar
door zij in haar levensonderhoud kannen voorzien.
Mej. Alberdingk Thijm acht dit voldoende voorde
ontslagen meisjes om eerlijk door de wereld te
komen. Het is volgens de ervaring der directrices
te Beernem en te Namen niet voldoende. Bij haar
intrede in de maatschappij hebben de meisjes nog
geruimen tijd een steunende, helpende hand
noodig om haar voor afdwalingen te behoeden. Dat
is de taak der talrijke patronaats-commissies, over
wier werkkring ik 't een en ander mededeelde in
No. 937 van dit Weekblad.
Sneek. MK. M. C. NLJLAXD.
*) In '48 reeds bij de oprichting van deze Rijks
weldadigheidsscholen, hoewel onder anderen naam,
zei de Minister van Justitie op een vraag van de !
Centrale Sectie van de Kamer van Volksvertegen- |
woordigers, of ook niet de meisjes zich voorna- !
melijk op land- en tuinbouw moesten toeleggen; j
Neen, nog meer dan voor jongens is het voor
meisjes goed ze in velerlei kundigheden te bekwa
men. Voor haar vooral is de verleiding groot en,
in velerlei bedreven, zullen zij gemakkelijk een
eerlijk stuk brood kunnen verdienen."
IIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIII
Zalen tta" in net leven,
Naar het Engehcli
van EDITH BARXETT.
ledere man of vrouw, die iets nieuws op touw
zet of deelgenoot wordt in een zaak, begint met
zoo nauwkeurig mogelijk te berekenen hoeveel hij
of zij in het geheel bezit. Geen man neemt iemand
in zijn zaak of hij weet hoeveel de nieuwe deel
genoot inbrengt en hoe meer kapitaal deze stort,
hoe meer hij verwacht uit de zaak te trekken;
heeft hij weinig of niets te geven, dan is het zoo
goed als zeker, dat de zaak hem ook weinig of
niets zal aanbrengen. Er zijn altijd minstens iwee
personen noodig om een koop te sluiten en ieder
van de twee partijen sluit alleen dan den koop, als
hij overtuigd is dat hij meer zal terug ontvangen
dan hij gegeven heeft of liever, dat hij iets zal
ontvangen, dat hij meer noodig heeft dan hetgeen
hij gaf.
Laten wij deze eenvoudige stellingen nu ook
eens doen gelden voor onze meisjes die de wereld
ingaan, die dus een soort deelgenootschap aangaan
met de wereld in het groot. Ieder van hen heeft
iets te geven wat de wereld noodig heeft en in
ruil daarvoor verwacht zij dat de wereld haar heel
veel goeds zal doen. Jonge menschen beginnen
gewoonlijk het leveu met groote verwachtingen en
zij gelooven vast, dat of schatten, of een onein
dige afwisseling van genot hun deel zal zijn vóór
zij sterven, /ij verlangen voor zich het schoonste
wat de wereld geven kan en als de jaren vlieden
en er niets van al die heerlijkheid verschijnt,
klagen zij en zeggen dat de wereld zoo leelijk en
het leven zoo wreed is en dat zij, die zoo veel
hadden moeten hebben, niets gekregen hebben.
En toch, wat wij trekken uit dit deelgenoot
schap met de wereld, staat gewoonlijk in ver
houding tot wat wij ingebracht hebben. Willen
wij dat een deelgenootschap aan onze verwach
tingen beantwoordt en beide partijen voldoet, dan
i moeten wij ons meer moeite getroosten bij het
aangaan er van, dan moeten wij nauwkeurig weten
wat wij willen geven, hoeveel onze bezittingen
waard zijn en waar wij de beste markt en de
beste koopers, zullen vinden. Hoe dwaas zouden
wij de koopvrouw vinden, die met een gesloten
mand, waarvan zij den inhoud niet kende, op de
markt ging zitten om bijv. vleesch te verkoopen
aan menschen die alleen boter noodig hadden, of
die juist als de markt begon, merkte, dat zij haar
boeltje op moest pakken, omdat zij met hare
waren op een andere plaats moest zijn.
Als gij het deelgenootschap met de wereld wilt
aangaan, overzie dan eerst wat ge bezit, dan alleen
kunt ge eenigszins nagaan, wie hetgeen gij hebt
zou kunnen gebruiken en wie u in ruil daarvoor
wil geven wat hij heeft en wat gij noodig hebt.
Want, wat wij uit een deelgenootschap trekken en
wat wij inbrengen, zijn altijd twee verschillende
zaken. De voornaamste factor van een koop is de
ruil. Als wij beiden precies hetzelfde bezitten,
zullen wij nooit iets van elkaar koopen, of aan
elkaar verkoopen, we moeten dus uitzien naar
iemand wiens bezittingen verschillen van de
onze in qualiteit en quantiteit.
Tegenwoordig zijn heel veel jonge menschen die
pas hun loopbaan beginnen, erg geneigd te klagen
over hun werkgevers. 7ij praten veel en veel
nonsens ook over de noodzakelijkheid van meer ge
lijkheid. Als zij met gelijk bedoelen eerlijk is liet
mij alles goed en wel, alleen zou ik het beter
vinden als zij het dan ook zoo noemden, maar,
als zij met gelijk bedoelen hel zclple kan ik wel
verzekeren dat het er voor ons allen slecht zou
uitzien als wij allen dezelfde behoefte hadden, het
zelfde hadden te verkoopen, denzelfden tijd ter
onzer beschikking haddeu, hetzelfde geld te ver
teren hadden en Jietzelf Je verstand moesten scher
pen en oefenen. Wat tijd, wat verstand en wat
geld hebben wij allen om over te beschikken.
Sommigen hebben meer van het n, anderen meer
van het andere, maar alle meisjes hebben altijd
wel iets van n van die drie en haar welslagen
hangt voor een groot deel af van de wijze waarop
zij er gebruik van maken.
Tijd, geld en verstand zijn allen in n opzicht
gelijk, dat zij alleen goed zijn als men ze gebruikt.
Ieder op zich zelf brengen zij geen geluk of ge
not, zij zijn allen goed om verruild te worden
voor hetgeen wij noodig hebben.
Neem bijv. eens tijd. Jonge menschen die het
leven beginnen hebben altijd tijd voor zich, een
geheelen leef-tijd zelfs. Wij ouderen, die hetzij
verstandig of onverstandig vele van onze beste
jaren al verbruikt hebben en die hoe langer hoe
meer te doen krijgen, willen altijd graag tijd van
de jongeren koopeu. Als een jong meisje iets van
haar tijd wil geven aan een buurvrouw die het
heel druk heeft, kan zij er altijd iets voor in ruil
krijgen, hetzij aan geld of iets wat voor haar de
waarde van geld heeft. Maar er zijn juist heel
veel jonge menschen die hun tijd niet geven wil
len en zeggen dat zij hun tijd voor zich willen
houden. En zij hebben zeker gelijk als zij vooraf
nauwkeurig hebben opgemaakt wat zij bezitten.
Maar dat is z<>ker, als zij hun tijd niet willen
geven, moeten zij meer kennis inbrengen of veel geld
inbrengen en als zij geen van drieën, noch tijd,
noch kennis noch geld aanbrengen, kunnen zij er
zeker van zijn dat zij weinig of niets van de
wereld zullen ontvangen.
De tijd die een mensch heeft, is zoowel voor
hem zelf als voor zijn werkgevers veel waard.
Eenigen tijd geleden sprak ik de vrouw van een
artiest, die erg uitweidde over al de moeielijkheid
van ongeregeld werk te hebben zooals haar man.
//Dus" zei ik, gij vindt dat een man die negen
gulden per week verdient als hij twee en vijftig
weken hard werkt er beter aan toe is dan een man
die achttien gulden verdient als hij zes en twintig
weken werkt':" Zij dacht geloof ik dat ik gek was
dat ik zoo'n vraag kon doen en toch als geld in
beide gevallen hetzelfde is, moet het in het voor
deel van een beschaafd man zijn, hetzelfde in de
helft van de tijd te verdienen. Maar ik spreek
hierover tot vrouwen die vast besloten hebben
van hun talenten te maken wat zij kunnen.
Twee zusteis verdienen beiden /'50Üper jaar
maar de n moet er het geheele jaar door, iederen
dag voor werken eu de andere maar drie dagen
in de week. Wie is er het beste aan toe ? Zijn.
die drie vrije dagen niets waard !J Kan men ze
bijv. niet gebruiken om zijn eigen eten te kooken
of zijn kleederen te maken? Die een stuiver
spaart, wint er n. Men kan ook zelfs als men
niet direct geld kan verdienen toch veel geld uit
sparen, ja zelfs als men thuis zit met de handen
over elkaar. Want van niets doen slijten de kleeren
minder dun van hard werken, en dat reeds spaart
iets uit als rnen iedere cent moet omkeeren vóór
men haar uitgeeft. Als ge vrijen tijd hebt, kunt
ge u. bekwamen voor werk dat beter betaald wordt.
Ik kan mij nooit goed begrijpen hoe een verstan
dig meisje beslag kan laten leggen op al haar
vrijen tijd behalve die waarin zij slaapt of eet.
Alleen voor een dwaas meisje vind ik het meestal
geschikt dat zij niet zelf over haar tijd beschikken
kan. Want een dwaas of oppervlakkig meisje
spaart nooit tijd uit, maar verliest tijd eu dikwijls
haar geld er bij. Trouwens een door en door
dwaas meisje moet veel uren achtereen aan het
werk gehouden worden of tevreden zijn met weinig
geld, want zij heeft niets dan haar tijd te verkoopen.
Het is verwonderlijk hoe enkele meuscheii tijd
hebben voor alles en toch altijd nog een uurtje
overhebben voor ieder die er dringend om vraagt.
Dat is zeker, als ge iets gedaan wilt hebben, ga
dau naar de ijverigste vrouw die ge kent, want zij
zal u het best helpen. En het is ook verwonderlijk
hoeveei menschen dagen en jaren voorbij laten gaan
zonder iets te doen. Dikwijls heb ik jonge meisjes
aangeraden zich de goede gewoonte eigen te maken
van al hun uitgaven op te schrijven, maar ik ge
loof dat het niet minder noodig zou zijn als wij
eens opschreven hoe wij onzen tijd gebruikt heb
ben. Bij dat oneindige wachten om van het een
tot het audere ovor te gaan cu bij al die
noodelooze besprekingen over hetgeen al of niet gedaan
moet worden, verliezen wij onzen tiid en ons
humeur. Jonge meusehen zijn veel gelukkiger als
precies weten wat zij te doen hebbeu en als al
hun tijd gevuld is. Dit laatste is juist een van de
redenen waarom het in dienst zijn bij een
ver, standige huisvrouw, n van de beste dingen is
' om goed opgeleid te worden, want, ofschoon een
verstandige huisvrouw niet eischen zal dat al de
tijd die haar ondergeschikten hebben, aan haar
gegeven zal worden, toeh verlangt zij dat al hun
tijd gebruikt wordt en dat er geen minuut ver
loren ga. Versta mij wel, ik zeg niet dat wij
nooit eens met de handen over elkaar mogen zitten,
ik zeg alleen dat de meeste meisjes geneigd zijn
veel te veel tijd op die manier te verliezen eu mijn
plan om eens op te schrijven precies wat men ieder
uur doet, behoeft niemand te verhinderen om ook
eens datgene te doen waar zij zin in heeft, het
maakt alleen dat wij die dingen opzettelijk en niet
toevallig doen. Men kan niet weten, misschien
vinden enkele het mooi staan in zoo'n dagboek
als er staat: Gezeten en gesproken over dingen die
ik al honderd maal heb gezegd. Stil gezeten eu
niets uitgevoerd andrhalf 'uur lang. De smaken
verschillen.
Al vroeg kunnen wij opmerken hoc ivv.vfow/tijd
kan uitsparen. Wij herinneren ons bijv. wel hoe
het verstandigste meisje uit ouze klasse op school
maar de helft van den tijd noodig had, om dezelfde
lessen, die wij ook hadden, te leeren en dat zij
toch die lessen beter kende dau wij, tobbers.
C. A. W.
De hals. Weener kapsels.
Recepten.
Altoos heeft de mode een bepaald deel van
het toilet (of het lichaam) waaraan zjj haar
speciale zorgen wy'dt, en dat zij bevoordeelt ten
koste van al het andere. Toen de crinoline ver
dwenen was, kwam de tournure, die al spoedig
een reusachtige pouff werd; een weinig overdrij
ving van de dofmouw leidde tot de ballons van
deze dagen. Of men van het begunstigen van
den bovenarm weldra genoeg zal krijgen, is de
vraag, maar men begint een ander lichaamsdeel
onrustbarend te vertroetelen: den hals. De
Stuart- en Medicis-kragen waren al redelijk
fraai; maar niets in vergelijking van de kleine
schilderhuisjes of kamerschutten die, met bont
gevoerd, aan de moderne sorties en mantels zijn
aangebracht. Men heeft er baleinen en
springveeren ingezet, om ze goed recht omhoog te
houden. En draagt men geen mantel, maar
avondtoilet, zelfs décolleté, een zeer uitvoerig bewerkte
tour-de-cou beschut den hals en houdt hem
gevoelig; wij wachten iederen dag een protest
van de faculteit tegen deze mode, die een talrijk
gevolg van keelaandoeningen na zich moet sleepen.
De twee choux aan het halslint hebben afgedaan,
twee vleugeltjes zijn gevolgd; de tour de cou
kan vleugels en choux met bont en niches en
kant en lint vereenigen.
Om de ballons te steunen is iets nieuws be
dacht, dat de voering van organtine, mousseline,
caoutchouc of gaas kan vervangen; het heet
papier ehamois en moet tegelijk souple en ste
vig zijn.
*
De Friseur-Genossenschaft te Weenen heeft
weer haar jaarlijkschen wedstrijd in nieuwe kap
sels gehouden. Tal van concurrenten, ieder met
hun kapdame, waren opgekomen, benevens een
groot aantal belangstellenden. Al de nieuwe
coiffures kenmerkten zich natuurlijk door grootere
breedte dan die van de vorige jaren. Er is meer
in geonduleerd dan gekruld, toch zijn kleine
krulletjes niet uitgesloten. Ook de vijf voor
naamste kappers, leden van het bestuur, hadden
ieder een dame tentoongesteld, maar hielden zich
hors concours. Een van deze, de chef-friseur
Janik, stelde eene coiffure »Valérie" ten toon,
waarbij het voorhaar tot een scheven wrong ge
golfd wordt; daaromheen zijn breede, heel los
opgemaakte golven; het achterhaar wordt door
een Patent-frisirapparat >System Janik" bijeenge
houden, en daarin onzichtbaar een kleine toutt'e
krullen aangebracht. Als sieraad beveelt Janik
j knoppen van brillanten aan. De onder-voorzitter,
i Horaczek, had een coiffure «Odilon" verzonnen,
aldus : het haar wordt van het eene oor naar het
andere gedeeld; naar achteren komt dan de
grootste massa, waarvan een deel tot een chignon
van vier rollen verwerkt wordt en deze naar
voren opgestoken. Het overige wordt in allerlei
arabesken en kronkelingen gearrangeerd, alles
gegolfd ; op het voorhoofd komt een klein toupet;
de versiering bestaat uit bloemslingers. Het
kapsel »Kopaczi-Karczag", van den friseur Körber,
is aan den Renaissancetijd ontleend. Men deelt
het voorhaar in twee deelen, het achterhaar in
drie. Alle vijf deelen worden gegolfd, naar de
kruin bijeengebracht en daar bevestigd. Deze
bundel wordt weer in vijf noeuds gedeeld, en
de punten tot kleine krulletjes gefriseerd; waarna
het voorhaar, door een kleinen hoepel gesteund.
als bandeau er omheen gelegd wordt. Als ver
siering hierbij is een brillanten diadeem gedacht,
met veeren en agrafen; naar de beschrijving lijkt
dit kapsel alleen voor oudere dames geschikt.
Bekroond werd een frisuur «Maria Theresia''.
Het haar wordt daarvoor rondom het geheele
hoofd ongeveer drie centimeter van den rand
gedeeld, en klein gegolfd, het middenhaar op de
kruin bijeen gebonden, dan in tweeën gedeeld,
die twee deelen ineen gedraaid en van beneden
naar boven opgestoken. Kleine frisons in den hals
vormen de afsluiting. De versiering hierbij bestaat
uit een lint en brillanten haarspelden.
Bij de vermelding der andere kapsels merkt
men op, dat ofschoon de kapsels breeder zijn.
bijna alle toch nog naar boven zijn opgemaakt!
en het haar niet, zooals toch logisch de richting
door mode moest zijn, naar de zijden en over de
ooren afhangt.
*
Soubrette Louis XV. Men neemt een halven
liter melk en vijf eieren, klopt het wit tot
schuim, voegt er twaalf klontjes suiker bij en
een geur. Men maakt een gewone crème
(maizena of iets anders); als zij gaar is, neemt men
haar van het vuur en voegt er het stijfgeklopte
wit bij. Afzonderlijk vermengt men 125 gram
njngestooten hazelnoten, 4 of 5 gekruimelde
beschuiten en wat gehakte geconfijte vruchten oi'
sukade. Dit alles vermengt men vlug .met de
crème, en laat het in een vorm, met caramel
bekleed, au bain-marie gaar worden.
* *
*
Ananastaart. Ingrediënten: 8 eieren, hun ge
wicht aan suiker, 250 gram boter, '250 gram meel.
Behandeling: Klop de boter in een terrine,
voeg er de suiker, drie heele eieren en vijf
dooiers bij, en meng het een half uur lang goed
dooreen. Klop de vijf eiwitten tot schuim, meng
ze met het deeg, voeg er ten laatste heel vlug
het meel bij.
Maak eene marmelade van ananas, (de ananas
aan kleine stukjes gesneden, met evenveel ge
wicht aan suiker te vuur gezet, afgeschuimd en
bekoeld) en roer er 2 ;\ :J lepels rum door.
Bak de taart in een ronden gladden, niet te
hoogen vorm, die met geklaarde boter is besmeerd,
en met meel bestrooid. Als de taart gebakken is
en op een rooster bekoeld, deelt men haar hori
zontaal in twee vlakken, belegt de eene met
marmelade en dekt haar met de andere, en spreidt
over de taart een glazuur van gesmolten suiker
en rum. Men kan de taart versieren met
geconlijte vruchten.
E-e.