De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 26 januari pagina 8

26 januari 1896 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 970 Engeland en de fransraal. (Ckicago Times.) Een heele toer om gehoor te krijgen HETSJES De Weflnwe. i. Sinds twee jaren reeds droeg Jane Merle den rouw en leefde zij in het duister en haar zwaar moedigheid scheen niet af te nemen; zij had ge broken met de wereld, waarin zij vroeger zoo ge vierd was geworden en dwong zich tot de striktste afzondering. Een romantische legende had zich om haar heen gesponnen en zij deed werkelijk al het mogelijke om die legende levendig te houden. Haar smart had iets tragisch. Niets scheen die ooit te kunnen lenigen. Sinds twee jaren had zij het tooneel verlaten, plotseling, de eenen dag nog spelend, den volgenden niet meer; haar rol, waarmee zij toch zulk een benijdenswaardig succes behaalde, aan een andere overlatend, en was stil teruggetrokken gaan leven. » Waarom gaat ge niet in het klooster ?" had haar een auteur gevraagd, toen hij haar toevallig ontmoette en onder haar dikken sluier herkende. Hij was een der tooneelschrijvers van naam, die voor baar gewerkt hadden, vroeger, toen zij het geheele land verrukte door haar bekoorlijk spel, toen aij voor de geheele wereld de weergalooze artitte was, die de Prinses zonder bruidschat" had gecreëerd. «'t Is wel mijn plan", had zij geantwoord. Voor goed?" Helaas!" Ach! Arme Jane, is 't misdrijf zoo zwaar dat ge u tot zulk een boete verplicht acht ?" Misschien !" En met een diepen zucht had zij hem den rug toegekeerd. Zij was devoot geworden. ledere week liet zij -een mis lazen, die zij zelf bijwoonde en de priester die haar las bad een zwarte stool om. Zij verliet de kerk steeds met een bezwaard gemoed en rood geweende oogen. lederen morgen ging zij naar het kerkhof, met de handen vol bloemen; de oppassers, die haar van aanzien kenden, groetten haar eerbiedig. 't Is merkwaardig!" zeiden zij ouder elkander zoolang als zij 't uithoudt. Zelfs de meest be droefden loopen gewoonlijk na een maand of drie zoo druk niet meer. Maar zij, ze slaat geen dag over!" Dan bleef zij lang, zeer lang, geknield, op een graf, dat alleen haar handen sierden. De bewaker ran het kerkhof verzaakte zijn gewonen stroeven ernst tegenover zulk een trouwe klant". Wanneer hij haar op zijn rondgangen ontmoette gaf hij haar menigen goeden wenk bij het rang schikken der bloemen, die zij had meegebracht en over de beste manier om ze in het leven te houden. Zuster .... dochter .... weduwe?" had hij eens, met eerbiedige nieuwsgierigheid gevraagd En fier had Jane Merle's antwoord geklonken : ,Weduwe !" Zij beschouwde zichzelf inderdaad als weduwe, niettegenstaande zij tot hem, om wien zij rouwde, in niet de minste betrekking had gestaan; mat.r zij geloofde dat Jacques Meillan om harentwille was gestorven en hield den eed, dien zij aan zijn gedachtenis had gezworen, toen zij zijn tragisch einde vernam, om in hem den vriend te zien, den echtgenoot harer keus, wien zij zou hebben toe behoord .... II. O! die verschrikkelijke dood van Jacques ! Onop houdelijk bleef haar de indruk bij van het oogenblik, toen zij de tijding vernam van een vreemde, die het nieuwtje rondbazuinde. In dt visioenen harer verbeelding zag zij den armen, knappen jongen, met een kogel door het voorhoofd, op zijn bed liggen, waar men hem had gevonden, met het ijskoude, witte gelaat in het hoofdkussen, dat be vlekt was door het bloed, dat droppel voor droppel uit de wonde was gevloeid. De revolver, waarmee hij zich had gedood, was zijn verstijfde vingers ontgleden en op het ijsbecrenvel gevonden, dat voor het ledikant lag en door de laatste stuip trekkingen eveneens rood was bevlekt. Hij, dien zij den avond te voren nog in de volle kracht van zijn jeugd en gezondheid had verlaten ! Zeker! zij herinnerde zich alles. Hij had haar van den schouwburg naar huis gebracht, want hij maakte haar reeds verscheidene maanden het hof, en haar gesmeekt, gebeden, haar in haar woning te mogen vergezellen; hij aanbad haar nu reeds zoo lang, zoo lang. Waarom had zij geweigerd, waarom was zij uit koketterie zoo barsch, zoo hard, tegen hem geweest, terwijl zij, in den grond van haar hart bijna op het punt was geweest toe te geven en voelde, dat hij haar werkelijk liefhad. Zij had zoo gaarne vja" gezegd. Haar onheusche woorden logenstraften haar bedoeling en zij huiverde, toen hij zoo teeder haar handen greep en ze met kussen bedekte. Waarom had zij hem nog langer willen laten smachten, zelfs tegen haar eigen zin? Kom'" had Jacques gezegd, //je wilt dus mijn dood ..." Maar er had weer iets zoo onbeschrijfelijk luchtigs en lief schertsends geklonken in den toon, waarop hij die woorden sprak; 't scheen slechts ecu uit drukking van spijt, die niets bijzonder dramatisch had . .. En toch had Jacques Meillan zich den volgen den morgen gedood, en zij was verschrikt, ontsteld, verpletterd geworden bij de tijding van zijn dood, waarvoor zij zich aansprakelijk gevoelde. De arme jongen had haar dus meer lief gehad, dan zij vermoedde, zoo lief zelfs dat hij zijn leven voor haar opofferde, omdat, hij haar niet l,ad kun nen vermurwen !. .. En dit misverstand, dat tot zulk een treurig einde had geleid, had Jane geschokt. Een man had zich voor haar het leven benomen ! Zij dacht nergens anders meer aan; zij deed zich zelve bittere ver wijten over haar wreedheid, zij verfoeide zichzelf als schuldig aan het vergoten bloed . . . Helaas ! waarom had zij niet den vorigen avond de waar heid gezegd! Waarom had zij hem niet te kennen gegeven dat zij niet onverbiddelijk was, dat zij niets liever wenschte, dan hem te behooreu! Eu met oprecht berouw vervloekte zij de instiuktmatige vrouwelijke dubbelhartigheid, die haar dwaselijk had bewogen Jacques te misleiden omtrent haar ware gevoelens, om te weigeren, niettegenstaande zij hem in haar hart reeds toeoehoorde. Zij schaamde zich, de arme .lane, dat een afschuwe lijke trots zich n oogenblik, onwillekeurig, met haar wanhoop had vermengd. Acli ! die geliefde doode, met die wonde in het voorhoofd, waaruit het leven was ontvloden ! Zij had eertijds verschil lende rollen in treurspelen vervuld, en kunnen tooneelspeelsters, al zijn ze oprecht, zich wel altijd losmaken van een zeker theatraal lintje iu de vertol king harer gevoelens? Die held, die martelaar, zou ten minste luisterrijk door haar worden beweend ! Toen was het, dat zij zich omfloersde met dien onteaglijken rouw, die al haar vrienden had ver bijsterd. «Weduwe," herhaalde zij voor zich, //ja, ge liefde, ik wil je weduwe zijn, en een weduwe die niets vermag te troosten !" Zij vond iets heldhafugs in de standvastigheid van haar smart en de innerlijke waarneming dier bestendigheid mishaagde haar niet. Zij had alles verlaten, ter goeder trouw, zonder voorbehoud; zij had haar contract verbroken, zij had zich geheel gegeven aan de schim van hem, dien zij bij zijn leven had teruggestooten; geen opoffering was haar zwaar gevalleu, en haar over vloedige tranen ontsproten uit ongeveinsd verdriet. Zij vond iets aantloeulij k-poëtisch in de besten diging van die wanhoop. Jacques was om harent wille gestorven; zij was jegens hem verplicht haar verder leven eeuwig treurend te slijten. Met een zekere geestdrift iu haar droefenis had zij zich aan dien rouw gewijd. Zou zij ooit met haar tranen de misdaad uitwisscheu, waarvan zij zich beschul digde : dien vurigen minnaar tot zulk eeu nood lottig besluit te h bben gedreven ? III. Maanden en maanden treurde zij aldus in gemoede voort... Op zekeren morgen was zij min of meer ver rast, haar dagelijksche bedevaart naar het kerkhof volbrengend, bij Jacques' graf een heer te ont moeten, in ernstige overpeinzing, met den hoed in de hand. Onwillekeurig maakte zij een gebaar van mis noegen; zij gedoogde geen inmenging van vreemden in den rouw, dien naar zij meende zij alleen het recht had te dragen. Hem aanziende herkende zij echter een vroegereu vriend, den schilder Massy, die ook Jacques' vriend was geweest. Hij van zijn kant, toonde zich miu of meer ver baasd, haar op die plek te ontmoeten. Och kom!" zei hij, haar de hand reikend, na twee jaren nog! . .. 'k Moet zeggen 't komt maar hoogst zelden voor, dat iemand zóó laug de her innering aan eeu afgestorvene bewaart." ,/O ... ik!..." zuchtte zij met een troosteloos gebaar en ten hemel geslagen oogen. Massy merkte den diepen zin van dat, gebaar niet op, of hield het, sceptisch als hij was, voor onwillekeurig komediespel, vertooning uit gewoonte. Hij vervolgde: Die arme jongen! 't was toch jammer van hem; wat een bespottelijk einde, hè?" Jane's houding teekende oogenblikkelijk protest aan. Hoezeer ook verdiept in haar leed, vond zij den schilder alles behalve galant. Jacques dood was bedroevend, ja maar met den romautischen aureool, die hem omstraalde, geenszins bespottelijk. Massy sloeg er geen acht op. //'k Was in Indië," vervolgde hij, »toen ik de tijding van zijn overlijden kreeg. .. Ik ben pas dezer dagen terug gekomen en miju eerste gang Ooi Paul en Dr, Jameson. (L/ixt'ge BiaUer.) was naar zijn graf.. . Wie zou dat, gedacht hebben?" //Ja", herhaalde Jane droevig, //wie had dat gedacht ?" //Ik was hem dit pijnlijk bezoek wel schuldig", ging de artist voort. //De laatste regelen, die hij schreef, golden mij .. . Een oogenblik voor hij zich voor het hoofd schoot heeft hij ze nog op het papier geworpen, aan mijn adres . . ." Jane gevoelde zich min of meer gekrenkt door dien voorkeur. Nu Jacques zich om harentwil had doodgeschoten, had hij haar ook wel een laatst vaarwel kunnen zenden, 't Scheen haar, alsof Massy haar een deel van Jacques gedachte had ontstolen. //Kijk, 'k heb deu brief bij me", vervolgde de schilder, //hij heeft bepaald het hoofd verloren. Zóó wanhopig zal 't toch wel niet zijn geweest". //Neen! o, neen!" riep Jane levendig, met een nieuwen aanval van berouw. Zóó wanhopig was 't niet!" //Hij had vrienden genoeg; wat duivel! die graag iets zouden hebben opgeofferd om hem te redden". //O, zeker!" bevestigde Jane met een zucht. Massy nam den brief uit zijn portefeuille. Een siddering beving Jane bij het weerzien van het schrift van den man, dien zij sinds twee jaren zoo droevig had beweend. Die brief was zijn laatste leveusteekeu geweest. Bevend nam zij hem aan. Eensklaps frommelde zij l,et papier woedend ineen. Zoo'n ellendeling!" riep zij, bleek van drift, terwijl Massy haar vcibaasd aanzag. De brief luidde aldus : /,Ouwe Jongen! Vaarwel ! ik ga er van door ! Wel ecu wonderlijk einde voor iemand die zoo levenslustig- was als ik en zooveel van liet leven kon genieten. Maar 'k heb geen andere keus. : :JJJ Ziehier, wat mij is overkomen. Zonder reden. zonder zelfs tot mijn verontschuldiging te kunnen aanvoeren dat ik behoefte aan verstrooiing of verdooving had, heb ik vannacht lielsch gespeeld en een bedrag verloren, dat ik nooit, in der eeuwig heid zal kunnen bijeenbrengen. Ik hecht, nog aan het ouderwetsche begrip van eere-schuldcn. Niet iu staat dien af te lossen, geef ik miju schuldenaar de Benige voldoening, die ik hem kan aanbieden r ik betaal hem met mijn huid .... Beklaag mij en deuk nu en dan nog eens aan je vriend, Jacques Meillan." Jane scheen na bare uitbarsting van woede ver pletterd, totaal vernietigd. * Zelfs geen enkel woord voor mij! Hij gaf niets om mij ! En ik verbeeldde mij nog al dat ik de oorzaak van zijn dood was. Beu ik daarom al dien tijd zoo wanhopig geweest ? Ik, die hem voor een sentimenteele minnaar, een romanheld hield ! ' En woedend de bloemen tegen den grond slin gerend, die zij in de hand hield, om ze, als gewoon lijk, op het graf neer te leggen, schreeuwde zij, de schim van den overledene toe : j^ //Ellendeling! Laffe huichelaar! Vrouwenplager'1 't Idee, dat ik mijn oogen heb uitgehuild om zoo'n hansworst! Bah !" 1871 - 18 Januari B'smirek leest te Versailles de Keizer-proclamatie voor. (Xaar de teckening van A. vnx Wu::xnn.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl