De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 2 februari pagina 2

2 februari 1896 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 971 achtige af kornet niet schamen." Daarin had het genootschap gelijk. Maar niet ter snede liet hij op die woorden volgen : »Wie nimmer dwaas was in zijn jeugd, wordt nimmer recht verstandig," want wij meenen te moeten constateeren, dat het verstand hier in de jeugd en de dwaasheid in de jaren van het volwassen zijn is verschenen. Of was het geen dwaasheid, zich te houden als voerde men het Elberfeldsche stelsel van armverzorging hier ter stede in, door zooveel honderden menschen tot armbezoekers te roepen.... Konder het allernoodigsle geld! en, wat nog erger was : deze parodie op het Elberfeldsche stelsel te dulden zonder door zich aan het hoofd van een beweging tot het verkrijgen eener betere armenwet, te plaatsen een blijk te geven van zijn ernst. Hoe dikwijls hebben wij reeds in dezen geest gesproken tot de mannen van Liefda digheid naar Vermogen. Zij namen het ons wel eens kwalijk, meenen wij te weten. Maar niet heel kwalijk, want zij zijn er zelf in hun hart van overtuigd, dat men toch eigenlijk de armen meer lief behoort te hebben dan hen. Nu zij hun vijf en-twintig jarig feest zoo droevig naar den geest gehouden hebben, is de gelegenheid al te schoon om hun niet nog eens een kleine opwekking te geven, onder de erkenning van zooveel goeden wil en zulk een grooten ijver, als zij een kwart eeuw lang reeds aan den dag hebben gelegd. En hoe zou deze opwekking hun aangenamer in de ooren kunnen klinken, dan uitgesproken in de woorden: Gij kerels van '90, ziet dat ge weer de jongens van '71 wordt! De Italianen in Afrika. De Graphio heeft bij zijn laatste nummer een kaartje van Afrika gevoegd, dat de ver dienste heeft van bijzonder instructief te zijn. Het geeft de «politieke verdeeling" van het Zwarte Werelddeel te zien, en de nauwge zette teekenaar herinnert ons, dat de door getrokken lijnen grenzen voorstellen, die bij traktaat zijn bepaald, terwijl de onzekere of' willekeurige grenzen door stippellijnen zijn aangegeven. Het is, met het oog op den lieven vrede, een heele geruststelling, dat er zoo weinig stippellijnen op het kaartje voor komen. Natuurlijk bedoelen wij den vrede tusschen Europeesche mogendheden, want de inboorlingen worden als quanütéu gUgeable behandeld en moeten zich, naar het oordeel van Europeesche politici en kartographen, geduldig onderwerpen aan beslis singen, waarbij hunne meening zeker niet is gevraagd. Als ze niet zoo bekrompen en bevooroordeeld waren, zouden ze trosch zijn op die mooie politieke grenzen, prachtige rechte lijnen, die zich over duizenden kilometers uitstrekken en het kaarten teekenen hebben teruggebracht tot het peil hunner primitieve ontwikkeling. Daar hebt ge bijvoorbeeld Italië's »spheer van invloed": de kustlijn is wat grillig, die moest men nemen zooals zij was, en op enkele plaatsen is de kronke lende loop van een rivier als grens aange nomen, maar verder is alles flinkweg met de liniaal in orde gemaakt, en langs die lange, rechte strepen leest men : EngelschItaliaansche conventie van Maart en April 1891 of Engelsch-Italiaansche conventie van Mei 1894. Dat is afdoende. De bewoners van Abessiniëen van Homaliland hebben niets verstandigers te doen, dan de aanwij zingen van deze reuzentrekpen te eerbiedigen, waardoor een gebied, acht of tienmaal zoo groot als geheel Italië, kortweg tot Italiaansch protectoraat wordt gemaakt! Het is eene onbegrijpelijke verblindheid van ko ning Menelik dat hij zulk een «voldongen feit" maar niet wil erkennen! Twaalf jaren zijn verloopen, sedert Itali de eerste schreden zette op het gebied der koloniale politiek. Het begin was bescheiden. Maar toen men Assab had verkregen, volgde de bezetting van Massowah. En toen bleek het weer, dat bet zoowel uit een economisch als uit een hygiënisch oogpunt onmogelijk was, zich te beperken tot het bezit der on gezonde en onvruchtbare kuststreek, en dat de bezetting van het hooger gelegen Keren niet kon uitblijven. Natuurlijk kwam men in conflict met de inlandsche hoofden, daarna met meer dan n machtigen .,Ras", eindelijk met den Negus Negesti, den koning der konin gen zelf. Om een klein, aanvankelijk zeer beperkt bezit te verzekeren, moest men zich steeds weer van nieuwe landstreken meester maken. Het succes prikkelde tot verder gaan, maar bleef het uit, en leden de Italiaansche wapenen in den strijd met de Abbessiniërs de nederlaag, dan moest de smaad", der Italiaansche vlag aangedaan, met verdubbelde inspanning door nieuwe veroveringen worden uitgewischt. De Colonin Eritrea, zooals de Italianen hun problema tisch bezit hebben gedoopt, heeft Italiënog geen enkel tastbaar voordeel opgeleverd, en honderden millioenen gekost. Bij den slechten toestand van Italië's financiën is dit waar lijk een te hooge prijs voor een twijfel achtige glorie. In ons nummer van 22 December bespraken wij de gebeurtenissen, die aan de door de Italianen bij Amba Alaghi geleden neder laag zijn voorafgegaan en de mogelijke ge volgen van die nederlaag. »0p de Abessiniëra" zoo schreven wij toen »heeft die heldhaftige tegenstand een grooten in druk gemaakt; maar het is niet te ver wachten, dat zij zich daardoor in hun vaart zullen laten stuiten, te meer omdat achter het leger van Makonnen, dat van Menelik zelf staat. De Italiaansche koloniale troepen zijn uitmuntend geoefend en gedisciplineerd, maar zij hebben thans eene legermacht tegen over zich, die minstens viermaal zoo sterk is als hun eigene, en die met achterladers gewapend is en over artillerie beschikt. De eerste vraag is dus, of generaal Baratieri zich in de forten van Makalle en Adigrat zal kunnen handhaven, vooral ook, of hij eene omtrekkende beweging van de zooveel talrijker vijandelijke strijdmacht zal kunnen verhinderen." De door ons uitgesproken vrees is geble ken niet ongegrond te zijn geweest. Makalle is na eene heldhaftige verdediging gevallen, en generaal Baratieri, die zich met zijn legermacht van 10.000 man te AdaAgamus bevond, op slechts 70 kilometers ten noorden van Makalle, blijkt niet in staat geweest te zijn om de bezetting van het fort ter hulp te komen. En wat meer is, de troepen van koning Menelik, die door de Italiaansche pers voor een ongeordende, in zich zelf ver deelde horde barbaren werden uitgemaakt, zijn gebleken kranige en goed gedisciplineerde tegenstanders te zijn, terwijl Menelik zelf zijn vijanden ontegenzeggelijk op ridderlijke wijze heeft behandeld. De bezetting van Makalle, die onder bevel stond van den overste Galliano, had het, trots gebrek aan levensmid delen en ammunitie, drie weken lang uitge houden tegen den overmachtigen vijand, die het fort volkomen had ingesloten. Op den laatsten dag voor de overgave had zij door een krijgslist den Abessiniërs nog groote verlie zen toegebracht : een aanval was in den beginne afgeweerd met steenworpen, hetgeen de aanvallers in den waan bracht, dat alle ammunitie was verbruikt; doch plotseling werd een moorddadig vuur geopend, dat den Abessiniërs honderden dooden en gewonden kostte. Dat was de laatste stuiptrekking van het uitgeputte garnizoen. Ongetwijfeld heeft zij Menelik eerbied afgedwongen, maar toch ver dient de wijze, waarop de bezetting na de capitulatie werd behandeld, groote waardee ring. Vrije aftocht, met krijgsmanseer en behoud van wapenen, was door overste Galliano bedongen, maar Menelik gaf meer dan dat. Hij voorzag de Italianen van levens middelen, van muilezels voor het vervoer van hun gewonden en hun bagage, van tenten voor de officieren. Hij deed hen op hun terugtocht begeleiden door de kolonne van Ras Makonnen, die hen tegen de aanvallen van minder betrouwbare Abessinische hoof den moest beschermen. En hij zond aan generaal Baratieri een voor koning Umberto bestemd schrijven, waarin hij verklaarde het te betreuren, dat Christenen elkander beoorloogden, en zich bereid toonde om over het sluiten van den vrede te onderhandelen. Zonder twijfel is bij die edelmoedigheid eenige berekening in het spel. Na de over winning bij Amba Alaghi en den val van Makalle zijn de Italianen 200 kilometer teruggedrongen en behoeft Menelik niet meer te vreezen, dat hij, als hij hun hoofd macht aanvalt, den vijand ook in den rug zal hebben. Maar aan den anderen kant weet hij bij ondervinding, dat op de blijvende medewerking der verschillende hoofden, die hem thans ter zijde staan, niet veel staat te maken valt. Onder deze omstandigheden zouden de Italianen wellicht gunstige vredesvoorwaarden kunnen bedingen. Maar hun nationale eigenliefde is geprikkeld en wil niets weten van eene vrede na eene dubbele nederlaag, al is die nederlaag ook eervol geweest. De ministerraad, die onder voorzitterschap van Crispi den vorigen Zondag vergaderde, heeft besloten, dat generaal Baratieri als voor waarden voor den vrede moest stellen : l o. de erkenning van het Italiaansch protectoraat over Abessiniö, en 2<>. den afstand aan Italiëj van het geheele gebied, dat vóór het gevecht i bij Amba Alaghi door de Italiaansche troepen was bezet. Het komt ons zeer onwaarschijnlijk voor, dal, Menelik voorwaarden zal aannemen, die slechts door een overwinnaar kunnen wor den gesteld. Men zal zich dus moeten voor bereiden op de voortzetting van den oorlog, en het Italiaansche ministerie rekent klaar blijkelijk daarop, daar het voortdurend nieuwe versterkingen naar Massowah afzendt. Het is waarlijk jammer, dat de Italianen niet hun voordeel hebben gedaan met de verstandige les, hun gegeven door de practische Engelschen. Deze hebben indertijd, na eene goed geslaagde expeditie tegen A bessinië, het land weer ontruimd Als de Engelechen, die van koloniën verstand hebben, begrijpen, dat er in Abessiniëniets te ver dienen valt, dan kunnen nieuwelingen op koloniaal gebied, zooals de Italianen zijn, dit gerust op hun gezag aannemen. Maar Engeland bad zijn prestige gehandhaafd en Italiëheeft het in deze quaestie tamelijk wel verspeeld. Ziedaar het groote verschil, dat de Italianen op dit oogenblik belet practisch te zijn. IIIIIIIIIIIIM uiniiiiiiiimii i Minimum Sociaie, klIMHIItlllllllll WerMenyerzefceiïng in MtscblaM. De Duitsche werkliedenverzekering is drie ledig: zij bestaat uit verzekering tegen ziekte (wet van 13 Juni 1883), tegen ongelukken (wet van 6 Juli 1884), en tegen invaliditeit en ouderdom (wet van 22 Juni 1889). Ik noem alleen de zoogenaamde »stamvvetten", die her haaldelijk zijn gewijzigd, en die ook nu weder volgens de belofte der regecring, binnenkort een herziening zullen ondergaan. Met groote meerderheid heeft de Rijksdag een voorstel van den katholieken afgevaardigde Hitze aan genomen, waarbij de verbonden regeeringen worden uitgenoodigd, hierbij te overwegen, in hoever lo. de bepalingen op de invaliditeits- en ouderdomsverzekering vereenvoudigd kunnen worden, en of niet tevens de verze kering tegen ziekte te verbinden is met die tegen invaliditeit; 2o. de uitkeeringen bij ongeschiktheid tot werken, vooral voor bepaald hulpbehoevenden verhoogd kunnen worden ; .'>o. uitbreiding der verzekering tot weduwen en weezen mogelijk zou zijn. Verworpen was een voorstel van den sociaal-democraat Auer, waarbij iedere ver zekerde aanspraak zou mogen maken op een uitkeering wegens ouderdom, zoodra hij zijn (iOste jaar voleindigd had ; terwijl een invaliditeits-uitkeering toegekend zou worden aan alle verzekerde werklieden die tengevolge van lichamelijk of geestelijk lijden niet meer in staat zijn, de helft van het loon waarover zij in vorige jaren gemiddeld konden beschikken. te verdienen. De werkliedenverzekering is ook ten onzent aan de orde men bedenke alleen maar, dat een commissie van een en twintig leden reeds maanden lang bezig is. het vraagstuk der rijkspensioenverzekering te bestudeeien het heeft dus eenig belang voor Nederland, de zaak waarover het thans bij onze buren gaat, een weinig van naderbij te bezien. Hierover behoeft niet meer gestreden te word n: in het bijzonder de Duitsche wet op de verzekering tegen invaliditeit en ouderdom is impopulair door het geheele rijk heen. Een Landesgerichtsrat'1, de heer W. Kulemann, heeft in '94 reeds een geschrift uitgegeven, waarin hij de redenen daarvoor uiteenzet, en tevens de middelen tot verbetering aanwijst En de voorzitter van het»Reichs-Versicht rungsamt", dr. T. Bödiker, is de laatste, die de onfeilbaarheid der duitsche wetgeving op dit punt zal verdedigen. Er is maar n oogenblik nadenken noodig, oni tot de overtuiging te komen, dat de drie genoemde soorten van verzekering telkens in elkander grijpen : waar nu de wetgeving bestaat uit verschillende fragmenten, die dikwijls volstrekt niet aan elkander passen, ja op geheel verschillende beginselen zijn opgetrokken, is verwarring, en dus impopulariteit, het onvermijdelijk gevolg. De verzekering tegen ziekte bijv. ge schiedt naar vaste premies, die de verzekerden zelf betalen; de ziekenfondsen zijn van den meest verscheiden aard, er zijn fondsen, door de arbeiders zelf gesticht, of door de patroons, maar ook gemeenten, ondernemingen, bestuur ders van luijnwerken enz. kunnen dergelijke fondsen oprichten, en den r,iet-verzekerden werkman tot deelname verplichten. De verze kering tegen ongelukkeuwordt, verhaald op de patroons, naar den aard hunner bedrijven in groote vereenigingen samengevoegd ; jaarlijks moet ieder volgens hoot'delijken omslag zijn deel van de kosten opbrengen. Do verzeke ring tegen invaliditeit en ouderdom wordt betaald door de patroons, de werklieden en het rijk, en bestuurd van overheids wege. Beurtelings is het loon wel en nitt de maatstaf voor de bijdrage; alleen bij de verzekering tegen ouderdom en invali diteit heeft het loon op de som die wordt uitbetaald eenigen invloed. Beurtelings wor den alleen werklieden in den engeren zin van het woord, en alle met hen gelijk gestelden gedwongen of toegelaten tot de verzekering. (iroote en niet geheel ongerechtvaardigde ontevredenheid, vooral bij de kleine burgerij, is dan ook van deze stelselloosheid het ge volg; terwijl zij dikwijls niet minder tobben moet, en zeker niet minder lasten draagt dan de werkman, zorgt het rijk voornamelijk voor dezen, en slechts matig voor haar. E m ontwerp door de zweedsche regeering aan de vertegen woordiging van dit koninkrijk aangeboden, ge schoeid op den voet der duitsche verzekeringen, ontloopt deze gebreken, door n groote schei dingslijn te trekken tusschen voorbijgaande en blijvende onbekwaamheid tot arbeiden, en in deze twee categorieën alle verzekering tegen on gelukken, ziekte, invaliditeit, ouderdom, samen te vatten. Het bevat bovendien de wij ze bepaling, dat lieden die slechts een enkelen werkman in hun diensthebben, hun bijdrage totdieinvaliditeitsverzekering aan het eind van het jaar uit de staatskas terug ontvangen een m latregel, die door de kleinste, en gewoonlijk ook minst weerstandskrachtige werkgevers met waardeering zal worden begroet. Bij de werklieden is de duitsche pensioen verzekering algemeen bekend als »das Klebegezetz". Bekend en gehaat. De naam komt hiervandaan, dat de patroon bij de uitbetaling van het loon een zegel in een boekje van zijn werkman moet plakken, en de helft van het daarop vermelde bedrag van het loon mag afhouden. Het pensioen gaat eerst in na het zeventigste jaar, en bedraagt dan van /' 1.22'/j tot ?2 20 per week, zoo hij van afzijn veertigste jaar verzekerd is geweest; men klaag t, daarmede de armoede niet buiten de deur te kunnen hou den ; maar bovenal, men zegt, den zeventigjarigen leeftijd toch niet te zullen bereiken, en dus aan zijn »plakboekje" weinig te hebben. Reeds meermalen dan ook is er op gewezen, dat deze verzekering er een is voornamelijk tegen invaliditeit. Maar de duitsche werkman, en hij is. meen ik, in dit opzicht niet ongelijk aan den hollandsche, stelt op die verzekering weinig prijs, en hij zou veel meer waardeering voor de bemoeiing der regeering hebben, in dien hem het vooruitzicht werd geopend, dat hij, zoo de dood hem overvalt in de kracht van zijn jaren, vrouw en kinderen bezorgd kon weten. Ook hieraan komt het zweedsche ontwerp tegemoet. Is het ook waar, wat de conservatieve afge vaardigde Garnp in den Rijksdag beweerde, dat sedert het in werking treden van de ongelukkenverzekering, de onverschilligheid der werklieden is toegenomen, en dat de meeste ongelukken in plattelandsbedrijven zijn te wijten aan dronkenschap, pogingen der onder nemers, om hun verantwoordelijkheid af te wentelen op ondergeschikten enzoovoorts ? Waar is, dat het aantal aangegeven ongeluk ken in de nijverheid van '87 tot en met 'flt gestadig is toegenomen. Van 10.").8!(7 in het eerstgenoemde, klom het tot 192..5HG in het laatstgenoemde jaar. Men lette hier echter op de qualificatie: aangegeven ongelukken. De tabel van ongelukken die den dood ten gevolge hadden, wijst na 1890 een gestadige vermindering aan. «Inderdaad" zoo luidt het zeker wel betrouwbaar bericht van een patroonsvereeniging van houtbewerkers, ->is ten gevolge van onze ingespannen gemeenschap pelijke bemoeiingen het ernstig karakter der ongelukken door machines veroorzaakt, sterk verminderd ; sommige specifieke soorten van zware verwonding, die vroeger zeer veelvul dig waren, komen nauwlijks meer voor.'' In hoeverre staat deze verklaring in verband met de verzekering V «Indien al de werklieden", zoo lezen wij verder. »nu en dan onwillig zijn, de voorbehoedmiddelen aan te wenden, en ze uit gemakzucht bij het geringste mankement bui ten dienst stellen, wij zullen, in aanmer king nemende de hooge lasten die de verzekering tegen o n ge luk ken ons oplegt, niet nalaten, alles te doen wat in ons vermogen is, om betere begrippen te verspreiden." De wet is niet dadelijk in haar vollen omvang uitgevoerd; de kleinere ongelukken werden de moeite van aangifte niet waard geacht, de controle is langzamerhand scherper geworden, de werk lieden hebben de voordeelen der wet loeren kennen. Rekent men daarbij, dat de machine nog altijd meer terrein wint, en dat dus voort durend lieden aan machine-arbeid worden gezet, die de gevaren van hun werktuig niet kennen, dan is de stijging van het cijfer der ongelukken zeker voor een goed deel ver klaard, en de grief der conservatieven ont zenuwd. Mogen echter de gegronde grieven ook in Nederland gehoord worden, opdat wij, een maal de hand slaande aan dezen tak van sociale wetgeving, ons aan andeien zacht spiegelen. F. M. C. ?1IIIIIIIIIIMMIIII1III1IIII IIIIIIIIIIIIMIHIMIHIIEtllmlIIIIIIIIIIII Inhoud van verschillende bladen. Het II a n cl <? l s b l a il. 25 en 2üJuli. Kallantsoo},'. ' door J. W. 11. Kntger.-i van l'io/ei.bui g. '26 i'ii M Jan. De ti aiu; lannen Sanders en de A. O. Jtt." 2s Jan. Gromlverhuur <ip Java." 29 Jan. Een gesprek met den directeur van 's Lands rianlentnin." IJülüjsteultiiur ter Sumaü'a's Westkust.'' 30 Jan. De Eerste Kamer" :'bevoef,rdheid i. De H t a n d a a r d. 'il Jan. Jlan.-Ja;,'" (Dood straf ) 2'J Jan. Jloeilijk probleem" Veelheid vau pau tijen en samenwerking]. 31 Jan. Los of vast" (samenwerking.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl