De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 2 februari pagina 5

2 februari 1896 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 971 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. YOOÏ( DAMEjS. _9 Theoilor Fontane, THEODOB FONTANE. Effi Briest. (Berlin, F. Fontane und Co., 1896.) Tot de Duitsche boeken die op het oogenblik te Berlijn druk besproken worden, behoort een nieuwe roman vau Theodor Fontane. Effi Briest heet het boek. En Effl Briest is een zestienjarig Pommersch freuletje, dat door hare ouders wordt uitgehuwelijkt aan een achtendertigjarigen landraad, op wien niets valt aan te merken en die heel mooie vooruitzichten heeft. De woon plaats van het jonge paar is een kleine stad aan de Oostzee. Aanvankelijk leven zij daar zonder eenige noemswaardige gebeurtenis dan de geboorte van een dochtertje. Maar ondanks dit bezit, lijdt Effi meer en meer aan een gemis, dat zich oplost in een avontuur met een majoor. Kort daarop wordt de »Landrath" als »Ministerialrath" naar Berlijn bevorderd en zeven jaar blijft Efft's misstap geheim. Als eensklaps haar man dien ontdekt, daagt hij den majoor op de pistool, schiedt hem dood en breekt met Effi. Verstooten door haar gansche om geving, zelfs door vader en moeder, wetend dat haar dochtertje in afkeer tegen haar wordt opge voed, en alleen bijgestaan door eene kamenier, woont Effi eenzaam te Berlijn en zoekt afleiding in schilderen. Als onderwijl haar gezondheid achteruit gaat en haar dokter dit aan hare ouders schrijft, erbarmen deze zich over haar. Dan gaat zij terug naar het landgoed waar ze opgegroeid is, maar om er te sterven. En als zij daar begraven is, vragen de oudelui elkander even af, of niet alles hun schuld was, omdat Effi te jong was toen zij trouwde . . . Daarna gaan zij uit rijden. Dergelijke dingen komen meer voor, in de wer kelijkheid en in romans. Letterkundig merkwaardig is slechts hoe Fontane dit plan behandeld heeft. Ten eerste is het boek van het begin tot het einde eene aaneenschakeling van fijne detailschilde ring. Fontane behoort tot de schrijvers die ons werkelijk helpen den weg te leeren in het stukje wereld dat zij onder handen nemen. Al zijne grepen zijn karakteristiek. Hij teekent de natuur zooals hij haar ziet; alleen vergunt hij zich de weelde van naar het vuile niet speciaal te kijken, ja het zoo veel mogelijk te ontwijken. Ten andere is hij gees tig en maakt daardoor zijne vertellingen amusant. Ten derde hangt hij niet alleen volstrekt niet den mo ralist uit, maar is jegens al zijne figuren zoo eindeloos humaan, dat ieder, die een beetje nadenkt, zelf aan het moraliseeren gaat, doch op eene andere dan de banale manier. Het verhaal is diep tragisch. De schuld die hier geboet moet worden, maakt alle betrokkenen ongelukkig. Doch het meest tragische is dat geen hunner geheel opgaat, hetzij in berouw of ergernis, of er zich, hetzij heldhaftig of lichtzinnig, over heen werkt. Ze leven allen voort naar dat hunne wereldsche omstandigheden bet meebrengen; alleen de vreugd is uit hun leven. Niets is meer in hen dat jubelt, en indien ze soms nog vroolijk zijn, dan is hun vroolijkheid sarcasme. Voor menig ernstig lezer zou het een ontspanning zijn, indien slechts een van hen zich boos maakte op zich zelf of op de anderen of op de conventies, waaronder zij leven en eens recht van harte verontwaardigd werd. Maar niemand toont verontwaardiging, allerminst de schrijver. Als de lezer dit, bij wijze van reactie, zelf wil doen, dan is dat zijn zaak; doch de schrij ver is zich bewust er n een beter menschenkenner n een beter artist om te zijn, naarmate hij hem daartoe minder direct heeft uitgenoodigd. Dit is Fontane's eigenaardig realisme. In dezen trant heeft hij sedert de laatste jaren verscheidene romans geschreven: L'Adultera, waarin, met toe speling op een beroemd schilderij, de berlijnsche heel- en half joodsche bankiersstand ter sprake ge bracht wordt; Irrungen Wirrungen. (in den zin van »Dwaling brengt in de maling"); Stine en Frau Jenny Treibel. Het is vooral aan deze voortbrengselen zijner jongste letterkundige periode, dat Fontane zijne reputatie in ruimer kring te danken heeft. En als men nagaat dat de schepper dezer frissche en zeer modern gevoelde slakken letterkunst thans zesenzeventig jaar is, dan denkt men onwillekeurig aan het hollandsche spreekwoord van de late haver. »Als u de jongste duitsche literatuur wilt bestudeeren" zei mij eens Wilhelm von Polenz, //dan dient u bij den ouden Fontane te beginnen." En een paar zijner vrienden en tijdgenooten uit de groep van Die freie Bühne, die sinds ander half jaar Nette deulsch? Rundschau heet waren dat geheel met hem eens. De jonge schrijvers spreken over dezen hunnen Nestor, op den toon als bij ons de jonge schilders, tien, twintig jaar geleden, over Bosboom spraken: als een levend bewijs dat, voor echte kunstenaars, gevorderde leeftijd geen belemmering behoeft te zijn om met jeudige richtingen mee te voelen. Ter wijl zij omtrent Spielhagen lachend vertellen, hoe die zich, après coup, gaarne als de ontdek ker van Gerhardt Hauptmanns talent voordoet, erkennen zij met warme waardeering, hoe Fon tane openlijk voor dezen in de bres ge sprongen is eer het publiek begreep wat er van hem te wachten was. Opmerkelijk is, dat deze waardeering van de zijde der jongere letterkundige generatie het oog n van het groote publiek n van de officieele machten eigenlijk eerst recht op Fontane heeft gevestigd. Verscheidene zijner vroegere werken beleven thans een nieuwe uitgaaf; de nieuwe worden dadelijk en met graagte gelezen. En de berlijnsche universi teit schonk hem verleden jaar den doctorsgraad honoris causa, wegens zijne tot nog toe niet ge noeg erkende verdiensten als historicus. In Fontane doet zich het aardige verschijnsel voor van een literator, die, op latente wijze, zijn tijd vooruit geweest is zonder verbitterd te worden; die, gedurende een lang menschenleven, als geschiedvorscher, novellist, journalist, essayist en dichter, rustig en eerlijk zijn gang is gegaan, zon der jaloezie jegens meer gevierden en zonder vooroordeel jegens jongeren; die thans lang genoeg leeft om door een nieuw geslacht geëerd te wor den en, op zijn ouden dag, de vruchten te pluk ken van zijn geestig talent, zijn literarisch goed humeur en zijn tactvol geduld; en die in de laatste jaren, wel verre van literarisch af te takelen, in tegendeel met elk nieuw werk nog vooruitgaat. Er bestaan van Fontane's hand twee onder houdende s ukken autobiografie. Het ne teekent ons zijn kindertijd 1). Zijn beide ouders waren niet alleen van hugenootsche afkomst, maar hielden ook, zooveel het kon, de hugenootsche vaan omhoog. Zijn beide grootvaders hadden, de n als teekenaar en tijdelijk secretaris van koningin Louize, de ander als zijdefabrikant, zeker aanzien genoten in het Berlijn van omstreeks 1800, dat, wat waardeering van den franschen geest betrof, nog vastliield aan de tradities van den Ouden Frits, totdat de Napoleontische periode de bakens deed verzetten. Die fransche geest l'esprit gaulois zelfs ? speelde door het geheele familieleven. De moeder van onzen schrijver was een door en door gallisch temperament. En de vader verloochende zijn erfelijken landaard evenmin, al sleet hij zijn dagen grootendeels achter de toonbank eerst van een Brandenburgsche en daarna van eene Pommersche apotheek. De man was apotheker en drogist. Wie lust heeft, moge eene psychologische en ethnografische overeenkomst zoe ken tusschen deze bijzonderheid en het door Braga bezongen feit, hoe ook ten onzent omstreeks dien zelfden tijd, alle letterkundigen van eenige beteekenis met dat beroep in verband stonden! Op zich zelf is dit boekje amusant, als tafe reel van het kleinsteedsche noordduitsche leven uit die dagen; en het algemeen menschelijke heeft er zulk een warm deel aan, dat het bijzondere daardoor dubbel interesseert. Het andere stukje levensbeschrijving betreft 's mans lotgevallen in 1870, toen hij gedurende eene maand of vijf in Frankrijk krijgsgevangen is geweest. 2) Als oorlogscorrespondent met het duitsche leger meetrekkend had hij, te Toul gekomen, de verlei ding niet kunnen weerstaan van, op zijn eigen houtje, een kleinen zijsprong naar het land van Jeanne d'Arc" te maken en moest dit pleziertochtje met de verdenking van spionage bekoopen. Dwars door het vijandelijke land werd hij, met een afwisselend aantal lotgenooten, naar het eiland Oléron getransporteerd. De positie was verre van aangenaam en niet zonder levensgevaar. Ge lukkig dat hij sober van aard was en de humorist in hem wakker bleef. De tact om het persoonlijk nare van zijn toestand wel te erkennen en het des noods met een teekenachtig woord aan te duiden, maar er verder niet bij stil te staan, en daaren tegen op het belangrijke, het werkelijk tragische en komische in zijne ervaringen den nadruk te leggen, heeft Fontane in staat gesteld van zijne krijgsgevangenschap een verhaal te schrijven, dat hem aanstonds boven het gros der oorlogsbericht gevers deed uitsteken. Maar het rechte plezier beleefde hij pas aan zijn werk, sinds er eene fransche vertaling van verscheen: ^Souvenirs d'un prisonnier de guerre allemand en 1870", met eene voorrede van Th. de Wyzewa. De fransche pers zag tot hare verwondering dat //ce romancier qu'on regarde la-bas comme Ie maïtre du genre naturaliste", niet alleen zeer onpartijdig oordeelen, maar ook goed schrijven kon. (Slot volfft.) GEERTKUIPA CARELSEX. 1) Th. Fontane. jlleine Kinderjalire. Berlin . Fontane und Co. 1894. 2) Th. Fontane. Kriegsyejanqen, 3e Auflage. Berlin. F. l'ontane and Co. 1895. piiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiHiiiini Mode. Kunstenaressenbal. In de Htrmitcige. Meisjeslectuur. Instantanés. Vibre de chamois. Voor kinderbals. In de Witte Zaal. De voorjaarsmode zal waarschijnlijk wel dezelfde zijn als die van de zachte dagen dezer Januari maand. Te Parijs draagt men als straattoilet vooral costumes faeon taillewr in alle nuancen van bruin, van heel donker tot bleek beige; heel wyde rok, op de heupen toch liefst aansluitend, waarom men ook de rokken eronder, als ze van zware stof zijn, van boven van enkel voering maakt. Jacquet met korte basques die godets vormen; van voren blouse-vest van kostbare stof, waarvoor men in den winter ook de tallooze nieuwe fluweelen, gebloemd, gewerkt, schotsch, changeant, gebruikt. Neemt men daarvoor geen fluweel, dan kan zulk een devant een geheel samenstel van gebouillonneerde, gerucheerde, gedrapeerde stof fen zijn, met strikjes en rosetten, knoopen en knopjes, kanten en plissés versierd. Hier is nog eens de gelegenheid om iets sehilderachtigs en origineels in klein bestek te maken. Bij deze toiletten behooren vooral de groote ronde hoeden met veel veeren en strikken gegarneerd; de klei nere capotes behooren meer bij de bonten collets en de elegantere en meer versierde capes. Eigenlijk neemt de voorraad veeren op de hoeden niet toe, maar wel de hoogte der aigrettes; de dames moeten feitelijk in het visitecoupeetje gebogen zitten, en weldra zal men, als b\j de draagstoelen in den markiezinnentijd, het dak van het rytuig moeten overeind zetten om de veeren niet te kwetsen. In zijden stoffen is het aanbod steeds grooter en rijker; satijn en de verwante weefsels, peau de soie, satin duchesse worden weer meer ge dragen, maar ook doffe zijde en onder deze vooral de ouderwetsche patronen uit 1830, kleine gechineerde bouquetjes of semis op bruinrooden of dof blauwen grond. Glanzig rood of blauw fluweel staat daarbij goed voor corsage; het is ree,u, dit dan nog met rose of lichtblauw satijn of mousse line chiffon in den vorm van crevés, lisérés of kleine doffen te garneeren. Handschoenen draagt men nog steeds licht, gris-perle, wit, ivoire, beurre frais; ze zijn vaak met een donkerder rand afgezet, en sommige dames hebben handschoenknoopen van turkooizen of paarlen, by' haar toilet behoorend. In Frankrijk is het décolletévoor jonge meis jes altijd nog zeer bescheiden; in Engeland en Duitschland heeft het vierkante décolletévan meisjes-baltoilletten voor rond of eene berthe plaats gemaakt. Bij het ronde garneert men vaak met volants, die uit het décolletékomen, of ook met gepailleteerde fluweelen revers, op gazen of krippen japonnen. Zelfs bevestigt men ook voor meisjes den japon op de schouders door eenvoudige strikken, houdt de schouders bloot en laat de mouwen tot op den elleboog neer vallen. Gewoonlijk rijgt men de baltoiletten op den rug dicht; voor versiering gebruikt men bloemenguirlanden bij de meter, een paar malen onder om den rok en zoo oploopend, om het corsage en de schouders geslingerd, hier en daar gehecht, tusschen de doffen der mouwen zich verschuilend of er omheen gekronkeld, al naar de fantasie der kleedster of naaister. Men hecht ook wel losse bloempjes op eenige meters onzicht baar lint en garneert hiermede het kleed ; wie een smaakvolle helpster heeft, laat het op den gelukkigen inval van deze aankomen, en trekt eerst den baljapon aan, om hem pas daarna met de guirlandes te laten tooien. * * * De Berlijnsche kunstenaressen vereenigen zich om de twee jaar tot een groot gecostumeerd bal, waarbij heeren zijn uitgesloten. Het bal had deze week plaats in de Fhilharmonie en heette »uit het jaar 1800." Het was er over en overvol. Een curieus gezicht was het, zooveel dames als heerencostumes gekozen hadden ; talloos waren de abbés, dokters, soldaten, markiezen, chevaliers, studenten, tyrolers, zigeuners, postillons en polij tieagenten. Wat de dames betreft, de meeste had den echte costumes uit 1800 weten te krijgen; in Duitschland worden nog reusachtig veel costu mes uit dien tijd bewaard ; een menigte ver bleekte zijden stoffen, oude borduursels, oude sjaals, tulle doeken, kanten schortjes, gebloemde linten kwamen te voorschijn; en daarby de nu ongewone witte kousen met kruislinten, de groote reticules, hooge kapsels en reusachtige hoeden en mutsen. Er werden menuetten gedanst, clowns en beren leidsters haalden bun kunsten uit, toovenaarsters voorspelden, eindelijk werd er gesoupeerd en knalde de champagne, alsof men met heeren aan tafel zat. De vroolijkheid moet niets te wenschen overgelaten hebben; het zou eene psychologische vraag van belang zijn (en nooit te beantwoorden) voor hoevelen der dames dit bal aangenamer dan een gemengd bal geweest is, en hoevelen zullen meenen haar toiletkunst aan een betrekkelijk ledigen en verloren avond besteed te hebben. * * * Do liefdadigheidsbazar in het Hermitagepaleis te St. Petersburg, dien wij onlangs vermeldden, is in zijn gevolgen al heel kostbaar geweest. Door het talrijk bezoek is de prachtige mozaiekvloer der zaal zoo beschadigd, dat men hem met den spiegel van een cabinet particulier vergeleken heeft. Er is aan gedacht, eene laag van het mozaiek af te slijpen en het dan op te polijsten, maar daarvoor is de schade te groot, en het mozaiek te fijn ; het is in den tijd van Catharina de Tweede door Fransche kunstenaars gemaakt, men berekent dat het vernieuwen van het be schadigd gedeelte, wanneer het met dezelfde vol maaktheid moet geschieden, een werk van ver scheidene jaren zal zijn. Een curieus proces is gevoerd tusschen de bekende schrijfster Lina Morgenstcrn en den redacteur van het tijdschrift Jugendaclirifttnwarte, dat zich naar het schijnt, tot taak stelt, hetgeen als kinderlectuur aangeboden wordt, te onderzoeken en er advies over uit te brengen. Nu had Lina Morgenstern, die veel over opvoeding, vrouwen arbeid enz. geschreven heeft, tot nog toe ook voor meisjeslectuur een goeden naam. liet tijd schrift echter nam onder den titel »Een woord uit bevoegden mond" een artikel uit een werk over meisjesopvoeding over, waarin eene geheele reeks van schrijfsters voor de jeugd worden afgebroken en onder anderen Lina Morgensterns Liebe und Leid totaal afgemaakt. De schrijfster deed den redacteur een proces aan; als deskun digen fungeerden een schoolopziener en een pre dikant. De eerste oordeelde, dat het boek wel wat heel veel over liefde tusschen een. zeer jong meisje en een Poolschen vluchteling sprak, en er heel wat »fade, süssliche" uitdrukkingen in voor kwamen, maar dat het toch genoeg »sittlichen Ernst" bevat om er niet tegen te waarschuwen. De tweede verklaarde het voor schandelijk en onverantwoordelijk, dat beschaafde lieden, die heeten een edel doel na te streven, eene vrouw durfden beleedigen als Lina Morgenstern, die sedert tientallen van jaren voortdurend arbeidt om het vrouwely'k geslacht op den ernst des levens voor te bereiden. De rechtbank veroor deelde daarop den redacteur der Jugenduchrtftenwnrte,, Paul Ziegler, tot 150 mark boete en publicatie van het vonnis. *** IJdele gastvrouwen te Parijs hebben iets nieuws verzonnen. Wanneer men op de afternoon-tea's het geluk had een beroemd persoon te hebben, was al spoedig het album bij de hand om er zijn handteekening, liefst met een diepzinnigen regel erby, op te verzoeken; ook had men daarvoor waaiers, die later aan den muur gehecht werden. Maar niet ieder wilde zich daarvoor laten vangen, sommigen weigerden pertinent. Het nieuwe is nu, dat, op een oogenblik van druk bezoek, of juist bij de entree van den be roemde, de gastvrouw zorgt, met hem in het midden van den salon te staan, omgeven door een groep van de meest gedistingeerde gasten. Dit oogenblik is voorzien, een ervaren photograaf staat op de wacht, en handig wordt een instantanégenomen, tot glorie van de gastvrouw, die op deze wijze zich zelve, haar japon, haar beroemden gast, haar gedistingeerden kring en haar fraai gedecoreerden salon vereeuwigd ziet. Voor een mooi beeld, al moet er ook wat bij- en afgeretoucheerd worden, zorgt de photograaf wel, en niemand kan protesteeren. £ * * Een der koninklijke laboratoria in Pruisen heeft officieel het een en ander laten bekend maken omtrent eene stof die uit Amerika wordt ingevoerd, maar ongeveer tien maal duurder berekeifd wordt, dan waarvoor zy in Europa kan worden vervaardigd. Het is het Fibre de cliwiois onlangs door ons vermeld, eene stof, overeen komend met eene die door de Japanners Seuka genoemd wordt, sterk geplisseerd is en door hen tot het maken van hemden, broeken, enz, wordt ge bruikt. Het Fibre de Gha.moi.-s wordt aanbevolen als vulsel voor dames mouwen en rokken, het wordt in drie soorten verkocht, van verschillende zwaarte, is 160 centimeter breed en kost I mark 20 per meter. Nu is gebleken, dat het Fibre de C/iamois uit houtcelstof of ongebleekte sulfaatstof vervaardigd is, en door de papierfabrieken wel fi 50 of ()() mark de honderd kilo kan geleverd worden; terwijl de Amerikaansche importeurs (iOO?700 mark maken. liet Amerikaansche is niet eens zoo regelmatig geplisseerd als het Japansche krippapier (seuka); de aanbeveling, dat de stof elk drukken of deuken weerstaat, is op beide maar betrekkelijk toepasselijk. * * * Costumes voor kinderbals: Asschepoetster, Arlequine, Alsacienne, bloemenmeisje, liretonne, bruidje, Cauchoise, Clairette, Angot, duivelin, fee, Folie, «i'isc/ienn du kleine", herderin, Hollandsche, Italiaansche, melkmeisje, Markiezin,Pier! rette, Russin, SpaaMche, toovenaarster, soubrette, Sultone, roodkapje, marketentster, Chineesche, Japansche, Zigeunerin, kellnerin, Merveilleuse, oude juffrouw, Kate Greenaway, sneeuwwitje; en voor jongens: boertje (uit Bretagne, Zeeland, l Marken, Rusland, Zweden, etc.), clown, toreador, Chinees, politie-agent, Bobby, L'ompier de Nantesse, Incroyable, Mandarijn, Jockey, Rechter. | toovenaar, zieke heer, Markies, notaris (vanMo| liore), kok, matroos, duiveltje, Italiaan, Mexicaan, Jan Klaassen, Turk, postillon, Hongaar, klein Duimpje, Pierrot, soldaat, enz. * * * Aan het Kaiserbanket in de Witte zaal van het slot te Berlijn gegeven, ter gelegenheid aan het _!5jarig bestaan van het Duitsche Rijk, droeg de keizer de uniform der infanterie, de keizerin een toilet van witte zijde met groote bouquetten. Voor de reusachtige tafels en buf fetten was al het oude zilver voor den dag ge haald; het menu was het volgende: Pommersche Suppe. Gedümpfte Seezungen mit Austern. llehrücken, garnirt. Getrüft'elte llühnerbriiste. Hummern in Gallert. Wachteln, Früchte, Salat. Artischocken mit Mark. Makronen-Sahnenspeise. Kiisestangen. Nachtisch. Een der verslaggevers voegt er als loftuiting bij, dat het diner nog geen drie kwartier duurde; wanneer de keizerlijke keuken zoo goed is als men beweert, is die tijd wel wat kort om aan i een goed menu de behoorlijke aandacht te wijden. * * * In den Saalfclder Aneeiger No. ;) van dezen jaargang kwam de volgende advertentie voor: »Meine Verlobung mit Friiulein L. W. erkliire ich hiermit für aufgehoben. So anschreien lasse ich mich absolut unter keinen Umstiinden durch aus nicht. M. E." Een ander blad neemt haar over, en teekent daarbij aan : ;,M. E. bat durchaus Recht. Wenn Friiulein W. sogar in der Brautzeit ihren Erkorenen so anschreit, wiirde es ihm vollends in der Ehe absolut unter keinen Um stiinden durchaus nicht gut geganger. sein". l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl