Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 971
Mlz Yon BerliciUDgen,
da m der (Florian) Geyer holen wollte.
Naar aanleiding van de opvoering van Gerhard
Hauptmanns nieuwste tooneelstuk.
(Ulk.)
»Mich ergeben! Auf Gnad und Ungnad ! Mit
wem redet Ihr! .. . Sag Deinem Hauptmann; Vor
Ihro Kaiserliche Majestat Wolfgang Goethenhab
ich, wie immer, schuldigen Respekt. Er aber,
sag's ihm, er kann mich " (Schmeiss das
Fenster zu.) Goethe's »Götz'', IV. !).
Een monument voor Louis Pasleur.
Van uit de stad Dole, in den Franschen Jura,
de geboorteplaats van L.OUIS PASTEUR,
komt eeu oproep tot ons, om mede een in
schrijving te openen ten behoeve van de
oprichting van een monument voor dezen
grooten Franschman. Eere-voorzitter van
het «comitéde patronage" voor deze zaak
is de heer Felix Faure, president der
Fransche republiek; in het Parijsche
comitéhebben zitting alle ministers, de
voorzitters van Kamer en Senaat en talrijke
geleerden. Wij willen niet achterblijven, om
de Nederlandsche vereerders van dezen be
roemden geleerde de gelegenheid te geven,
van hun sympathie voor dit denkbeeld te
doen blijken, en verklaren ons, bereid, de
bijdragen in ontvangst te nemen en ze over
te maken naar haar bestemming.
DE REDACTIE.
HETSJES
Een takje seringen.
Al de gordijnen zijn neergelaten, het huis is
somber; de menschen zien er plechtig en geheim
zinnig uit en spreken op gedempten toon. In
de keuken vlamt een groot vuur, waarvoor een
half dozijn eenden braden ; uit de talrijke pannen
op het fornuis stijgt een zangerig, aanhoudend bor
relen ; de vtasem beslaat de ruiten en druipt met
kleine zigzagstraaltjes langs de verglaasde tegeltjes
der wanden en in de eetkamer heerscht een groot
gerinkel van porselein en zilverwerk, nu en dan
overstemd door den kristallen toon van een
gestootiu glas. Kijtuigcu van verschillende vormen
beslaan iiet er/, de stal is vol, er beerscht een.
geluid van regelmatig kauwende tanden ; een paar
schapen kijken met onnoozele, goedige oogen over
het hek van de kooi, de bonden liggen vadzig uit
gestrekt in de zon, tegen den muur der graanschuur;
de gewone bedrijvigheid ontbreekt; de knechts
hebben vrijaf, zij doen hun best om een ernstig
gezicht te trekken. De kippen alleen kakelen, met
haar eigenaardig drafje rondloopend of in de mest
vaalt scharrelend, met al de minachtende onver
schilligheid van bet stomme vee voor de gewichtige
gebeurtenissen, waarover de menschen jammeren
en zich opwinden.
De boer is gestorven en hij zal vandaag, zoo
aanstonds, begraven worden. Vandaar die onge
wone drukte ; de genoodigden, verwanten, vrienden
en buren zijn allen tegenwoordig; zij wisselen de
bekende en nooit van het type afwijkende banali
teiten :
«Wie had dat gedacht, hè? 'k Heb hem verleden
week nog zien loopen!"
»Ja, zeg dat wel. Zoo'n krasse man !"
Ik (een van het slag die altijd alles vooruit
hebben zien aankomen) vond dat hij er slecht
uitzag."
/?Och, ja .... wat is de mensch !"
,,'n Heel verlies voor z'n vrouw ! Hoe zal zij
zich in zoo'u rompslomp redden ?"
//En voor z'n arme kleine Wies, waar hij zoo
gek mee was !"
//Vreeselijk, ja! 't lieve kind.... och! ze
hield ook zooveel van d'r paatje."
,/Ze heeft gelukkig d'r moeder nog."
//Zou ze hertrouwen, denk je?"
Hum! ze zal wel moeten; allén kan ze 't op
den duur niet rooien. Zeg! dat zou een goed zaakje
voi,r jouw jongen zijn!"
»Mis*chien .. . . ja; maar 't kind, zie je? Dat
is een verduiveld ding!''
,, Daar heb je gelijk aan dat is een groot
bezwaar ... ."
//'k Ben benieuwd of hij nog orde op zij n zaken
heeft gesteld, 'k Heb wel gehoord dat hij den avond
te voren den notaris nog heeft laten roepen."
//Och! dat bewijst niet veel. Een testament is
heel dikwijls maar lak!"
//Vooral wanneer er niemendal is, wat ook nogal
eens voorkomt. Men zegt zelfs dat hier... sjuut!..."
De sprekers slaan een wantrouwigen blik rond;
gaan arm in arm venier en zetten in een afgelegen
hoekje fluisterend hun gesprek voort.
Leve de naastenliefde!
Dat is echter geen beletsel om de na blij veilden,
in zoo fraai en bloemrijk mogelijke tail, te
condoleeren, en vooral niet om na de plechtigheid
.
OF MRJOS£PH PUSHftn
In den Engelschen winkel.
(Westminster (iazctte.)
Toenadering,
(Punch.)
JOHN
MAJ
oira BI:LL (ter zvjdr) : »Ze is toch wel een knappe vrouw !"
DAME LA Rfcprm.iyvE (ter zijde) : »Kijk, hij ziet er toch niet kwaad uit!"
lekker te eten. Waarom ook niet? Of men al
met een hongerige maag blijft rondloopen, ver
andert aan de zaak toch niemendal, niet waar?
En de anderen doen het ook. Dus! . .. .
Het voorhuis is met zwart behangen, de dood
kist, op schragen gezet, staat tusschcii twee rijen
waskaarsen; de jonge weduwe, met haar zakdoek
voor de oogen, neigt voor de belangstellenden, die
het stoffelijk overschot van haar man met wijwater
komen besprenkelen, er zijn ontelbare kransen ge
zonden; een der familieleden heeft een prachtigen
meegebracht: witte seringen en camelias ; iedereen
roept er over.
Louise, 't kleine Wicsje, paatjes oogappel, vindt
't, wel prettig, in de zorgeloosheid harer vijf jaren,
die ongewone drukte, dat, geroezemoes om haar heen;
zij ziet de was langs de kaarsen afloopeu en stelt zich
voor, hoe heerlijk ze met die kleine kaarsjes zou
kunnen spelen J Zij tracht eeuigeu dier lange
ge.stolde tranen af te plukken: maar liaar diep be
droefde moeder, die waarschuwend een van ontroe
ring trillenden vinger heeft opgeheven, heeft, haar
dat kleine genoegen niet willen toestaan. VVicsje
zet. een aardig pruilend lipje, nviar de aanblik van
den prachtigen krans heeft liaar met bewondering
vervuld, zij blijft, staan ; onbeweeglijk en met, het,
vingertje aan den mond, kijkt zij beijeerig, o ! zoo
begeerig. naar de mooie bl lemen. Hè! als ze die
eens kou krijgen ! . . . . al was 't maar een heel
klein takje ! . . . . wat zullen die lekker ruiken ! !
Maar daar verschijnt de geestelijke; de
geuoodigden maken ruimte voor hem ; men maakt aan
stalten om de kist op de baar te plaatsen, die door
knechts van de boerderij zal worden gedragen; zij
zetten hun hoeden op en treden aan, de kransen
worden even van het deksel gelegd om de slippen
van het lijkkleed te kunnen optillen....
Louise, hunkerend naar ecu bloempje, neemt haar
kans waar; tersluiks plukt, zij een takje seringen
af en maakt zich uit de voeten, zonder dat iemand
er op let.
Bovendien ze is immers nog te jong, om de
lijkdienst bij te wonen, waartoe dat, jonge zieltje
met zulk een onbegrijpelijke plechtigheid vermoeien ?
Wie weet waarom zij zoo haastig is weggeloopen,
met haar takje seringen, een treurig souvenir, dat,
zij ongetwijfeld heeft, meegenomen om het te be
waren, zoo 'iang ze leeft ? Ach ! die kleine hartjes!
Ze hebben soms opwellingen, die men op zulk een
teederen leetijd niet, zou durven verwachten ! Arm
Wioje, misschien is ze stil in een hoekje gekropen
en schreit ze haar oogjes rood !
De lijkstoet heeft zich in beweging gesteld,
langzaam, statig, zooals het behoort; er wordt nog
niet gesproken, maar het kerkhof is ver en er zal
genoeg gelegenheid zijn onderweg van gedachten
te wisselen.
Het gezang der koorknapen dreunt somber, ter
wijl de stoet onder de vensters van het huis
voorbijgaat :
De jtrofi'iidis cltn,i(iv> f/'/ te, Dr/mina.
Djmiiit' e;ci'ti(/i cocem 'incam.
En in de kamer vol schaduwen, klinkt een
vroolijk kinderstemmetje tegen die woorden vol
ernst in; een vleiend stemmetje, dat zegt: //Nu
zul je eens zien, hoc mooi je zult wezen. A\ eet
je, 't zijn bloemen van pautje, van paatje die
dood is."
Domi/ie, c.tinu/i nralionnn meum.
El i-liiiii<ir lm* tul li' rciimt.
En voor een stoel op haar^knieljes liggend hecht
Wicsji: zorgvuldig het takje seringen aan 't jurkje
van haar pop.
LLERLEI
BelastinS P decoraties.
De heer Michelin, députéde la Seine, heeft
in ernst een belasting op decoraties voorgesteld.
Hij verzekerd, dat zij met de grootste instemming
zal worden ontvangen door hen die ze zullen
dragen ; is dat waar, dan hebben weinig deftige
lieden een lintje. De Di'bnta vooraan, trekken de
conservatieven tegen het, trouwens niet nieawe
denkbeeld te velde. Men zou ook de titels, de
geslacbtswapens en de livereien kunnen belas
ten, zegt het blad. En het verdedigt de
armelieden, die zich verdienstelijke burgers hebben
getoond tegen den aanval op hun portemonnaie.
Heel serieus zal men het overigens met voor
stel van den heer Michelin wel niet moeten
nemen. Hij wil de dragers van het Legioen van eer
belasten met 50 tot l(XH) francs, naar gelang van
den graad; de militairen echter wil hij vrijstel
len. Maar er zijn in het geheel een goede 4:!OOJ,
die het, Legioen van eer op hun borst hebben,
en van hen ruim twee derden militairen. De
Mérite agricole, een minder gewichtige orde, de
acadeinisehe decoratie en het lintje van de
instruction publique zouden maar 25 ji 50 francs
per stuk opbrengen ; vreemde lapelsieraden van
n louis tot 400 francs. Dat is te weinig voor
de schatkist, en tevens te veel voor sommige
gedecoreerden. Te veel ook, in verhouding van
sommige lintles. De belasting zou hooger wordert
dan de inkoopsprijs.'
Londensche zeden.
De inspecteur van politie Colborne had pro
cesverbaal opgemaakt tegen twee jongelui, die een
gratis vechtpartij op de publieke staat te zien
gaven. Een kring van toeschouwers vormde zich
rondom hem, en er werden wachtposten uitgezet.
om de komst van een politieagent tijdig te doen
weten. De rechter, de jongens veroordeelende, waar
schuwde de lieden, die dergelijke straatgevechten
ten behoeve van weddifgscbappen organi
seerden, dat hij een volgenden keer tegen hen zou
optreje:i.
Als barbier begonnen.
De schilder E. .W. Walton vertelt, dat op een
goeden morgen, hij had nog nooit iets verdiend,
een breedsprakig familielid zijn atelier binnen
kwam, met een levensgroot mansportret onder
den arm. »Dat is een portret, zoo zeide de neef,
van mijn overleden broer. Wij geleken op el
kander als twee druppels water, alleen droeg hij
bakkebaarden, en ik heb een g adgeschoren ge
zicht. Schilder die bakkebaarden nu voor mij
weg, want wat heb ik aan een portret van een
broeder die dood is, en maak er mij van. Ik
heb er graag dertig shilling voor over."
V\alton schilderde tot tevredenheid van den
neef de bakkebaarden weg en dus, zegt bij, ben
ik mijn loopbaan eigenlijk als barbier begonnen.
Frefl. Min.
De nieuwe Ergelsche Hof-poëet.