Historisch Archief 1877-1940
973
DE AMSTERDAMMER
A°. 1896.
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAURIK Jr.
Dit nummer bevat een Bijvoegsel.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel bij de Vijzelstraat, 542.
Zondag 16 Februari
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post ? 1.65
Voor Indiëper jaar mail?10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12*
Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20
Reclames per regel _ 0.40
INHOUD:
VAN VEERE EN VAN NABIJ: Geschiedenis o
legende. De verzoening tusschen Bnsland en Bul
gartfe. - SOCIALE AANGELEGENHEDEN:
Buurtvereenigingen, door F. M. C. MUZIEK IN DE
HOOFDSTAD: door van Milligen. KUNST EN
LETTEREN: Oostersche knnst, door Bulée. Zola
en de jongeren. FEUILLETON: Een Blasé!"
door Jerome K. Jerome. (Slot}. RECLAMES.
VOOR DAMES : Kan het verwezenlijkt worden ? dooi
Catharina Alberdingk Thiijm. ALLERLEI, dooi
E?e. Gedichten van E. Koster, door Ch. M. yan
Deventer. SCHAAKSPEL. VARIA. ALLERLEI
SCHETSJES: Het Geheimschrift. PEN- EN
POTLOODKHASSEN. ADVERTENTIËN.
«miinniiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
In ons No. van 19 Jan. j.l. hebben wij op
een onjuiste voorstelling van het gebeurde
betreffende Samalangan gewezen, en op het
onrecht, dat er in gelegen is, generaal
v. d. Heyden, als held van Samalangan te
verheffen.
Wij deden toen uitkomen, dat deze ver
draaiing van de geschiedenis eenvoudig moe
worden toegeschreven aan den onwil der
autoriteiten om de vergissing te erkennen
destijds door Z. M. Willem III begaan.
Wij schreven: »0p het telegrafisch bericht
van de overwinning te Kotta Blang Temoelit
en het daardoor verkregen militair en poli
tiek succes werd generaal v. d. Heyden
benoetnd tot Commandeur der Muit. Willems
orde en Adjudant i. b. d. des Konings,
waarvan hem ook per telegraaf de
mededeeling werd gedaan, en toen het later bleek,
dat door het initiatief van een ander die
zege was bevochten, moest deze in het dui
ster blijven; en is hij dat gebleven.... al
werd ook langzamerhand de ware toedracht
van dit wapenfeit bekend!"
Onze opwekking om een fout te herstellen
ging niet onopgemerkt voorbij.
De Middelb. Ct. deelde met instemming
haren lezers onze opmerkingen mede, maar
sprak tevens hare verwondering uit, nu
de groote bladen, over deze zaak het stil
zwijgen bewaarden. Inderdaad, het heeft er al
den schijn van, dat men het nog als majes
teitsschennis beschouwt, na het verscheiden
van Willem III, op een, trouwens geheel on
willekeurig door hem beganen, misslag te
wijzen. Een eerbied voor een koninklijke
daad, zóó diep, dat men zelfs na 's vorsten
dood de waarheid weigert te huldigen, karak
teriseert ongetwijfeld onze machthebbenden
als plus royaliste que Ie roi.
Toch is er in n der bladen, het Han
delsblad, een poging gewaagd, om Van der
Heyden op den eerenaam: held van Sama
langan, recht te doen behouden. Twee
pogingen zelfs; n echter van iemand, die
zijn naam niet durfde noemen, maar ook
een poging door den gepens. ads.-resident
Van Heuckelum, wien men een antwoord
niet onthouden mag.
De heer Van Heuckelum weidt uit over
de landing, en de houding van generaal Van
der Heyden bij den aanvankelijken tegen
spoed; over het aandeel, dat de Marine aan
deze onderneming gehad heeft, en geeft dan
het volgende verhaal:
»Het zal ongeveer 10 uur 's morgens geweest
zjjn, toen de spits der laatste colonne, waarbij
zich de bevelhebber bevond, aan eene lagune
of kreek kwam, waarover een vlondertje gelegd
was, en daar werd door den vjjand een hevig
vuur op onze troepen geopend, uit eene ver
sterking, Temoelit, waarvan het bestaan, althans
de ligging, aan onze troepen geheel onbekend
was, en die door allerlei beplantingen geheel
verscholen was. De zeer hooge stevige
aardenwallen dier versterking waren met bamboe kokers
doorboord, en sommige daarvan lagen juist in de
richting van het vlondertje. Bjj het overtrekken
daarvan werden dan ook velen der onzen getroffen,
waaronder de bevelhebber die een schot in het
linker-oog kreeg. Hij werd met eenige andere
gewonden naar een plek in de nabijheid gebracht
en door den na eenigen tijd aar gekomen dokter
verbonden.
De controleur bleef bij den bevelhebber. Het
overige gedeelte der kolonne spoedde zich naar
de plaats des gevechts, alwaar de aanval op de
vyandelyke benting door den majoor
kolonnekommandant geleid werd, doch ook deze werd
spoedig door verwonding buiten gevecht gesteld,
en toen nam de chef van den staf het kommando
voor dien aanval op zich.
De bevelhebber, hoewel door hevige pijn en
bloedverlies schier bezwijmende, bemerkte door
het lang aanhoudende kanon-geweervuur dat de
vermeestering der vijandelijke stelling zeer zwaar
viel, en zond daarom successievelijk alle valide
manschappen die tot dekking der geïmproviseerde
ambulance aanwezig waren, naar het gevechts
terrein tot versterking der aanvallers.
Dat de ambulance daar dicht b\j de benting
en volstrekt niet tegen het vijandelijk vuur be
schut lag, bewezen de vele kogels die de daar
aanwezigen om zich heen hoorden fluiten en ook
enkele troffen, maar het hachelijkst oogenblik
brak aan toen de vijanden eindelijk gedeeltelijk
de benting begonnen te ontvluchten, en het bleek
dat zy juist op hun terugtocht de plaats der
ambulance op zeer korten afstand passeerden.
Zoodra dat bemerkt werd, liet de kontroleur
alle aanwezigen, die daartoe slechts in staat wa
ren, zooals inlandsche bedienden, dwangarbeiders
die als dragers de expeditie volgden, kortom
iedereen de geweren en ammunitie der gevalle
nen opnemen en zooveel mogelijk schoten lossen,
waardoor de vijand afdeinsde, meenende dat die
plaats goed verdedigd was. Zelfs de gewonde
bevelhebber nam nog een geweer ter hand, doch
de onmogelijkheid inziende om daar te blijven
gelastte hij tevens dat de geheele ambulance zou
optrekken uaar den aanvalstroep.
Door den controleur gesteund doorwaadde de
bevelhebber de lagune gevolgd door alle anderen.
Weer op vasteren bodem gekomen, werd hy te
paard gezet en vastgehouden aan weerszijden
door den controleur, en een in den arm gewon
den luitenant bereikte hy de vijandelijke benting,
waarin toen juist de eerste aanvallers binnen
drongen. Een luid hoerah steeg bij dit gezicht
op uit de troepen. Maar toen ook waren de
krachten van den bevelhebber uitgeput.
Hij werd van zijn paard geholpen en viel in
zwym.... Spoedig weer bijgekomen maar niet
verstaanbaar meer kunnende spreken, nam hij
een notitieboekje waarop hij schreef: »Ik houd
het bevel" en gaf dit aan den chef van den staf
over. Den controleur dien hij eerst had gelast
hem te volgen, droeg bij op verzoek van den
chef van den staf op bij dezen te blijven, en
daarop werd de bevelhebber naar ons nabijgele
gen bivak Tamboca ter verpleging gebracht."
Een overzicht, waaruit blijkt wat niemand
ooit betwijfeld heeft, dat v. d. Heyden, ook
toen hij gewond was, nog een dapper man
zich betoond heeft. Doch wat, na, dit verhaal,
te constateeren overblijft, is, dat de aanval
op Kotta Blang Temoelit, en de daarop ge
volgde verovering buiten v. d. Heyden is om
gegaan.
Het gevecht, men mag dit niet voorbijzien,
lag buiten het plan van den veldtocht, men
leze slechts Kielstra's Aljeh-oorlog, blz, 11 (J,
en lette op de woorden uit het schrijven van
den heer v. Henckelum: dat het vuur door
den vijand werd geopend uit een versterking
Temoelit, waarvan het bestaan, althans de
ligging, aan onze troepen geheel onbekend
ivas, enz.
Het gevecht was dus een zuiver
rencontregevecht. Bij dit rencontre- gevecht werd de
opperbevelhebber bijna terstond na het
deboucheeren uit den kampongrand door een
schot in het linker oog gewond. Ook de heer
v. Heuckelum spreekt dit niet tegen.
V. d. Heyden was de eerste gekwetste. Hoe
zal men nu nog beweren, dat de opperbe
velhebber de eerste dispositiën tot het gevecht
heeft genomen?
Bovendien blijkt uit een aantal certificaten,
dat de aanval eerst na de verwonding van
den generaal heeft plaats gehad. Het feit
is, dat de heer Kellermann, nu den opperbe
velhebber aan de doctoren te hebben over
gegeven, de voorwacht nog op dezelfde plaats
:n in dezelfde positie vindende, als toen hij
iaar met den gewonden opperbevelhebber ver
laten had, den last tot aanvallen gegeven
heeft en aan de spits der troepen
de manschappen tot vlak vóór de vijan
delijke versterking heeft geleid, zoodat
een toestand geboren werd, waaruit l
de nederlaag of de overwinning moest
volgen. Ware een nederlaag het gevolg
geweest, men zou hem zeker ter verant
woording hebben geroepen, al is het be
kend genoeg, dat op kritieke oogenblikken,
wanneer het niet mogelijk is op een bevel
van hoogerhand te wachten, de mindere vaak
een besluit moet nemen, zooals uit de ge
schiedenis ook der jongste oorlogen meermalen
blijkt. Maar nu er een schitterende over
winning werd bevochten, waardoor het stra
tegisch en politiek doel werd bereikt, zoodat
niet alleen het onafhankelijk en strijdhaftig
Rijk van Samalangan werd onderworpen,
maar ook het daaraan grenzend Rijk van
Merdoe is het onjuist en onbillijk, indien
er van een held van Samalangan moet
gewaagd worden, als zoodanig generaal
v. d. Heyden de eer te geven die hem
bij overigens zooveel welverdiende eer niet
toekomt.
Een pikant onderdeel van de legende vormt
het verhaal omtrent Van der Heyden, na
zijne verwonding, te paard. De plaats, waar
de gewonde opperbevelhebber zich bevond,
was onhoudbaar, toen de vluchtende vijand
juist naar de plek ontweek, waar de ambu
lance was opgesteld. Zooals de heer Van
Heuckelum reeds in de Avondpost van 22
Nov. 1894 mededeelde, werd in dezen nood
de bevelhebber, na de lagune te zijn
doorgeholpen, »op zijn paard getild, vastgehouden
door luit. Kellermann en v. H., vóór de
veroverde versterking geleid," en dit ge
schiedde te paard, eenvoudig als transport
middel, omdat er tengevolge van het groot
aantal gekwetsten, gebrek aan tandoe's was.
Dat de troepen juichten, toen zij, opgetogen
over het succes hunner wapenen, nu ook
den gewonden generaal in betrekkelijken
welstand vóór de sterkte zagen, is te
bebegrijpen maar opmerkelijk is het, hoe
door dit feit mede de legende is ontstaan.
Immers eenigen tijd later werd aan den heer
Menger Sr., destijds eerste stempelsnijder
aan de Munt te Utrecht, opgedragen een
medaille te ontwerpen ter nagedachtenis van
de verovering van Kotta Blang Temoelit, en
welke voorstelling werd door dezen heer nu
van dat wapenfeit gegeven? Op de doorhem
vervaardigde teekeningen zag men Gene
raal van der Heyden verbonden en met
getrokken zwaard, op een paard geze
ten, zijne soldaten aanvurende de sterkte
te veroveren. Men heeft toen deze voor
stelling, na protest van getuigen van het
wapenfeit, niet durven behouden, maar haar
gewijzigd door dat zwaard van den generaal
weder naar de schede te doen verhuizen en
op de sterkte een microscopisch klein vlag
getje aan te brengen, waaruit moet blijken,
dat zij reeds in bezit der aanvallers was.
Zou men niet even goed, maar iets duide
lijker dan dit op de medaille geschiedde, de
historie zelf van de legende, die haar ver
duisterd heeft, behooren te zuiveren?
Wij denken er niet aan v. d. Heyden iets
te misgunnen; veel eer komt hem toe, maar
de zaak is niet alleen eene van historisch
belang; zij raakt tevens de billijkheid. De
onjuistheid sluit een onrechtvaardigheid
in zich.
De verzoening tusschen Rusland en
Bulgarije.
Vorst Ferdinand van Bulgarije is nooit
eene zeer sympathieke figuur geweest, maar
zijne houding in de laatste weken was, rond
uit gezegd, weerzinwekkend, en zelfs de
omstandigheid, dat de Bulgaren hem op dit
oogenblik verheerlijken en toejuichen, kan
voor hem geen verontschuldiging zijn.
Het is altijd een stuitend schouwspel, als
iemand zijn geloofsovertuiging om politieke
redenen prijs geeft, en Henri IV, met zijn
»Paris vaut bien une messe", is zeker geen
navolgenswaardig voorbeeld. Maar de
Fransche koning heeft ten minste het offer zijner
overtuiging zelf gebracht, en vorst Ferdinand,
die de Bulgaarsche grondwet drie jaren ge
leden liet veranderen, omdat hij geen huwe
lijk met een katholieke prinses kon sluiten
als hij niet beloofde, den erfgenaam van zijn
troon katholiek te laten opvoeden, heeft die
belofte verbroken: hij is zelf katholiek ge
bleven en laat zijn tweejarig zoontje, niet
tegenstaande het ernstig verzet van zijne
vrouw, tot den Grieksch orthodoxen godsdienst
overgaan. In zijn zeer gezwollen toespraak
aan het Bulgaarsche volk verklaart hij, dat
hij dit zware en onmetelijke offer" heeft
gebracht op het altaar van het Vaderland,
en beklaagt zich, dat hij daar waar hij het
verwachtte (N.B. bij den Paus!) geen goed
begrip, geen erkenning vond van hetgeen
voor Bulgarije noodig was.
Van ons standpunt gezien, zal het twee
jarig erfprinsje Boris er niet minder gelukkig
om zijn, of hij in den katholieken of inden
Grieksch-orthodoxen godsdienst wordt opge
voed, of hem geleerd wordt want daarop
komt het bij het credo van dezen convertiet
vooral aan, dat de Heilige Geest alleen
van den Vader afkomstig is, dan wel van
den Vader en van den Zoon. En wij kun
nen ons best begrijpen, dat de Bulgaren zich
verheugen in het vooruitzicht van te worden
geregeerd door een vorst, die den nationalen
godsdienst belijdt. Maar dat alles neemt
niet weg, dat vorst Ferdinand zijn woord
heeft gebroken en een onwaardig spel heeft
gespeeld met aangelegenheden, die hem drie
jaren geleden nog zóó heilig waren, dat hij
terwille daarvan den sterken arm van
Stamboeloft' gebruikte om tegen den wil van zijn
volk eene grondwetsherziening door te drijven.
Doch de persoon van vorst Ferdinand
kunnen wij hier verder onbesproken laten.
De groote vraag is: welke zullen voor Bul
garije de gevolgen zijn van de toenadering
tot Rusland, tot welke de overgang van het
erfprinsje den weg heeft gebaand ?
Wij weten reeds dat de czar de uitnoodiging
heeft aangenomen om als peet van den
jeugdigen bekeerling op te treden, en dat hij
zich bij de plechtigheid te Tirnowo door een
Russisch generaal laat vertegenwoordigen.
Wij weten ook, dat de Bulgaarsche premier
StoüofF naar Constantinopel is gereisd, om,
gebruikmakende van de op het oogenblik
bestaande goede verstandhouding tusschen
Rusland en de Porte, den sultan te over
reden, het initiatief te nemen voor eene erken
ning vari den Coburger als wettig vorst van
Bulgarije. Maar zal dat zoo gemakkelijk gaan ?
De hoofdredacteur van de Petersburger
Wjedomonti, vorst Uchtowski, die met den
czar persoonlijk zeer bevriend is, merkt op,
dat voor het juichen der Russische intelligentie
over eene diplomatieke overwinning in Bul
garije geen aanleiding bestaat, want vorst
Ferdinand het blad noemt hem altijd
»hertog" Ferdinand denk er niet aan,
Bulgarije van zijne tegenwoordigheid te be
vrijden. Tot de meerderjarigheid van prins
Boris, dus nog gedurende zestien jaren, heeft
men niets te verwachten dan eene heerschappij
van Oostenrijk en van de Duitsche en
Oostenrijksche bankiers. Natuurlijk zal de katholieke
«regent" bedoeld wordt weder vorst Ferdi
nand geenerlei maatregelen nemen tegen
de in het geheele Oosten voortwoekerende
katholieke en protestantsche propaganda.
Het nihilisme, waarvoor Stamboeloff de deuren
van het ongelukkige orthodoxe Bulgarije zoo
wijd heeft opengezet, zou in de eerstvolgende
zestien jaren even weinig als tot dusver op
tegenstand stuiten.
Zooals men ziet, kan vorst Ferdinand voor
het Russisch blad niets anders zijn dan een
regent, en dan nog wel een slecht regent.
Zou men daaruit de gevolgtrekking moeten
maken, dat een Russisch regent de voorkeur
verdient ?
Ook de Moskotcskija Wjedomosti noemt
het eene dwaling, als men aanneemt, dat de
overgang van prins Boris de prijs zou kunnen
zijn voor de erkenning van vorst Ferdinand;
die overgang was slechts n stap tot wijziging