Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 973
stad omsloten door de bergen, geheel de schilderij
in een kleur met meer of minder diepe tonen.
Wat een warmte in die twee groote stukken
van Taupin. Het eene, Derniers rayons, met op
den voorgrond witte huizen en witte
muurbrokken, hier met een geelen, daar met een zacht
violetten gloed, daarachter, over de platte daken
en terrassen dier huizen, langs de koepels en
de minarets der moskeeën, de vlakte in een zacht
rose licht zich badend en in een dunnen nevel
wegdoezelend naar den horizont. Het andere,
Sur les terrasses, is een ochtend-effect. De recht
hoekige terrassen in bekoorlijke wanorde sluiten
de rechtlijnige muren af, die met een flauw
blauwen damp omgeven z\jn en nog grauwen naar
onderen toe, waar wjj nauwe straatjes vermoeden,
en al deelt de komende zon ook een geelig
gouden tinteling aan den dampkring boven de
vlakte mee, toch z\jn nog blauwig de groote
slagschaduwen van den berg, een groote rood
bruine steenklomp.
De Vite prise de la mosquée des Moamines van
Eugène Girardet tintelt van een krachtig warmen,
vollen middaggloed die er ligt over de scherp
omzoomde terrassen der huizen, over de hier
rozigwitte, daar geelige vlakte, over het levendige
boscbgroen, over den berg van lichtbruinen steen
op den achtergrond; n man ter zijde op een
terras doet aan leven denken in deze breede
uitgestrektheid van felle zonnehitte.
Van de mooie schilderyen van Cottet vermeld
ik bij voorkeur Marchéaux huiles a Assiout met
zgn krachtige donkere figuren zittend naast de
groote grauwe oliepotten en met oostersche kalmte
zich bewegend in het rond, die zoo treffend uit
komen op den lichten achtergrond afgesloten
door een helwitte moskeemuur, en Femmes allant
au marché, uitmuntend eenvoudig, de vier forsche
vrouwenfiguren op een r\j. De kleinere stukken
van dezen meester geven, zoo mooi gezien, echte
Noord-Afrikaansche brokken natuur, waarin het
licht en het donker, het rood, het bruin, het
groen en het geel met rijkdom aan tinten en
scherpte aan schaduwen zoo heerlijk naast elkan
der uitkomen.
Voortreffelijk zijn ook van Girardot L'Attente
du départ des Aï-xaouas a Tanger en Le grand
marchéde Tanger, zulke mooie en ware tafereelen
uit het Oosten, waarvan de rust van het eerste
de ineen gedoken zittenden, op den heuvel met
de woeste vlakte aan hunne voeten om hunne
kameelen geschaard in een wachten zonder onge
duld een sterk contrast vormt met de leven
digheid van het tweede, vol drukte, kleur en
warmte.
Veel licht en veel buiten, met mooie
pfSrspeotieven door beschaduwde lanen jen langs
helverlichte huizenmuren, met lachende, vrolijke en
guitige gezichten, geven'de schilderden van Dinet,
wiens natuur wiens menschèn en wiens dieren
de zon even weldadig maakt als de stemming
bl\jkt te zijn waarin deze even fijngevoelige als
levenslustige schilder het Algerijnsche binnenland
heeft gezien, en waarin hy uitdrukking aan zijn
beelden heeft gegeven. Meer zou ik kunnen en
willen noemen, maar ik bepaal mij tot de besten
of die ik voor de besten hield en die mij het
levendigst het heerlyke Noord-Afrika deden
weerzien.
Eer ik, na dit groot geriieten, wegging uit de
Galeries Durand-Ruel vond ik het jammer dat
de fransche oriëntalisten zoo exclusief zijn dat
zjj geen buitenlanders onder zich opnemen (de
twee schilderden van lord Edwin Weeks op deze
tentoonstelling vormen een uitzondering die ik
hier niet heb te apprecieeren). Want, dacht mij,
i uil minimi m mm
Eindelijk sprak ze, een glimlach om de
lippen: »Maar waar zal ik heengaan ? Ik
heb geen enkele invitatie."
«Kunt u niet doen alsof u er een hebt?
't Is nu zeven uur. Zeg dat u naar een
diner gaat, dan kunt u vroeg thuis komen.
Kleed u nu aan; zeg hem even goeden dag,
en kom dan om elf uur nog eens weer bij
hem, alsof u pas thuis komt."
?»Is het heusch noodig, zuster?"
»Ik geloof dat het beter is, mevrouw. Ik
wilde dat u het doen kondt."
De Hooggeboren Mrs. Drayton liep naar
de deur, bleef halverwege stilstaan en zei:
»Mijn man heeft een heel scherp gehoor,
zuster; hij zal telkens luisteren of hij de
deur hoort opendoen en het rijtuig hoort
wegrijden."
»Laat dat gerust aan mij over; ik zal zorgen
dat de vigilante tien minuten voor achten
voor staat. Dan kunt u de straat uitrijden,
uitstappen en naar huis terug wandelen. Ik
zal u zelve binnenlaten."
»En hoe dan met het thuiskomen?"
»Een minuut of wat voor elf gaat u zoo
stil mogelijk het huis uit, en vindt het rijtuig
aan het eind van de straat voor u gereed
staan. Ik zal daarvoor zorgen."
Een half uur later trad Mrs. Drayton de
ziekenkamer binnen, in een sierlijk toilet,
schitterend van juweelen. Gelukkig was het
licht getemperd, of de «geblaseerde Willy"
zou getwijfeld hebben, of zijn vrouw er wel
uitzag zooals het hoorde. Want haar gezicht
stond niet zoo vroolijk als voor een dinertje
past.
»Ik hoor van de zuster dat je van avond
naar de Grévilles gaat. Dat doet mij eens
wat zouden daar onze artiesten een mooi figuur
gemaakt hebben. De weinigen die ik ken be
hoeven de vlag niet te stryken voor de fransche
kunstbroeders. Bauer heeft uit Egypte, Zilcken
uit Algerië, Haverman en Rink hebben uit Ma
rokko indrukken en herinneringen meegebracht
die zoo mooi zyn omgezet in kunstwerken dat
ik hen gaarne hier had willen zien om Chudant,
Taupin, Girardet, Cottet, Girardot, Dinet te
toonen, dat zij niet de eenige meesters zijn in
wier ziel de gloed van het Oosten huist, wier
penseel ry'k is aan de kleuren van het land
der zon.
P a r y s, Februari '96. BULÉB.
Tentoonstelling H. W. Jansen.
In »Arti'' is geopend een tentoonstelling van
schilderijen en studies, vervaardigd door H. W.
Jansen, in het geheel 115 werken.
Bij den heer Preyer & Co., lokaal »Pictura",
Wolvenstraat 19, is in de vitrine tentoongesteld
een schilderij van J Maris, getiteld : »het
jaagpaard".
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiMiiiiiiiiMiMiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin
Ma en de jongeren.
Van Zola's artikel over Verlaine hebben wij
de voornaamste passages medegedeeld. Het heeft
hem een niet onaanzienlijke vracht verwijten en
verwenschingen bezorgd; hij is voor eennaijverig,
jaloersch, ouderwetsch man uitgescholden, en
thans, om eens en voorgoed af te rekenen met
de jongeren, schrijft hij in den Figaro een nieuw
artikel, A la Jeunesse. Het gromt en dondert
een weinig in dit opstel, waarvan srompons" het
hoofdmotief is. Gelijk de mannen van de politiek
het volk vleien dat hen stemmen moet, zoo, schrijft
Zola, plegen de ouden, in angst en vreeze voor het
nageslacht, roemziek tot over het graf, zich aan de
voeten van de jeugd te werpen. Haar is het dus niet
kwalijk te nemen, dat zij haar geringste gunsten
hoog in prijs houdt, dat zij meent een allerbelang
rijkst persoontje te zijn, die den roem uitdeeltgelijk
onze jonge meisjes fin de siècle haar oude hand
schoenen verdeelen onder haar aanbi iders. Maar
met dien opgeschroefden toestand moet het nu
maar uit zijn, zegt Zola. l)e waarheid is toch,
dat ieder geslacht van schrijvers, dat na een
groote figuur komt, onvermijdelijk zijn tegen
stander is; met de néo-idealisteri gaat het niet
anders. Zij vinden den weg versperd; toch
willen zij voorbij, om hun eigen oorspronkelijk
heid te vinden, op straffe van niet te zijn. Wie
dus niet wordt bestreden en verloochend door
de nieuwe generatie, is geen sterke figuur, heeft
geen eigen kracht, breed genoeg om, gelijk men
zegt, de eeuw af te sluiten.
En indien men eens geen lust had, de meester
der jongeren te zijn? »Men kan andere opvat
tingen hebben dan gij, zonder, gely'k gij s-hijnt
te gelooven, een compleete gek te zijn... Wat
mij betreft, ik wil wel breken, en breken voor
goed, eens voor altijd."
»Breken, in de eerste plaats, om de behoefte
aan helderheid, die mij een hartstocht is, en den
trek naar het duistere, die u drijft Duidelijkheid,
helderheid, eenvoud ! Dat is mijn hevigst ver
langen. Voor mij is het niet zeker, dat twee
maal twee vier is; ik moet het bewijzen. Als
mijn boeken zoo lang zijn, als ik zoo vaak mij
zelf herhaal, het komt wijl ik altijd vrees, niet
te zijn begrepen. Meer licht, en nog meer licht,
de geheele zon, die vlamt en bevrucht ! voor
geen druppel is mijn bloed van het .noorden;
zuidelijk is mijn denken, zuidelijk mijn gevoelen,
iiiHiiiiiMimiiim
plezier! Ik heb er zoo over getobd dat
je altijd zoo saai thuis zit."
Hij nam haar handen in de zijne, hield
haar een eind van zich af, en zei :
»Wat zie je er allerliefst uit, kind! Wat
zullen ze mij verwenscht hebben, dat ik je
hier al dien tijd zoo opgesloten heb; net als
een prinses in het hol van een monster. Ik
zal ze nooit meer onder de oogen durven
komen."
Zij lachte, verheugd over zijn liefde, en
fluisterde:
»Ik kom vroeg thuis, 'k Zal zoo verlangen
te weten hoe mijn jongen het gemaakt heeft.
Als je niet zoet geweest bent, ga ik niet,
weer, hoor!"
Zij kusten elkander; zij vertrok, en keerde
om elf uur in de ziekenkamer terug. Zij ver
telde hem dat het een gezellig dinertje ge
weest was, en gaf eenige bijzonderheden van
haar succes.
De verpleegster vertelde dat hij dien avond
opgewekter geweest was, dan zij hem in dagen
gezien had. Er werd dus iederen dagcomedie
voor hem gespeeld. Den eenen keer had zij
. - 11
eene invitatie voor een luncheon, waarvoor
ze een prachtig toilet had; den volgenden
avond ging ze naar een bal, in een japon,
regelrecht uit Parijs; dan weer naar een
receptie, een concert, een groot diner.
Leegloopers en voorbijgangers bleven stilstaan
om een bleeke dame aan te gapen, met
roodbeschreide oogen, gekleed als voor een partij
aan het hof, die als een diefegge in en uit
haar eigen huis sloop.
Op zekeren middag toen ik ergens een visite
maakte, hoorde ik dat men over haar praatte.
Ik voegde mij bij het groepje om te luisteren.
ik heb heel mijn hart gehecht aan de mooie, even
redige bouworde, die de pyramiden heeft doen
verryzen onder den brandend blauwen hemel. Zoo ben
ik, en niet anders wil ik zijn. Ik wil den volzin van
kristal, klaar en eenvoudig zóó, dat kinderoogen
hem deel voor deel doorschouwen, en genieten,
en onthouden. Ik wil de gedachte zoo waar, zoo
naakt, dat zij zelf doorschijnend lijkt, en de hard
heid heeft van een diamant in het kristal van
den volzin. Gij ziet, dat wij moeten breken, onze
waardigheid eischt het. Breken, jongelui, breken,
om niemand in een waan te laten.
»En dan laat ons breken om de liefde die ik
heb voor mijn tijd. Ik begrijp, dat gij niet wilt
verward worden met een man die van de halles
houdt, van de spoorwegstations, van de groote
moderne steden, van de mama's die ze bevolken,
het leveu dat er zich vertienvoudigt in da
ontwikkeling der hedendaagsche maatschappij.
Ik ben zoo onnoozel. niet op mistige en
droomerige steden gesteld te zijn, op volken van
warende schimmen, op al wat de adem der ver
beelding aandrijft en weder medevoert. In mij
is een groote belangstelling voor het volk, dat
zwoegt onder het gruwelyk probleem van vraag
en aanbod, dat zoo hevig lij It en zoo dapper
strijdt, zooveel ellende kent en zooveel mede
lijden, dat een groot artiest, het schilderend,
noch zijn hart, noch zijn verstand geheel kan
omvatten. Ja, het kleine volk van de straat,
het volk in fabriek en boerderij; de bourgeois
die worstelt om de macht in handen te hou
den, de beambte die een billijker deel in de
winst verlangt, de geheele zich vervormende
menschheid van dit oogenblik is mijn, voor mijn
krachten te groot, arbeidsveld. Nooit is een tijd
grooter geweest; nooit was er een met meer
hartstocht, zwanger van meer wonderen der toe
komst ; wie dat niet ziet is blind, en wie
minachtend leeft in het verleden of in zijn droom,
is een kind, dat blaast op een kinder-instrument.
Optimist, ja! met hart en ziel, tegen het vuige
pessimisme, de schandelijke onmacht om te willen
en lief te hebben. Laat ons breken, jongelui.
dadelijk breken, want wij verstaan elkander niet!"
De wetenschap, ten slotte, is Zola's
hartstochtDe oude natuur, de jonge wetenschap. Wat zij
niet kan aan den dag brengen, zij kan het
althans van de dwaling bevrijden. liet leven, het
positivisme. Gij zijt reeds verzeild geraakt in het
mysticisme, het satanisme, het occultisme, de
godsdienst die van den duivel leeft, de liefde
zonder kinderen. De volken sterven, als zij het
leven niet meer lief hebben.
Gesteld al, zegt Zola, de hartstocht voor de
waarheid verzwakte een oogenblik: het zou het eeu
wig weegschaalspel zijn, en nimmer haar ondergang.
Maar zij vernauwt niet. En de reden van haar
forsche levenskracht is dat zij alleen kan bloeien
in dezen tijd ; dat zij alleen wortel kan schieten
in onzen bodem van democratie en wetenschap.
Vóór de jongeren succes zullen hebben, moeten
zij de geheele maatschappij omkeeren. Maar zij
kunnen niet. Alleen in hun toorn is mannelijk
heid, hun poëzie is grijs, duf, dood. Zij rieken naar
dogmatiek, naar bekrompen en onverdraagzame
leerstellingen. De jongelui schijnen grijsaards van
honderd jaar. Hun alinea's zijn te lang, te vol,
te geleerd, te pedant. Zij hebben een trieste ma
nier van jong zijn. Hun werken rieken naar kel
ders, waar de zonnestralen niet doordringen, zij
zijn dubbelzinnig lubriek, zonder sexe of leeftijd.
Zij hebben een verdachte godsdienstigheid, die
uitloopt op het ergste intellectuecle en moreele
bederf.
»Gaat zoo maar voort, kinderen, besluit hij:
nmiiliilmimiiimmiiitiiiiiiiiiniliiuiiimimiimMMiiiiiiiliiimmiimmmi
»Ik heb haar altijd hél ongevoelig ge
vonden, maar ik dacht dat ze tenminste
meer lici'xcit* had," zei een dame. Een
vrouw mag al niet doodelijk zijn van haar
man, ze hoeft daarom niet openlijk aan
iedereen te toonen, dat ze niet ziet dat zijn
dagen geteld zijn.1'
Ik zei dat ik uit de stad was geweest, ver
zocht om inlichting omtrent hetgeen men
bedoelde, en kreeg van verscheidene lippen
hetzelfde verhaal. De een had, twee of drie
avonden achter elkander, haar rijtuig voor
de deur zien staan! Een tweede had haar
zien thuis komen. Een derde had haar er
uit zien stappen enz. Ik kon hetgeen ik
hoorde niet overeenbrengen met haar zooals
ik haar kende; den volgenden avond dus
bracht ik er een bezoek. Zij deed onmiddellijk
zelf open, en begon dadelijk:
»lk stond brj het raam en zag u aankomen.
Ga hier binnen, maar stil."
Ik volgde haar; zij sloot de deur achter
zich dicht. Zij was prachtig gekleed; het
gekapte haar schitterde van diamanten ; mijn
groote verbazing moet op mijn gezicht te
lezen zijn geweest. Zij lachte bitter en legde
mij uit,:
»Het heet dat ik van avond naar de opera
ben. Ga zitten, als u een oogenblik tijd hebt."
Ik zei dat ik gekomen was om eens te
praten, en daar, in de donkere kamer, met
geen ander licht dan van de straatlantaren,
vertelde zij mij alles. Aan het eind gekomen,
viel het hoofd snikkend op den blooten arm.
Ik keerde mij om en keek het raam uit.
Maar zij richtte zich weldra overeind,
kwam naar mij toe en ging voort:
»Ik heb zoo'n wonderlijk gevoel, als ik hier
Lelie's, meer lelie's, waarachtig, gij hebt er nog
niet genoeg. Handen, armen vol lelies, om de
wereld mee te vergiftigen ! En bleeke maagden,
maagden die geheel ziel zijn, en dooien in wouden,
smeltend in de armen van haar minnaar, als
droomen, meer, nog meer, tot wij ervan wal
gen ! En symbolen, o, alstublieft symbolen,
houdt er niet mede op, maakt ze zonder
poozen, al duisterder, al meer ingewikkeld, al
onbestemder voor de arme menschenhersens.
Wat een revanche bereidt gij ons, kinderen !
Indien de leliënoogst, de eenige reden van de
hedendaagsche migraine, nog een paarjaar aan
houdt, zal het naturalisme, dat vuile naturalisme,
dat gij in den grond hebt gestopt, dicht opschieten,
als het zware koren, dat de menschheid voedt.
By de Leidsche firma Burgersdijk en Niermans
heeft over eene afdeeling van haar antiquarisch
magazijn een uitgebreide catalogus het licht ge
zien, inhoudende p. m. 7500 oudere en nieuwere
werken tegen verminderde prijzen over klassieke
philologie, nieuwere Litijnsche schrijvers en arche
ologie. Om een denkbeeld te geven van de
uitvoerigheid van den catalogus, diene dat hij
van verscheidene schrijvers 100 tot 500 verschil
lende uitgaven en commentaren bevat. Bijv. van
Aeschylus 100 ns., Aristophanes 80 ns., Aristoteles
125 ns., Demosthenes 75 ns., Euripidei 100 ns.,
Herodotus 70 ns., Homerus 300 ns., Plato 175 ns.,
Plutarchus 100 ns.. Sophocles 125 ns., Xenophon
130 ns., Cicero 360 ns., Horatius 130 ns., Ovidius
80 ns., Plautus 75 ns., Tacitus 100 ns., Virgilius
110 ns., Erasmus 80 ns., enz. enz. Verder ver
meldt de catalogus o. a. een groot aantal gezochte
uitgaven uit de 17e en 18e eeuw, gedrukt bij de
Elzeviers, Wetstein, Luchtmans e. a.
HiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiminiiiiiiimmiiiiiii
Reclames.
40 cents per regel.
TRAOB
MARK.
ARTELL'S COGNAC
Dit beroemde merk is verkrijg
baar bjj alle soliede Wijnhandelaars
en bij de representanten
KOOPMANS «fc lillUOHER,
te Amsterdam.
Prijzen vanaf ? 2,50 per tecli.
Magazijn KEIZERSHOF", Nieuweiidijk 196.
Zydensto f f en. Grootste sorteering zwarte
en gekleurde, effen, gewerkte en gedamasseerde
Zijde, Satijn en Surah. De nieuwste des
sins en kleuren steeds voorhanden.
SCHADE & OLDENKOTT.
H. RAHRte Utrecht
Pianofabriek.
Binnen- en Buitenl. MuziekhandeL
Amerikaansche Orgels.
Ruime kenze in Hunrpiano's.
HIIIIIIIIMIIIIIIIIlllimilHII
lilMiliimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilimiimiim
den geheelen avond zoo zit in dit toilet. Ik
ben telkens bang mij te zullen verraden;
gelukkig is die goeie, beste Will nooit erg
kritisch geweest, en het gaat tot nog toe goed.
Ik doe hem gansche verhalen van 't geen de
menschèn tegen mij gezegd hebben en wat
ik tegen hen gezegd heb, en hoe mooi ze
mijn toilet vonden. Hoe vindt.u deze japon?"
ot antwoord gaf ik mij zelf de rechten
van een waar vriend.
»Ik ben blij, dat u mij goed vindt," zei
ze hierop. »Willy hecht zooveel waarde aan
uw opinie. U zult eenige dwaze verhalen
van hem hooren. Gelukkig weet u er nu
alles van."
Ik moest wederom Londen verlaten; vóór
mijn terugkeer was Willy echter gestorven.
Ik hoorde, dat zij van een bal gehaald moest
worden, en juist bijtijds kwam om hem een
afscheidskus te geven. Maar haar vrienden
verontschuldigden haar met te zeggen, dat
het einde eerder gekomen was dan men ver
wacht had.
Ik bezocht haar een weinig later, en gaf
haar, vóór ik heenging, een wenk van het
geen de menschèn zeiden. Ik vroeg, of het
niet beter was hen de waarheid te zeggen.
»Och neen,'' zeide zij, »dat liever niet!
't Is alsof men zijn innerlijk leven publiek
maakt."
»Maar" drong ik aan »men zal
denken .. .."
Zij viel mij in de rede.
»Vindt u dat het er erg op aan komt wat
«men" denkt?"
Dit trof mij als een bijzonder verstandige
opmerking van de oudste miss Lovell.
G. W.