De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 16 februari pagina 4

16 februari 1896 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 973 stad omsloten door de bergen, geheel de schilderij in een kleur met meer of minder diepe tonen. Wat een warmte in die twee groote stukken van Taupin. Het eene, Derniers rayons, met op den voorgrond witte huizen en witte muurbrokken, hier met een geelen, daar met een zacht violetten gloed, daarachter, over de platte daken en terrassen dier huizen, langs de koepels en de minarets der moskeeën, de vlakte in een zacht rose licht zich badend en in een dunnen nevel wegdoezelend naar den horizont. Het andere, Sur les terrasses, is een ochtend-effect. De recht hoekige terrassen in bekoorlijke wanorde sluiten de rechtlijnige muren af, die met een flauw blauwen damp omgeven z\jn en nog grauwen naar onderen toe, waar wjj nauwe straatjes vermoeden, en al deelt de komende zon ook een geelig gouden tinteling aan den dampkring boven de vlakte mee, toch z\jn nog blauwig de groote slagschaduwen van den berg, een groote rood bruine steenklomp. De Vite prise de la mosquée des Moamines van Eugène Girardet tintelt van een krachtig warmen, vollen middaggloed die er ligt over de scherp omzoomde terrassen der huizen, over de hier rozigwitte, daar geelige vlakte, over het levendige boscbgroen, over den berg van lichtbruinen steen op den achtergrond; n man ter zijde op een terras doet aan leven denken in deze breede uitgestrektheid van felle zonnehitte. Van de mooie schilderyen van Cottet vermeld ik bij voorkeur Marchéaux huiles a Assiout met zgn krachtige donkere figuren zittend naast de groote grauwe oliepotten en met oostersche kalmte zich bewegend in het rond, die zoo treffend uit komen op den lichten achtergrond afgesloten door een helwitte moskeemuur, en Femmes allant au marché, uitmuntend eenvoudig, de vier forsche vrouwenfiguren op een r\j. De kleinere stukken van dezen meester geven, zoo mooi gezien, echte Noord-Afrikaansche brokken natuur, waarin het licht en het donker, het rood, het bruin, het groen en het geel met rijkdom aan tinten en scherpte aan schaduwen zoo heerlijk naast elkan der uitkomen. Voortreffelijk zijn ook van Girardot L'Attente du départ des Aï-xaouas a Tanger en Le grand marchéde Tanger, zulke mooie en ware tafereelen uit het Oosten, waarvan de rust van het eerste de ineen gedoken zittenden, op den heuvel met de woeste vlakte aan hunne voeten om hunne kameelen geschaard in een wachten zonder onge duld een sterk contrast vormt met de leven digheid van het tweede, vol drukte, kleur en warmte. Veel licht en veel buiten, met mooie pfSrspeotieven door beschaduwde lanen jen langs helverlichte huizenmuren, met lachende, vrolijke en guitige gezichten, geven'de schilderden van Dinet, wiens natuur wiens menschèn en wiens dieren de zon even weldadig maakt als de stemming bl\jkt te zijn waarin deze even fijngevoelige als levenslustige schilder het Algerijnsche binnenland heeft gezien, en waarin hy uitdrukking aan zijn beelden heeft gegeven. Meer zou ik kunnen en willen noemen, maar ik bepaal mij tot de besten of die ik voor de besten hield en die mij het levendigst het heerlyke Noord-Afrika deden weerzien. Eer ik, na dit groot geriieten, wegging uit de Galeries Durand-Ruel vond ik het jammer dat de fransche oriëntalisten zoo exclusief zijn dat zjj geen buitenlanders onder zich opnemen (de twee schilderden van lord Edwin Weeks op deze tentoonstelling vormen een uitzondering die ik hier niet heb te apprecieeren). Want, dacht mij, i uil minimi m mm Eindelijk sprak ze, een glimlach om de lippen: »Maar waar zal ik heengaan ? Ik heb geen enkele invitatie." «Kunt u niet doen alsof u er een hebt? 't Is nu zeven uur. Zeg dat u naar een diner gaat, dan kunt u vroeg thuis komen. Kleed u nu aan; zeg hem even goeden dag, en kom dan om elf uur nog eens weer bij hem, alsof u pas thuis komt." ?»Is het heusch noodig, zuster?" »Ik geloof dat het beter is, mevrouw. Ik wilde dat u het doen kondt." De Hooggeboren Mrs. Drayton liep naar de deur, bleef halverwege stilstaan en zei: »Mijn man heeft een heel scherp gehoor, zuster; hij zal telkens luisteren of hij de deur hoort opendoen en het rijtuig hoort wegrijden." »Laat dat gerust aan mij over; ik zal zorgen dat de vigilante tien minuten voor achten voor staat. Dan kunt u de straat uitrijden, uitstappen en naar huis terug wandelen. Ik zal u zelve binnenlaten." »En hoe dan met het thuiskomen?" »Een minuut of wat voor elf gaat u zoo stil mogelijk het huis uit, en vindt het rijtuig aan het eind van de straat voor u gereed staan. Ik zal daarvoor zorgen." Een half uur later trad Mrs. Drayton de ziekenkamer binnen, in een sierlijk toilet, schitterend van juweelen. Gelukkig was het licht getemperd, of de «geblaseerde Willy" zou getwijfeld hebben, of zijn vrouw er wel uitzag zooals het hoorde. Want haar gezicht stond niet zoo vroolijk als voor een dinertje past. »Ik hoor van de zuster dat je van avond naar de Grévilles gaat. Dat doet mij eens wat zouden daar onze artiesten een mooi figuur gemaakt hebben. De weinigen die ik ken be hoeven de vlag niet te stryken voor de fransche kunstbroeders. Bauer heeft uit Egypte, Zilcken uit Algerië, Haverman en Rink hebben uit Ma rokko indrukken en herinneringen meegebracht die zoo mooi zyn omgezet in kunstwerken dat ik hen gaarne hier had willen zien om Chudant, Taupin, Girardet, Cottet, Girardot, Dinet te toonen, dat zij niet de eenige meesters zijn in wier ziel de gloed van het Oosten huist, wier penseel ry'k is aan de kleuren van het land der zon. P a r y s, Februari '96. BULÉB. Tentoonstelling H. W. Jansen. In »Arti'' is geopend een tentoonstelling van schilderijen en studies, vervaardigd door H. W. Jansen, in het geheel 115 werken. Bij den heer Preyer & Co., lokaal »Pictura", Wolvenstraat 19, is in de vitrine tentoongesteld een schilderij van J Maris, getiteld : »het jaagpaard". iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiMiiiiiiiiMiMiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin Ma en de jongeren. Van Zola's artikel over Verlaine hebben wij de voornaamste passages medegedeeld. Het heeft hem een niet onaanzienlijke vracht verwijten en verwenschingen bezorgd; hij is voor eennaijverig, jaloersch, ouderwetsch man uitgescholden, en thans, om eens en voorgoed af te rekenen met de jongeren, schrijft hij in den Figaro een nieuw artikel, A la Jeunesse. Het gromt en dondert een weinig in dit opstel, waarvan srompons" het hoofdmotief is. Gelijk de mannen van de politiek het volk vleien dat hen stemmen moet, zoo, schrijft Zola, plegen de ouden, in angst en vreeze voor het nageslacht, roemziek tot over het graf, zich aan de voeten van de jeugd te werpen. Haar is het dus niet kwalijk te nemen, dat zij haar geringste gunsten hoog in prijs houdt, dat zij meent een allerbelang rijkst persoontje te zijn, die den roem uitdeeltgelijk onze jonge meisjes fin de siècle haar oude hand schoenen verdeelen onder haar aanbi iders. Maar met dien opgeschroefden toestand moet het nu maar uit zijn, zegt Zola. l)e waarheid is toch, dat ieder geslacht van schrijvers, dat na een groote figuur komt, onvermijdelijk zijn tegen stander is; met de néo-idealisteri gaat het niet anders. Zij vinden den weg versperd; toch willen zij voorbij, om hun eigen oorspronkelijk heid te vinden, op straffe van niet te zijn. Wie dus niet wordt bestreden en verloochend door de nieuwe generatie, is geen sterke figuur, heeft geen eigen kracht, breed genoeg om, gelijk men zegt, de eeuw af te sluiten. En indien men eens geen lust had, de meester der jongeren te zijn? »Men kan andere opvat tingen hebben dan gij, zonder, gely'k gij s-hijnt te gelooven, een compleete gek te zijn... Wat mij betreft, ik wil wel breken, en breken voor goed, eens voor altijd." »Breken, in de eerste plaats, om de behoefte aan helderheid, die mij een hartstocht is, en den trek naar het duistere, die u drijft Duidelijkheid, helderheid, eenvoud ! Dat is mijn hevigst ver langen. Voor mij is het niet zeker, dat twee maal twee vier is; ik moet het bewijzen. Als mijn boeken zoo lang zijn, als ik zoo vaak mij zelf herhaal, het komt wijl ik altijd vrees, niet te zijn begrepen. Meer licht, en nog meer licht, de geheele zon, die vlamt en bevrucht ! voor geen druppel is mijn bloed van het .noorden; zuidelijk is mijn denken, zuidelijk mijn gevoelen, iiiHiiiiiMimiiim plezier! Ik heb er zoo over getobd dat je altijd zoo saai thuis zit." Hij nam haar handen in de zijne, hield haar een eind van zich af, en zei : »Wat zie je er allerliefst uit, kind! Wat zullen ze mij verwenscht hebben, dat ik je hier al dien tijd zoo opgesloten heb; net als een prinses in het hol van een monster. Ik zal ze nooit meer onder de oogen durven komen." Zij lachte, verheugd over zijn liefde, en fluisterde: »Ik kom vroeg thuis, 'k Zal zoo verlangen te weten hoe mijn jongen het gemaakt heeft. Als je niet zoet geweest bent, ga ik niet, weer, hoor!" Zij kusten elkander; zij vertrok, en keerde om elf uur in de ziekenkamer terug. Zij ver telde hem dat het een gezellig dinertje ge weest was, en gaf eenige bijzonderheden van haar succes. De verpleegster vertelde dat hij dien avond opgewekter geweest was, dan zij hem in dagen gezien had. Er werd dus iederen dagcomedie voor hem gespeeld. Den eenen keer had zij . - 11 eene invitatie voor een luncheon, waarvoor ze een prachtig toilet had; den volgenden avond ging ze naar een bal, in een japon, regelrecht uit Parijs; dan weer naar een receptie, een concert, een groot diner. Leegloopers en voorbijgangers bleven stilstaan om een bleeke dame aan te gapen, met roodbeschreide oogen, gekleed als voor een partij aan het hof, die als een diefegge in en uit haar eigen huis sloop. Op zekeren middag toen ik ergens een visite maakte, hoorde ik dat men over haar praatte. Ik voegde mij bij het groepje om te luisteren. ik heb heel mijn hart gehecht aan de mooie, even redige bouworde, die de pyramiden heeft doen verryzen onder den brandend blauwen hemel. Zoo ben ik, en niet anders wil ik zijn. Ik wil den volzin van kristal, klaar en eenvoudig zóó, dat kinderoogen hem deel voor deel doorschouwen, en genieten, en onthouden. Ik wil de gedachte zoo waar, zoo naakt, dat zij zelf doorschijnend lijkt, en de hard heid heeft van een diamant in het kristal van den volzin. Gij ziet, dat wij moeten breken, onze waardigheid eischt het. Breken, jongelui, breken, om niemand in een waan te laten. »En dan laat ons breken om de liefde die ik heb voor mijn tijd. Ik begrijp, dat gij niet wilt verward worden met een man die van de halles houdt, van de spoorwegstations, van de groote moderne steden, van de mama's die ze bevolken, het leveu dat er zich vertienvoudigt in da ontwikkeling der hedendaagsche maatschappij. Ik ben zoo onnoozel. niet op mistige en droomerige steden gesteld te zijn, op volken van warende schimmen, op al wat de adem der ver beelding aandrijft en weder medevoert. In mij is een groote belangstelling voor het volk, dat zwoegt onder het gruwelyk probleem van vraag en aanbod, dat zoo hevig lij It en zoo dapper strijdt, zooveel ellende kent en zooveel mede lijden, dat een groot artiest, het schilderend, noch zijn hart, noch zijn verstand geheel kan omvatten. Ja, het kleine volk van de straat, het volk in fabriek en boerderij; de bourgeois die worstelt om de macht in handen te hou den, de beambte die een billijker deel in de winst verlangt, de geheele zich vervormende menschheid van dit oogenblik is mijn, voor mijn krachten te groot, arbeidsveld. Nooit is een tijd grooter geweest; nooit was er een met meer hartstocht, zwanger van meer wonderen der toe komst ; wie dat niet ziet is blind, en wie minachtend leeft in het verleden of in zijn droom, is een kind, dat blaast op een kinder-instrument. Optimist, ja! met hart en ziel, tegen het vuige pessimisme, de schandelijke onmacht om te willen en lief te hebben. Laat ons breken, jongelui. dadelijk breken, want wij verstaan elkander niet!" De wetenschap, ten slotte, is Zola's hartstochtDe oude natuur, de jonge wetenschap. Wat zij niet kan aan den dag brengen, zij kan het althans van de dwaling bevrijden. liet leven, het positivisme. Gij zijt reeds verzeild geraakt in het mysticisme, het satanisme, het occultisme, de godsdienst die van den duivel leeft, de liefde zonder kinderen. De volken sterven, als zij het leven niet meer lief hebben. Gesteld al, zegt Zola, de hartstocht voor de waarheid verzwakte een oogenblik: het zou het eeu wig weegschaalspel zijn, en nimmer haar ondergang. Maar zij vernauwt niet. En de reden van haar forsche levenskracht is dat zij alleen kan bloeien in dezen tijd ; dat zij alleen wortel kan schieten in onzen bodem van democratie en wetenschap. Vóór de jongeren succes zullen hebben, moeten zij de geheele maatschappij omkeeren. Maar zij kunnen niet. Alleen in hun toorn is mannelijk heid, hun poëzie is grijs, duf, dood. Zij rieken naar dogmatiek, naar bekrompen en onverdraagzame leerstellingen. De jongelui schijnen grijsaards van honderd jaar. Hun alinea's zijn te lang, te vol, te geleerd, te pedant. Zij hebben een trieste ma nier van jong zijn. Hun werken rieken naar kel ders, waar de zonnestralen niet doordringen, zij zijn dubbelzinnig lubriek, zonder sexe of leeftijd. Zij hebben een verdachte godsdienstigheid, die uitloopt op het ergste intellectuecle en moreele bederf. »Gaat zoo maar voort, kinderen, besluit hij: nmiiliilmimiiimmiiitiiiiiiiiiniliiuiiimimiimMMiiiiiiiliiimmiimmmi »Ik heb haar altijd hél ongevoelig ge vonden, maar ik dacht dat ze tenminste meer lici'xcit* had," zei een dame. Een vrouw mag al niet doodelijk zijn van haar man, ze hoeft daarom niet openlijk aan iedereen te toonen, dat ze niet ziet dat zijn dagen geteld zijn.1' Ik zei dat ik uit de stad was geweest, ver zocht om inlichting omtrent hetgeen men bedoelde, en kreeg van verscheidene lippen hetzelfde verhaal. De een had, twee of drie avonden achter elkander, haar rijtuig voor de deur zien staan! Een tweede had haar zien thuis komen. Een derde had haar er uit zien stappen enz. Ik kon hetgeen ik hoorde niet overeenbrengen met haar zooals ik haar kende; den volgenden avond dus bracht ik er een bezoek. Zij deed onmiddellijk zelf open, en begon dadelijk: »lk stond brj het raam en zag u aankomen. Ga hier binnen, maar stil." Ik volgde haar; zij sloot de deur achter zich dicht. Zij was prachtig gekleed; het gekapte haar schitterde van diamanten ; mijn groote verbazing moet op mijn gezicht te lezen zijn geweest. Zij lachte bitter en legde mij uit,: »Het heet dat ik van avond naar de opera ben. Ga zitten, als u een oogenblik tijd hebt." Ik zei dat ik gekomen was om eens te praten, en daar, in de donkere kamer, met geen ander licht dan van de straatlantaren, vertelde zij mij alles. Aan het eind gekomen, viel het hoofd snikkend op den blooten arm. Ik keerde mij om en keek het raam uit. Maar zij richtte zich weldra overeind, kwam naar mij toe en ging voort: »Ik heb zoo'n wonderlijk gevoel, als ik hier Lelie's, meer lelie's, waarachtig, gij hebt er nog niet genoeg. Handen, armen vol lelies, om de wereld mee te vergiftigen ! En bleeke maagden, maagden die geheel ziel zijn, en dooien in wouden, smeltend in de armen van haar minnaar, als droomen, meer, nog meer, tot wij ervan wal gen ! En symbolen, o, alstublieft symbolen, houdt er niet mede op, maakt ze zonder poozen, al duisterder, al meer ingewikkeld, al onbestemder voor de arme menschenhersens. Wat een revanche bereidt gij ons, kinderen ! Indien de leliënoogst, de eenige reden van de hedendaagsche migraine, nog een paarjaar aan houdt, zal het naturalisme, dat vuile naturalisme, dat gij in den grond hebt gestopt, dicht opschieten, als het zware koren, dat de menschheid voedt. By de Leidsche firma Burgersdijk en Niermans heeft over eene afdeeling van haar antiquarisch magazijn een uitgebreide catalogus het licht ge zien, inhoudende p. m. 7500 oudere en nieuwere werken tegen verminderde prijzen over klassieke philologie, nieuwere Litijnsche schrijvers en arche ologie. Om een denkbeeld te geven van de uitvoerigheid van den catalogus, diene dat hij van verscheidene schrijvers 100 tot 500 verschil lende uitgaven en commentaren bevat. Bijv. van Aeschylus 100 ns., Aristophanes 80 ns., Aristoteles 125 ns., Demosthenes 75 ns., Euripidei 100 ns., Herodotus 70 ns., Homerus 300 ns., Plato 175 ns., Plutarchus 100 ns.. Sophocles 125 ns., Xenophon 130 ns., Cicero 360 ns., Horatius 130 ns., Ovidius 80 ns., Plautus 75 ns., Tacitus 100 ns., Virgilius 110 ns., Erasmus 80 ns., enz. enz. Verder ver meldt de catalogus o. a. een groot aantal gezochte uitgaven uit de 17e en 18e eeuw, gedrukt bij de Elzeviers, Wetstein, Luchtmans e. a. HiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiminiiiiiiimmiiiiiii Reclames. 40 cents per regel. TRAOB MARK. ARTELL'S COGNAC Dit beroemde merk is verkrijg baar bjj alle soliede Wijnhandelaars en bij de representanten KOOPMANS «fc lillUOHER, te Amsterdam. Prijzen vanaf ? 2,50 per tecli. Magazijn KEIZERSHOF", Nieuweiidijk 196. Zydensto f f en. Grootste sorteering zwarte en gekleurde, effen, gewerkte en gedamasseerde Zijde, Satijn en Surah. De nieuwste des sins en kleuren steeds voorhanden. SCHADE & OLDENKOTT. H. RAHRte Utrecht Pianofabriek. Binnen- en Buitenl. MuziekhandeL Amerikaansche Orgels. Ruime kenze in Hunrpiano's. HIIIIIIIIMIIIIIIIIlllimilHII lilMiliimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilimiimiim den geheelen avond zoo zit in dit toilet. Ik ben telkens bang mij te zullen verraden; gelukkig is die goeie, beste Will nooit erg kritisch geweest, en het gaat tot nog toe goed. Ik doe hem gansche verhalen van 't geen de menschèn tegen mij gezegd hebben en wat ik tegen hen gezegd heb, en hoe mooi ze mijn toilet vonden. Hoe vindt.u deze japon?" ot antwoord gaf ik mij zelf de rechten van een waar vriend. »Ik ben blij, dat u mij goed vindt," zei ze hierop. »Willy hecht zooveel waarde aan uw opinie. U zult eenige dwaze verhalen van hem hooren. Gelukkig weet u er nu alles van." Ik moest wederom Londen verlaten; vóór mijn terugkeer was Willy echter gestorven. Ik hoorde, dat zij van een bal gehaald moest worden, en juist bijtijds kwam om hem een afscheidskus te geven. Maar haar vrienden verontschuldigden haar met te zeggen, dat het einde eerder gekomen was dan men ver wacht had. Ik bezocht haar een weinig later, en gaf haar, vóór ik heenging, een wenk van het geen de menschèn zeiden. Ik vroeg, of het niet beter was hen de waarheid te zeggen. »Och neen,'' zeide zij, »dat liever niet! 't Is alsof men zijn innerlijk leven publiek maakt." »Maar" drong ik aan »men zal denken .. .." Zij viel mij in de rede. »Vindt u dat het er erg op aan komt wat «men" denkt?" Dit trof mij als een bijzonder verstandige opmerking van de oudste miss Lovell. G. W.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl