De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 16 februari pagina 5

16 februari 1896 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 973 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. DAMEjg. 9 Kan liet yerwezenliikt worden? Waarom worden de vrouwen zoo weinig erkend, dat zelfs daar, waar zy jaren lang in de armen zorg de uitstekendste diensten bewezen, toch voor haar geen plaats schijnt te zyn in «de be sturen" ? Waarom zyn er geen dames in het hoofdbestuur van de Vincentius-Vereeniging, in het bestuur van Montefiore, van Liefdadigheid naar Vermogen? Op 't gebied van slechte zeden, van armoede, van ziekte of werkeloosheid, zou eene vrouwelijke directie, of vrouwelijke opinie in 't beheer, wellicht een goeden invloed kunnen uitoefenen. Ja, wat meer is, wordt het niet ondervonden, dat er plaatsen zyn, waar »een heer" voor zyn reputatie ... niet binnen kan gaan, zoodat men dan daarvoor de bezoldigde armenbezoekers (!) neemt, terwijl een flinke, beschaafde, ontwikkelde vrouw toch veel beter een zedelyken invloed had kunnen uitoefenen ? Niet omdat een man, (zyn er ook bezoldigde armen&ezoefeters ?) die 8 of 1200 gld. 's j aar s ontvangt om armen te gaan bezoeken, niet even ontwikkeld zou kunnen zyn als een vrouw die onafhankelijk is, maar de invloed zou grooter wezen met betrekking tot de armen. De armen in onze dagen kunnen lezen en zij weten zeer goed dat er menschen zyn, die als broodwinning zich met hen bezig houden; en zij wantrouwen, niet ten onrechte, de betoonde belangstelling. Wij hebben hen verleerd te gelooven aan broederliefde; zy weten zeer goed dat er veel voor hen gegeven wordt, en zy twyfelen aan de onbaatzuchtigheid van de uitdeelers dier gaven, vooral indien zy voor die uitdeeling gesalarieerd worden. Als ideaal van armenverzorging zou ik willen verwezenlijkt zien: A. 1°. Directe hulp zonder onderzoek. 2°. Tydelijke hulp met onderzoek. 3°. Blijvende hulp aan de oude en onher stelbaar gebrekkigen. lo. Om exclusief te zeggen: nooit hulp zonder onderzoek, is tyranniek en onmenschelyk, geeft speling aan hongerdood, zelfmoord, waanzin. De hongerige die aan uw deur klopt zou dan eerst zijn maag moeten laten uitpompen om te doen zien of er niet nog een restje eten in is. De naakte die een hemd vraagt zou tegen uw pels huiverend staan te beven, doch eerst zijn persoon, zyn woning, zijn familieleden moeten laten onderzoeken en be tasten, om te weten of in het een of ander hoekj e niet nog een hemd is In dien tijd sterft de een van honger, de ander van kou. «Ja maar," zegt gy _ *hy begaat wellicht de misdaad my te bedriegen, hy heeft wellicht een hemd, en ver telt my, dat hy er geen heeft, om myn medely'den op te wekken". Welnu, laat u een weinig bedriegen: «Ie mieux est l'ennemi du bier." het zou toch zoo erg niet zyn, indien hy vreezende anders geen tweede hemd te krygen u vertelde dat hy er geen had ! Of, zoudt ge er iets op tegen hebben, dat die arme stumperd 2, 3 of zes... geel-katoenen hemden bezat, terwijl in uw linnenkast er acht-en-veertig van fijn batist liggen, allen voorzien van echte kanten, elk een waarde vertegenwoordigend van honderd armelui's hemden? »Ja, maar hij kan het verkoopen en daarvoor jenever drinken, dronken worden, en thuis zijn kinderen slaan." De kans dat hij dit niet zal doen staat daar ook tegenover, en zoo zou men het althans kunnen wagen Geen hulp zonder onderzoek schynt prachtig, doch is niet altijd mogelijk of men moest elk menschelyk gevoel wegcij feren. Ik zou er zeer voor zijn dat de eerste, noodigste, dringendste hulp juist wel zonder onderzoek geschiedde, en dat men slechts tot het onderzoek overging na deze eerste hulp, als het een blyvend tijdelijk blijvend geval gold. 2o. Tydelyke hulp met onderzoek. Menschen die door een crisis, door een tijdelyk moeielijk geval heengeholpen moeten worden. D;ï;lr is het onderzoek nuttig, zelfs noodig. Toch moet dat onderzoek met grooten eerbied voor de menschelijke vrijheid plaats hebben. Hier ontbreekt het dik wijls aan tact en discretie. Bei Gott! omdat uw evenmensch arm is en uw hulp inroept, daarom, zijt gy toch niet gerechtigd zijn geheele leven te doorwoelen, met schennende hand elke teére plek te betasten, met onverschillig oog zijn heiligdommen te monsteren, en zijn feilen als misdaden te schatten.... Onderzoek dan, indien het noodig is, doch met bescheidenheid ! Indien gij onderzoekt, heb dan vooruit de materiëele ZEKERHEID dat, zoo de patiënt, na de ontleding niet onwaardig blijkt, er hulp gegeven zal worden. Zeer gerechtigd is de klacht der armen die zeggen: »Ik ben bezocht, er is naar alles geïnformeerd, en toch word ik niet geholpen; is er dan iets verkeerds gevonden?" »Neen.... maar de kas is leeg; of: wy hebben niets voor je; of: wij zouden je van alles moeten voorzien, en dat gaat niet!" Arme misdeelden! .... met weerzin laten zij het huisbezoek toe, en terecht; o, en dan al die vragen, die strikvragen eindelijk is het onder zoek afgeloopen, zij hebben alles gezegd naar hun beste weten, alsof zy misdadigers waren en voor den rechter stonden; zoo ! nu zal tenminste de hulp opdagen doch neen, er komt niets. Is dat niet hemeltergend ! Dus: niet onderzoeken, of onderzoek MET HULP. 3o. Blijvende hulp aan oude en onherstelbare gebrekkigen. Aan die categorie alleen BLIJVENDE hulp. Nu, ik geloof dat in deze richting vele genootschappen bestaan. Het is wellicht te be treuren, dat gelden die voor deze derde klasse zeer noodig zyn, dikwyls besteed worden aan valiede menschen, die er best buiten KUNNEN, doch die men uit gewoonte aanhoudt. Myn ideaal-wensch op 't gebied armenzorg zou verder zijn: B. Dat niet alleen opgegeven werd hoeveel gezinnen gesteund en hoeveel geld uitgegeven werd, maar dat ten kantore waar de onderstand van uitging, naam en adres van den bedeelde met de rjuitantie van het ontvangene voor eiken gever ter inzage lagen. In dier voege, dat, in dien b. v. ?40.000 in eenjaar onder 380 menschen werd verdeeld elke gever met n oogopslag, en zonder veel zoeken of informeeren zien kon, dat het geid werkeltfk door gezin X, Y of Z ont vangen was. C. Dat niet een zich met de armenzorg be lastend corps, maar de arme HELI-, door den ar beid dien hy verricht, verrijkt werd, en ook de geheele opbrengst van zijn loon aan hem alleen ten goede kwam; dit geldt vooral by werkver schaffingen en bij werkloon in 't algemeen, waar de verhouding tusschen de opbrengst van den ge leverden arbeid en het loon van den werkman al zeer ten ongunste van den laatste is. D. Dat zij, die zich met armenzorg bemoeien de giften door 'l publiek byeengebracht voor de armen niet naar willekeur gebruiken om administratieve salarissen uit te deelen of perceelen aan te koopen, doch, indien zij dergelijke uitgaven noodig achten, die uit eigen middelen bestrijden, of wel wachten tot dat iemand speciaal voor dat doel gelden geve, of ze andera achterwege laten. E. Dat aan elke liefdadigheidsinstelling, om de drie jaar een nieuw bestuur gekozen worde, of althans het oude gedeeltelijk aftrede, en de presi dent en penningmeester in geen geval voor direkte herkiezing vatbaar blijven. Want, of een balans en inkomsten-uitgaven-rekening al met de boe ken overeen stemmen, dit bewyst niet dat de gelden werkelijk gebruikt werden tot de om schreven doeleinden. J>\ Eindelijk zou het te wenschen zijn, dat zij die zich meer speciaal met armenzorg bemoeien vóór alles hun eigen fortuin, althans gedeeltelijk voor de armen afstonden; eerder armer dan wel ruimer leefden nadat zij zich het lot der onge lukkigen aantrokken, en niet de vrijheid hadden de werkzaamheden van hun vereeniging te sta ken, terwy'l er nog tien of veertig duizend gul den in kas zyn en er honger geleden ivordt. Het is een treurig feit, dat de armoede niet afneemt naar mate de rijken zich talryker en nadrukkelijker met armen bemoeien. Waar blyft dan toch al dat geld ? En waar zyn de gezinnen, die b.v. door n millioen ge steund er werkelijk boven op zijn gekomen? Indien elk armbestuur, dat over een dergelijke ruime kas gedurende 50, 25 of 10 jaar beschikte, slechts 20 gezinnen wist op te noemen, die er jaarlijks geheel boven op komen, men zou van goede resultaten kunnen spreken. Wellicht bestaan die resultaten en zijn zij niet bekend ; veel publiciteit op dat gebied is zeer gewenscht. Alle middelen om vertrouwen te verdienen en te BEHOUDEN moeten aangewend worden. De armen, die geleerd hebben hun weldoeners te verachten, en toch, uit nood gedrongen, de handen om hulp uitstrekken, doorloopen een demoraliseerende school, waarvan de ontzettende gevolgen niet te overzien zijn. Ik weet wel dat de armen hun verzorgers niet zelden ten onrechte verdenken, vooral indien zij kunnen veronderstellen, dat de weelde die den weldoener omgeeft uit armen-geld voorkomt... dit is niet zoo zeer te wijten aan eigen laagheid van karakter by den arme, als wel aan treurige verschijn selen, die men op dat gebied in het maatschap pelijke leven ontmoet, wat het verduisteren van gelden aangaat. Hier wordt een kerkeraad af gezet, ginds de president van een weeskamer of weduwenfonds, daar liet bestuur van een Volks spaarbank enz. ? dit alles eerst na jaren lang misbruik maken van vertrouwen. Met zulke feiten is het mistrouwen begrijpelijk. De armen hebben ook al is het onont wikkeld (wellicht juist daarom) hun gezond verstand, zij zien, lezen, denken, oordeelen veroordeelen ! Zij voelen en waardeeren het, als iemand van fijnere beschaving zich met hen bezighoudt, als iemand het doet uit liefde, met liefde en zonder eigen Belang. Ook komt hun weerzin voor napluizen en onderzoek niet altijd voort uit het besef, dat zij iets te verbergen hebben, maar uit een onomschreven bewustzijn van 's menschen vrijheid, die daardoor aangerand wordt. Indien wy de armen minder als een soort menschen beschouwden, en ons zelven minder het recht gaven om over hen te heerschen, indien wij ze meer als individu, minder als caste behandel den, zou een groote stap tot hun veredeling en opheffing gedaan zyn. CATHAEINA AI.HKRDINGK TIIIJM. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Het bal der Berlijnsche pers. Uit Weenen. Vrouwenstudie in Frankrijk. Schilderessen. Bus sinnen te Zurich. Amsterdamsche Huishoudschool. Kookboeken. Na het kunstenaressenbal, heeft men te Berlijn het bal van de Pers gehad. Het werd gepresi deerd door Sudermann, en als voornaamste gast kwam de Rijkskanselier prins Chlodwig Hohenlohe. Ook vertoonden zich, meer dan anders wel, echte schrijvers van naam op het persbal; ofschoon jonge luitenants, jonge dames, schrijvers en schrijf sters in spe er de meerderheid vormden, zag men er Heinz Tovote, Balduin Möllhausen, Julius Wolff,von Wolzogen, l'Arronge, von Roberts, en van de tooneelwereld graaf Hochberg, Frau NiemannSeebach, Emil Goetze, Fr. Staudigl, Reicher, Nissen, Friiul. Bertens, enz. Een der aardigheden was eene »Reimschmiede", waarin de dichters gevoerd wer den. Zy moesten oen gedichtje improviseeren, dat terstond op de zetmachine gezet, gedrukt en rondgedeeld werd. Men zegt dat eenigen al een paar dagen op deze verrassende proef voorbereid waren. Sudermann was niet voorbereid op het bezoek van den Rijkskanselier; zijn gedichtje, aan dezen gericht, was dus eene werkelijke im provisatie : Anstatt meines Reirnos Richter zu sein, Wolle man gniidig entschuldigen: Ich lernte vielleicht ein Dichter zu sein, Doch nicht der Weisheit zu huldigen. Voorts was er een tombola, met als hoofdprys eene studie van Menzel, en de dames kregen ieder een waaier, met aquarel van Ehrentraut en mirlitonversjes van verschillende dichters. Aardig was alleen dat van Fulda: Was seh' ich auf dem Fiicher-- Das iat herb ! Gott Amor selbst als klexenden Skribenten ! Thun sich die Götter auf als Konkurrenten, Das ist sunlaut'rer Wettbewerb." *** Volgens eene causerie in Zur (juten Stunde behoudt het Oostenrijksche hof de traditie der fijnere Fransche keuken; alleen bij uitzondering, als de groothertog van Toskane er is, komt een Italiaansche schotel op tafel, en de keizerin heeft een paar Zuid-Duitsche gerechten inge voerd. Eenige soorten van gebak worden haar op kleinere reizen altoos nagestuurd, bij grootere reizen neemt zij een paar hofcontiseurs mee. Ook moet de hofsuikerbakkerij er voor zorgen, dat de keizerin overal waar zij komt uitstekende melk krijgt, omdat die voor een groot deel haar voedsel vormt. Het is traditie dat de ban ketbakkerij geheel van de hof keuken gescheiden is; elk heeft haar eigen personeel en werkkring. De eerste zorgt niet enkel voor gebak, ijs, confituren, crèmes, verfrisschende dranken, compotes, bonbons, en alle zoetigheden, maar ook voor het eerste ontbijt van het hof, voor thee, koffie en chocolade, en voor het butïet op de hofbals. Daar voor deze vaak 3000 invitaties gezonden worden, roept de chef dan soms de hulp der particuliere confiseurs te Weenen in ; het personeel van den hof kok leent hy nooit. Weer een geheele andere afdeeling is die van den hofkeldermeester, die het toezicht heeft over den schat van kostbare wijnen, waarvoor de kelders van de II of burg beroemd zijn, de roode Hongaarsche en witte Oostenrijksche, de vurige Tokayer en uitgelezen Bourgogne, de Bordeaux en Rijnwijnen, die er sinds tientallen van jaren liggen oud te worden. Het studeeren begint bij de l'arysche jonge dames eene zaak van mode te worden. Vele dochters van aanzienlijke familiën doen examens; zij studeeren niet enkel Engelsch, Duitsch, Italiaansch, maar ook wiskunde en philosophie. Ook die geen examens willen doen, wonen cur sussen en lezingen bij; iederen Donderdag is het Odéon vol elegante toiletten; in de Bodinière leest Sarcey, er zijn tal van andere litteratuurconférences ; do Sorbonne, het College de France, de scholen te Fontenay-aux-Roses, te Sèvres, de lycées Fénélon, Racine, Molière, Lamartine, de normaalscholen, hebben tal van vlijtige dames leerlingen. Toch zijn er wel eens geleerde philosophen, die de dorheid van hun onderricht overdrijven. Gaston Deschamps haalt in een artikel de vol gende onderwerpen voor opstellen aan, die aan zestienjarige meisjes ter bewerking zijn opge geven, en die ons inderdaad medelijden doen krygen met de bruine en blonde kopjes die er over gepeinsd hebben. ;Mag men met Kant aannemen, dat het nuttige het goede is, en dat een daad niet verplicht is omdat zij goed is, maar goed omdat zij ver plicht is ?" Hoe verklaart of betwist gij deze gedachte van Anatole France: wat men in goedheid waar deert is niet de moeite die zij kost, maar hetgeen zij uitwerkt'!" »Welke zijn, volgens Malebranche, de oorzaken j van de geringe liefde die wij hebben voor ab stracte dingen? Analyseer en discuteer". >-Verklaar of bestrijd deze gedachte : niet de waar heid overtuigt, maar de schrijvers die haar zeg gen". Een aannemelijker onderwerp, maar misschien wel wat intiem en confidentieel, is het volgende : «Beschrijf uw eigen karakter. Wat is uw op vatting van geluk ?" * Op de tentoonstelling door de Duitsche schil deressen georganiseerd, is verreweg het beste werk geleverd door Cornelia Paczka, geb. Wagner, een cyclus van kleine figuren, die aan praeraphaëlitische kunst doet denken. Voorts zyn de belangrykste inzendingen die van de dames Elisabeth Poppe-Lüderitz, Bertha Albin, Paula Monje, Anna Gerresheim, Martha Dehrmann, Dora Hitz en Marie Stüler. Een der privaatdocenten aan het Polytechnicum te Zurich citeerde dezer dagen op zijn college deze uitspraak van Nietzsche: «eene vrouw die studeert moet lichamelijk abnormaal zyn." Dezej grove aanhaling wekte de boosheid van een aantal Russinnen die het college bij woonden, en zij besloten de volgende maal kabaal te maken. Zij verschenen met een dertigtal Russische vrienden en vriendinnen, die anders het college niet bijwonen, en ontvingen den docent met geschreeuw en gefluit. De docent wreekte zich door zyn voordracht weer met een citaat te be ginnen, nu van een Romeinsch senator: >Waren de vrouwen niet noodzakelijk tot instandhouding der soort, dan zouden wij ze liefst geheel missen!" en het rumoer bereikte nu het toppunt. Er werd gefloten, gesist, geschuifeld. De Russen en Rus sinnen verlieten nu de zaal, en de overige stu denten, een vijftig- of zestigtal, bleven zitten en applaudisseerden den spreker. Toch is 's avonds den docent nog een charivari gebracht. * * * In het jongste jaarverslag van de Amster damsche Huishoudschool wordt met erkentelijk heid herinnerd aan de opening en in gebruikstelling van het nieuwe gebouw in het afgeloopen jaar, op 3 Mei 1895. De cursus voor inwonende leerlingen werd begonnen met 12, waar later nog 4 zijn bijgekomen. Het eindgetuigschrift werd uitgereikt aan 9 leerlingen, van welke 2 het huishoud-diploma en l dat voor kookschoolleerares verwierven. De 9 dagleerlingen ont vingen allen het getuigschrift; 4 het diploma voor huishouden en '2 dat voor kookschool-leerares. De kook-cursus voor dienstboden werd by'gewoond door 31 leerlingen; vier verwierven een getuigschrift als kookster, na een cursus van n jaar. Er zijn thans twee keukens: de een voor den burgerpot, de andere voor fijnere spijzen. De kook-cursus voor dames werd in het geheel gevolgd door 97 leerlingen; die van September tot Januari door 39, waarvan 13 van buiten de stad; die van Januari tot Mei door 17, waarvan 5 van buiten, en die van Mei tot Juli door 21, waarvan 4 van buiten. De huishoudlessen telden 12 leerlingen, waar van (i van buiten de stad; de strijkcursus voor dames 'M; de strijkles voor dienstboden H2; de lessen tot opleiding voor l.nnenmeisjes 19 leer lingen. De kinderlessen hadden (V) leerlingen van 12?Hi jaar; van dezen ontvingen G na tweejarigen cursus het getuigschrift. Da verstel cursus werd, behalve door de inwonenden, ook bijgewoond door 11 externen. Behandeling van de wasch werd geleerd door 11 dames, van welke 8 van buiten de stad. Boekhouden, behalve door de inwonenden, ook door l externe. Voor het kookdiploma hebben zich 7 dames aangemeld, waarvan l interne. Ilygif'ne en verbandleer worden gevolgd door al de internen en door 17 externen, waaronder 2 van buiten de stad. Omtrent de geldmiddelen meldt het verslag, dat die op dit oogenblik in gunstigen toestand verkeeren. Toch blijft een zuinig beheer nood zakelijk en toetreding van vele nieuwe leden gewenscht. * * Onder de kerstgeschenken voor het Duitsche gezin hebben ook een aantal kookboeken behoord. Kochbuch fnr drei und mehr Personen (Miinchen, Seitz und Schauer) heeft als voordeel, dat de recepten niet, zooals bij vele kookboeken, altoos op 12 of IS personen berekend zijn, zoodat het een reeks van deelsommen van de jonge huisvrouw vordert, ze voor haar klein gezin passend te maken. Kookboeken toch zijn vooral voor jonge, ondernemende huisvrouwen, die nog veel aan boekenwijsheid gelooven. Het hier be doelde boek bevat een menigte recepten. Rochkunst (uitgave der Wiener Mode). Het is een heel compendium, 802 bladzijden groot, en bevat alles, alle recepten, de volledige leer van koken en opdisschen, van conserveeren en inma ken, van drankenbereiding, enz. met 365 menus, een aanhangsel voor kost voor verschillende zieken; het inrichten der keuken, het regelen van het vuur, het inkoopen en bewaren van voorraad, het keuren van viscb en wild, alles is uitvoerig behandeld. Die neueste gute Schncllküche van Frau von Sz. (lierlin, Fredrich Schirmer) beleeft reeds haar derden druk, en is dus in den smaak ge vallen. Het is ook een lijvig boek, 73G bladzijden. Die praktische Köchin van Wilhelmine Haertel is op een zeer burgerlijke keuken berekend ; de meeste recepten zyn zoo goedkoop mogelijk uitgewerkt. Backlischchens erste Küchenkunst van Elise Roth (Stuttgart, Schwabacher) is klein, maar aardig. Misschien waagt het bakviscbje zich wat veel aan kunstige gebakken, snoeperijen en fijne dranken; later zal het de ernstige keuken leeren, en daarvoor andere boeken noodig hebhen. Das Obst in der KiicJie van mevr. v. Pröpper, (Frankfurt a. O., Trowitsch) is eene verzameling van 500 recepten, alleen voor het inmaken en gebruiken van alle soorten van vruchten. E-e.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl