De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 23 februari pagina 2

23 februari 1896 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 974 te Pretoria instructies gezonden over de eventueele ontscheping van troepen uit de Seeadler. Maar dit geschiedde op verzoek v»n den'consul, den heer Herff, zelf, en de Duitsche Staatssecretaris voor buitenlandsche zaken telegrafeerde op 30 December, dat die troepen uitsluitend mochten worden ge bruikt voor de bescherming van het Duitsche consulaat en van het leven en de belangen van Duitsche onderdanen. Ook hier is dus geen sprake geweest van eetie interventie tusschen twee strijdende partijen, van welke Lord Salisbury in zijn af ter dinner-speech op het feestmaal der Non-Conformisten op zoo stelligen toon had gesproken. En wat bet recht van veto betreft, de bewering dat Duitschland dit voor zich zou eischen is eveneens pure fantasie. Duitschland eischt alleen het recht, dat iederen anderen Staat toekomt, om, langs den weg van onderhan delingen, schikkingen en overeenkomsten te voorkomen, die het voor zijne belangen scha delijk (acht. Als bijvoorbeeld de Zuid-Afrikaansche Republiek een overeenkomst met Engeland of Cecil Rhodes wilde sluiten, zou Duitschland dit niet kunnen verbieden; maar wel zou het kunnen trachten, op vredelie vende wijze het tot stand komen van zulk eene overeenkomst te verhinderen, als het die niet in zijn belang acht. «Ieder, die medewerkt tot het aankweeken van vijandige gevoelens tusschen de Britsche natie en het Duitsche Rijk, is geen vriend van ons land," zeide de liberale oud-minister Sir William Harcourt in het Lagerhuis, en hij voegde hieraan toe: »Het heeft mij zeer leed gedaan, te zien, dat vele lichtzinnige en onverstandige woorden (rash and foolish lanyuage) over deze quaestie, zijn gesproken door verantwoordelijke ministers der Kroon, woorden, die niet slechts in Afrika, maar ook in Duitschland kwaad bloed moeten zetten." De Daily News. die zooals men weet, sedert het bezoek van Cecil Rhodes in En geland in de Zuid-Afrikaansche politiek eene volledige volte face heeft gemaakt, is wel genoodzaakt, de juistheid van Sir William Harcourt's scherpe kritiek te erkennen. Toch pleit het blad voor den Engelschen premier verzachtende omstandigheden. Zoo lezen wij in de boven aangehaalde Berlijnsche correspondentie: »Het zal waarschijnlijk blijken, dat de regeering te Pretoria niet formeel Duitschland's tusschenkomst heeft ingeroepen; maar wie kan weten wat Dr. Leyds heeft gezegd in zijn herhaalde en langdurige conferenties met Duitsche staats lieden te Berlijn? Zonder dat hij het woord uitsprak, kan zijne geheele werkzaamheid interventie ten doel hebben gehad althans in de critieke December-dagen." De Daily News geeft dadelijk toe, dat dit maar een onderstelling is; nu, op onderstellingen bouwt een ernstig politicus geen formeele aanklacht, en wij mogen dus de woorden van Lord Salisbury rash and foolish blijven noemen. Maar het pleidooi is nog niet ten einde. In het Duitsche «Witboek" wordt herinnerd, hoe de Engelsche gezant te Berlijn in Januari 1895, naar aanleiding van den toast, door president Krüger op den verjaardag van den Duitschen Keizer uitgebracht, enkele opmer kingen had gemaakt over de houding van Duitschland tegenover de Zuid-Afrikaansche Republiek. De minister Von Marschall ant woordde den gezant: »Indien Lord Kimberley gelooft, dat door de houding van Duitsch land in Transvaal een geest wordt gewekt die 'niet overeenkomt met de internationale positie van de Republiek, dan moet hij daar voor feiten aanvoeren. Zou wellicht de toast van president Krüger de uitdrukking zijn van dien geest en bedenkelijk voor de be langen van Engeland ? De Duitsche staat kunde streeft alleen naar de bescherming tegen eiken aanval van de materieele be langen, die tusschen Duitschland en de Zuid-Afrikaansche Republiek zijn ontstaan, tengevolge van den aanleg van spoorwegen en het aanknoopen van handelsbetrekkingen. Die belangen gebieden het behoud van de Zuid-Afrikaansche Republiek als zelfstandi gen staat, volgens het verdrag van 1884, en van den status quo betreffende de haven en de spoorwegen van Delagoabaai." In de laatste zinsneden is het teêre punt aangeraakt: de spoorwegen in de Trans vaal, die aan de Engelsche controle zijn onttrok ken. »Maar wat heeft Duitschland met die zaak te maken?" vraagt de Daily News. »De spoorwegen in de Transvaal behooren aan een Hollandsche maatschappij, die haar zetel te Amsterdam heeft." En nu krijgt een Engelsche »uitlander" het woord, die blijkbaar geen vriend is van de Nederlandsche ZuidAfrikaansche Spoorwegmaatschappij. »De vreemdelingen aan welke wij een hekel had den en die wij beschouwden als vijandig gezind jegens de onafhankelijkheid en de zelfstandigheid der Republiek, waren niet de Duitschers, maar de Hollanders, en de bezwaren golden de Hollandsche corporatie, die de Nederlandsche lijn controleerde. Wij vroegen president Krüger: waarom moe ten wij toestaan, dat een spoorweg, die de levensader der Republiek is, wordt gecontro leerd door te Amsterdam gedomicilieerde vreemdelingen, maar wij konden geen herstel van grieven verkrijgen; onze verzoekschriften gingen naar de prullemand en dezelfde man nen, die zich thans toornig verzetten tegen elken voorslag van de suzereine (!) mogendheid betreffende hervormingen, welke voor de bescherming der in de Transvaal gedomici lieerde Britsche onderdanen volstrekt onmis baar zijn, stonden er op, het geheeJe beheer van en de controle over hun gansche spoor weg-systeem over te laten aan Hollanders,. die hunne instructiën uit Amsterdam ont vangen en hun stations vulden met geïmpor teerde Dutchmen. Het zijn altijd de Hollanders geweest, die wij niet konden uitstaan." Het hooge woord is er uit. Nu Jameson's rooftocht smadelijk is mislukt en Chamberlain's plannen omtrent een Home Rule voor den Rand niet de minste kans op succes schijnen te hebben, moet men zien den spoor weg te krijgen, want wie dien heeft, heeft ook het land. Natuurlijk kan dat zoo maar niet rechtstreeks gebeuren : de regeering der Zuid-Afrikaansche Republiek zou den spoor weg moeten overnemen en spoorwegconventiën moeten sluiten met de andere (!) kolo niën, en dan zou men verder kunnen zien, »als Chamberlain wil helpen." En inmiddels wordt Chamberlain, niet tegenstaande het echec van zijn laatste aanmatigende bemoeiingen met de binnenlandsche aangelegenheden der Zuid-Afri kaansche Republiek, in het Lagerhuis uitbundig toegejuicht, en trekt zelfs Labouchere zijn motie betreffende de Chartered Gompany in. Waarlijk, de moeielijkheden voor de Repu bliek schijnen eerst recht te beginnen I IIHIIIIIIUIIlllIlllllllllllllllllllllllllllIIIIIIIIIIIIIiiiiiliJJHiiiiHli coian ?iiitn min 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 u u 1 1 in 1 1 1 uu n 1 1 1 1 m 1 111 1 n n n n mini n n 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 nu De toeloist der mensclM. Men wraakt het Nieuw-Malthusianisme als onzedelijk. Is het ook een gevaar voor de menschheid ? Is het waar, dat het aantal gebooiten langzamerhand vermindert, terwijl het sterfstecijfer hooger wordt, zoodat te vreezen staat dat op een goeden dag de menschheid niet meer zal toe- maar afnemen ? Van zeven Europeesche landen hebben wij dejaarlijksche geboorte statistieken over een halve eeuw. Zij bewijzen, dat het percentage der geboorten inderdaad vermindert. Aantal jaarlijksclic geboorten op 1000 inwoners. 1841-00 1801-80 1883-92. Engeland . . . 35.4 35.1 319 Frankrijk . . . 20.7 20.8 233 Pruissen. . . . 38.0 391 37.4 Oostenrijk . . . 40.3 39.0 37.7 Holland ..... 34.U 36.3 33.7 België. . . . ! 30.2 32.0 29.9 Skandinavie . . 32.3 31.3 299 'Gemiddeld . . . 33.8 34.1 32.0 De bevolking van het grootste deel van Europa neemt dus niet meer zoo snel toe als zij heeft gedaan. Maar toch wordt het zielen tal onevenredig grooter dan het cijfer der ge boorten aanwijst. De menschen sterven later. Het aantal geboorten voor Holland was in de tijdvakken 1801-80 en 1883?92, 30.3 en 33.7. Het aantal sterfgevallen was voor diezelfde perioden 24.6 en 20.9. In de eerste twintig jaar was er dus een surplus van 11.7, in de de tweede van 12.8. De bevolking van Europa neemt op het oogenblik met 10 pCt. meer spoed toe, dan gedurende de jaren 1801?80. Een andere vraag is, of uit de verhouding van de cijfers der huwelijken en der geboorten, blijkt, dat liet Nieuw-Malthusianismeeenigen merkbaren voortgang heeft gehad/ in Europa. Ziehier de cijfers. Aautnl wettiüc kinderen op 100 huwelijk?. "iSGl?1880. 1888-1892. Engeland ..... 385 389 Frankrijk . . , . . 282 284 Duitschland .... 401 420 Oostenrijk ..... 302 414 Hongarije ..... 375 144 Italië....... 4.11 451 Holland ...... 407 -J~>7 België....... 379 309 Zweden ..... . 372 125 Denemarken .... 320 401 Het antwoord moet dus ontkennend luiden. Over het algemeen neemt het aantal wettige kinderen per echtpaar toe met 10 pCt. Tien gezinnen hebben thans evenveel kinderen als vóór 1880 elf'. Maar het aantal huwelijken is verminderd. In Holland van 81 tot 70 per 10.000 inwoners en per jaar, voor Europa ge middeld met 7'/-> pCt. In het algemeen geven de lieden, die onder den nood der tijden ge bukt gaan, er dus de voorkeur aan, ongehuwd te blijven, dan, gehuwd, hun kindertal te be perken. Dat inderdaad de moeielijkheid van het bestaan op het al of' niet huwen een grooten en directen invloed uitoefend, meer dan de idee van het vrije huwelijk, die trou wens met de maatschappelijke crisis in nauw verband staat, kan Ierland bewijzen, waar het aantal huwelijken tot 47 per jaar en per 10.000 inwoners is gehaald. Vond een dergelijk verschijnsel plaats in een der wereldsteden, men zou als een belang rijken factor ervan geneigd zijn het buiten echtelijke huwlijk te noemen. Maar het is niet aan te nemen, dat in Ierland, voor het grootste deel een zeer geloovig Katholiek land, met weinig groote steden, het vrije huwelijk zulke buiten alle verhoudingen groote afmetingen zou hebben aangenomen. j Heeft de dichter en dichter wordende be volking der groote steden toenemende ar moede tengevolge? Noodig is het zeker niet, wanneer men berekent, welk groot gedeelte van de aarde nog braak ligt, en hoe groote rijken, als Canada, Australië, Braziliëwel bevolkt, maar nog ver van ontgonnen zijn. Gerekend naar de dichtheid der bevolking in , de zoogenaamde Nieuw-Engelsche Staten van l van Amerika, kan het aantal inwoners der Vereenigde Staten nog verdriedubbelen, vóór het er, om zoo te zeggen vol is. Ongerekend i liet steeds toenemen d vermogen van den mensch, i om aan den grond meer voedsel te onttrek ten dan hij heden doet. In de Vereenigde i Staten is ns mans arbeid voldoende om voor ; 120 personen voedsel te telen, en het kan moei lijk worden volgehouden, dat ook maar een ge ringe minderheid der graanbouwers inderdaad praesteert wat hier wordt voorgespiegeld. Maar er is nog een andere aanwijzing naar de mee ning, dat de dichtheid der bevolking niet een oorzaak van armoede mag worden genoemd. Immers, in die landen, waar de bevolking het dichtst is, plegen de loonen het hoogst te zijn; en omgekeerd. Men vergelijke En geland, België, Duitschland, met Spanje, Rus land, Ierland. Ook in Amerika is de tendenz der bevol kingstoename afnemende. Gedurende 1831?40 bedroeg zij 32.7 pCt., gedurende de volgende decenniën: 1841?50 . . 35.9 pCt. 1801-80 . . 30.1 pCt. 1851-00 . . 45.0 1881?90 . . 24.9 1801-70 . . 22.0 ., Bekend is, dat de niet-blanke rassen er langzamerhand uitsterven; daar tegenover echter staat, dat de landverhuizing naar Ame rika nog voortdurend grooteren omvang krijgt. In 1890 maakten de vreemdelingen het on gekend hooge cijfer van 15 pCt. der bevolking uit. Van geboorte- en sterftecijfer in de Vereenigde Staten is geen statistiek aanwezig. maar de verhouding van het cijfer der jeug dige personen tot dat der ouderen wordt lang zaam geringer, een bewijs, dat óf het aantal kinderen er afneemt, of' de lieden er ouder worden dan vroeger. Waarschijnlijk is zoo wel het een als het ander aan te nemen ; en men mag dus misschien de gevolgtrekking maken, dat het Nieuw-Malthusianisme, indien het ergens een aanhang van beteekenis heeft gevonden, in Amerika zijn grootste triomfen viert, d. w. z., juist daar, waar de bodem nog rijk genoeg is, om twee- en driemaal zooveel lieden te voeden als erop leven. F. M. C. iiitiiiiiiiiimiimmmiiimii IlilUlllllllHltllllUlinilllllllUtllHIHlllllillllH Signalementen uit denUtrecütscheii Gemeenteraad door JAN VAN 'T STICHT. Mr. D. R a g a y. Mr. David is ?iets" bij de domeinen, lid van den gemeenteraad (en als zoodanig wethouder van onderwijs) lid van Tivoli en.... kapitein bij de schutterij. Wat dit laatste betreft mocht hij wel wenschen dat hij maar liever bij do brandspuit gegaan was. Niet omdat hij als pomper een beter liguur zou bobben gemaakt dan in zijn pakje van krijgsheld, maar hem zouden dan heel wat geld en zorgen en grijze haren zijn bespaard gebleven. Althans wanneer men mag aannemen,dat gedurende zijn blusschingsdiensttijd niet een der schoonste illusien van onzen brandweerkommandant was verwezenlijkt geworden en het corps een eigen orkest had gekregen. Want als er sprake is van muziek dan kan men bij mr. David nergens voor instaan. Muziek is voor hern wat zuurkool met spek voor een boer is! Muziek is voor hem alles! Dat heeft hij geërfd van zijnen koninklijken naam genoot en al is, om 's mans godsdienstige prin cipes, niet te verwachten dat hij mettertijd moge die tijd nog verre, zeer verre zijn dat hij mettertijd evenals deze met een harp op alle kerkorgels zal komen staan te zitten zooals koning David zou gezegd hebben ik wil er toch mijn pink wel onder verwedden dat als Tivoli ooit nog eens een eigen orgel zal bezitten, het vriendelijk beeld van mr. David met een bas of een violoncel tusschen zijn knieën als voor naamste sieraad daarop zal prijken. Moge een dankbaar nageslacht die hulde dan nog verergeren door hem in het uniform van hoogeren rang af te beelden dan hij bij zyn leven bekleedde, in dat van veldmaarschalk der schutterij bijvoorbeeld. Ik geef dit denkbeeld bij dezen beleefdelijk aan dat nageslacht in overweging. Mr. David verdient die hulde, want als er maar eens een oorlog uitbrak dan zou hij zeker niet op het orgel in Tivoli behoeven te wachten om veldheer te worden, maar het nog bij levenden lijve zijn Nu reeds, in vollen vredestijd en onder zulke omstan digheden als bij onze schutterij de ontwikkeling van militaire talenten tegenhouden, hanteert hij het zwaard, zooals het vóór hem nog door geen kapitein van de schutterij gedaan is En als men wist in hoe 'n ongelooflijk korten tijd hjj van het oogenblik dat hjj, niet achtende moeders tranen, met de leuze si vis paeem. para bellum de deur uitsnelde en dienst nam als schutter, als men wist in hoe 'n ongelooflijk korten tijd hij het, sinds dat gedenkwaardig oogenblik, bracht van gemeen schutter, ja, meneer, van gemeen schut ter, tot kapitein bij datzelfde wapen, en hoeveel geld hem dat grapje gekost heeft, dan zou men verbaasd staan. Kareltje van der Heyden is er maar een kind bij... En toch, in weerwil van die militaire deugden, is mr. Ragay, zooals hij daar op het stadhuis is gezeten, de meest vredelievende man van den geheelen gemeenteraad. Vroeger heb ik hem wel eens verdacht, dat hij zijnen naast hem gezeten vriend mr. Koek, in 't geniep op de toonen trapte, omdat deze heer soms plotseling zulke pijnlijke gezichten kon trekken. Maar die pijn lijke gezichten zijn mij door een der kametbewaarders nader toegelicht. Die had in de conloirs mr. Van Lynden eens met belangstelling aan den heer Koek hooren vragen of hij nog altijd laboreerde aan vapeurs, wat den heer Laseur als een onversneden Hollander wat men zoo aan zijn naam niet zeggen zou op zijn Koldewijnseh deed invallen : een beroerd gevoel, hè, Koek, die scheuten in je buik? Mr. Ragay heeft dus mr. Koek niet op de toonen getrapt: als oud-schutter acht ik mij ver plicht mijne dwaling in dit opzicht openlijk en ridderlijk wat gelijk staat aan schutterlijk te erkennen. Ik zou ook niet weten waarom hij het zou gedaan hebben ! De wethouder heeft nooit met iemand een woord! Dat is nu in onzen Raad wel zooveel bijzonders niet, want leden die nooit »met iemand een woord hadden" hebben we hier wel meer gehad, al kwam dat eenvoudig daar vandaan dat die heeren nooit, zooals Kaag byvoorbeeld, een mond opendeden. Maar dat kan men van mr. Ragay niet zeggen. Die zwijgt, wanneer de aan hem toevertrouwde tak van dienst in den Raad ter sprake komt, nimmer. En hij heeft daarbij waarlijk geen gemakkelijke taak te vervullen. Want alle voorstellen, die in zake het onderwijs van het Dagelijksch bestuur uitgaan heeft hij te verdedigen tegen de weldoordachte critiek van het schoolopziener-raadslid, den heer De Groot. En deze oude heer is in alle zaken, het onderwijs betreffende, zóó thuis; hij kent de wetten en verordeningen, de onderwijzers en de onderwijstoestanden de leerlingen en hunne ouders zou men haast zeggen zóó op zijn duimpje, dat men den wethouder bewonderen moet als hij in de schermutselingen met zijn deskundigen bestrijder, niet alleen zoo flink het veld weet te behouden, maar niet zelden ook nog een woord van lof voor zijne bemoeiingen inoogst. Utrecht kan nog veel genoegen aan dezen wethouder beleven. Hij is bezield met grooten ijver om de hem toevertrouwde belangen van het onderwijs te behartigen en ofschoon de punten van zijn weligen haardos aan het grijzen geraakt zijn en zijn hoofd als ware het met een manenschijnglans omringen hij is nog jong en van gezond gestel,zoodat naar menschelijke berekening, de jongens die nu in de eerste klasse op een zijner scholen zitten, nog wel professor kunnen zijn al zij het dan ook niet juist allemaal voordat ZijnEdel achtbare het bijltje er bij neerlegt. iiHiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiim Inhoud van verschillende bladen. De Telegraaf. 14 Febr. Wat de plannen tot stichting van een nationalen stoomvaartdienst op Zuid-Afrika zouden kunnen uitweiken." II o t N i e u w s v. d. Dag. 13 Ftbr. Een Heuglijk Bericht," door G. A. Hulsebos (het stotfelij k overschot van prins Willem Geoige Frederik). 17 Febr. De rausvaalsche Quaestie," door C. B. Spruijt. A ma te r d. C r t. 10 Febr. Een stoomvaartlijn 1n»schen Nederland en Zuid Afiika'. door 11. W. J. C. van den Wall ISake. Do Anti-revolutiouaire partij in de Eerste Kamer". 12 Febr. Op de Groote liunte", Zuivering dor liberale partri". 13 Febr. Alliantie?" Onbestorven weezen."door Dr. H. T. I. 14 Febr. II. 15 Febr. Een tweede moeras '?" Woorden en daden". De Tijd. 10 Febr. Vrouwenrechten." II, 12 Febr III (slot). 18 Febr. Europeesdie Vorsten." 14 Febr. Ons Parlementarisme." I, 15 Febr. II, 17 Febr. III. I-I e t Handelsblad. 14, 15 en 16 Febr. De tramplaunen-Sanders". \f> Febr. Hüllandfeche eerlijkheid" (vermogensbe lasting1. 18 en 19 Febr. De hervatting van den strijd over het personeel''. 21 Febr. Art. 42. Onze politie-verordening" (het venten op Zondag). De Standaard. 17 Febr. Proiijtelijke Pole miek" (over de politieke werkstaking). 19 Febr. Het liedje van verlangen" (kiearecht). 20 Febr. Vakvereeniging" 21 Febr. Transvaal." Het Centrum. 15 Febr. De katholieke kerk in Transvaal." 17 Febr. De protestmeeting te 's Hertogenboach." 19 Febr. Een waarschuwing." (N. Malth. bond). 21 Febr, Een verjaardag" (Leo XIII;.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl