Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 974
te Pretoria instructies gezonden over de
eventueele ontscheping van troepen uit de
Seeadler. Maar dit geschiedde op verzoek
v»n den'consul, den heer Herff, zelf, en de
Duitsche Staatssecretaris voor buitenlandsche
zaken telegrafeerde op 30 December, dat
die troepen uitsluitend mochten worden ge
bruikt voor de bescherming van het Duitsche
consulaat en van het leven en de belangen
van Duitsche onderdanen. Ook hier is dus
geen sprake geweest van eetie interventie
tusschen twee strijdende partijen, van welke
Lord Salisbury in zijn af ter dinner-speech
op het feestmaal der Non-Conformisten op
zoo stelligen toon had gesproken. En wat
bet recht van veto betreft, de bewering dat
Duitschland dit voor zich zou eischen is
eveneens pure fantasie. Duitschland eischt
alleen het recht, dat iederen anderen Staat
toekomt, om, langs den weg van onderhan
delingen, schikkingen en overeenkomsten te
voorkomen, die het voor zijne belangen scha
delijk (acht. Als bijvoorbeeld de
Zuid-Afrikaansche Republiek een overeenkomst met
Engeland of Cecil Rhodes wilde sluiten, zou
Duitschland dit niet kunnen verbieden; maar
wel zou het kunnen trachten, op vredelie
vende wijze het tot stand komen van zulk
eene overeenkomst te verhinderen, als het
die niet in zijn belang acht.
«Ieder, die medewerkt tot het aankweeken
van vijandige gevoelens tusschen de Britsche
natie en het Duitsche Rijk, is geen vriend
van ons land," zeide de liberale oud-minister
Sir William Harcourt in het Lagerhuis, en
hij voegde hieraan toe: »Het heeft mij zeer
leed gedaan, te zien, dat vele lichtzinnige
en onverstandige woorden (rash and foolish
lanyuage) over deze quaestie, zijn gesproken
door verantwoordelijke ministers der Kroon,
woorden, die niet slechts in Afrika, maar
ook in Duitschland kwaad bloed moeten
zetten."
De Daily News. die zooals men weet,
sedert het bezoek van Cecil Rhodes in En
geland in de Zuid-Afrikaansche politiek eene
volledige volte face heeft gemaakt, is wel
genoodzaakt, de juistheid van Sir William
Harcourt's scherpe kritiek te erkennen.
Toch pleit het blad voor den Engelschen
premier verzachtende omstandigheden. Zoo
lezen wij in de boven aangehaalde
Berlijnsche correspondentie: »Het zal waarschijnlijk
blijken, dat de regeering te Pretoria niet
formeel Duitschland's tusschenkomst heeft
ingeroepen; maar wie kan weten wat Dr.
Leyds heeft gezegd in zijn herhaalde en
langdurige conferenties met Duitsche staats
lieden te Berlijn? Zonder dat hij het woord
uitsprak, kan zijne geheele werkzaamheid
interventie ten doel hebben gehad althans
in de critieke December-dagen." De Daily
News geeft dadelijk toe, dat dit maar een
onderstelling is; nu, op onderstellingen bouwt
een ernstig politicus geen formeele aanklacht,
en wij mogen dus de woorden van Lord
Salisbury rash and foolish blijven noemen.
Maar het pleidooi is nog niet ten einde.
In het Duitsche «Witboek" wordt herinnerd,
hoe de Engelsche gezant te Berlijn in Januari
1895, naar aanleiding van den toast, door
president Krüger op den verjaardag van den
Duitschen Keizer uitgebracht, enkele opmer
kingen had gemaakt over de houding van
Duitschland tegenover de Zuid-Afrikaansche
Republiek. De minister Von Marschall ant
woordde den gezant: »Indien Lord Kimberley
gelooft, dat door de houding van Duitsch
land in Transvaal een geest wordt gewekt
die 'niet overeenkomt met de internationale
positie van de Republiek, dan moet hij daar
voor feiten aanvoeren. Zou wellicht de toast
van president Krüger de uitdrukking zijn
van dien geest en bedenkelijk voor de be
langen van Engeland ? De Duitsche staat
kunde streeft alleen naar de bescherming
tegen eiken aanval van de materieele be
langen, die tusschen Duitschland en de
Zuid-Afrikaansche Republiek zijn ontstaan,
tengevolge van den aanleg van spoorwegen
en het aanknoopen van handelsbetrekkingen.
Die belangen gebieden het behoud van de
Zuid-Afrikaansche Republiek als zelfstandi
gen staat, volgens het verdrag van 1884, en
van den status quo betreffende de haven en
de spoorwegen van Delagoabaai."
In de laatste zinsneden is het teêre punt
aangeraakt: de spoorwegen in de Trans vaal,
die aan de Engelsche controle zijn onttrok
ken. »Maar wat heeft Duitschland met die
zaak te maken?" vraagt de Daily News. »De
spoorwegen in de Transvaal behooren aan
een Hollandsche maatschappij, die haar zetel
te Amsterdam heeft." En nu krijgt een
Engelsche »uitlander" het woord, die blijkbaar
geen vriend is van de Nederlandsche
ZuidAfrikaansche Spoorwegmaatschappij. »De
vreemdelingen aan welke wij een hekel had
den en die wij beschouwden als vijandig
gezind jegens de onafhankelijkheid en de
zelfstandigheid der Republiek, waren niet
de Duitschers, maar de Hollanders, en de
bezwaren golden de Hollandsche corporatie,
die de Nederlandsche lijn controleerde.
Wij vroegen president Krüger: waarom moe
ten wij toestaan, dat een spoorweg, die de
levensader der Republiek is, wordt gecontro
leerd door te Amsterdam gedomicilieerde
vreemdelingen, maar wij konden geen herstel
van grieven verkrijgen; onze verzoekschriften
gingen naar de prullemand en dezelfde man
nen, die zich thans toornig verzetten tegen
elken voorslag van de suzereine (!) mogendheid
betreffende hervormingen, welke voor de
bescherming der in de Transvaal gedomici
lieerde Britsche onderdanen volstrekt onmis
baar zijn, stonden er op, het geheeJe beheer
van en de controle over hun gansche spoor
weg-systeem over te laten aan Hollanders,.
die hunne instructiën uit Amsterdam ont
vangen en hun stations vulden met geïmpor
teerde Dutchmen. Het zijn altijd de Hollanders
geweest, die wij niet konden uitstaan."
Het hooge woord is er uit. Nu Jameson's
rooftocht smadelijk is mislukt en
Chamberlain's plannen omtrent een Home Rule voor
den Rand niet de minste kans op succes
schijnen te hebben, moet men zien den spoor
weg te krijgen, want wie dien heeft, heeft
ook het land. Natuurlijk kan dat zoo maar
niet rechtstreeks gebeuren : de regeering der
Zuid-Afrikaansche Republiek zou den spoor
weg moeten overnemen en
spoorwegconventiën moeten sluiten met de andere (!) kolo
niën, en dan zou men verder kunnen
zien, »als Chamberlain wil helpen."
En inmiddels wordt Chamberlain, niet
tegenstaande het echec van zijn laatste
aanmatigende bemoeiingen met de
binnenlandsche aangelegenheden der Zuid-Afri
kaansche Republiek, in het Lagerhuis
uitbundig toegejuicht, en trekt zelfs
Labouchere zijn motie betreffende de Chartered
Gompany in.
Waarlijk, de moeielijkheden voor de Repu
bliek schijnen eerst recht te beginnen I
IIHIIIIIIUIIlllIlllllllllllllllllllllllllllIIIIIIIIIIIIIiiiiiliJJHiiiiHli
coian
?iiitn min 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 u u 1 1 in 1 1 1 uu n 1 1 1 1 m 1 111 1 n n n n mini n n 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 nu
De toeloist der mensclM.
Men wraakt het Nieuw-Malthusianisme als
onzedelijk. Is het ook een gevaar voor de
menschheid ? Is het waar, dat het aantal
gebooiten langzamerhand vermindert, terwijl het
sterfstecijfer hooger wordt, zoodat te vreezen
staat dat op een goeden dag de menschheid
niet meer zal toe- maar afnemen ? Van zeven
Europeesche landen hebben wij dejaarlijksche
geboorte statistieken over een halve eeuw.
Zij bewijzen, dat het percentage der geboorten
inderdaad vermindert.
Aantal jaarlijksclic geboorten op
1000 inwoners.
1841-00 1801-80 1883-92.
Engeland . . . 35.4 35.1 319
Frankrijk . . . 20.7 20.8 233
Pruissen. . . . 38.0 391 37.4
Oostenrijk . . . 40.3 39.0 37.7
Holland ..... 34.U 36.3 33.7
België. . . . ! 30.2 32.0 29.9
Skandinavie . . 32.3 31.3 299
'Gemiddeld . . . 33.8 34.1 32.0
De bevolking van het grootste deel van
Europa neemt dus niet meer zoo snel toe als
zij heeft gedaan. Maar toch wordt het zielen
tal onevenredig grooter dan het cijfer der ge
boorten aanwijst. De menschen sterven later.
Het aantal geboorten voor Holland was in de
tijdvakken 1801-80 en 1883?92, 30.3 en 33.7.
Het aantal sterfgevallen was voor diezelfde
perioden 24.6 en 20.9. In de eerste twintig
jaar was er dus een surplus van 11.7, in de
de tweede van 12.8. De bevolking van Europa
neemt op het oogenblik met 10 pCt. meer
spoed toe, dan gedurende de jaren 1801?80.
Een andere vraag is, of uit de verhouding
van de cijfers der huwelijken en der geboorten,
blijkt, dat liet Nieuw-Malthusianismeeenigen
merkbaren voortgang heeft gehad/ in Europa.
Ziehier de cijfers.
Aautnl wettiüc kinderen op 100 huwelijk?.
"iSGl?1880. 1888-1892.
Engeland ..... 385 389
Frankrijk . . , . . 282 284
Duitschland .... 401 420
Oostenrijk ..... 302 414
Hongarije ..... 375 144
Italië....... 4.11 451
Holland ...... 407 -J~>7
België....... 379 309
Zweden ..... . 372 125
Denemarken .... 320 401
Het antwoord moet dus ontkennend luiden.
Over het algemeen neemt het aantal wettige
kinderen per echtpaar toe met 10 pCt. Tien
gezinnen hebben thans evenveel kinderen als
vóór 1880 elf'. Maar het aantal huwelijken
is verminderd. In Holland van 81 tot 70 per
10.000 inwoners en per jaar, voor Europa ge
middeld met 7'/-> pCt. In het algemeen geven
de lieden, die onder den nood der tijden ge
bukt gaan, er dus de voorkeur aan, ongehuwd
te blijven, dan, gehuwd, hun kindertal te be
perken. Dat inderdaad de moeielijkheid van
het bestaan op het al of' niet huwen een
grooten en directen invloed uitoefend, meer
dan de idee van het vrije huwelijk, die trou
wens met de maatschappelijke crisis in nauw
verband staat, kan Ierland bewijzen, waar
het aantal huwelijken tot 47 per jaar en per
10.000 inwoners is gehaald.
Vond een dergelijk verschijnsel plaats in
een der wereldsteden, men zou als een belang
rijken factor ervan geneigd zijn het buiten
echtelijke huwlijk te noemen. Maar het is niet
aan te nemen, dat in Ierland, voor het grootste
deel een zeer geloovig Katholiek land, met
weinig groote steden, het vrije huwelijk zulke
buiten alle verhoudingen groote afmetingen
zou hebben aangenomen.
j Heeft de dichter en dichter wordende be
volking der groote steden toenemende ar
moede tengevolge? Noodig is het zeker niet,
wanneer men berekent, welk groot gedeelte
van de aarde nog braak ligt, en hoe groote
rijken, als Canada, Australië, Braziliëwel
bevolkt, maar nog ver van ontgonnen zijn.
Gerekend naar de dichtheid der bevolking in
, de zoogenaamde Nieuw-Engelsche Staten van
l van Amerika, kan het aantal inwoners der
Vereenigde Staten nog verdriedubbelen, vóór
het er, om zoo te zeggen vol is. Ongerekend
i liet steeds toenemen d vermogen van den mensch,
i om aan den grond meer voedsel te onttrek
ten dan hij heden doet. In de Vereenigde
i Staten is ns mans arbeid voldoende om voor
; 120 personen voedsel te telen, en het kan moei
lijk worden volgehouden, dat ook maar een ge
ringe minderheid der graanbouwers inderdaad
praesteert wat hier wordt voorgespiegeld. Maar
er is nog een andere aanwijzing naar de mee
ning, dat de dichtheid der bevolking niet een
oorzaak van armoede mag worden genoemd.
Immers, in die landen, waar de bevolking
het dichtst is, plegen de loonen het hoogst
te zijn; en omgekeerd. Men vergelijke En
geland, België, Duitschland, met Spanje, Rus
land, Ierland.
Ook in Amerika is de tendenz der bevol
kingstoename afnemende. Gedurende 1831?40
bedroeg zij 32.7 pCt., gedurende de volgende
decenniën:
1841?50 . . 35.9 pCt. 1801-80 . . 30.1 pCt.
1851-00 . . 45.0 1881?90 . . 24.9
1801-70 . . 22.0 .,
Bekend is, dat de niet-blanke rassen er
langzamerhand uitsterven; daar tegenover
echter staat, dat de landverhuizing naar Ame
rika nog voortdurend grooteren omvang krijgt.
In 1890 maakten de vreemdelingen het on
gekend hooge cijfer van 15 pCt. der bevolking
uit. Van geboorte- en sterftecijfer in de
Vereenigde Staten is geen statistiek aanwezig.
maar de verhouding van het cijfer der jeug
dige personen tot dat der ouderen wordt lang
zaam geringer, een bewijs, dat óf het aantal
kinderen er afneemt, of' de lieden er ouder
worden dan vroeger. Waarschijnlijk is zoo
wel het een als het ander aan te nemen ; en
men mag dus misschien de gevolgtrekking
maken, dat het Nieuw-Malthusianisme, indien
het ergens een aanhang van beteekenis heeft
gevonden, in Amerika zijn grootste triomfen
viert, d. w. z., juist daar, waar de bodem nog
rijk genoeg is, om twee- en driemaal zooveel
lieden te voeden als erop leven.
F. M. C.
iiitiiiiiiiiimiimmmiiimii
IlilUlllllllHltllllUlinilllllllUtllHIHlllllillllH
Signalementen uit denUtrecütscheii Gemeenteraad
door JAN VAN 'T STICHT.
Mr. D. R a g a y.
Mr. David is ?iets" bij de domeinen, lid van
den gemeenteraad (en als zoodanig wethouder
van onderwijs) lid van Tivoli en.... kapitein
bij de schutterij. Wat dit laatste betreft mocht
hij wel wenschen dat hij maar liever bij do
brandspuit gegaan was. Niet omdat hij als
pomper een beter liguur zou bobben gemaakt
dan in zijn pakje van krijgsheld, maar hem
zouden dan heel wat geld en zorgen en grijze
haren zijn bespaard gebleven. Althans wanneer
men mag aannemen,dat gedurende zijn
blusschingsdiensttijd niet een der schoonste illusien van
onzen brandweerkommandant was verwezenlijkt
geworden en het corps een eigen orkest had
gekregen. Want als er sprake is van muziek
dan kan men bij mr. David nergens voor instaan.
Muziek is voor hern wat zuurkool met spek voor
een boer is! Muziek is voor hem alles! Dat
heeft hij geërfd van zijnen koninklijken naam
genoot en al is, om 's mans godsdienstige prin
cipes, niet te verwachten dat hij mettertijd
moge die tijd nog verre, zeer verre zijn dat
hij mettertijd evenals deze met een harp op alle
kerkorgels zal komen staan te zitten zooals
koning David zou gezegd hebben ik wil er
toch mijn pink wel onder verwedden dat als
Tivoli ooit nog eens een eigen orgel zal bezitten,
het vriendelijk beeld van mr. David met een bas
of een violoncel tusschen zijn knieën als voor
naamste sieraad daarop zal prijken. Moge een
dankbaar nageslacht die hulde dan nog verergeren
door hem in het uniform van hoogeren rang af
te beelden dan hij bij zyn leven bekleedde, in
dat van veldmaarschalk der schutterij bijvoorbeeld.
Ik geef dit denkbeeld bij dezen beleefdelijk aan
dat nageslacht in overweging. Mr. David verdient
die hulde, want als er maar eens een oorlog
uitbrak dan zou hij zeker niet op het orgel in
Tivoli behoeven te wachten om veldheer te
worden, maar het nog bij levenden lijve zijn Nu
reeds, in vollen vredestijd en onder zulke omstan
digheden als bij onze schutterij de ontwikkeling
van militaire talenten tegenhouden, hanteert hij
het zwaard, zooals het vóór hem nog door geen
kapitein van de schutterij gedaan is En als men
wist in hoe 'n ongelooflijk korten tijd hjj van het
oogenblik dat hjj, niet achtende moeders tranen,
met de leuze si vis paeem. para bellum de deur
uitsnelde en dienst nam als schutter, als men
wist in hoe 'n ongelooflijk korten tijd hij het,
sinds dat gedenkwaardig oogenblik, bracht van
gemeen schutter, ja, meneer, van gemeen schut
ter, tot kapitein bij datzelfde wapen, en hoeveel
geld hem dat grapje gekost heeft, dan zou men
verbaasd staan. Kareltje van der Heyden is er
maar een kind bij...
En toch, in weerwil van die militaire deugden,
is mr. Ragay, zooals hij daar op het stadhuis is
gezeten, de meest vredelievende man van den
geheelen gemeenteraad. Vroeger heb ik hem wel
eens verdacht, dat hij zijnen naast hem gezeten
vriend mr. Koek, in 't geniep op de toonen
trapte, omdat deze heer soms plotseling zulke
pijnlijke gezichten kon trekken. Maar die pijn
lijke gezichten zijn mij door een der
kametbewaarders nader toegelicht. Die had in de
conloirs mr. Van Lynden eens met belangstelling
aan den heer Koek hooren vragen of hij nog
altijd laboreerde aan vapeurs, wat den heer Laseur
als een onversneden Hollander wat men zoo
aan zijn naam niet zeggen zou op zijn
Koldewijnseh deed invallen : een beroerd gevoel, hè,
Koek, die scheuten in je buik?
Mr. Ragay heeft dus mr. Koek niet op de
toonen getrapt: als oud-schutter acht ik mij ver
plicht mijne dwaling in dit opzicht openlijk en
ridderlijk wat gelijk staat aan schutterlijk
te erkennen.
Ik zou ook niet weten waarom hij het zou
gedaan hebben ! De wethouder heeft nooit met
iemand een woord! Dat is nu in onzen Raad
wel zooveel bijzonders niet, want leden die nooit
»met iemand een woord hadden" hebben we hier
wel meer gehad, al kwam dat eenvoudig daar
vandaan dat die heeren nooit, zooals Kaag
byvoorbeeld, een mond opendeden. Maar dat kan
men van mr. Ragay niet zeggen. Die zwijgt,
wanneer de aan hem toevertrouwde tak van dienst
in den Raad ter sprake komt, nimmer. En hij
heeft daarbij waarlijk geen gemakkelijke taak te
vervullen. Want alle voorstellen, die in zake
het onderwijs van het Dagelijksch bestuur uitgaan
heeft hij te verdedigen tegen de weldoordachte
critiek van het schoolopziener-raadslid, den heer
De Groot. En deze oude heer is in alle zaken,
het onderwijs betreffende, zóó thuis; hij kent de
wetten en verordeningen, de onderwijzers en
de onderwijstoestanden de leerlingen en hunne
ouders zou men haast zeggen zóó op zijn
duimpje, dat men den wethouder bewonderen
moet als hij in de schermutselingen met zijn
deskundigen bestrijder, niet alleen zoo flink het
veld weet te behouden, maar niet zelden ook
nog een woord van lof voor zijne bemoeiingen
inoogst.
Utrecht kan nog veel genoegen aan dezen
wethouder beleven. Hij is bezield met grooten
ijver om de hem toevertrouwde belangen van het
onderwijs te behartigen en ofschoon de punten
van zijn weligen haardos aan het grijzen geraakt
zijn en zijn hoofd als ware het met een
manenschijnglans omringen hij is nog jong en van
gezond gestel,zoodat naar menschelijke berekening,
de jongens die nu in de eerste klasse op een
zijner scholen zitten, nog wel professor kunnen
zijn al zij het dan ook niet juist allemaal
voordat ZijnEdel achtbare het bijltje er bij neerlegt.
iiHiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiim
Inhoud van verschillende bladen.
De Telegraaf. 14 Febr. Wat de plannen tot
stichting van een nationalen stoomvaartdienst op
Zuid-Afrika zouden kunnen uitweiken."
II o t N i e u w s v. d. Dag. 13 Ftbr. Een Heuglijk
Bericht," door G. A. Hulsebos (het stotfelij k overschot
van prins Willem Geoige Frederik).
17 Febr. De rausvaalsche Quaestie," door C. B.
Spruijt.
A ma te r d. C r t. 10 Febr. Een stoomvaartlijn
1n»schen Nederland en Zuid Afiika'. door 11. W. J.
C. van den Wall ISake. Do Anti-revolutiouaire
partij in de Eerste Kamer".
12 Febr. Op de Groote liunte", Zuivering dor
liberale partri".
13 Febr. Alliantie?" Onbestorven weezen."door
Dr. H. T. I. 14 Febr. II.
15 Febr. Een tweede moeras '?" Woorden en
daden".
De Tijd. 10 Febr. Vrouwenrechten." II, 12 Febr
III (slot).
18 Febr. Europeesdie Vorsten."
14 Febr. Ons Parlementarisme." I, 15 Febr. II,
17 Febr. III.
I-I e t Handelsblad. 14, 15 en 16 Febr. De
tramplaunen-Sanders".
\f> Febr. Hüllandfeche eerlijkheid" (vermogensbe
lasting1.
18 en 19 Febr. De hervatting van den strijd over
het personeel''.
21 Febr. Art. 42. Onze politie-verordening" (het
venten op Zondag).
De Standaard. 17 Febr. Proiijtelijke Pole
miek" (over de politieke werkstaking).
19 Febr. Het liedje van verlangen" (kiearecht).
20 Febr. Vakvereeniging"
21 Febr. Transvaal."
Het Centrum. 15 Febr. De katholieke kerk
in Transvaal."
17 Febr. De protestmeeting te 's Hertogenboach."
19 Febr. Een waarschuwing." (N. Malth. bond).
21 Febr, Een verjaardag" (Leo XIII;.