De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 23 februari pagina 8

23 februari 1896 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 974 ;, wo gaan (Pu,t»ch.) l» frofesxor SALISBCTRY: »Hier, meneeren, hebben we neef Balfour en den Birminghamschen kampioen. "Wie wil een partijtje met hen boksen " Jnles Verne. In het Strand Hfagtzine komt een aardige beschrijving voor van een interview van Mademoiselle Marie Belloc met Jules Verne. den lievelingsehry'ver van onze jongens. Ziehier eenige bijzonderheden er uit aangehaald, betreffende: Zyn Eerste Boek. »Wat my' het meeste genoegen heeft gedaan van al myn geschrijf is het succes dat mijn boeken op het tooneel hebben gehad, voorna melijk »Michel Strogoff." ?Men heeft mij dikwijls gevraagd wat mij het eerst op het idee heeft gebracht, om wat men 1>y gebrek aan een beteren naam wetenschappelyke verhalen zou kunnen noemen, te schrijven. »Welnu ik heb alty'd veel gehouden van aardrijkskunde, zooals anderen liefhebberij hebben voor geschiedenis en nasporingen doen op dat gebied. Ik geloof dat my'n plezier in kaarten en in de groote wereldreizigers feitelijk de aan leiding is geweest tot het schryven der eerste myner lange reeks geographische werken. «Toen ik mijn eerste boek schreef:»Vijf weken in een Luchtballon", koos ik Afrika tot het tooneel der handeling, om de eenvoudige reden, dat men daarvan minder wist en weet dan van een ander werelddeel; en ik vond het 't ver standigst dit gedeelte van onzen aardbol van uit een luchtbel te laten bekijken. »Toen ik myn verhaal af had, zond ik het manuscript aan den bekenden Parijschen uit gever Hetzel. Hy las het, vond het nog al aardig, en deed mij een bod dat ik aannam. »Tot op dezen dag wordt »Vijf weken in een Luchtballon" het meest van al mijn boeken ge lezen ; maar vergeet niet dat ik toen al een man van vy'f en dertig was, en acht jaar getrouwd !" Hoe hij zich voorbereidt. >TJ weet zeker," viel mevrouw Verne hierop in, blijkbaar trotsch op haar echtgenoot, »dat veel schijnbaar onmogelyke hypothesen in de boeken van myn man, gebleken zijn waarheid te bevatten ?'' »Tut, tut, tut," lachte de heer Verne, »dat is louter toeval ! Wat de nauwkeurigheid mijner beschrijvingen aangaat, dit heb ik voornamelijk hieraan te danken, dat ik, zelfs lang voor ik begon te schryven, altijd aanteekeningen maakte uit alle mogelijke boeken, couranten, tijdschriften, wetenschappelijke brochures, enz. enz. »A1 die aanteekeningen classificeerde ik naar het onderwerp waarop zij betrekking hadden; ik behoef u dus niet te zeggen, hoe ontzaggelijk veel ik daaraan gehad heb. »Ik ben op ruim twintig couranten geabon neerd," vervolgde hij, »en ik lees alles wat er uitkomt op het gebied der wetenschap; ook af gescheiden van mijn werk stel ik groot belang in iedere nieuwe ontdekking of proefneming in de sterrekunde, meteorologie, physiologie, enz." Verne staat te vijf uur op, en tegen het lunchuurtje, tegen elven, is hij voor den verderen dag klaar met schrijven en proeven corrigeeren, maar de boog kan niet alty'd gespannen zijn, en eiken avond tegen acht uur of half negen, ligt hij gerust te slapen. Hoe hy) zijn boeken schrijft. Jules Verne schrijft, volgens zijn vrouw, zijn meeste boeken in een Hein, celachtig slaapkamertje. Omtrent zijn wijze van werken vertelt hij zelf het volgende: «Eerst stel ik een ruwe schets op van mijn nieuw verhaal. Nooit begin ik een boek zonder den aanvang, het midden en het eind te weten. Tot nu toe heb ik altijd het geluk gehad, dat my niet n maar honderd plannen voor den geest zweefden. Zoodra ik mijn onderwerp ter dege in het hoofd heb, oordeel ik dat het tijd is om aan het werk te gaan. Voel ik mij ver moeid, dan leg ik de pen neer. Ben ik met mijn schets gereed, ds>n maak ik een plan voor de verdeeling in hoofdstukken, en begin met potlood, voor de vuist weg, te schry'ven, waarbij ik een halve bladzijde onbeschreven laat voor aanvulling en verbeteringen; daarna lees ik het en copieer het met inkt. De eigenlijke arbeid begint eerst met de drukproeven, want niet alleen vind ik in iederen volzin iets te verbeteren, soms schrijf ik geheele hoofdstukken over. Het is mij alsof ik dan eerst my'n onderwerp goed meester wordt, wanneer ik het in druk voor my' zie; gelukkig is my'n uitgever zoo vriendelijk mij mijn gang te laten gaan, dikwijls krijg ik acht of negen «Mistress Branican", en de aardige jonge meisjes in sommige mijner verhalen! Als het noodig is dat de vrouw op het tapy't verschy'nt, dan zult gy zien ontbreekt zij niet." Glim lachend voegde hij er bij: »De liefde is zoozeer een alles beheerschende hartstocht; zy laat in het menschelijk hart plaats voor weinig andere aandoeningen, en mijn helden hebben al hun zinnen wel noodig; de tegenwoordigheid van een aardig jong meisje zou hen totaal van de wijs kunnen brengen en ongeschikt maken voor hetgeen zij te doen hebben. Bovendien is het Hoe de EneMen ziel President Krüger yoorstellen, (Moonthme.) laar niets meer is, verliest de bewondering naar recht. ' Moonahme.) G. W. Varia Mrs. GLADSTONE (tot liaar man, die weer aanvragen om haarlokken heeft gekregen): »Laat nu j toch die schaar met rust, Mr. Gladstone !" revisies. Twee romans lever ik per jaar af, dat ! altijd mijn streven geweest mijn verhalen zoo in mist nooit. Ook ben ik in mijn werk altijd den i te richten, dat men ze aan alle jonge lieden tijd vooruit; ik ben nu bv. aan een verhaal bezig j zonder aarzeling in de hand kan geven en ik dat eerst in '97 uitkomt; met andere woorden, heb zorgvuldig alles vermeden wat bijv. een ik hel> vijf manuscripten voor de pers gereed." jongen niet gaarne willen zou dat door zijne zuster Mevrouw Verne voegde hier nog bij dat haar i gelezen werd." man, zoodra do laatste proef gecorrigeerd is, zijn j werken nooit meer inziet; het schijnt alsof hij j er dan geen belang meer in stelt. j Toen madenwselle Belloc de opmerking waagde, , dat hij weinig notitie nam van de dames, antwoordde hij : «Dat ontken ik in toto. Denk slechts aan Messchaert en Röntgen te Weenen. De Neue Freie Presse spreekt zeer waardee rend over beide bovengenoemde toonkunstenaars die te Weenen een concert hebben gegeven. Van Messchaert wordt getuigd dat nog hooger dan zijn zangkunst en zijne stem de artistieke voordracht trekt en Röntgen wordt onder onze beste pianisten gerangschikt, die in zijn variatieën met Fuga toonde een componist van beteekenis te zyn. Zoodra men aan zijne eigenaardige mariieren van het klavier gewend is zegt de bericht gever komt men geheel onder den indruk van zijn spel. De concerten van de Opera. De groote opera-directie te Parijs, die dikwijls het verwijt heeft moeten hooren, zich alleen voor doode componisten te interesseeren, gaat voort in de dezen winter georganiseerde concerten nieuwe werken van componisten van de Jong-Fransche school te doen hooren. Was den vorigen keer D'Indy aan het woord met zijn nieuw werk Fervul, ditmaal deden de componisten Fernand Le Borne, Georges Marty en Gabriel Piern nieuwe werken hooren. Le Borne is Belg van geboorte, doch voor kort als Franschman gena turaliseerd. Van hem werd eene serie van vijf orkeststukken Temps de gue.rre uitgevoerd, voor zien van een beschrijvenden tekst. De oordeel vellingen over dit werk loopen uiteen. Bijzonder oorspronkelijk schijnt deze muziek echter niet te zijn. Van Marty, den koordirecteur van de Groote Opera werd een uitgebreid fragment uit zijne opera Le duc de Ferrare ten gehoore ge bracht. Dit werk schijnt vooral veel zaakkennis te verraden en is met vaste meesterlijke hand geschreven; doch ook bij dit werk wordt de oorspronkelijkheid ontkend. Het derde werk Nuit de Noël 1870 van Piern geeft eerst een aantrekkelijk kerstkoor gevolgd door geweerschoten, krijgsrumoer enz. Men oordeelt dat Piernéde grenzen van het muzikale realisme heeft overschreden en nog meer heeft willen doen dan Charpentier omdat diens lauwe ren hem beletten te slapen. IIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlllll LLERLEI Slechte vooruitzichten. Een Duitsche revue herinnert aan de profeten van ouden en jonge datum, die voor het jaar 1896 een rij van rampen en onheilen hebben bestemd,. Broeder Filippus Olivarius van de orde der cistertiers heeft in 1544 voorspeld, dat in dit jaar Parijs geheel en al zal worden verwoest, om niet weder te worden opgebouwd. »In dien tijd, heeft de monnik gezegd, zullen wij moult de mal et guère dr, bien zien". In 1894 nog heeft La Croix de profetie van een priester medegedeeld, die op zijn sterfbed verklaarde: »Een buitengewone droogte zal in 18% heerschen, daarna zal er een geweldige oorlog uitbarsten, die drie jaar zal duren, en veel kwaad doen aan de kerk." Ten slotte zijn er verscheidene voorspellingen voorhanden, die aan Polen na honderd jaar vreemde overheersching zijn onafhankelijkheid hebben beloofd. In 1795 is het koninkrijk verdeeld, het begint dus tijd te worden, dat die profetie wordt vervuld ! De oudste menschen. Het duitsche rijk had in 1890 op ruim 50 millioen zielen 78 lieden van honderd en meer jaren oud, Frankrijk 213 en Engeland 14(1. In Ierland echter waren volgens de jongste volks tellingen 578 honderdjarigen, terwijl er in het toch niet veel kleinere Schotland maar 44 waren, in Zwitserland in het geheel geen, in Denemarken 2, in België5, in Zweden 10. Noorwegen, met zijn 2 millioen inwoners had er 23, Spanje, mot 17>2 millioen 401, Serviëechter 575, Rumeni 1084, en Bulgarije 3883. De Balkanstaten schij nen dus gunstig voor de levensduur te zijn wat men oppervlakkig oordeelend niet zou zeggen ! ook de volgende cijfers wijzen daarheen : In Serviëleefden in 1890 238 lieden die !()(> tot 115 jaar oud waren, 12:5 van 110 tot 125jaaren 18 van 12G tot 135, terwijl er drie nog ouder waren. De bakermat van Methusalem kan van Serviëniet ver hebben afgelegen ! Alleen Rusland heeft, als men courantenherichten mag gelooven. want een ofticieele volkstelling heeft er nog nooit plaats gevonden, een nog ouderen burger: een man van 100 jaar. En te Rio de Janeiro woont een neger, Bruns Cotrim, die precies anderhalve eeuw oud is; zijn oudste vrouwelijke collega heeft het tot 130 gebracht. Er is bij deze statistieken maar n schaduw zijde, nl. dat zij in die landen het meest betrouw baar plegen te zijn, waar toevallig, de minste honderdjarigen voorkomen ! Examenvragen. De Daily Chromcle deelt mede, dat bij een examen in de wiskunde aan de Londensche uni versiteit de volgende som werd opgegeven : »Drie mannen houden een wedloop en er wordt op hen gewed in de volgende verhoudingen twee tot een, drie tot een en vier tot een. Hoeveel moet iemand op hen zetten, om in ieder geval £ 3, 5 sh. te winnen ?" Deze opgaaf is volgen:: de Ditliy Chron. zeer ongepast in een tijd, dat men al het mogelijke doet, de wedrennen, of liever het wedden tegen te gaan. Men zou met evenveel recht de vraag hebben kunnen stellen : »Wclke alkoloïden laten geen spoor achter in het lichaam van dengene die zijn leven door het gebruik ervan verloor'/" of: »Welke munt van het Vereenigde Koninkrijk heeft, wanneer zij verguld is, de meeste gelijkenis met een soveroignï''

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl