Historisch Archief 1877-1940
No. 975
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
3
Jomelli, Glück, Dittersdorf, Graun, Hasse,
Adam Hiller, Leopold Mozart, Schmitz de stichter
van de Manuheimerschool, Cannibach en vele
anderen hebben symphoniën geschreven. (De beide
laatstgenoemden hebben ? in hun tijd dien vorm
het meest uitgebreid.)
Doch niemand van hen vermocht, behalve die
ontwikkeling van den vorm, voor die werken een
nieuw leven doen opgaan. Dat kon alleen Haydn
en daarom behoudt hij terecht, ondanks alle vroeger
genomen proeven, den eerenaam van de schepper
van de symphonie.
Men kan geen symphonie van Haydn hooren
(zoo gaat het mij althans) of men stelt zich weer
Toor hoe men in zijn jeugd die werken hoorde
vertolken of ze zelf?eersi. in dilettanten-orkesten
en later in grootere orkesten mede speelde.
Dan doemen weer al die soms vermakelijke in
cidenten of verwarringen op, b.v. dat de hoboïsten
de clarinetpartijen kregen en allen een of twee
tonen hooger gingen spelen, of wel het protest van
den clariuettist, die niets bezat dan een C clarinet
en verlangde dat de directeur alle partijen voor
B of A clarinet voor hem zou transponeeren, ge
durig dreigende anders als werkend lid te zullen
bedanken.
Waarom de Militaire Symphonie aldus genoemd
wordt, is niet zoo heel duidelijk. Het eenige
militaire is het trompetsignaal in den tweeden
satz, doch zooals ik zeide, namen zijn bij Haydn's
werken duidelijker dan de opusgetallen en dat is veel
waard, anders zou. men altijd genoodzaakt zijn een
of ander motief eerst voor te zingen, om te doen
begrijpen .welk werk men bedoelde.
Op het concert van het Paleis voor Volksvlijt
terugkomende, zij nog vermeld dat eene pianiste
uit Maastricht: Mej. Foyer optrad die het concert
in g kl. t. van Saint-Saëns voordroeg. Deze dame
heeft, naar ik vernam hare opleiding te Maastricht
en te Keulen genoten en als alge ai een e n indruk kan ik
melden dat zij met vrucht gestudeerd heeft.
Meer dan een algemeenen indruk kan meu onder
deze omstandigheden niet geven, want de Paleiszaal
is wel de meest, ongeschikte voor klaviervoor
drachten. Wanneer het orkest mede aan het woord
is, kan men de snellere figuren ter nauwernood
onderscheiden, terwijl in zulk eene groote ruimte
de klanken wel tot, ons komen doch alle l
venwekkende kracht, alle ziel gaat verloren m. a. w.
het hypnotisch rapport tusschen uitvoerder en
hoorder OLtbreekt en men is onder zulke om
standigheden volstrekt niet zeker een juisten indruk
te krijgen.
Ik volsta dus met te zeggen dat mijn indruk
over het geheel goed was, doch behoud mij voor
wanneer ik deze dame onder gunstiger
omstaudighedeu hoor, haar spel uitvoeriger te bespreken.
Ik raad daarom het bestuur van de
Amsterdamsche orkestvereeniging aan liever violisten,
violoLcellistcn of vocale solisten te laten optreden,
en geen pianisten.
De volksuitvoeringen in de Vrije Gemeente door
den heer A. H. ierie vallen zeer iii den smaak.
Bij de Zondagmiddag-concerten is het kerkgebouw
steeds geheel gevuld.
Ik woonde een gedeelte van de laatste uitvoering
bij waar de concertgever zich andermaal als een
geroutineerd en muzikaal organist deed kennen,
zoowel in zijne solovoordrachtc n als in de bege
leiding van de solisten.
De heer C. Phlippeau (zang) droeg eene aria
uit Elias voor. Zijne stem wmt aan klank en
belooft veel. De uitspraak staat echter nog verre
beneden de wijze waarop hij den toon voortbrengt.
Behalve met de keel-r heeft deze jonge zanger
nog te worstelen met de uitspraak van sommige
vocalen.
Hij is echter nog leerling en bezit een zeer
schoone stem, dus zal hij die gebreken wel leeren
overwinnen.
ofauiüzton.
imiiiiiiimmimiiiiiiiiiiiiiiiiiitMiiiiiiiiiiiiiiiuiiiMiiminimmmiiiiiiiiii
Een Idee van den Koning.
Naar het Engelscli,
VAN
A. SULLIVAN.
Op zekeren dag kwam de opperkamerheer
de troonzaal van het paleis binnenstormen,
bevend van opgewondenheid. De aanwezige
edelen omringden hem vol belangstelling.
>. De koning heeft een nieuw idee gekregen !"
bracht hij hijgend uit, terwijl zijn oogen vol
bewondering rondstaarden. »O! zoo'n prachtig
idee!"
»Dat is het werkelijk! Wonderbaar!" zei
de adel. »Het is waarachtig het schitterendste
idee dat wij ooit . . . .!''
»Maar jelui hebt het idee nog niet eens
gehoord," zei de opperkamerheer. «Luistert,"
en hij vertelde ze het idee. Zij waren stom
van eerbiedige bewondering; het duurde eenigen
tijd eer zij zelfs zachte ongearticuleerde be
wonderende geluidjes konden doen hooren.
»De koning heeft een nieuw idee gekregen,"
schreeuwde de koninklijke lakei (die tevens
reporter van de pers was) terwijl hij het
bureau binnenstormde van de Iloce/i/ig, cle
voornaamste aristocratische courant, met
graven als zetters en erfgenamen van adellijke
titels als loopjongens.
«Heeft hij werkelijk? Prachtig!" riep de
redacteur uit. »Hier Jones" (de hertog van
Jones, schrijver der hoofd-artikelen) «schrijf
eens gauw drie kolommen waarin het idee van
den koning verheerlijkt wordt. Overdrijf de
prachtige resultaten, die het zal geven voor
dtii nationalen roem, de eenheid van het rijk,
De heer J. Ruinen (viool) speelde de sonate
van Tartiui g kl t. in goeden stijl en meestal
met schoouen toon, doch hij had nog al eens met
de zuiverheid te worstelen.
De voordrachten van den concertgever hebben
mij het best voldaan.
Wederom gaf de Muziekschool van de Maat
schappij tot, bevordering der Toonkunst twee
jaarlijksche uitvoeringen.
Dit jaar zijn enkele veranderingen in het onder
wijzend personeel gekomen. De heer de Lange
is den heer Coenen als directeur opgevolgd en in
plaats van wijlen den heer Henri Tilibe, zijn mevr.
S. Bosmaus?Benedicts en de heer Louis Coeneu
voor de hoogere pianoklassen benoemd.
Het is in onze kroniek nooit de gewoonte ge
weest de uitvoeringen van muziekscholen als con
certen te bespreken. Een indruk vau het, gehalte
van het onderwijs en een woord van waardeering
voor de leeraren waar het bleek dat zij met veel
vrucht waren werkzaam geweest in het belang van
de j-ugdige melomanen werd alleen gegeven.
Meermalen had ik gelegenheid hulde te brengen
aan de leeraren van bovengenoemde Muziekschool
die ik niet afzonderlijk behoef te noemen, want men
kent ze reeds lang en ik noemde ze reeds vaak.
Met veel belangstelling heb ik gehoord, dat, de
ledige plaats van wijlen den heer Tibbe, op zeer
waardige wijze is vervuld. Het onderwijs in de
hoogere piano-klassen is bij mevr.
Bosmans-Benedicts en den lieer Louis Coenen blijkbaar in voor
treffelijke handen.
Moge deze instelling, ook onder de nieuwe lei
ding zich met kracht ontwikkelen.
VAN MlLLlGEK.
Orphée te Parijs.
Met deze paftitie van Gluck is sedert een
eeuw zoo geknoeid en ges> ld dat het niet van
belang ontbloot is na te gaan op welke wijze dit
meesterwerk thans te Parijs zal worden uitge
voerd. In de eerste acte heeft de heer Carvalho
het groote air et vocalisen van Bertoni geschrapt,
dat indertijd door den tei<or Legros was
ingelascht en heeft hij het eenvoudige recitatief
herf-teld waarmede deze acte sloot, zooals het eerst
te Weenen is uitgevoerd.
Behalve die verandering is de pianopartitie
geheel gelijk aan die welke bij de opvoering in
het Ttuatre Lynque in 1859 werd gebruikt; doch
is de instrumentatie geheel gewijzigd omdat men
oi.tdekte dat die partities overhaast en slordig
geschreven waren, dat er tal van schrijffouten in
voorkomen en dat vaak sommige partijen slechts
zijn aangeduid.
Bovendien gebruikte men toen te Weenen
enkele instrumenten die in Frankrijk onbekend
waren en sedert in onbruik zijn geraakt.
Onder deze omstandigheden werd het oorspron
kelijke werk bij iedere opvoering gewijzigd.
Berlioz heeft getracht daar wat orde in te brengen.
(Zooals men weet had Berlioz van die werken
in de bibliotheek van de Opera eene zoo gron
dige studie gemaakt, dat bij ze uit het hoofd
kende, en van uit het parterre luid protesteerde
wanneer de orkestmeester op eigen hand veran
deringen had aangebracht), en vroeg eene subsidia
van 20,000 francs om ei ne betrouwbare uitgave
van de werken van Gluck zamen te stellen.
Die op oeping vond weerklank. Eene dame,
Mlle Pelletan, wijdde haar geld en hare krachten
aan dezen reusachtigen arbeid. Zij oefende zich
in harmonieleer, Duitsch, Italiaansch, enz., kocht
voor veel geld de oude uitgaven op en slaagde
erdoor middel van nauwgezette vergelijking in, den
oorspronkelijken tekst geheel juist te herstellen.
In vereeniging met Damcke (Berlioz's vriend)
gaf hij de beide fyhigenies en Alerte uit. Na den
dood van Damcke, voltooide zij. geholpen door
liiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiimimiii
IIIIIIIIIIMIIIIIIII
den vooruitgang van den handel, de
individueele vrijheid en moraliteit, de huiselijke.... "
»Maar zou ik u niet liever het idee ver
tellen ?" vroeg de reporter.
: Wel, dat zou je kunnen doen," zei de
redacteur.
Toen ging de lakei naar het bureau van
de Onwrikbare, de voornaamste courant
deiconservatieve partij en riep: »de koning heeft
een nieuw idee gekregen!"
»Ha!" zei de ledacteur. »Mr. Smith, wil
u zoo goed zijn een kolom te schrijven ter
ondersteuning van Zijne Majesteits nieuw
idee?"
»Hm, hm! Ja, ziet u," sprak mr. Smith,
de uitstekende journalist. »Maar hoe moet het
dan met het aantal lezers, die niet tevreden
zijn met Zijne Majesteits houding in den
lateren tijd, en die u vreest, te zullen kwetsen."
»Oh! Dat vergat ik heelemaal," zei de
redacteur. »Nu, schrijf dan een raadselachtig
artikel dat voor alle opvattingen vatbaar is."
: Goed," zei de uitstekende journalist.
»Maar zeg, ik heb je nog niet eens het
idee verteld," zei de lakei.
»OI dat komt er niet op aan, maar ga je
gang als je wil," zei de redacteur.
Toen verkocht de lakei het nieuws van
het idee aan een gewoon reporter, die aan
de Voorwaarts en de revolutionaire bladen
was; en de reporter ijlde naar het bureau
van de Orkaan, het voornaamste vooruit
strevende blad.
«Koning! Nieuw idee!" zeide de redacteur
van de Orkaan. :>Hier, vijf kolommen goedige
satire op het nieuwe idee van den koning;
houd er den toon in van loyaliteit tole
rante loyaliteit natuurlijk, en tracht de
lezers vast te houden die de Onwrikbare \
tracht tot zich te lokken."
«Zeer goed," zei Brown.
»Zal ik u het idee vertellen ?" vroeg de
reporter.
»0! ja, als je het wil," antwoordde de
Saint-Saëns, de partitie van Armtda en toen zy
stierf waren alle materialen voor Orphée verza
meld : zij zyn thans gerangschikt en bewerkt
door Julien Tierson (den bibliothecaris van de
opera, die op dit oogenblik in ons land vertoeft.)
De firma Breitkopf und Hartel, die de vier
eerste werken reeds uitgaf zal in April Orpheits
uitgeven. De proeven zyn aan de Opéra-Comique
uitgeleend en volgens de bewerking van mej.
Pelletan zal dit werk van de Opéra-Comique
worden opgevoerd. Hare reuzenarbeid zal nu
men de werken van Gluck weer op het repertoire
brengt eerst recht gewaardeerd worden.
Het bed op het tooneel.
Gaston Deschamps klaagt in den Figaro, naar
aanleiding van Feydeau's Dindiw, over het veel
vuldig gebruik, dat heden ten dage op het toonpel
wordt gemaakt van het bed. Feydeau is niet
de eerste geweest, om zich daaraan te bezondigen:
integendeel, hy probeert wel, het er zonder te
stellen, maar het publiek wil nu eenmaal het
bed op de planken zien. Uitkleeden,
aankleeden. weer uitkleeden, dat zijn de onmis
bare vereischten van een stuk dat zal pakker.
Een stuk van drie of vier acten is tegenwoordig
niet uit als er niet een bed-scène in is. Dat is een
even vaste regel als eertijds die van de drie
eenheden. Hoe meer gedurfd, hoe grooter be
roemdheid. Paul Hervieu, met zijn Tenaillrs,
Paul Déroulède met Messire du Guesclin,
Henri Meilhac met Grosse Fortune, en de Bornier
met Fits d'A.iétin, hebben het allen moeten op
geven tegen hun handiger, en minder
scrupuleuse mededingers. Deschamps zou in overwe
ging geven, de sociale kwestie weer op de plan
ken te brengen, de wereld eens te herinneren
de ongelukkigen en de slachtoffers on?e samen
leving, de visie van een troostloos vaderland op
te roepen, het spoor van een nog versch verleden,
de wrok, die ons kan vernederen, ons kan verheffen
en redden. Maar misschien zal men dan met diplo
matieke verwikkelingen aankomen, welnu, waar men
zich moet inhouden, vermaakt men zich niet. De
knoopen en veters dus los, en de kleederen uit: Zoo
vat men de vry'heid op onder de derde Republiek !
minimi 111 iiiiuilllilliliiilillilllllll
Hoteaï,
door EDMOND DE GONCOVRT.
Een tijd geleden was ik eenige ochtenden ach
tereen bij den grooten schrijver en »Japoniste",
en terwijl hij mij de precieuste zijner voorwerpen
liet bewonderen, wist ik niet wat ik meer moest
bewonderen, die onbeschrijflijk volmaakte werken
van een ten orizent bijna onbekende kunst, of
de liefde, de hartstochtelijke verzamelaars-aan
doening waarmede deGoncourt mij de sourimono's,
nekkès of aardewerken toonde, en kalm, overtuigd
enthousiast, deed waardeeren.
Toen was hij bezig aan vUokousaï", dat juist
dezer dagen verschenen is. Dit boek, vollediger,
completer in vele opzichten dan zijn Ontamuro,
is een welsprekend bewijs van zijn groote liefde
IHIIHIMIIIMIImlIIII
redacteur.
Toen draafde de reporter naar de Schreeuwer,
het voornaamste revolutionaire blad.
»Hier! hier! Cruncher!'' riep de redac
teur; »koning heeft een nieuw idee."
»Vlug een vol nummer bijtende satire,
bittere spotternijen, vage bedreigingen enz.
over het nieuwe idee van den koning. Wijs
vooral op de zelfzucht en
klassebevoorrechting van het idee op den nadeeligen
invloed op den werkenden stand en de armen,
toon aan dat het een nieuwe slag met
voorbedachten rade is op den zwoegenden
arbeider Begrijp je':*',
»Ik begrijp," zei iiedwray, de uitstekende
journalist van Trafalgar Square.
»Zoudt u het idee niet willen hooren ?"
vroeg de reporter.
»Neen, dat wil ik NIKT,''donderde de redac
teur. »Zanik niet aan mijn ooren met je
bizonderheden!"
Zoodra het publiek hoorde dat de koning
een nieuw idee gekregen had greep het naar
de couranten om te zien hoe het moest
denken over dat idee. En daar de couran
tenschrijvers zorgvuldig hadden nagedacht
over het oordeel dut hun publiek graag over
het idee zou vormen, weerkaatsten de hoofd
artikelen nauwkeurig de gevoelens, die het
publiek zwakjes en half bewust koesterde,
maar niet zou durven uiten zonder steun;
en alles was goed en voldoende.
Over het algemeen was de publieke opinie
beslist ten voordeele van het idee van den
koning, hetgeen de couranten in staat stelde
zich tot een gloeiend enthousiasme in haar i
kolommen op te schroeven; totdat het ten
laatste het beste idee geworden was, dat ooit j
was ontwikkeld. Xa eenigen tijd wierp iemand
het denkbeeld op, dat een dag zou worden
bepaald, waarop het volk het koninklijke
idee zou kunnen huldigen; en het plan
groeide tot dat er besloten was in de Staten- j
Generaal, dat de koning in statigen optocht i
voor die heerlijk teere, uiterst subtiele en ge
raffineerde japansche kunst, een werk, gedocu
menteerd en geschreven als slechts zeer weinige
boeken over artiesten van Europa, en dit,
zonder de taal te kennen van Japan, zonder dit
land, waar Hokousaïleefde, ooit bezocht te hebben.
Een bewijs hoe uitvoerig de Goncourt zich in
een studie als deze verdiept, is dit: In 1798
stierf, gedurende den overtocht van Jeddo naar
Nagasaki, een Hollandsch kapitein, Ishert
Hemmel (?), die een aanzienlijke som had betaald
aan Hokousaïvoor vier mnkimono's, die de schil
der voor hem op bestelling had gemaakt. Die
mahimono's (teekeningen op zijde, meestal, die
t>« de leritjte worden opgerold), zijn verdwenen,
zoek geraakt. Nu droeg de Goncourt mij op,
zoo mogelijk bij afstammelingen van dien zee
kapitein, op te sporen of deze teekeningen nog
z mden kunnen bestaan ! Ik behoef haast niet
te zeggen dat mij dit nog niet gelukt is, daar
sedert een eeuw die vier Japansche rolletjes heel
wat hebben moeten doorstaan, als zij ooit Holland
hebben bereikt. Ik haal dit slechts aan om te
toonen met hoeveel ongeloofelijke zorg en met
welke naspeuringen zulk een boek tot stand komt;
dan krijgt men te meer respect voor den arbeids
kracht van den drie-en-zeventigjarigen schrijver,
die een reeks van een elftal deelen aankondigt,
»e« prepnration', betreffende teekenaars,
lakwerkers, beeldhouwers, pottenbakkers, bronsgie
ters enz.
De Goncourt's Hokousaïnu is een deel van 375
bladzijden, dat enkele fragmenten van brieven
van den grooten teekenaar bevat, die een belang
rijk licht werpen op het leven van een artiest
in Japan, en doen zien dat in alle landen der
wereld de kunstenaren ongeveer dezelfde karakter
trekken gemeen hebben.
Een merkwaardig portret van Hokousaï, op
tachtigjarigen leeftijd, (bij werd 90 jaar oud) dient
tot titelblad, gefacsimileerd naar een teekening
van een der dochters van den schilder, die zelve
met talent zijn kunst beoefende.
Eigenaardig is 't, dat zoowel in 't verre Oosten
als in 't Westen, een artiest die iets nieuws,
persoonlijks, origineels schept, in 't eerst geen
bijval vindt, maar eerder als van een lager soort
wordt beschouwd, en gedurende zijn leven
denzelfden tegenstrijd ondervindt die b.v. het bestaan
van een Mérion, een Millet, een Manet en
zoovelen anderen bedreigt.
Hok'snï(zooals de Japaneezen zijn naam uit
spreken), is ontegenzeglijk een der merkwaar
digste teekenaars die ooit bestaan hebben. Hij
uitte zijne gaven zoowel in talrijke kleine en
grootere serien prenten van allerlei aard, als in
een verbazend groot aantal teekeningen, op zijde
of papier, van zoogenaamde »lente-teekeningen"
tot kinderprentenboekjes en voorbeelden voor
industrieelen, voor pijpen-, kammen- en
lakfabrikanten.
Het .'-leuvre" van Hokousaïschijnt een dertig
duizend nummers te tellen. Dit aar.tal is eerbied
waardig, ondanks den hoogen leeftijd dien hij
bereikte.
De Goncourt's laatste boek is te belangrijk, te
lezenswaard in zijn geheel, om er uittreksels van
te geven. Tot een kort overzicht van het leven
van H'ikousdïzal ik mij beperken. Deze merk
waardige Japanees, die zeker nooit gedroomd
op den feestdag naar de kathedraal zou
gaan en ter eere van het idee tot keizer zou
worden gekroond. Slechts n stem tegen
verhief zich in het Lagerhuis; en dat was
toen Mr. Corderoy, parlementslid voor
StriKeston als amendement voorstelde dat Bil l
Firebrand, door zijn baas als brandstichter
ontslagen, een rijkspensioen zou kiijgen.
De belangrijke dag brak aan en iedereen
nam vrij af' behalve de zakkenrollers en de
politie; en de koning was in de hoofdkerk
tot keizer gekroond met groote plechtigheid ;
en de hofpoeet schreef een prachtig gedicht
waarin hij het heelal toeriep den koning te
bewonderen en den koning beschreef als den
grootsten, meest deugdzamen vorst ter wereld.
Men nam stilzwijgend aan, dat de koning
de grootste koning ter wereld was; en hij
werd eerelid van de vereening van wijsneuzen
en doctor honoris causa van alle universteiten.
Maar, op een dag lekte het uit, dat het
idee NIET van den koning, maar van den
eersten minister was. Dat zou niet zijn bekend
geworden als niet de eerste minister kwaad
geworden was, omdat de koning geweigerd
had een socialistischen leider tot den vacanten
post van opperkamerheer te benoemen. Want
ziet, de eerste minister was er zeer op gesteld
een zijner beschermelingen te zien geplaatst
voor de oostelijke afdeeling van Grumbury.
Nu waren de revolutionairen sterk vertegen
woordigd in de oostelijke afdeeling van Grum
bury en door de gunst van den leider te
winnen, kon de minister zeker zijn van de
stemmen der revolutionairen. Maar de koning
weigerde den lei ;er te benoemen en uit wraak
liet de eerste minister zich ontvallen, dat
hij het was geweest, die liet den koning had
aan de hand gedaan.
Nu kwamen er groote moeilijkheden; want
de eerbewijzingen, die den koning waren
gegeven ten gevolge van zijn idee konden
niet herroepen worden; de titel van keizer
kon niet worden weggenomen, noch het groote