De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 1 maart pagina 3

1 maart 1896 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 975 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 3 Jomelli, Glück, Dittersdorf, Graun, Hasse, Adam Hiller, Leopold Mozart, Schmitz de stichter van de Manuheimerschool, Cannibach en vele anderen hebben symphoniën geschreven. (De beide laatstgenoemden hebben ? in hun tijd dien vorm het meest uitgebreid.) Doch niemand van hen vermocht, behalve die ontwikkeling van den vorm, voor die werken een nieuw leven doen opgaan. Dat kon alleen Haydn en daarom behoudt hij terecht, ondanks alle vroeger genomen proeven, den eerenaam van de schepper van de symphonie. Men kan geen symphonie van Haydn hooren (zoo gaat het mij althans) of men stelt zich weer Toor hoe men in zijn jeugd die werken hoorde vertolken of ze zelf?eersi. in dilettanten-orkesten en later in grootere orkesten mede speelde. Dan doemen weer al die soms vermakelijke in cidenten of verwarringen op, b.v. dat de hoboïsten de clarinetpartijen kregen en allen een of twee tonen hooger gingen spelen, of wel het protest van den clariuettist, die niets bezat dan een C clarinet en verlangde dat de directeur alle partijen voor B of A clarinet voor hem zou transponeeren, ge durig dreigende anders als werkend lid te zullen bedanken. Waarom de Militaire Symphonie aldus genoemd wordt, is niet zoo heel duidelijk. Het eenige militaire is het trompetsignaal in den tweeden satz, doch zooals ik zeide, namen zijn bij Haydn's werken duidelijker dan de opusgetallen en dat is veel waard, anders zou. men altijd genoodzaakt zijn een of ander motief eerst voor te zingen, om te doen begrijpen .welk werk men bedoelde. Op het concert van het Paleis voor Volksvlijt terugkomende, zij nog vermeld dat eene pianiste uit Maastricht: Mej. Foyer optrad die het concert in g kl. t. van Saint-Saëns voordroeg. Deze dame heeft, naar ik vernam hare opleiding te Maastricht en te Keulen genoten en als alge ai een e n indruk kan ik melden dat zij met vrucht gestudeerd heeft. Meer dan een algemeenen indruk kan meu onder deze omstandigheden niet geven, want de Paleiszaal is wel de meest, ongeschikte voor klaviervoor drachten. Wanneer het orkest mede aan het woord is, kan men de snellere figuren ter nauwernood onderscheiden, terwijl in zulk eene groote ruimte de klanken wel tot, ons komen doch alle l venwekkende kracht, alle ziel gaat verloren m. a. w. het hypnotisch rapport tusschen uitvoerder en hoorder OLtbreekt en men is onder zulke om standigheden volstrekt niet zeker een juisten indruk te krijgen. Ik volsta dus met te zeggen dat mijn indruk over het geheel goed was, doch behoud mij voor wanneer ik deze dame onder gunstiger omstaudighedeu hoor, haar spel uitvoeriger te bespreken. Ik raad daarom het bestuur van de Amsterdamsche orkestvereeniging aan liever violisten, violoLcellistcn of vocale solisten te laten optreden, en geen pianisten. De volksuitvoeringen in de Vrije Gemeente door den heer A. H. ierie vallen zeer iii den smaak. Bij de Zondagmiddag-concerten is het kerkgebouw steeds geheel gevuld. Ik woonde een gedeelte van de laatste uitvoering bij waar de concertgever zich andermaal als een geroutineerd en muzikaal organist deed kennen, zoowel in zijne solovoordrachtc n als in de bege leiding van de solisten. De heer C. Phlippeau (zang) droeg eene aria uit Elias voor. Zijne stem wmt aan klank en belooft veel. De uitspraak staat echter nog verre beneden de wijze waarop hij den toon voortbrengt. Behalve met de keel-r heeft deze jonge zanger nog te worstelen met de uitspraak van sommige vocalen. Hij is echter nog leerling en bezit een zeer schoone stem, dus zal hij die gebreken wel leeren overwinnen. ofauiüzton. imiiiiiiimmimiiiiiiiiiiiiiiiiiitMiiiiiiiiiiiiiiiuiiiMiiminimmmiiiiiiiiii Een Idee van den Koning. Naar het Engelscli, VAN A. SULLIVAN. Op zekeren dag kwam de opperkamerheer de troonzaal van het paleis binnenstormen, bevend van opgewondenheid. De aanwezige edelen omringden hem vol belangstelling. >. De koning heeft een nieuw idee gekregen !" bracht hij hijgend uit, terwijl zijn oogen vol bewondering rondstaarden. »O! zoo'n prachtig idee!" »Dat is het werkelijk! Wonderbaar!" zei de adel. »Het is waarachtig het schitterendste idee dat wij ooit . . . .!'' »Maar jelui hebt het idee nog niet eens gehoord," zei de opperkamerheer. «Luistert," en hij vertelde ze het idee. Zij waren stom van eerbiedige bewondering; het duurde eenigen tijd eer zij zelfs zachte ongearticuleerde be wonderende geluidjes konden doen hooren. »De koning heeft een nieuw idee gekregen," schreeuwde de koninklijke lakei (die tevens reporter van de pers was) terwijl hij het bureau binnenstormde van de Iloce/i/ig, cle voornaamste aristocratische courant, met graven als zetters en erfgenamen van adellijke titels als loopjongens. «Heeft hij werkelijk? Prachtig!" riep de redacteur uit. »Hier Jones" (de hertog van Jones, schrijver der hoofd-artikelen) «schrijf eens gauw drie kolommen waarin het idee van den koning verheerlijkt wordt. Overdrijf de prachtige resultaten, die het zal geven voor dtii nationalen roem, de eenheid van het rijk, De heer J. Ruinen (viool) speelde de sonate van Tartiui g kl t. in goeden stijl en meestal met schoouen toon, doch hij had nog al eens met de zuiverheid te worstelen. De voordrachten van den concertgever hebben mij het best voldaan. Wederom gaf de Muziekschool van de Maat schappij tot, bevordering der Toonkunst twee jaarlijksche uitvoeringen. Dit jaar zijn enkele veranderingen in het onder wijzend personeel gekomen. De heer de Lange is den heer Coenen als directeur opgevolgd en in plaats van wijlen den heer Henri Tilibe, zijn mevr. S. Bosmaus?Benedicts en de heer Louis Coeneu voor de hoogere pianoklassen benoemd. Het is in onze kroniek nooit de gewoonte ge weest de uitvoeringen van muziekscholen als con certen te bespreken. Een indruk vau het, gehalte van het onderwijs en een woord van waardeering voor de leeraren waar het bleek dat zij met veel vrucht waren werkzaam geweest in het belang van de j-ugdige melomanen werd alleen gegeven. Meermalen had ik gelegenheid hulde te brengen aan de leeraren van bovengenoemde Muziekschool die ik niet afzonderlijk behoef te noemen, want men kent ze reeds lang en ik noemde ze reeds vaak. Met veel belangstelling heb ik gehoord, dat, de ledige plaats van wijlen den heer Tibbe, op zeer waardige wijze is vervuld. Het onderwijs in de hoogere piano-klassen is bij mevr. Bosmans-Benedicts en den lieer Louis Coenen blijkbaar in voor treffelijke handen. Moge deze instelling, ook onder de nieuwe lei ding zich met kracht ontwikkelen. VAN MlLLlGEK. Orphée te Parijs. Met deze paftitie van Gluck is sedert een eeuw zoo geknoeid en ges> ld dat het niet van belang ontbloot is na te gaan op welke wijze dit meesterwerk thans te Parijs zal worden uitge voerd. In de eerste acte heeft de heer Carvalho het groote air et vocalisen van Bertoni geschrapt, dat indertijd door den tei<or Legros was ingelascht en heeft hij het eenvoudige recitatief herf-teld waarmede deze acte sloot, zooals het eerst te Weenen is uitgevoerd. Behalve die verandering is de pianopartitie geheel gelijk aan die welke bij de opvoering in het Ttuatre Lynque in 1859 werd gebruikt; doch is de instrumentatie geheel gewijzigd omdat men oi.tdekte dat die partities overhaast en slordig geschreven waren, dat er tal van schrijffouten in voorkomen en dat vaak sommige partijen slechts zijn aangeduid. Bovendien gebruikte men toen te Weenen enkele instrumenten die in Frankrijk onbekend waren en sedert in onbruik zijn geraakt. Onder deze omstandigheden werd het oorspron kelijke werk bij iedere opvoering gewijzigd. Berlioz heeft getracht daar wat orde in te brengen. (Zooals men weet had Berlioz van die werken in de bibliotheek van de Opera eene zoo gron dige studie gemaakt, dat bij ze uit het hoofd kende, en van uit het parterre luid protesteerde wanneer de orkestmeester op eigen hand veran deringen had aangebracht), en vroeg eene subsidia van 20,000 francs om ei ne betrouwbare uitgave van de werken van Gluck zamen te stellen. Die op oeping vond weerklank. Eene dame, Mlle Pelletan, wijdde haar geld en hare krachten aan dezen reusachtigen arbeid. Zij oefende zich in harmonieleer, Duitsch, Italiaansch, enz., kocht voor veel geld de oude uitgaven op en slaagde erdoor middel van nauwgezette vergelijking in, den oorspronkelijken tekst geheel juist te herstellen. In vereeniging met Damcke (Berlioz's vriend) gaf hij de beide fyhigenies en Alerte uit. Na den dood van Damcke, voltooide zij. geholpen door liiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiimimiii IIIIIIIIIIMIIIIIIII den vooruitgang van den handel, de individueele vrijheid en moraliteit, de huiselijke.... " »Maar zou ik u niet liever het idee ver tellen ?" vroeg de reporter. : Wel, dat zou je kunnen doen," zei de redacteur. Toen ging de lakei naar het bureau van de Onwrikbare, de voornaamste courant deiconservatieve partij en riep: »de koning heeft een nieuw idee gekregen!" »Ha!" zei de ledacteur. »Mr. Smith, wil u zoo goed zijn een kolom te schrijven ter ondersteuning van Zijne Majesteits nieuw idee?" »Hm, hm! Ja, ziet u," sprak mr. Smith, de uitstekende journalist. »Maar hoe moet het dan met het aantal lezers, die niet tevreden zijn met Zijne Majesteits houding in den lateren tijd, en die u vreest, te zullen kwetsen." »Oh! Dat vergat ik heelemaal," zei de redacteur. »Nu, schrijf dan een raadselachtig artikel dat voor alle opvattingen vatbaar is." : Goed," zei de uitstekende journalist. »Maar zeg, ik heb je nog niet eens het idee verteld," zei de lakei. »OI dat komt er niet op aan, maar ga je gang als je wil," zei de redacteur. Toen verkocht de lakei het nieuws van het idee aan een gewoon reporter, die aan de Voorwaarts en de revolutionaire bladen was; en de reporter ijlde naar het bureau van de Orkaan, het voornaamste vooruit strevende blad. «Koning! Nieuw idee!" zeide de redacteur van de Orkaan. :>Hier, vijf kolommen goedige satire op het nieuwe idee van den koning; houd er den toon in van loyaliteit tole rante loyaliteit natuurlijk, en tracht de lezers vast te houden die de Onwrikbare \ tracht tot zich te lokken." «Zeer goed," zei Brown. »Zal ik u het idee vertellen ?" vroeg de reporter. »0! ja, als je het wil," antwoordde de Saint-Saëns, de partitie van Armtda en toen zy stierf waren alle materialen voor Orphée verza meld : zij zyn thans gerangschikt en bewerkt door Julien Tierson (den bibliothecaris van de opera, die op dit oogenblik in ons land vertoeft.) De firma Breitkopf und Hartel, die de vier eerste werken reeds uitgaf zal in April Orpheits uitgeven. De proeven zyn aan de Opéra-Comique uitgeleend en volgens de bewerking van mej. Pelletan zal dit werk van de Opéra-Comique worden opgevoerd. Hare reuzenarbeid zal nu men de werken van Gluck weer op het repertoire brengt eerst recht gewaardeerd worden. Het bed op het tooneel. Gaston Deschamps klaagt in den Figaro, naar aanleiding van Feydeau's Dindiw, over het veel vuldig gebruik, dat heden ten dage op het toonpel wordt gemaakt van het bed. Feydeau is niet de eerste geweest, om zich daaraan te bezondigen: integendeel, hy probeert wel, het er zonder te stellen, maar het publiek wil nu eenmaal het bed op de planken zien. Uitkleeden, aankleeden. weer uitkleeden, dat zijn de onmis bare vereischten van een stuk dat zal pakker. Een stuk van drie of vier acten is tegenwoordig niet uit als er niet een bed-scène in is. Dat is een even vaste regel als eertijds die van de drie eenheden. Hoe meer gedurfd, hoe grooter be roemdheid. Paul Hervieu, met zijn Tenaillrs, Paul Déroulède met Messire du Guesclin, Henri Meilhac met Grosse Fortune, en de Bornier met Fits d'A.iétin, hebben het allen moeten op geven tegen hun handiger, en minder scrupuleuse mededingers. Deschamps zou in overwe ging geven, de sociale kwestie weer op de plan ken te brengen, de wereld eens te herinneren de ongelukkigen en de slachtoffers on?e samen leving, de visie van een troostloos vaderland op te roepen, het spoor van een nog versch verleden, de wrok, die ons kan vernederen, ons kan verheffen en redden. Maar misschien zal men dan met diplo matieke verwikkelingen aankomen, welnu, waar men zich moet inhouden, vermaakt men zich niet. De knoopen en veters dus los, en de kleederen uit: Zoo vat men de vry'heid op onder de derde Republiek ! minimi 111 iiiiuilllilliliiilillilllllll Hoteaï, door EDMOND DE GONCOVRT. Een tijd geleden was ik eenige ochtenden ach tereen bij den grooten schrijver en »Japoniste", en terwijl hij mij de precieuste zijner voorwerpen liet bewonderen, wist ik niet wat ik meer moest bewonderen, die onbeschrijflijk volmaakte werken van een ten orizent bijna onbekende kunst, of de liefde, de hartstochtelijke verzamelaars-aan doening waarmede deGoncourt mij de sourimono's, nekkès of aardewerken toonde, en kalm, overtuigd enthousiast, deed waardeeren. Toen was hij bezig aan vUokousaï", dat juist dezer dagen verschenen is. Dit boek, vollediger, completer in vele opzichten dan zijn Ontamuro, is een welsprekend bewijs van zijn groote liefde IHIIHIMIIIMIImlIIII redacteur. Toen draafde de reporter naar de Schreeuwer, het voornaamste revolutionaire blad. »Hier! hier! Cruncher!'' riep de redac teur; »koning heeft een nieuw idee." »Vlug een vol nummer bijtende satire, bittere spotternijen, vage bedreigingen enz. over het nieuwe idee van den koning. Wijs vooral op de zelfzucht en klassebevoorrechting van het idee op den nadeeligen invloed op den werkenden stand en de armen, toon aan dat het een nieuwe slag met voorbedachten rade is op den zwoegenden arbeider Begrijp je':*', »Ik begrijp," zei iiedwray, de uitstekende journalist van Trafalgar Square. »Zoudt u het idee niet willen hooren ?" vroeg de reporter. »Neen, dat wil ik NIKT,''donderde de redac teur. »Zanik niet aan mijn ooren met je bizonderheden!" Zoodra het publiek hoorde dat de koning een nieuw idee gekregen had greep het naar de couranten om te zien hoe het moest denken over dat idee. En daar de couran tenschrijvers zorgvuldig hadden nagedacht over het oordeel dut hun publiek graag over het idee zou vormen, weerkaatsten de hoofd artikelen nauwkeurig de gevoelens, die het publiek zwakjes en half bewust koesterde, maar niet zou durven uiten zonder steun; en alles was goed en voldoende. Over het algemeen was de publieke opinie beslist ten voordeele van het idee van den koning, hetgeen de couranten in staat stelde zich tot een gloeiend enthousiasme in haar i kolommen op te schroeven; totdat het ten laatste het beste idee geworden was, dat ooit j was ontwikkeld. Xa eenigen tijd wierp iemand het denkbeeld op, dat een dag zou worden bepaald, waarop het volk het koninklijke idee zou kunnen huldigen; en het plan groeide tot dat er besloten was in de Staten- j Generaal, dat de koning in statigen optocht i voor die heerlijk teere, uiterst subtiele en ge raffineerde japansche kunst, een werk, gedocu menteerd en geschreven als slechts zeer weinige boeken over artiesten van Europa, en dit, zonder de taal te kennen van Japan, zonder dit land, waar Hokousaïleefde, ooit bezocht te hebben. Een bewijs hoe uitvoerig de Goncourt zich in een studie als deze verdiept, is dit: In 1798 stierf, gedurende den overtocht van Jeddo naar Nagasaki, een Hollandsch kapitein, Ishert Hemmel (?), die een aanzienlijke som had betaald aan Hokousaïvoor vier mnkimono's, die de schil der voor hem op bestelling had gemaakt. Die mahimono's (teekeningen op zijde, meestal, die t>« de leritjte worden opgerold), zijn verdwenen, zoek geraakt. Nu droeg de Goncourt mij op, zoo mogelijk bij afstammelingen van dien zee kapitein, op te sporen of deze teekeningen nog z mden kunnen bestaan ! Ik behoef haast niet te zeggen dat mij dit nog niet gelukt is, daar sedert een eeuw die vier Japansche rolletjes heel wat hebben moeten doorstaan, als zij ooit Holland hebben bereikt. Ik haal dit slechts aan om te toonen met hoeveel ongeloofelijke zorg en met welke naspeuringen zulk een boek tot stand komt; dan krijgt men te meer respect voor den arbeids kracht van den drie-en-zeventigjarigen schrijver, die een reeks van een elftal deelen aankondigt, »e« prepnration', betreffende teekenaars, lakwerkers, beeldhouwers, pottenbakkers, bronsgie ters enz. De Goncourt's Hokousaïnu is een deel van 375 bladzijden, dat enkele fragmenten van brieven van den grooten teekenaar bevat, die een belang rijk licht werpen op het leven van een artiest in Japan, en doen zien dat in alle landen der wereld de kunstenaren ongeveer dezelfde karakter trekken gemeen hebben. Een merkwaardig portret van Hokousaï, op tachtigjarigen leeftijd, (bij werd 90 jaar oud) dient tot titelblad, gefacsimileerd naar een teekening van een der dochters van den schilder, die zelve met talent zijn kunst beoefende. Eigenaardig is 't, dat zoowel in 't verre Oosten als in 't Westen, een artiest die iets nieuws, persoonlijks, origineels schept, in 't eerst geen bijval vindt, maar eerder als van een lager soort wordt beschouwd, en gedurende zijn leven denzelfden tegenstrijd ondervindt die b.v. het bestaan van een Mérion, een Millet, een Manet en zoovelen anderen bedreigt. Hok'snï(zooals de Japaneezen zijn naam uit spreken), is ontegenzeglijk een der merkwaar digste teekenaars die ooit bestaan hebben. Hij uitte zijne gaven zoowel in talrijke kleine en grootere serien prenten van allerlei aard, als in een verbazend groot aantal teekeningen, op zijde of papier, van zoogenaamde »lente-teekeningen" tot kinderprentenboekjes en voorbeelden voor industrieelen, voor pijpen-, kammen- en lakfabrikanten. Het .'-leuvre" van Hokousaïschijnt een dertig duizend nummers te tellen. Dit aar.tal is eerbied waardig, ondanks den hoogen leeftijd dien hij bereikte. De Goncourt's laatste boek is te belangrijk, te lezenswaard in zijn geheel, om er uittreksels van te geven. Tot een kort overzicht van het leven van H'ikousdïzal ik mij beperken. Deze merk waardige Japanees, die zeker nooit gedroomd op den feestdag naar de kathedraal zou gaan en ter eere van het idee tot keizer zou worden gekroond. Slechts n stem tegen verhief zich in het Lagerhuis; en dat was toen Mr. Corderoy, parlementslid voor StriKeston als amendement voorstelde dat Bil l Firebrand, door zijn baas als brandstichter ontslagen, een rijkspensioen zou kiijgen. De belangrijke dag brak aan en iedereen nam vrij af' behalve de zakkenrollers en de politie; en de koning was in de hoofdkerk tot keizer gekroond met groote plechtigheid ; en de hofpoeet schreef een prachtig gedicht waarin hij het heelal toeriep den koning te bewonderen en den koning beschreef als den grootsten, meest deugdzamen vorst ter wereld. Men nam stilzwijgend aan, dat de koning de grootste koning ter wereld was; en hij werd eerelid van de vereening van wijsneuzen en doctor honoris causa van alle universteiten. Maar, op een dag lekte het uit, dat het idee NIET van den koning, maar van den eersten minister was. Dat zou niet zijn bekend geworden als niet de eerste minister kwaad geworden was, omdat de koning geweigerd had een socialistischen leider tot den vacanten post van opperkamerheer te benoemen. Want ziet, de eerste minister was er zeer op gesteld een zijner beschermelingen te zien geplaatst voor de oostelijke afdeeling van Grumbury. Nu waren de revolutionairen sterk vertegen woordigd in de oostelijke afdeeling van Grum bury en door de gunst van den leider te winnen, kon de minister zeker zijn van de stemmen der revolutionairen. Maar de koning weigerde den lei ;er te benoemen en uit wraak liet de eerste minister zich ontvallen, dat hij het was geweest, die liet den koning had aan de hand gedaan. Nu kwamen er groote moeilijkheden; want de eerbewijzingen, die den koning waren gegeven ten gevolge van zijn idee konden niet herroepen worden; de titel van keizer kon niet worden weggenomen, noch het groote

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl