Historisch Archief 1877-1940
No. 976
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
de burgers van voor vijftig jaren nu nog eens den
blik over dat kerkhof konden laten gaan en de
weelde aanschouwden die daar heerscht, dan zou
den zij gman denken, dat we na den dood toch nog
lang niet allemaal gelijk zijn. Het is mode ge
worden, onder hen die het betalen kunnen natuur
lijk, om zich reeds bij leven en gezondheid, een
lief plekje uit te kiezen, waar men eenmaal in
den kring zijner familie rusten zal en daar dan
een prachtig bardsteenen magazijn te laten bouwen
met den naam van de firma en de leus, woaroudf r
men geleefd en gewerkt heeft, er op gebeiteld.
Nu, er zijn wel menschen geweest, die 's nachts
in hun doodkist gingen slapen en er zijn nog
duizende natuurgenooten, die eenige malen daags
in den palm van hun hand kijken om bet Memento
Mori telkens weer voor oogeu te hebben; in zeke
ren zin doen die grafbouwers dus niets nieuws en
men moet het zelfs in hun prijzen, dat ze deu
steenhouwer ook wat willen laten verdienen. Maar
toch als ik eens een enkele maal een bezoek aan
dit kerkhof gebracht heb en daar peinzend liep
tusschen die prachtige tomben en praalgraven, dan
keerde ik nooit naar de bedrijvige stad terug met
dat gevoel van kalmen ernst en berusting dat ik
gehoopt, althans verwacht had, dat daar over mij
zou gekomen zijn. Och, neen, ook daar op die
stille plek vervolgde mij de ijdelheid der men
schen en hinderde mij in mijne stille overdenkingen.
Pas had ik het roerend grafschrift gelezen, dat
slecht uit het eene woord moeder" bestond of
eenige schreden verder kreeg ik verschrikkelijk
groote namen en lange titels en bijpelspreuken onder
het oog. En nauw had ik mij vol aandoening af
gewend van een eenvoudige, doch zooveel zeg
gende, afgeknotte zuil boven het graf eener eenige
dochter of daar stond ik voor een eigenwijze
bronzen engel, die als een balletdanseres zich op
haar grooten teen in evenwicht hield en naar den
hemel wees alsof ze het jonge mensch dat aan
haren voet rustte den weg wilde wijzen.
Maar het onaangenaamst werd ik getroffen toen
ik door het zijhek het kerkhof verliet. Toen kwam
ik langs een graf waar tegen een staanden steen
een photographisch portret van een jong meisje
prijkt en daarnevens een ledig portret lijstje dat in
een oogenblik van diepe smart is bestemd gewor
den om spoedig, heel spoedig, het portret te om
randen van den geliefde, die een uitvoerig graf
schrift op den steen liet beitelen. Maar de jonge
ling leeft nog en is gezond als een visclije in het
water, en den stoel waarop hij maamden achtereen
bijna dagelijks bij dat graf kwam zitten peinzen
en treuren is reeds lang verdweenen. want ....
de jongeling is weer verliefd geworden, zegt men,
«l> een kern gezonde maagd. Zeer natuurlijk en
lofwaardig ook van hem! Met de dooden kan men
niet leven! ....
Maar nu die stoel weg is, moest dat portret en
dat grafschrift ook maar weg. Dat zou voor alle
partijen beter zijn, anders komen er maar onge
lukken. Ik heb een jonge weduwe in mijn familie
gehad, die ging hertrouwen eu dat zou bepaald een
gelukkig huwelijk geworden zijn, want de meuscheu
hielden dol veel van elkaar. Maar het is een zeer
ongelukkige echt geworden alleen wegens dien
eersten man. Toen zij namelijk voor de eerste
maal zich op de huwelijksponde ter ruste legden,
lispelde zij zacht en teeder: Nacht Doris!"
Ho, ho, riep de jonge man; ben je nu mijn
naam al vergeten? Ik heit Hendrik."
»Ja maar, antwoordde zij; zoo heette hij!" Maar
daar was haar tweede man volstrekt niet mee ge
diend. Nacht Hendrik, moest ze zeggen! Dat wou
ze wel doen, maar het allerlaatste, vóór ze ging
iiiiliiiiiiiimiiiiiiiiiiHiiiiHiiittiimiiit
luimiiimmiiiiiiiiiiimimiimiiiiHiiiiiHiiiiH mum inii
HET TAFELSCHUIERTJE.
Naar het Fninsch
van FRAXC;OIS Co i'MOE.
Het tafelsehuiertje heeft al het onheil
gesticht.
Ge weet wel.... het schuierlje van wit
haar met ivoren rug en steel, in den vorm
van een sikkel of Turkschen sabel, waarmee
in burgerfamiliën, vóór het dessert, het meisje
of somtijds de dame of de dochter van het
huis, om de geheele tafel heen, bij eiken
gast, de kruimeltjes van het tafellaken veegt.
Welnu, dat is mijn ongeluk geweest.
Ik had hoegenaamd geen plan om te
trouwen. Op acht-en-twintig jarigen leeftijd,
niet waar? hoefde ik er volstrekt geen haast
mee te maken. Mijn chef de bureau een
voortreffelijke baas, die mijn handteekening
op de presentielijst namaakte, wanneer ik
te laat kwam, had mij al zoo vaak gezegd:
«Als ik jou was, zou ik niet trouwen ....
Dat zeg ik je niet, omdat ik zelf al tien
jaren van mijn vrouw gescheiden ben, maar ..,
heusch ! als ik jou was, trouwde ik niet'.
En dan, ik had in La Rochefoucauld reeds
het gevleugeld woord gelezen, waarvan ik
eerst nu den diepen zin begrijp, maar dat ik
toeti reeds instinktmatig bewonderde: »Er
zijn goede huwelijken ; zalige huwelijken zijn
er niet''.
Bovendien, ik was volmaakt gelukkig en
had mijn jonggezellen leven uitmuntend in
gericht.
Ik was in die dagen ? zooals trouwens
nu nog ? beambte bij een gemeente-instelling.
Zeven en twintig honderd, benevens een
gratificatie, is al heel aardig, als men acht
en twintig is! Het departement waaraan ik
was verbonden (Bureau des Horgucx et
Anijiliithéatres) en de afdeeling, waarmede ik belast
?was, de verdeeling der kadavers over de
verschillende snijkamers, waren niet bepaald
slapen: Nacht Doris! Dat had ze 'm op zijn sterf
bed beloofd! En of Hendrik al boos werd, het
hielp hem niets. Zij bleef op haar stuk staan en
hij sprong ten slotte uit bed en ging naar de
logeerkamer, zeggende: dan slaap jij ook maar
bij Doris, hoor!" En sinds dien leven zij afge
scheiden en ongelukkig. Het huwelijk is, zooals
een boer wel begrijpen kan, kinderloos gebleven
eu na een jaar of vier van zulk samenleven is
Hendrik gestorven. Nu zegt ze eiken nacht, vóór
het slapen gaan: Nacht Doris, nacht Hendrik ! en
ik meen zoo iets gehoord te hebben, dat er veel
kans is dat een zekere rederik als den Dritte im
Bumde zich aan haar nachtgroet zal moeten er
geren. A.ls de man nu maar bijtijds door de
familie gewaarschuwd wordt.
Maar om nog even op ons Volksgebouw terug
te komen! Voor kleinere bijeenkomsten is dat
zeker voldoende, maar zoodra er een openbare
bijeenkomst gehouden wordt waarop een groote
toeloop van menschen verwacht wordt is er helaas,
geene zaal in, die ru;m genoeg is. Gelukkig heeft
echter in den laatsten tijd het bestuur vau Tivoli
zijn afkeer van de sociaal-democraten overwonnen
en stelt de lokalen van dat park ook voor deze
partij beschikbaar! Zeer begrijpelijk, want hit
bestuur zal al wel bij ervaring hebbeu dat er wel
bijeenkomsten zijn niet vau sociaal-democraten,
in welke stoelen en tafels heel wat meer te lijden
hebben, dan wanneer deze gevreesde menschen
bijeen zijn. In de afgeloopen week sprak er een
Gentenaar, de heer Edmond van Beveren, op eene
meeting, bijeengeroepen door de coöperatieve bak
kerij, waarvan Van der Wallen, ook al een sociaal
democraat, directeur is. De Gentenaar sprak over
coöperatie en verklaarde dat, hij ook een volbloed
socioal-democraat was als de menscheu in de
Maliebaan het hadden kunnen hooren zouden hunne
harten zijn blijven stilstaan maar, voegde hij
er bij, wij hebben te Geut een broodfabriek gesticht,
eu confectiemagazijnen en mannfactuurwinkels en
kruidenierswinkels en een steenkolenmagazijn ge
bouwd, waar de arbeiders goedkoop hunne waren
kunnen koopen en waar we hun bovendien nog
30 percent van het in een jaar voor het brood
betaalde geld teruggeven. En als ze ziek worden
dan krijgen ze van ons een dokter voor niemendal
en de geneesmiddelen ook. Zie, dat hebben wij
sociaal-democraten gedaan, wij geminachten en
gevloekten wij, uitvaagsel der maatschappij.
En zoo ging hij maar voort met allerlei mooi's
van die sociaal-democratische partij eu hare be
ginselen te vertellen.
Neen, als hij weer eens komt moeten de
menscheu uit de Maliebaan toch eens komen
luisteren, dan zouden zij hem meteen eens kunnen
zien ook, om zich in acht te kunnen nemen. Want
hij is om nooit te vergeten ! Jas, broek en vtst,
daar valt niets op af te dingen; das eu boord ook j
uiet, alles heel gewoon. Schoenen waren arglistig j
verdekt opgesteld achter de balustrade van het j
orkest, waarop hij stond te spreken. Maar een !
gezicht! .... Nu ja, dat is bedrog natuurlijk.
Een joviaal gezicht, zoo iets van: allo kameraad
wille me nog een potteke vatte, zulle!" Maur
boven dat gezicht! .... , wat is God toch
wijs en goed! Hij lx hoort tot de gcteekenden !
Hij heeft een kaal hoofd, zoo kaal als een fat
soenlijk mensch zijn knie !
En dan vau der Wallen, die kon men daar ook
zien ! Een man met een baard ! Ja, die sociaal
democraten laten alles maar staan wat zij hebben!
Ik ken menschen die er een dag voor met, hun
gezicht op den bodem van een varkenshok zouden
willeu liggen, om zoo'u baard op hunne kaken te
imiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiH
opwekkend, toegegeven ; en ik had den
geheelen dag zes groene archiefdoozen voor
oogen, met nankin etiketten, waarop ik in
sierlijk rondschrift met een haai : :/Bestem
ming der lijken" geschreven had. Maar ik
was mijn vak volkomen meester;'k deed mijn
werk, voor 't vuistje weg, in een uur of wat
en doodde de rest van den kantoortijd niet
rebussen uit de Monde llluxtré; 'k had er
verbazend goed slag van gekregen. Ik zond
de oplossingen in en smaakte de onschuldige
glorie mijn naam in het joiin/nl gedrukt te
zien tusschen den »Cfi>'cle militaire van
Sarretruemines" en de habitués van het Cnféde
l'K/ii'Ofie te Pithiviers.
Trouwens, de tijd op het bureau gesleten,
was een opoffering ter wille van het
dagelijksch brood. Mijn eigenlijke leven begon
om vier uur, wanneer ik, na mijn handen
gewasschen en mijn oud kantoorjasje aan den
kapstok gehangen te hebben, met luchtigen
tred en mijn rotting zwaaiend langs den
boulevard des Invalides en den boulevard
Montparnasse den weg naar mijn verwijderd
kwartier insloeg.
* ;|:
*
De zomeravonden vooral waren heerlijk.
De dalende zon, de zon van »het uur der
effekten" zooals de schilders zeggen, verguldde
de oude boomen, die tijdens het verschrikke
lijke beleg zijn omgehakt en die men later
heeft vervangen door vervelende platanen,
met een rooster erom heen van gegoten ijzer,
dat er uitziet als een voetenkrabber. De
boomen van toen waren eenvoudige oude
olmen, krachtige oude linden, goede oude
kastanjebootnen, uit den tijd van Louis XIV,
dielangzaam waren opgeschoten in volle aarde;
boomen uit de dagen van het oude Frank
rijk, toen men nog niet zoo gejaagd was,
toen de degelijkheid nog werd betracht, toen
men er den tijd voor nam die vereischt werd,
om een boom te planten of een instelling op
te richten. Het was goed loopen onder hun
stevige takken, onder hun dicht gebladerte,
dat de ondergaande zon doorzaaide met
vonkelende lichtpuntjes.
Voor de gare de l' Ottesl, halt! De bediende
had mijn tafeltje gereserveerd, voor het venster
op den entresol der kleine restauratie, waar
ik op mijn gemak dineerde, me onderwijl
zien ontluiken, maar al wat zij doen is vergeefs !
En zoo'n sociaal-democraat .... Zonderlinge spe
ling der natuur! Koelstra ook al, die daar goed
keurend stond te knikken tegen van Beveren, die
heeft ook al een knevel! Een knevel en een sikje,
iets wat herinnert aan de vroeger iu de mode
zijnde impériales". Maar, wat blikslager, waar
moet het dan toch naar toe in den
tegenwoordigen tijd, wat moet er van ons welgeziuden :
worden! De eenige troost die mij overblijft is de '?
hoop, dat zij, als van Beveren, gauw een kaal hoofd j
zulltn krijgen. Dan zijn ze ten minste als ze nog '
eens onder die menschen uit de Maliebaan rakeu,
uit elkaar te houden.
* *
*
Met de Kaasmarkt ten welker behoeve men
hier op ons fraaie plein Vredenburg een leelijke
ijzeren zuilengalerij wil houwen, zoo iets als men
te Amsterdam op het Waterloopleiu gedaan heeft,
gaat het gelukkig nog niet vlug. Alen zegt dat
zoo min de burgemeester als de wethouder van
Publieke Werken met het door de Kanier vau
Koophandel aanbevolen plan ingenomen is en dat
ook zonder dat de burgerij zich aangordt om zich
bij adres tegtn de gruwelijke ontsieriug van ons
schoone plein te verzetten, de gemeenteraad als
het dien ooit bereikt zich wel ongeneigd zal
tooneu om zich door de zoogenaamde belangen
van den handel tot dezen maatregel te laten
overhalen.
llliinimimlli
u ziek.
in de Hoofdstad.
Wat is wel de reden dat voor een viertal jaren
de mnziekbeoordeelaar als een toonbeeld van zelf
opofferende plichtsbetrachting alle avonden twee
of drie concertzalen moest bezoeken, terwijl hij
tegenwoordig in het drukst van het seizoen zijn
taak in alle rust eu kalmte kan ten uitvoer brengen ?
Is de belangstelling in onze kunst verminderd 'f
Volstrekt niet! Doch de concertgeef-lust en moed
van velen is zeer bekoeld.
liet bleek dan ook hoe langer hoe moeilijker voor
alle uitvoeringen, door particulier initiatief geor
ganiseerd, een publiek te vinden. Men moest, de
zaal niet vrijbilletteu vullen, (zooals de term luidt)
en daarmede maakt meii nu eenmaal zijn on
kosten niet goed.
Ik geloof echter dat de toestand er niet ongun
stiger door geworden is. Integendeel. Men kan
nu heter dan vroeger aan alles de noodige aan
dacht wijden en wie het nu waagt een concert te
geven moet wel verzekerd zijn een belangstellend
publiek te zullen vinden.
In dit gunstige geval verkeeren o. a. de dames
IlenriëUe en Anna Kol], de twee pianisten die
ccne specialiteit gemaakt hebben van het- uitvoeren
van stukken voor twee piano's en het, in die kunst
tot eene hoogeii trap van eenheid hebben gebracht
zouder en hierop leg ik bijzonderen nadruk
dat, men denkt aan africhting of opoffering van
het artistieke ter wille van die eenheid. Hare
voordrachten staan ook als kunst, hoog.
Op het concert dat de/e dames thans gaven,
droegen zij eeuige composit.ën voor twee piano's
UIMMIIIMMMHIIIII1IHII
MMMIHlllmmlllllllllllllllllllllllmiHHII
vermakende met naar Je stroomen volks te
i kijken, die de treinen van Versailles aan
voerden, de artilleristen, allen gelijk, met
een roode vlam op hun shako's, log stappend
in hun lederen broeken, en de hand om liet
gevest van hun sabel geklemd; de verliefde
paren, verhit en moe, met groote bouqetien
veldbloemen beladen, en de oude botanist
met grijzen sik, in stoffige slopkousen eu
breedgeranden strooien hoed en met den
groenen trommel, die op zijn rug bengelt.
's Avonds ging ik mijn grogje drinken in de
open lucht voor een caféen vervolgens ging
ik, driekwart van den tijd, naar huis.
Wie zou er nu wonen, op mijn kamer hoog
in de lucht in de rue d'Assas. De een of
andere wandaal misschien, die de muren
ontwijd zal hebben, door er potretten van
politieke mannen in cltr/»nolitltoyra/ie aan op
te hangen. Een blind paard had er in mijn
tijd geen schade kunnen aanrichten, 't Was
de kamer van een armoezaaier, maar ge
meubeld naar mijn zin; de kamer van een
i bedaard, huiselijk jonginensch, voor wien aan
elke bloem in zijn behangsel een herinnering
was verbonden. Daar had ik mijn fluit, mijn
pijp, een mollig tapijt, een grooten gemakke
lijker! leuiiingstoel, uitstekend geschikt om in
te liggen soezen, of' voor de snorrende kachel
in te zitten lezen; op een rekje mijn boeken,
die ik van buiten kende, de milde
scepticisten Monlaigne en La Fontaine, en, voor
uurtjes van gemoedelijkheid, mijn geliefden
Dickeus; en links en rechts van den spiegel
mijn mooie proefdrukken van »le coucher
de la mariée'' en /les hasards heureux de
l'Escarpolette."
Het opstaan 's zomers was verrukkelijk;
in mijn hemdsmouwen liep ik door de kamer
en rookte mijn mor^eiipijpje, welks blauwe
geurige wolkjes in een blonde zonnestraal
vervlogen, en door het wijdgeopenJe venster
zag ik de massa's groen van het Luxembourg,
den koepel van het Pantheon en het
Val-deGrace, en lucht, veel lucht. En de vlugge
zwaluwen scheerden mij onophoudelijk voorbij,
vlak bij mij, en tjilpten hun kort:
»kwiekkwiek" alsof zij mij goeden dag zeiden. Maar
de avonden waren nog lieflijker, de avonden j
bij helder sterrenlicht,, wanneer ik, na een
paar mooie hoofdstukken gelezen en een of
voor, waarvan ik de Variaties van Sinding, het
Imprompiu over een motief uit Manfred vau
Reineeke, een nieuwe Fantaisie opus 17 van L. Adr.
van Tetterode, en Feit Rauluut van Duvernoy
hoorde.
Hoewel dit concert goed bezocht was, betreur
ik het, dat deze dames niet eens de gelegenheid
gegeven wordt zich in ruimer kring te laten
hooren, want hare voordrachten verdienen dit iin
volle.
In de metste gezinnen worden meer stukken
voor een klavier voor vier hauden dan voor twee
piano's gespeeld, en mei) vindt dan ook lang uiet
overal twee piano's, zoodat men te weinig iu de ge
legenheid is op te merken hoeveel genot zulke voor
drachten kunnen geven eu welke schoone werken
er voor 2 piano's bestaan, al is het repertoire dan
ook betrekkelijk nog klein.
Daarom juich ik het zeer toe, dat onze stadge
noot de heer L. Adr. vau Tetterode ten tweeden
male eeae compositie voor die instrumenten heeft
geschreven, eu wel eeue compositie die ik zeer
beslist een groote aanwinst voor de klavierlitera
tuur noem.
Zijne Fantasie opus 17 is een muziekstuk dat
behalve dat het de verdienste bezit van zeer ef
fectvol te zijn, zoowel wat vorm als inhoud be
treft iets zeer persooulijks, iets zeer oorspronkelijks
bezit.
De onstuimige inleiding brengt ons naar een
rustig thema dat gevolgd wordt door een opge
wekter melodie. De componist laat hierna een
gedeelte srherzu/ido volgen dat oiis brengt naar
het slotgedeelte waar de korte gedachte van de
inleiding wordt uitgewerkt en tot het culminatie
punt wordt gevoerd.
De gedachten zijn niet te veel uitgesponnen
doch worden ons in bekuopten, soberen vorm ge
geven. Kortom de vorm is zeer gelukkig gevonden.
Alle componisten weten hoe moeielijk het is z:ch
zelf te beperken. Dat is Van Tetterode hier gelukt,
daarom vis'ig ik zeer de aandacht op dit werk van
den jongen componist, die reeds in tal van klei
nere werken voor zang eu klavier, welke het mij
steeds een genoegen was te bespreken, getoond
heelt zich bij voorkeur in bescheiden vorm
uitende in het kleine groot te zijn, en dit is
heel wat neer waard dan klein te zijn in \uiigroole.
Hij heeft iets te zeggen.
Wat de uitvoering betreft heb ik reeds vermeld
dat de concertgeefsters zich voortreffelijk kweten,
doch ook de beide andere solisten de heereu H. W'.
Hofmeester en J. J. H'igmaus droegen veel tot het
weL-lagen van den avond bij.
Van den heer Rogmans hoorde ik AJeltilile vau
Beethoven. Dit lied van langen adem wordt zelden
meer gezongen en dat is eeuigzins te begrijpen.
Van de zangen van den grooten meester zijn die
waarin hij zicli in de oude traditioneele vormen
bewoog en het allegro liefst in rondo-vorm behan
delde natuurlijk het meest verbleekt. Men beschouwt
ze nu meer als curiositeit dan wel als kunstwerk,
bovendien heeft de naam Ailaltnile., die gedurig
herhaald wordt op zich zelf reeds iets komisch.
De wijze waarop dit gewoonlijk gedeclameerd wordt
werkt daartoe mede. (Ik bedoel de korte slag ld-i).
De zangers laten dit meestal nog scherper
uiikonien iuplaats van de verbinding wat, zachter te
maken. Ook de heer llogmans deed dit, wat ik
jammer vond.
Ik beu overtuigd dat de voordracht er bij zal
winnen wanneer die korte slag wat meer wordt
weggestopt. Overigens zong (ie heer Rogmans
Ailelinde op zijn bekende, talentvolle wijze en
was hij vooral in de zachtere expressie zeer
gelltlllllllllllllMHIlUIIIIIIIIIIIIIIIII
ander van Mozart op mijn fluit gespeeld te
hebben, met de ellebogen op de vensterbank
naar de luisterrijke pracht van den dieren
riem lag te staren, luisterend naar walsen
van Bullier, waarvan de zoele nachtwind uu
en dan brokken omhoog stuwde.
Of ik dan een vrouwenhater was? Geens
zins, al had het er wel eenigen schijn van,
want rokken speelden geen groote rol in mijn
leven. Maar ik voelde bijster weinig voor
de modistetjes en winkeljuffertjes, die men
's avonds bij 't sluiten van den winkel op
wacht, die onder 't »rneegaan" haar geheele
levensgeschiedenis, afgebroken door ziet
u's?" en »dat is te begrijpen's", vertellen
en die bij het weder aantrekken harer bottines
de knoopjes met een haarspeld vastmaken.
Dit was het juist wat ik zoo onvoorzichtig
was geweest mij tegenover een collega te laten
ontvallen (ik had wijzer gedaan, mij voor
dien practischen bemoeial in acht te nemen,
die uit een oogpunt van economie, voor lief
hebberij het schoenlappen had geleerd en op
het bureau in verloren oogenblikken zijn
eigen schoenen zat te maken). Nauwelijks
was het mij ontglipt of hij zei:
»'k Weet een uitstekende partij voor je ...
dertig duizend francs en vooruitzichten . ..
Haar moeder heeft paarsche lippen; 'n hart
kwaal weetje ... die leeft niet lang ..."
Ik was nog niet besloten ... over denken . ..
't had geen haast... Bah ! veertien dagen
later had ik mijn vrijheid reeds in gevaar
gebracht; ik had een invitatie aangenomen
om fainiljaar ten huize der jonge dame te
komen dineereii.
Het tafelsehuiertje deed de rest.
't Was bij het dessert. Het diner was recht
ongedwongen, bepaald gezellig geweest. Hoe
wel mama haar echtgenoot in een vervaar
lijke gouden broche op den boezem droeg,
scheen zij een uitstekende vrouw en niettegen
staande hij min of meer vormelijk was en,
vanaf de soep over niets anders had gespro
ken dan de politieke gedragslijn die Frank
rijk tegenover Rusland behoorde te volgen,
mishaagde papa, met zijn grieksch kalotje
en zijn modelkop met patriarchalen baard
den traditioneelen, die onder artisten opgeld
doet voor Mozessen en Saturnussen mij