Historisch Archief 1877-1940
No. 976
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
In den Kerel,
Délftsch Studenten Tijdschrift. ')
De eerste aflevering van In den Nevel bevat
dertig bladzijden. Hiervan zyn er drie geschre
ven door den heer Tissot van Patot, een der
redakteuren; de heeren Bowles en Cool vulden
?er te samen drie; de inleiding beslaat v\jf
bladzyden, en dit alles te samen maakt, welgeteld,
een bedrag van elf pagina's. Er blyven er dus
nog negentien over, en deze allen heeft de heer
?de Vooys persoonlek te verantwoorden, terwy'l
men hem natuurlijk ook voor de redaktioneele
inleiding kan aanspreken. Minstens twee derde
? dus van de aflevering is het werk van den heer
? de Vooys.
Ik maak deze berekening, omdat zy my tot
twee opmerkingen het recht moet geven.
Het schy'nt my toch uit de statistiek te blijken,
-dat het Délftsch fitudenten Tydschrift met eenige
? overhaasting en weinig uitgeversoverleg de wereld
is ingezonden. De redaktie doet een beroep op
-de sympathie der studenten, maar zy toont in
haar eerste aflevering niet de beste waarborgen
voor een goede toekomst: bewy'zen namelijk van
krachtige medewerkers. Van de vele
medewerJters in den prospectus genoemd, hebben er slechts
twee een bijdrage, en dan nog een zeer beschei
dene gegeven. Van de vier redacteuren laten er
twee enkel als mede-verantwoordely'ken voor de
inleiding iets van zich merken, en gunt de derde
aan den vierde mér dan het leeuwenaandeel, en
het is deze vierde alleen, de heer de Vooys, die
?een groot bewys van yver voor de zaak geeft.
Is het niet jammer om de kans op succes voor
.snik een prijzenswaardige onderneming door zulk
een overhaasting zoo gering te maken ? Want
1 ik acht het zeer pry'zenswaardig, zoo studenten
'lun best doen buiten den kring van het
studentenbestaan te treden, en den ty'd waarin zy
l^ven, te begrypen. Al te zeer toch bestond er
langen ty'd een neiging by de studeerenden om
xich als een buiten wereld en algemeen
men«chenleven staande kaste te beschouwen, en
alleen belang te stellen in wat die kaste
onmid?delly'k raakte. Al te zeer bestond die neiging
langen ty'd, want die neiging is verkeerd, en
zeer verblijdend is het, zoo de studenten zelf
dit verkeerde gaan gevoelen en zich zelf en hun
kaste slechts als een onderdeel der maatschappy
?opvatten. Maar des te meer is het jammer, zoo
?de eerste poging om met geheel het leven mee te
leven zoo overhaast wordt gedaan, dat zy veel
-kans heeft te mislukken. En nog meer is dit
jammer, indien inderdaad een student er zich
voorspant, wien de goede zaak zoozeer ter harte
gaat, als zy dat den heer de Vooys schy'nt te doen.
IIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIII
IIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIMII MUI
6de Jaargang. 8 Maart 1896.
Bedacteur: RUD. J. LOMAN. Adres:
Stonehaven, Hitherfield Road, Streatham, Londen.
Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek
betreffende, aan bovenstaand adres te richten.
" ni i i uiiiiniiiiiiii mniiim
Van B. J. M. Markx, te Leiden.
'Vervaardigd voor den Halfjaarl. Internationalen
probleemwedstryd in dit blad.
2Sfo. 326. Mat in twee (2) zetten.
a bcdefgh
Wit: K b2, D gl, R a6 en e3, P e5, dG, f5 en
b5 = 8.
Zwart: K ei, d7 en h6 = 3.
Oplossing van No. 324 (Kuijers).
l P d3 enz.
Opgelost door O. Kookelkorn, Keulen (1); H. J. den
Hertog, Amsterdam (2): E. B. Schwann, Londen (3);
'C. T. v. Ham, Gorredijk (2); H. Mendes da Costa,
Amsterdam( (1); E. Wieling, Groningen (2): E. E. E.,
Amsterdam (1); mej. Cato Meddens, Hilversum (2);
mevr. Br., Delft (2); v. Steenderen, Amsterdam (1);
J. de G., Amsterdam (3); B. v. Krimpen, Rotterdam
(2); P. D. v. Zeeburgh, Groningen (1).
Beoordeelingen No. 324.
Auch für einen Zweizüger ist der Inhalt zu dürftig.
C. Kockelkorn.
Een verdienstelijk miniatuurtje! Men kan bij dit
beperkt aantal stukken niet meer verlangen. Een
tournooiprobleem is 't echter niet.
H. J. den Hertog.
Although on so small a scale the extreme neatness
of the construction entitles this problom to 3.
Eduard B. Schwann.
Te gemakkelijk, doch vrij goed. 't Ware beter in
dien op b5 een wit paard stond, in plaats van een
witten K op f6. De opl. zou dan minder gemakkelijk
sga. H. Mendes da Costa.
Zeer eenvoudig en gemakkelijk. Om de 3 volkomen
zuivere matstellingen toch een 2.
C. T. v. Ham.
Want dit is de tweede rechtmatige conclusie
uit myn berekening te trekken: de heer de
Vooys is, wat men noemt, de ziel der onder
neming. En wyl hy' vele bewy'zen geeft van
een ernstig streven, mag men het betreuren,
dat by' niet gewacht heeft tot hy' aan de eerste
lezers van het tydschrift het bestaan van soliede
medewerkers nog op andere wyze toonen kon,
dan door het overleggen van een lijstje met
namen, die men wel in den prospectus, maar
by'na niet in de aflevering vindt.
Daarom, als het my' geoorloofd is den heer
de Vooys een advies te geven, ik raad hem dit:
laat hem zorgen in een volgende aflevering met
veel soliede krachten, andere dan die van hem
zelf, voor den dag te komen. In den Nevel zal
zyn zaak zeker niet winnen door de bedwelming
van het enthoesiasme, en het ernstig pogen zal
dan slechts by velen sympathie vinden, zoo de
redaktie met de daad bewijst vele ernstige pogers
in haar dienst te hebben.
En een tweede advies, ik ben nu toch een
maal bezig , is dit, dat de heer de Vooys zich
nog met meer vly't toelegge op zijn schry'fwerk.
Want ik verkeer in het zonderlinge geval, dat
ik veel ernst in den heer de Vooys moet erken
nen, wat mij zeer aangenaam is, en toch een
zekere slordigheid in zyn produktie niet voorby
mag zien.
Ernst en zelfs moed; want de heer de Vooys
durft zeggen: ons zoeken is te leeren begrypen en
waardeeren, en hy zal wel weten dat zulk een
zoeken in dezen boozen tijd van deze booze
wereld by' velen voor malligheid geldt. En dat
hy' het inderdaad zoo meent, leert ons zyn
studie over het Socialisme in een Staatspartij,
waarvan ik om goede redenen de
politiek-wijsgeerige waarde niet kritiseeren zal, maar ook ik
kan opletten en prijzen, dat de schrijver zeer
zyn best heeft gedaan de beginselen der ver
schillende richtingen van elkander te scheiden,
ze te onderzoeken en zijn indruk voor zichzelf
en anderen duidely'k te maken. En waar ik zulk
een ernst ontwaar, bevreemdt het mij dat ik tevens
zulk een slordigheid van schrijfwerk moet
constateeren.
Zeer zeker zijn er in de laatste jaren ietwat
anarchistische neigingen in het hanteeren van
onze spelling ingeslopen. Ik zeg niet, dat de heer
Kollewijn er de schuld van is, want ik geloof,
dat ook hij de liberaliteit zal afkeuren, waarmede
de heer de Vooys het recht der naamvallen be
handelt. Het zelfstandig naamwoord staat is bij
dezen schrijver gewoonlijk vrouwely'k, en hij
spreekt zelfs van de staat als rustbewaarster ; maar
een ander maal zien wij hem schrijven »het recht
in den staat", en nog een ander maal »het idee
der collectivistiscften staat".
iiiiiiiiiniiimii nu i n iiiiiiii
iiiimmiiiiiiiiiiiii
TWEEDE NAT. CORRESP.WEDSTEIJD.
Negen en Twintigste zet van Wit.
A
T b7
T bl:
f7
T' f 3
P a6
K go
D d:i
T al
Partij F 9 wordt
ven. In B
P. d. M.
B
h3
Tael'
T et
T
f8Ke'2
C
D e2:
T dl
P e5-f
D
K g3
E
....
D e3
T d7
F
Tcc4
T e4
P e5
P dt
c6
et
T el
door den heer v. d. M.
opgege7 is gespeeld: 28 T f3 T f8.
Dank voor uwe bereidwilligheid.
J. A. R. te A. Uw schrijven kwam natuurlijk te
laat. Ik heb de verbetering evenwel in part. corr
opgegeven.
In E 9 was de 28e zet van Zwart T d7.
J. H. te 11. Tot heden geen bericht ontvangen
Beste groeten. J. J. S.
Londen, 25 Febr. 1896.
Mijnheer <1c Redacteur!
Beleefd verzoek ik u mij eenige plaatsruimte vooi
het volgende af te staan.
Door een vriendelijke hand werd mij het voorlaatste
nummer van dit weekblad toegezonden.
De onhandige om een zachteu term te gebrui
ten wijze, waarop u daarin uw ergernis luch
geeft, heeft mij zeer vermaakt.
Daargelaten dat uw opmerking geheel misplaats
was en dat u haar in de Tfcrefurd Tint es had moeten
inzenden, is ze op zich zelf genomen ten eenemale
valsch D gebruikt de heeren Van Vliet en Donis
thorpe als marionetten met een dolk in do hand
teneinde mij twee prikjes toe te brengen. Deze
prikjes moeten mij scherp doen gevoelen ten eerste
dat ik een match heb verloren en dat nog wel tegeu
een obscure celebriteit als Donisthorpe en ten tweede
dat ik in het algemeen en ook hierom volstrekt geei
aanspraak kan maken op den titel van eersten (!
kampioen van Nederland. Een qualiiicatie te vinder
van een dergelijken verdekten aanval laat ik aan u
en aan uw lezers over.
Daargelaten dat Donisthorpe de eerste zal zijn on
te erkennen, dat een match van slechts drie partijen *
weinig of niets bewijst, is bet m. i. geheel tegen
strijdig met den geest van het schaakspel, den uit
slag van een match tot basis eener hatelijkheid ti
maken. Met evenveel of liever even weinig recht
zou ik u belachelijk kunnen maken om het feit, da
ik onlangs een match won tegen H. H. Cole met 5
partijen tegen O, terwijl de eenige ernstige partij
die u met gen. speler gewisseld hebt, voor u verloren
ging. Verlies in liet schaakspel is nog nooit als
schande aangerekend en ik zou het ten zeerste be
jammeren als dit wanbegrip in Nederland ingang
vond.
Indien het u echter voldoening verschaft en u denk
het prestige van uw rubriek er mee te kunnen ver
hoogen, geef ik u gaarne vergunning op denzelfdeu
voet voort te gaan en slechts die matches te ver
melden, die u wint en die ik verlies.
Van Vliet is niet van onze schaaktoestanden op d>
") De score was niet 3-0-2 maar 3-0-0 ten gunste
van Donibthorpe.
Doch is een diergely'ke spelery met de
grammatika misschien maar een kleinigheid ? Welnu,
k kan grootigheden ook laten zien. Want er
zijn bij den heer de Vooys belangrijke fouten,
onzuiverheden van styl te vinden, en die beiden
lad hy' kunnen ontgaan, zoo hy' zich minder
gelaast had.
>Natuurlyk zal het beeld, wat ik (van de
poli;ieke partyen) kan geven, geheel beïnfluenceerd
;yn door myn sympathieën en onvolledig alleen
dat weergeven, wat op my' indruk kan maken,
zooals een bepaald geprepareerde fotografische
plaats alleen gevoelig is voor bepaald licht."
»Het beeld wat" moet zijn >het beeld dat".
Onvolledig alleen dat weergeven" is zeer on
duidelijk gezegd voor: «alleen datgene weer
geven, en dan nog onvolledig"; »wat op my
indruk kan maken" moest zijn »wat op mij indruk
maakt." »Een bepaald geprepareerde fotografische
plaat" is geen taal.
»Want het idee is niet een feit, dat door de
algemeen gelyke zintuigen op gelyksoortige wyze
wordt waargenomen, maar 't is als gepolariseerd
licht, dat alleen door een in bijzonderen stand
geplaatsten analysator is waar te nemen en de
sympathiën bepalen in den menscb wat tot hem
kan doordringen in een onverwrongen oorspron
kelijke gedaante."
De beeldspraak van dezen zin is niet in orde.
Althans zoo ik mijn fysika mij nog herinner, wordt
gepolariseerd licht alleen bij den zoogenaamd
gekruisten stand van den analysator wie* waargeno
men, en bij alle andere standen wel. Wanneer
de zintuigen, zooals de schrijver het met zeer weinig
gratie uitdrukt, algemeen gelijk zijn, dan ge
schiedt de waarneming niet op gelyksoortige,
doch op geli/jke wijze. Als een mensch nood
wendig subjektief oordeelt, is het niet waar, dat
een idee ongewijzigd in hem door kan dringen.
Tot deze enkele voorbeelden van stijlslordigheid
bepaal ik mij, en ik heb het er op gewaagd den
schoolmeester te spelen, waar ik uit de stukken
bewijzen wou, dat zulk een ernstig mensch als
de heer de Vooys, toch ook het slachtoffer van
overhaasting worden kan.
En waar ik zulke sporen van overhaasting zie
ga ik ook gelooven, dat het niet geheel en al
artistiek opzet is, als de heer de Vooys zoo
vrijmoedig omgaat met de metriek van het sonnet.
Hij mengt, en zonder systeem voor zoover ik
zien kan, vijfvoeten en alexandrijnen en
viervoeten door elkaar, en slechts bij uitzondering
bereikt hy met die vrijmoedigheid een aardig
efl'ekt.
Een en ander te saam genomen , ik meen
te mogen beweren, wat ik reeds zeide, dat In
den Nevel nog een beetje geduld had moeten
hebben. De heer de Vooys meent het voortreflyk,
iiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiii
iiiiiiiiiiiiiiiMiiiiniiiiiiiniiiiiiiiiu
hoogte en daarom deed hij verkeerd mij kampioen
van Nederland te noemen. Indien u dit had opge
merkt, had u volkomen gelijk gehad. U begaat echter
een dubbele fout, waar u in het verliezen van mijn
match tegen een obscuren Engelschen schaker" een
reden vindt om van Vliet van impiëteit te beschul
digen in de eerste plaats omdat, indien ik werkelijk
kampioen van Nederland ware, het verliezen van een
match tegen welken Eugelschman dan ook aan dien
titel geen afbreuk zou kunnen doen en in de tweede
plaats omdat men Donisthorpe met meer recht alle
mogelijke andere epitheta dan juist dat van obscuri
teit zou kunnen geven. Overigens is van Vlict's
blunder een eenigszins verschoonbare inconsequentie.
Wanneer een Redacteur na 99-maal achter uw
naam ten onrechte den kampioenstitel te hebben
geschreven of gelezen, de honderdste maal just for
a change" mij evenzoo ten onrechte daarmede ver
siert, dan hebt U minder dan iemand anders het
recht den man daarover hard te vallen.
Ik geef u echter de verzekering, dat ik van mijn
kant sedert mijn komst hier mijn best doe elk mis
verstand op dit gebied te doen ophouden. Aan ieder,
die het hooren wil, vertel ik, dat wij in Nederland
geen erkenden kampioen hebben, maar dat, indien
men toch iemand wil noemen, Tresling de beste aan
spraak kan doen gelden. Als u nu ook een handje
wilt mee helpen zullen wij zeker de piëteit der
Engelsche redacteurs op de gewenschte hoogte hebben
gebracht.
Wat na ten slot'e de obscuriteit van Donisthorpe
betreft, zoo weet ik niet of ik dit
gelegenheidsleugentje van u moet toeschrijven aan kwade trouw of
aan onwetendheid. Iemand, die zooals u ettelijk
jaren te midden van het Engelsche schaakleven heeft
verkeerd, diende toch beter op de hoogte te zijn,
vooral indien u als schaakjournalist wilt optreden.
Uit het volgend lijstje blijkt zeker, dat het record
van Donisthorpe verre onderdoet voor het uwe . . .
althans wat obscuriteit betreft.
Hij speelde en won 8 matcbes tegen amateurs o. a.
tegen l'. J. Lee, Fisher, W. M. Gattée (destijds
amateur kampioen van Engeland), Mortimer,Anger enz.
In '87 won hij den eersten prijs in den wedstrijd
van de lïritislt CYu'.v.s1 Asaoctitttint, al zijn mededin
gers waaronder Mc. Donald, Mylls, Smith, Gattie,
Miuchin op (''én na verslagen hebbende.
In December 1890 verscheen zijn portret en levens
beschrijving in de Chens Jlonliili/, met partijen door
hem gewonnen tegen Gattie, Pollock, F. J. Lee,
Gossip, Mortimer, R. Loman e. a.
In de laatste Itifl <i-si.ile niatch tusschen Noord- en
Zuid-Engeland, speelde hij aan bord No. 4 voor
NoordEngelaud, wat zooveel zeggen wil als van de 200
sterkste spelers de 8ste te zijn.
Zoo nis u misschien weet zal in Maart a.s. een
kabel match worden gehouden tusschen Engeland
en Amerika, acht spelers aan weerszijden. Hiertoe
werden op 2!) Januari 1.1. door de vertegenwoordi
gers der voornaamste schaakclubs de naar hun mee
ning 15 sterkste Engelsche spelers gekczeu. Uit het
feit, dat op het lijstje naast de namen van Atkins,
Blackburne , Bird, Burn, Blake, Locock, Trencharc
enz. ook die van Donisthorpe voorkomt, blijkt m. i.
dat men u bij de keuze niet heeft geraadpleegd.
Last not least heeft Donisthorpe mij vergund de
verklaring af te leggen, dat hij van de met u ge
wisselde partijen de groote meerderheid heeft ge
wonnen en dat hij steeds bereid is in een match ziju
superioriteit te bewijzen.
Daar de heeren Vliet en Donisthorpe uw minder
juiste opmerkingen in een Hollandsche courant niel
kunnen weerleggen, achtte ik mij terwille der billijk
en het zal de moeite waard zijn om hem in de
studentenwereld aan het werk te zien, maar ook
iy heeft zich meer moeten spoeden, dan goed
was. Wil hy' zy'n zin krijgen, sympathie vinden
voor zyn onderneming, hy' zal met nog meer
aandacht en overleg moeten te werk gaan, en
liet zal hem moeite kosten de nadeelen van zijn
overhaasting goed te maken.
Doch slagen hy en zyn vrienden, dan doen zij
iets wat zeer goed is. Want het is zeer goed
om aan de studenten te leeren, dat er nog be
langen, en zeer schoone zijn, buiten de belangen
van den studentenkring.
CH. M. VAN DEVENIEK.
1) Redaktie: A. L. de Gelder, Is. P. de Vooys,
J. R. van Musschenbroek en E. A. Tissot van
Patot.?Uitgever: J. Waltman Jr., Delft.
IIIIIIIIIHIIUIIIIIIHIIIIHII
Inhoud van Tijdschriften.
Inhoud van het Tweemaandelijksch Tijdschrift,
.Maart '96 : Albert Verweij, Stefan George; J. de
Meester, Gezin; Aug. Gittée, De legende van
Ducalion; L. van Deyssel, Zondagmorgen; Brie
ven van Johan Thom Prikker; dr. Cn. M. van
Deventer, Chemie en Logica ? F. van der Goes,
Néeuw Malthusianisme; Albert Verwey', L. van
Deyssel en dr. Ch. M. van Deventer,
Soekbeoordeetingen ; (Poëzie : Sonetten en Terzinen ;
Proza: Een kalverliefde, De verloren zoon, De
vreemde plant; Conronne de Clasté; Marathon.)
T. J. de Boer, Wetenrchap. (Alfarabi's
Abhandlung der Munsterstaat; Kulturgeschuhte in ihrer
naturylische Entwicklung bis zu den Gegenward);
G. Heijman, Nog eens Causaliteit; dr. D. G.
Jelgersma, Nog eens Causaliteit.
Inhoud: Eigen Haard. No. 10. Eene misdeelde,
door Louise B. B. X. Het Phytopathologisch
Laboratorium »Witlie Commelin Scholten", te
Amsterdam, door prof. dr. Hugo de Vries (met
afbeeldingen) (slot). Kind van het Zuiden,
(bij de plaat). *Charmeuse", naar de schil
derij van Ch. Dax. Hét huwelijk van
Constantyn Huygenf, den zoon van Constantei (slot).
Het stedelijk Museum van Oudheden te
Utrecht, door Jo. de Vries (met afbeeldingen).
Verscheidenheid: De verjaardagen der op 29
februari geborenen. Het zichtbaar maken der
Böntgen-stralen. De oudste pneumatische
wielbanden, De kracht van 'smenschen koken.
Werkstakingen in de oude en in de nieuwe
wereld. Een nieuwe aardappelziekte. Hoe
oud een houd kan worden. Een
vorkenjubilaeum. Feuilletton: De geschiedenis van een
verminderde septime. Advertentiën.
Inhoud van Woord en Beeld, Maart 1896:
M. C. A. Snijder van WissekerJce, Kitty; Jong
leven, naar //. J. Haverman ? den Singalang op,
door M. Buys; Een meeting van het Leger des
Heils, door M. Krabbé; Jhr. mr. G. J. Th.
Beelaerts van Blokland ; Zoo 'k wenschen mocht,
door Bernard Zweers.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilHiiiiiiiiiiHiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiniiiiiiiiii
beid verplicht u dit antwoord te doen toekomen.
Met verschuldigde gevoelens
N. W. VAN LEXNEP.
Aan den heer N. W. van Lennep,
te Londen.
Mijnheer!
Gaarne voldoe ik aan uw verzoek door uw schrijven
in zijn geheel voor 't Weekblad in te zenden, al had
ik ook ter wille van de lezers en de weinige belang
rijkheid van 't onderwerp gaarne wat meer beknopt
heid in acht genomen gezien. Daar de plaatsruimte
beperkt is, wil ik zoo kort mogelijk op een en ander
dat u aanvoert repliceeren.
In de 1ste plaats laat mij u verzekeren dat de
regelen, waaraan u aanstoot neemt, enkel werden
geschreven om de ongemotiveerdheid van uw be
schuldiging (zie Tijdschrift van den N. S. B ) als
zoude ik in Engeland voor Champion van Holland
poseeren" in 't licht te stellen, 't Zal u en de
lezers van gen. blad, die uw herhaalde onkiesche
uitlatingen, ten koste van den ondergeteekeude en ...
de waarheid, lazen, thans duidelijk zijn hoe men
zonder eigen toedoen, zooals in ons beider geval, ia
Engeland als Champion van een of ander land of
club kan doorgaan.
Ten einde verdere misverstanden te voorkomen,
zij 't bij dezen vermeld dat volgens Engelsehe sport»
begrippen, de titel van Champion alleen hem toe
komt, die in den laatsten openbaren Nat. wedstiijd
van een betreffend land den eersten prijs behaalde.
De eenige speler die op dit oogenblik met recht als
Nederland's eerste schaakkampioen kan worden
beschouwd, is de heer A. G. Olland te Utrecht. Per
soonlijke opinies, die niet duor feiten gestaafd worden,
zijn in dergelijke aangelegenheden van nul en geener
waarde; men wordt nu eenmaal niet bij acclamatie
tot champion bevorderd, 't Comitéte Hastings han
delde dan ook geheel overeenkomstig dit begrip.
Een speler die sinds 1888 vier malen op den grooten
jaarl. wedstrijd van den N. S. B. den eersten prijs
won en eenmaal 1ste en 2de prijzen deelde, ach er
te stellen bij iemand die slechts eenmaal, en dat
zonder eenig succes, aan een dergelijken wedstrijd
deelnam, zou geheel in strijd zijn geweest niet de
heerschende traditie. Deze nederlaag werd wel is
waar door uw overwinning to Leipzig voor een groot
deel uitgewischt; maar 't gold hier de vraag: wie
van ons de grootste aanspraak kou doen gelden,
Nederland op een Internat, congres te vertegen
woordigen.
Daar ik sedert den wedstrijd van 1S85 geen partij
met den heer Donisthorpe wisselde, erken ik gaarne
uwe meerdere bevoegdheid waar 't geldt een oordeel
te vellen omtrent diens sterkte. Ik accepteer uwe
correctie dienaangaande dan ook met genoegen. Daar
't record van 's heeren Douisthorpe's glorierijk ver
leden met 't jaar 1887 afsluit, was 't mij echter niet
kwalijk te nemen, dat ik zijn roem, door deze '.)
jarige afwezigheid uit de schaakarena, als eenigs
zins verduisterd beschouwde. Geen roem toch is
meer vergankelijk dan die op schaakgebied verworven.
Ten slotte geef ik u de verzekering dat niets mij
meer genoegen zal verschaffen dan 't vernielden van
overwinningen door u op Engelsche spelers van
naam de heer Cole kan bezwaarlijk gerekend wor
den daartoe behooren behaald.
Indien u mijn rubrieken er op naslaat, zult u over
vloedige bewijzen vinden dat 't nooit in mijne be
doeling heeft gelegen u de eer to onthouden die u
rechtmatig toekwam.
Met verschuldigde gevoelens E. J. LOMAN.