De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 8 maart pagina 7

8 maart 1896 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 976 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. In den Kerel, Délftsch Studenten Tijdschrift. ') De eerste aflevering van In den Nevel bevat dertig bladzijden. Hiervan zyn er drie geschre ven door den heer Tissot van Patot, een der redakteuren; de heeren Bowles en Cool vulden ?er te samen drie; de inleiding beslaat v\jf bladzyden, en dit alles te samen maakt, welgeteld, een bedrag van elf pagina's. Er blyven er dus nog negentien over, en deze allen heeft de heer ?de Vooys persoonlek te verantwoorden, terwy'l men hem natuurlijk ook voor de redaktioneele inleiding kan aanspreken. Minstens twee derde ? dus van de aflevering is het werk van den heer ? de Vooys. Ik maak deze berekening, omdat zy my tot twee opmerkingen het recht moet geven. Het schy'nt my toch uit de statistiek te blijken, -dat het Délftsch fitudenten Tydschrift met eenige ? overhaasting en weinig uitgeversoverleg de wereld is ingezonden. De redaktie doet een beroep op -de sympathie der studenten, maar zy toont in haar eerste aflevering niet de beste waarborgen voor een goede toekomst: bewy'zen namelijk van krachtige medewerkers. Van de vele medewerJters in den prospectus genoemd, hebben er slechts twee een bijdrage, en dan nog een zeer beschei dene gegeven. Van de vier redacteuren laten er twee enkel als mede-verantwoordely'ken voor de inleiding iets van zich merken, en gunt de derde aan den vierde mér dan het leeuwenaandeel, en het is deze vierde alleen, de heer de Vooys, die ?een groot bewys van yver voor de zaak geeft. Is het niet jammer om de kans op succes voor .snik een prijzenswaardige onderneming door zulk een overhaasting zoo gering te maken ? Want 1 ik acht het zeer pry'zenswaardig, zoo studenten 'lun best doen buiten den kring van het studentenbestaan te treden, en den ty'd waarin zy l^ven, te begrypen. Al te zeer toch bestond er langen ty'd een neiging by de studeerenden om xich als een buiten wereld en algemeen men«chenleven staande kaste te beschouwen, en alleen belang te stellen in wat die kaste onmid?delly'k raakte. Al te zeer bestond die neiging langen ty'd, want die neiging is verkeerd, en zeer verblijdend is het, zoo de studenten zelf dit verkeerde gaan gevoelen en zich zelf en hun kaste slechts als een onderdeel der maatschappy ?opvatten. Maar des te meer is het jammer, zoo ?de eerste poging om met geheel het leven mee te leven zoo overhaast wordt gedaan, dat zy veel -kans heeft te mislukken. En nog meer is dit jammer, indien inderdaad een student er zich voorspant, wien de goede zaak zoozeer ter harte gaat, als zy dat den heer de Vooys schy'nt te doen. IIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIII IIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIMII MUI 6de Jaargang. 8 Maart 1896. Bedacteur: RUD. J. LOMAN. Adres: Stonehaven, Hitherfield Road, Streatham, Londen. Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek betreffende, aan bovenstaand adres te richten. " ni i i uiiiiniiiiiiii mniiim Van B. J. M. Markx, te Leiden. 'Vervaardigd voor den Halfjaarl. Internationalen probleemwedstryd in dit blad. 2Sfo. 326. Mat in twee (2) zetten. a bcdefgh Wit: K b2, D gl, R a6 en e3, P e5, dG, f5 en b5 = 8. Zwart: K ei, d7 en h6 = 3. Oplossing van No. 324 (Kuijers). l P d3 enz. Opgelost door O. Kookelkorn, Keulen (1); H. J. den Hertog, Amsterdam (2): E. B. Schwann, Londen (3); 'C. T. v. Ham, Gorredijk (2); H. Mendes da Costa, Amsterdam( (1); E. Wieling, Groningen (2): E. E. E., Amsterdam (1); mej. Cato Meddens, Hilversum (2); mevr. Br., Delft (2); v. Steenderen, Amsterdam (1); J. de G., Amsterdam (3); B. v. Krimpen, Rotterdam (2); P. D. v. Zeeburgh, Groningen (1). Beoordeelingen No. 324. Auch für einen Zweizüger ist der Inhalt zu dürftig. C. Kockelkorn. Een verdienstelijk miniatuurtje! Men kan bij dit beperkt aantal stukken niet meer verlangen. Een tournooiprobleem is 't echter niet. H. J. den Hertog. Although on so small a scale the extreme neatness of the construction entitles this problom to 3. Eduard B. Schwann. Te gemakkelijk, doch vrij goed. 't Ware beter in dien op b5 een wit paard stond, in plaats van een witten K op f6. De opl. zou dan minder gemakkelijk sga. H. Mendes da Costa. Zeer eenvoudig en gemakkelijk. Om de 3 volkomen zuivere matstellingen toch een 2. C. T. v. Ham. Want dit is de tweede rechtmatige conclusie uit myn berekening te trekken: de heer de Vooys is, wat men noemt, de ziel der onder neming. En wyl hy' vele bewy'zen geeft van een ernstig streven, mag men het betreuren, dat by' niet gewacht heeft tot hy' aan de eerste lezers van het tydschrift het bestaan van soliede medewerkers nog op andere wyze toonen kon, dan door het overleggen van een lijstje met namen, die men wel in den prospectus, maar by'na niet in de aflevering vindt. Daarom, als het my' geoorloofd is den heer de Vooys een advies te geven, ik raad hem dit: laat hem zorgen in een volgende aflevering met veel soliede krachten, andere dan die van hem zelf, voor den dag te komen. In den Nevel zal zyn zaak zeker niet winnen door de bedwelming van het enthoesiasme, en het ernstig pogen zal dan slechts by velen sympathie vinden, zoo de redaktie met de daad bewijst vele ernstige pogers in haar dienst te hebben. En een tweede advies, ik ben nu toch een maal bezig , is dit, dat de heer de Vooys zich nog met meer vly't toelegge op zijn schry'fwerk. Want ik verkeer in het zonderlinge geval, dat ik veel ernst in den heer de Vooys moet erken nen, wat mij zeer aangenaam is, en toch een zekere slordigheid in zyn produktie niet voorby mag zien. Ernst en zelfs moed; want de heer de Vooys durft zeggen: ons zoeken is te leeren begrypen en waardeeren, en hy zal wel weten dat zulk een zoeken in dezen boozen tijd van deze booze wereld by' velen voor malligheid geldt. En dat hy' het inderdaad zoo meent, leert ons zyn studie over het Socialisme in een Staatspartij, waarvan ik om goede redenen de politiek-wijsgeerige waarde niet kritiseeren zal, maar ook ik kan opletten en prijzen, dat de schrijver zeer zyn best heeft gedaan de beginselen der ver schillende richtingen van elkander te scheiden, ze te onderzoeken en zijn indruk voor zichzelf en anderen duidely'k te maken. En waar ik zulk een ernst ontwaar, bevreemdt het mij dat ik tevens zulk een slordigheid van schrijfwerk moet constateeren. Zeer zeker zijn er in de laatste jaren ietwat anarchistische neigingen in het hanteeren van onze spelling ingeslopen. Ik zeg niet, dat de heer Kollewijn er de schuld van is, want ik geloof, dat ook hij de liberaliteit zal afkeuren, waarmede de heer de Vooys het recht der naamvallen be handelt. Het zelfstandig naamwoord staat is bij dezen schrijver gewoonlijk vrouwely'k, en hij spreekt zelfs van de staat als rustbewaarster ; maar een ander maal zien wij hem schrijven »het recht in den staat", en nog een ander maal »het idee der collectivistiscften staat". iiiiiiiiiniiimii nu i n iiiiiiii iiiimmiiiiiiiiiiiii TWEEDE NAT. CORRESP.WEDSTEIJD. Negen en Twintigste zet van Wit. A T b7 T bl: f7 T' f 3 P a6 K go D d:i T al Partij F 9 wordt ven. In B P. d. M. B h3 Tael' T et T f8Ke'2 C D e2: T dl P e5-f D K g3 E .... D e3 T d7 F Tcc4 T e4 P e5 P dt c6 et T el door den heer v. d. M. opgege7 is gespeeld: 28 T f3 T f8. Dank voor uwe bereidwilligheid. J. A. R. te A. Uw schrijven kwam natuurlijk te laat. Ik heb de verbetering evenwel in part. corr opgegeven. In E 9 was de 28e zet van Zwart T d7. J. H. te 11. Tot heden geen bericht ontvangen Beste groeten. J. J. S. Londen, 25 Febr. 1896. Mijnheer <1c Redacteur! Beleefd verzoek ik u mij eenige plaatsruimte vooi het volgende af te staan. Door een vriendelijke hand werd mij het voorlaatste nummer van dit weekblad toegezonden. De onhandige om een zachteu term te gebrui ten wijze, waarop u daarin uw ergernis luch geeft, heeft mij zeer vermaakt. Daargelaten dat uw opmerking geheel misplaats was en dat u haar in de Tfcrefurd Tint es had moeten inzenden, is ze op zich zelf genomen ten eenemale valsch D gebruikt de heeren Van Vliet en Donis thorpe als marionetten met een dolk in do hand teneinde mij twee prikjes toe te brengen. Deze prikjes moeten mij scherp doen gevoelen ten eerste dat ik een match heb verloren en dat nog wel tegeu een obscure celebriteit als Donisthorpe en ten tweede dat ik in het algemeen en ook hierom volstrekt geei aanspraak kan maken op den titel van eersten (! kampioen van Nederland. Een qualiiicatie te vinder van een dergelijken verdekten aanval laat ik aan u en aan uw lezers over. Daargelaten dat Donisthorpe de eerste zal zijn on te erkennen, dat een match van slechts drie partijen * weinig of niets bewijst, is bet m. i. geheel tegen strijdig met den geest van het schaakspel, den uit slag van een match tot basis eener hatelijkheid ti maken. Met evenveel of liever even weinig recht zou ik u belachelijk kunnen maken om het feit, da ik onlangs een match won tegen H. H. Cole met 5 partijen tegen O, terwijl de eenige ernstige partij die u met gen. speler gewisseld hebt, voor u verloren ging. Verlies in liet schaakspel is nog nooit als schande aangerekend en ik zou het ten zeerste be jammeren als dit wanbegrip in Nederland ingang vond. Indien het u echter voldoening verschaft en u denk het prestige van uw rubriek er mee te kunnen ver hoogen, geef ik u gaarne vergunning op denzelfdeu voet voort te gaan en slechts die matches te ver melden, die u wint en die ik verlies. Van Vliet is niet van onze schaaktoestanden op d> ") De score was niet 3-0-2 maar 3-0-0 ten gunste van Donibthorpe. Doch is een diergely'ke spelery met de grammatika misschien maar een kleinigheid ? Welnu, k kan grootigheden ook laten zien. Want er zijn bij den heer de Vooys belangrijke fouten, onzuiverheden van styl te vinden, en die beiden lad hy' kunnen ontgaan, zoo hy' zich minder gelaast had. >Natuurlyk zal het beeld, wat ik (van de poli;ieke partyen) kan geven, geheel beïnfluenceerd ;yn door myn sympathieën en onvolledig alleen dat weergeven, wat op my' indruk kan maken, zooals een bepaald geprepareerde fotografische plaats alleen gevoelig is voor bepaald licht." »Het beeld wat" moet zijn >het beeld dat". Onvolledig alleen dat weergeven" is zeer on duidelijk gezegd voor: «alleen datgene weer geven, en dan nog onvolledig"; »wat op my indruk kan maken" moest zijn »wat op mij indruk maakt." »Een bepaald geprepareerde fotografische plaat" is geen taal. »Want het idee is niet een feit, dat door de algemeen gelyke zintuigen op gelyksoortige wyze wordt waargenomen, maar 't is als gepolariseerd licht, dat alleen door een in bijzonderen stand geplaatsten analysator is waar te nemen en de sympathiën bepalen in den menscb wat tot hem kan doordringen in een onverwrongen oorspron kelijke gedaante." De beeldspraak van dezen zin is niet in orde. Althans zoo ik mijn fysika mij nog herinner, wordt gepolariseerd licht alleen bij den zoogenaamd gekruisten stand van den analysator wie* waargeno men, en bij alle andere standen wel. Wanneer de zintuigen, zooals de schrijver het met zeer weinig gratie uitdrukt, algemeen gelijk zijn, dan ge schiedt de waarneming niet op gelyksoortige, doch op geli/jke wijze. Als een mensch nood wendig subjektief oordeelt, is het niet waar, dat een idee ongewijzigd in hem door kan dringen. Tot deze enkele voorbeelden van stijlslordigheid bepaal ik mij, en ik heb het er op gewaagd den schoolmeester te spelen, waar ik uit de stukken bewijzen wou, dat zulk een ernstig mensch als de heer de Vooys, toch ook het slachtoffer van overhaasting worden kan. En waar ik zulke sporen van overhaasting zie ga ik ook gelooven, dat het niet geheel en al artistiek opzet is, als de heer de Vooys zoo vrijmoedig omgaat met de metriek van het sonnet. Hij mengt, en zonder systeem voor zoover ik zien kan, vijfvoeten en alexandrijnen en viervoeten door elkaar, en slechts bij uitzondering bereikt hy met die vrijmoedigheid een aardig efl'ekt. Een en ander te saam genomen , ik meen te mogen beweren, wat ik reeds zeide, dat In den Nevel nog een beetje geduld had moeten hebben. De heer de Vooys meent het voortreflyk, iiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiMiiiiniiiiiiiniiiiiiiiiu hoogte en daarom deed hij verkeerd mij kampioen van Nederland te noemen. Indien u dit had opge merkt, had u volkomen gelijk gehad. U begaat echter een dubbele fout, waar u in het verliezen van mijn match tegen een obscuren Engelschen schaker" een reden vindt om van Vliet van impiëteit te beschul digen in de eerste plaats omdat, indien ik werkelijk kampioen van Nederland ware, het verliezen van een match tegen welken Eugelschman dan ook aan dien titel geen afbreuk zou kunnen doen en in de tweede plaats omdat men Donisthorpe met meer recht alle mogelijke andere epitheta dan juist dat van obscuri teit zou kunnen geven. Overigens is van Vlict's blunder een eenigszins verschoonbare inconsequentie. Wanneer een Redacteur na 99-maal achter uw naam ten onrechte den kampioenstitel te hebben geschreven of gelezen, de honderdste maal just for a change" mij evenzoo ten onrechte daarmede ver siert, dan hebt U minder dan iemand anders het recht den man daarover hard te vallen. Ik geef u echter de verzekering, dat ik van mijn kant sedert mijn komst hier mijn best doe elk mis verstand op dit gebied te doen ophouden. Aan ieder, die het hooren wil, vertel ik, dat wij in Nederland geen erkenden kampioen hebben, maar dat, indien men toch iemand wil noemen, Tresling de beste aan spraak kan doen gelden. Als u nu ook een handje wilt mee helpen zullen wij zeker de piëteit der Engelsche redacteurs op de gewenschte hoogte hebben gebracht. Wat na ten slot'e de obscuriteit van Donisthorpe betreft, zoo weet ik niet of ik dit gelegenheidsleugentje van u moet toeschrijven aan kwade trouw of aan onwetendheid. Iemand, die zooals u ettelijk jaren te midden van het Engelsche schaakleven heeft verkeerd, diende toch beter op de hoogte te zijn, vooral indien u als schaakjournalist wilt optreden. Uit het volgend lijstje blijkt zeker, dat het record van Donisthorpe verre onderdoet voor het uwe . . . althans wat obscuriteit betreft. Hij speelde en won 8 matcbes tegen amateurs o. a. tegen l'. J. Lee, Fisher, W. M. Gattée (destijds amateur kampioen van Engeland), Mortimer,Anger enz. In '87 won hij den eersten prijs in den wedstrijd van de lïritislt CYu'.v.s1 Asaoctitttint, al zijn mededin gers waaronder Mc. Donald, Mylls, Smith, Gattie, Miuchin op (''én na verslagen hebbende. In December 1890 verscheen zijn portret en levens beschrijving in de Chens Jlonliili/, met partijen door hem gewonnen tegen Gattie, Pollock, F. J. Lee, Gossip, Mortimer, R. Loman e. a. In de laatste Itifl <i-si.ile niatch tusschen Noord- en Zuid-Engeland, speelde hij aan bord No. 4 voor NoordEngelaud, wat zooveel zeggen wil als van de 200 sterkste spelers de 8ste te zijn. Zoo nis u misschien weet zal in Maart a.s. een kabel match worden gehouden tusschen Engeland en Amerika, acht spelers aan weerszijden. Hiertoe werden op 2!) Januari 1.1. door de vertegenwoordi gers der voornaamste schaakclubs de naar hun mee ning 15 sterkste Engelsche spelers gekczeu. Uit het feit, dat op het lijstje naast de namen van Atkins, Blackburne , Bird, Burn, Blake, Locock, Trencharc enz. ook die van Donisthorpe voorkomt, blijkt m. i. dat men u bij de keuze niet heeft geraadpleegd. Last not least heeft Donisthorpe mij vergund de verklaring af te leggen, dat hij van de met u ge wisselde partijen de groote meerderheid heeft ge wonnen en dat hij steeds bereid is in een match ziju superioriteit te bewijzen. Daar de heeren Vliet en Donisthorpe uw minder juiste opmerkingen in een Hollandsche courant niel kunnen weerleggen, achtte ik mij terwille der billijk en het zal de moeite waard zijn om hem in de studentenwereld aan het werk te zien, maar ook iy heeft zich meer moeten spoeden, dan goed was. Wil hy' zy'n zin krijgen, sympathie vinden voor zyn onderneming, hy' zal met nog meer aandacht en overleg moeten te werk gaan, en liet zal hem moeite kosten de nadeelen van zijn overhaasting goed te maken. Doch slagen hy en zyn vrienden, dan doen zij iets wat zeer goed is. Want het is zeer goed om aan de studenten te leeren, dat er nog be langen, en zeer schoone zijn, buiten de belangen van den studentenkring. CH. M. VAN DEVENIEK. 1) Redaktie: A. L. de Gelder, Is. P. de Vooys, J. R. van Musschenbroek en E. A. Tissot van Patot.?Uitgever: J. Waltman Jr., Delft. IIIIIIIIIHIIUIIIIIIHIIIIHII Inhoud van Tijdschriften. Inhoud van het Tweemaandelijksch Tijdschrift, .Maart '96 : Albert Verweij, Stefan George; J. de Meester, Gezin; Aug. Gittée, De legende van Ducalion; L. van Deyssel, Zondagmorgen; Brie ven van Johan Thom Prikker; dr. Cn. M. van Deventer, Chemie en Logica ? F. van der Goes, Néeuw Malthusianisme; Albert Verwey', L. van Deyssel en dr. Ch. M. van Deventer, Soekbeoordeetingen ; (Poëzie : Sonetten en Terzinen ; Proza: Een kalverliefde, De verloren zoon, De vreemde plant; Conronne de Clasté; Marathon.) T. J. de Boer, Wetenrchap. (Alfarabi's Abhandlung der Munsterstaat; Kulturgeschuhte in ihrer naturylische Entwicklung bis zu den Gegenward); G. Heijman, Nog eens Causaliteit; dr. D. G. Jelgersma, Nog eens Causaliteit. Inhoud: Eigen Haard. No. 10. Eene misdeelde, door Louise B. B. X. Het Phytopathologisch Laboratorium »Witlie Commelin Scholten", te Amsterdam, door prof. dr. Hugo de Vries (met afbeeldingen) (slot). Kind van het Zuiden, (bij de plaat). *Charmeuse", naar de schil derij van Ch. Dax. Hét huwelijk van Constantyn Huygenf, den zoon van Constantei (slot). Het stedelijk Museum van Oudheden te Utrecht, door Jo. de Vries (met afbeeldingen). Verscheidenheid: De verjaardagen der op 29 februari geborenen. Het zichtbaar maken der Böntgen-stralen. De oudste pneumatische wielbanden, De kracht van 'smenschen koken. Werkstakingen in de oude en in de nieuwe wereld. Een nieuwe aardappelziekte. Hoe oud een houd kan worden. Een vorkenjubilaeum. Feuilletton: De geschiedenis van een verminderde septime. Advertentiën. Inhoud van Woord en Beeld, Maart 1896: M. C. A. Snijder van WissekerJce, Kitty; Jong leven, naar //. J. Haverman ? den Singalang op, door M. Buys; Een meeting van het Leger des Heils, door M. Krabbé; Jhr. mr. G. J. Th. Beelaerts van Blokland ; Zoo 'k wenschen mocht, door Bernard Zweers. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilHiiiiiiiiiiHiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiniiiiiiiiii beid verplicht u dit antwoord te doen toekomen. Met verschuldigde gevoelens N. W. VAN LEXNEP. Aan den heer N. W. van Lennep, te Londen. Mijnheer! Gaarne voldoe ik aan uw verzoek door uw schrijven in zijn geheel voor 't Weekblad in te zenden, al had ik ook ter wille van de lezers en de weinige belang rijkheid van 't onderwerp gaarne wat meer beknopt heid in acht genomen gezien. Daar de plaatsruimte beperkt is, wil ik zoo kort mogelijk op een en ander dat u aanvoert repliceeren. In de 1ste plaats laat mij u verzekeren dat de regelen, waaraan u aanstoot neemt, enkel werden geschreven om de ongemotiveerdheid van uw be schuldiging (zie Tijdschrift van den N. S. B ) als zoude ik in Engeland voor Champion van Holland poseeren" in 't licht te stellen, 't Zal u en de lezers van gen. blad, die uw herhaalde onkiesche uitlatingen, ten koste van den ondergeteekeude en ... de waarheid, lazen, thans duidelijk zijn hoe men zonder eigen toedoen, zooals in ons beider geval, ia Engeland als Champion van een of ander land of club kan doorgaan. Ten einde verdere misverstanden te voorkomen, zij 't bij dezen vermeld dat volgens Engelsehe sport» begrippen, de titel van Champion alleen hem toe komt, die in den laatsten openbaren Nat. wedstiijd van een betreffend land den eersten prijs behaalde. De eenige speler die op dit oogenblik met recht als Nederland's eerste schaakkampioen kan worden beschouwd, is de heer A. G. Olland te Utrecht. Per soonlijke opinies, die niet duor feiten gestaafd worden, zijn in dergelijke aangelegenheden van nul en geener waarde; men wordt nu eenmaal niet bij acclamatie tot champion bevorderd, 't Comitéte Hastings han delde dan ook geheel overeenkomstig dit begrip. Een speler die sinds 1888 vier malen op den grooten jaarl. wedstrijd van den N. S. B. den eersten prijs won en eenmaal 1ste en 2de prijzen deelde, ach er te stellen bij iemand die slechts eenmaal, en dat zonder eenig succes, aan een dergelijken wedstrijd deelnam, zou geheel in strijd zijn geweest niet de heerschende traditie. Deze nederlaag werd wel is waar door uw overwinning to Leipzig voor een groot deel uitgewischt; maar 't gold hier de vraag: wie van ons de grootste aanspraak kou doen gelden, Nederland op een Internat, congres te vertegen woordigen. Daar ik sedert den wedstrijd van 1S85 geen partij met den heer Donisthorpe wisselde, erken ik gaarne uwe meerdere bevoegdheid waar 't geldt een oordeel te vellen omtrent diens sterkte. Ik accepteer uwe correctie dienaangaande dan ook met genoegen. Daar 't record van 's heeren Douisthorpe's glorierijk ver leden met 't jaar 1887 afsluit, was 't mij echter niet kwalijk te nemen, dat ik zijn roem, door deze '.) jarige afwezigheid uit de schaakarena, als eenigs zins verduisterd beschouwde. Geen roem toch is meer vergankelijk dan die op schaakgebied verworven. Ten slotte geef ik u de verzekering dat niets mij meer genoegen zal verschaffen dan 't vernielden van overwinningen door u op Engelsche spelers van naam de heer Cole kan bezwaarlijk gerekend wor den daartoe behooren behaald. Indien u mijn rubrieken er op naslaat, zult u over vloedige bewijzen vinden dat 't nooit in mijne be doeling heeft gelegen u de eer to onthouden die u rechtmatig toekwam. Met verschuldigde gevoelens E. J. LOMAN.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl