Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 976
De leer Steun,
De nieuwe President van den Oranje-Vrystaat.
Kijkjes in de Amsterdamsche
Rechtzaal.
IL
VRIJGESPROKEN.
Deeelfde gaal, dezelfde rechters, hetzelfde publiek.
Met vrijen, kalmen blik treedt de aangeklaagde
de zaal binnen; los, ongedwongen, met vasten
tred stapt hjj voort tot bij de voor hém bestemde
plaats; zelf opent hij het zijdeurtje om een
oogenblik later zich neer te zetten op de houten
bank. Hoop, vertrouwen stralen uit zijn oog ;
hjj heeft een week geleden met aandacht naar
het pleidooi van zijn verdediger geluisterd ; hij
heeft gehoord hoe deze in een lange rede heeft
betoogd, dat het hem ten laste gelegde feit,
door niets, door geen enkele daadzaak was be
wezen, hoe deze de verklaringen der getuigen
heeft weten te ontzenuwen, hoe deze alle argu
menten, alle bewijzen van schuld door den strengen
officier van justitie, met het zacht goedig
uiterl\jk, op een gestapeld, n voor n heeft wederlegd.
Hij heeft gedurende diens geheele rede zijn
raadsman zitten aankyken met strak star glin
sterend oog en open mond ; hij heeft eiken zin,
elk woord opgenomen in zijn brein met hartstocht,
met wellust; hij heeft die woorden herhaald,
gemompeld in zich zelven tien ... twintig ...
honderd maal; hij heeft ze gewikt en gewogen en
h\j heeft ze waar, volkomen waar bevonden; die
woorden hebben de rechters moeten overtuigen, ze
Bullen hem moeten vrijspreken, en.... toch ....
toch als het eens niet zóó was, als ze hem nu »toch"
veroordeelden, en hij schuift onrustig heen en weer
op de houten bank, fronst de wenkbrauwen, balt
krampachtig de vuisten te zamen, terwijl zijn hart
klopt met sneller, forscher slagen maar neen,
ze kunnen, ze mogen hem niet vonnissen; 't zou
onrechtvaardig, een Hemeltergende onrechtvaar
digheid zijn,... maar als ze dan »toch" ....
Voor zijn oogen een visioen, een groote helder
witte massa de vrijspraak, die hij verwacht
en daartusschen donker zwart als stippen, de
letters t.o.c.h .... t.o.c.h, klein en groot, smal
en breed, nu eens zich wijd uitzettend, dan weer
nauw zich inkrimpend, een strijd, een afschu
welijke stryd tusschen hoop en vrees.
Zijn oogen dwalen rusteloos in hunne kassen ;
h\j kykt den president aan met snellen oogopslag,
dan weer wendt hij den blik naar de beide an
dere rechters, naar den officier van justitie, naar
den griffier. 't Is of hij zijn vonnis nu al wil
Gulzige JoMe,
(Pttck.)
Hij heeft een heele boel moois maar hoe
lang zal hij 't nog houden ?
lezen op hunne gezichten ; ze turen echter onver
schillig, gevoelloos voor zich uit.
En inmiddels leest de voorzitter ... Gezien ...
Gehoord .... Overwegende ....
Ook hij heeft ze niet gehoord die woorden.
Waarom dat alles in 's Hemelsnaam; wat
kunnen hem die overwegingen schelen. Waarom
hem niet gezegd terstond, dadelijk: vrijgespro
ken .... of....
Eindelijk dan toch, na een eeuwigheid ; «ver
klaart het hem ten laste gelegde feit noch wettig,
noch overtuigend bewezen'' een bly'de glimlach
om zijn lippen, een diepe zucht uit zijn borst
en dan weer met stemverheffing: «spreekt den
beschuldigde vrij, met bevel van onmiddellijke
invrijheidstelling", ook nu onmiddellijk gevolgd
door: »hij kan worden weggeleid".
Vrij ! vrij ! Hij had het immers geweten, zeker
geweten, hij had er geen oogenblik aan getwyfeld
en wijder plooien zich de hoeken van den mond
tot een blyden lach, en daarboven, vertrouwe
lijke, genoegelyke knipoogjes tusschen de
Lombrosotypen de uiting van solidariteit, welke
steeds tusschen misdadigers heerscht een blijde,
hartelijk elkander toeknikken tusschen de familie
leden.
Trotsch, fier het hoofd achterover werpend
wendt de vrij gelatene den blik naar de publieke
tribune.
Van alle zijden vroolijke, lachende hoofdknik
ken, ten teeken van gelukwenschingen, ook van
lieden, die hij vroeger nooit ontmoet, nooit ge
zien heeft.
Een oogenblik staat hij stil, een kort oogenblik
slechte, de veldwachter duwt hem voort tot bij
de deur, die leidt naar de onzichtbare trap; dan
een luid gestommel naar beneden en daarboven
een zacht voortschuivelen van broeders en zusters,
zich spoedend naar buiten om den
teruggekeerden te verwelkomen met stevigen, hartelijken
handdruk.
«Vrijgesproken," herhaalt hij in 't bureau van
den directeur, ietwat minder opgewonden, minder
luidruchtig.
Ook hier een koude, ijzige gevoelloosheid; ook
op diens gelaat geen zweem van deelneming, geen
enkel teeken van medevoelen in dat eenig, gren
zeloos genot.
HU grypt de enkele, door hem in de ge
vangenis verdiende guldens, onverschillig, zonder
ze na te tellen, zonder zich zelfs te vergewis
sen van de juistheid van het bedrag; hij
krabbelt gejaagd, zenuwachtig, met trillende hand
zy'n naam onder het hem voorgelegde stuk, zonder
den inhoud te lezen.
Nog even de hand aan het hoofd, ten teeken
van groet en hij verwydert zich met vluggen,
tred nog n deur, n enkele en hij is vrij,
geheel en al vrij.
Goddank eindelijk .. . eindelijk !
't Is een mistige dag; langzaam, log drijven
de wolken voorbij, de bladeren der boomen
hangen zwaar omlaag, door geen enkel koeltje
bewogen en toch ... 't is of de lucht ijler, lichter
is geworden dan hij haar ooit heeft gevoeld ; hij
ademt haar in met breed uitgezette borst, en
volle teugen 't is alles zoo helder, zoo klaar ;
vroolyk kyken ze hem aan die vensters zonder
tralies, prachtig is dat frissche groen der boomen,
dat hij in zoo'n langen, langen tijd niet heeft
gezien ; welluidend als Goddelijke muziek klinkt
hem dat schel-scherp tramgebel, dat eentoonig
paardengetrappel in de ooren ; hij hoort de dof
brommende slagen van de torenklok, het hoog
getjilp der musschen en 't is of al die klanken
hem toezingen »vrij" »vrij" »vrij"; hij aanschouwt
menschen met open gezichten, niet verborgen
achter de neerhangende lap; allen vrij, .vrij
evenals hij, en hij stapt voort, licht, vluchtig.
Daar komen zijn bloedverwanten; vooraan
zijne moeder, een oude vrouw, haastig, snel loo
pend ; ze lacht hem tegen van uit de verte; hij
lerlands droom van een dag der wrake.
(Puck.)
t&v
K
^H^
i-V \ (ÏS;?^
tóMXrt >* --^ lvl:: .'-'?-*,.«-,??-
;iV l^Wl^w'te^ ^-%x ^ *^ -v
r^^l^^,^!^ &-^ Atm£^
A*sm&
^'l'JA^/rf^Ir
CTp^v'
i'*fe^j
"~^~\£\^
Co m HM n dm t: Geallieerde troepen geeft acht! Wilt ge allen den tiran Engeland beveihten?
De troepen (donderend) : Dat willen wij !
't Gelukt hun echter niet; nog eens moet hij
terug naar het huis van bewaring: hij moet daar
het gedurende zijn preventieve gevangenschap
verdiende geld in ontvangst nemen; hij moet
nog het bewijs van zijn ontslag uit den kerker
teekenen om dan eindelijk terug te keeren in de
wereld, welke hij in zoo'n langen, langen tijd
niet heeft gezien.
Vroolijk, opgewonden stapt hij in de bruine,
lange gevangeniswagen, die voortholt tot op de
groote binnenplaats van het somber, doodsch
gebouw, met zijn tallooze getraliede vensters,
waaronder de schildwacht loopt heen en weer,
met regelmatigen tred.
Krakend, knarsend op zijn hengsels gaat de
zware ijzeren deur van den wagen open; n
enkele tprong en de vrijgelatene is reeds op de
steenen trap, de toegang tot de breeden corri
dors, met de vele zijdeuren, mat, tlauw verlicht.
Hij ontwaart een der gevangenbewaarders, een
man met zwaren baard, gefronste wenkbrauwen
en kouden, hardvochtigen oogopslag.
Straks nog haatte hij dien Cerberus, dien
dwingeland, gewoon om te bevelen en gehoor
zaamd te worden.
Menige verwensching had hij tegen hem geuit,
tal van vervloekingen tusschen zijn lippen ge
preveld; hij had zelfs gezworen, in stilte, bij zich
zelven, om, eenmaal in vrijheid gesteld, wraak te
nemen, een bloedige wraak voor de tallooze hem
aangedane vernederingen en nu .... nu in de
opwelling van zijn blij- en vroolijk-zijn, in de
extase van het zich gelukkig, zalig voelen, nu
zou hij dien man, zijn tiran, zijn demon, de hand
willen drukken, krachtig, innig hij durft echter
niet toch zal hij hem zijn zaligheid vertellen.
»Vrijgesproken," zegt hij luid, met stralend
oog, met den glimlach om de lippen.
»Zoo,!' is het kort, onverschillig brommen van
den bewaarder.
Ellendige kerel, lammeling, die niet deelneemt
in zijn innig, innig gelukkig-zijn.
HIIIIUIIIIIIIIHIIIIIII
iiiiiiiiiiMiiiiiiiiiuMiiiiiminmi i n
Vuria.
Der König" van Richard Voss.
Te Meiningen is »Der König" van Ilichard Voss
gegeven, dat vier uur lang stormachtigen bijval
heeft gevonden, het meest de vierde acte, die
het hoogtepunt is van het werk. Josef Kainz
was in de hoofdrol schitterei d. Hij werd door den
aanwezigen hertog (leorge beloond met het kruis
van de huisorde. Me j. Pospischil was eene
hartstochtelijke Moorsche, Mira. De regie was
uitstekend, wat dubbel te waardeeren was, om
dat dit werk haar zeer hooge eisclien stelt Er
zijn zes decors noodig, met een zee van buite
nissigheden, en een ongewoon groot aantal
personen, met een dichte, aan de handeling druk
deelnemende volksmenigte, en de schitte
rendste vertooning van kostumes. De handeling
valt voor in Asturie, dat in zijn laatste worste
ling is met de Sarassenen.
De held, de koning, wordt bij zijn
troonbestijging door het jubelendvolk begroet, /ijn gemoed
is vervuld van de edelste bedoelingen voor het
welzijn van zijn vaderland. Maar reeds in het
eerste uur van zijn regeering komt het noodlot
over hem. Hij verneemt, dat zijn vader, die naar
Waar Crispi fle scüoen drukt,
(Alhouette.)
holt haar tegemoet, slaat zijn armen om haren
hals en drukt haar tegen zich aan, vast, krachtig,
haar kussend op het met rimpels dooretst voor
hoofd, op de ingevallen wangen, op den tandeloozen
mond, overal waar zijn lippen slechts haar gelaat
kunnen aanraken.
En de anderen, allen hem omringend, ze steken j
hem de hand toe, met intense vreugde in de wijd
opengespalkte oogen.
Langzaam schrijden zij voort; hij in 't midden
naast z'n moeder, en hij vertelt, hij belooft hun
allen plechtig, in volle overtuiging, dat dit nooit
meer zal gebeuren, dat het ditmaal zeker de
laatste maal is geweest, en de oude vrouw, de i
oogen vol tranen, legt haar hand in zijn arm,
de woorden van haar kind geloovend, vertrouwend.
Mr. L. II. J. LAMIIKKT
Een lastig ding, zoo'n assagaai in je laars!
algemeen het zeggen is, door een ongeluk aan.
zijn einde kwam, is vermoord, en vermoord, om
dat hij over zijn volk den despoot had gespeeld
als een razende. De jonge koning llaimon wi!
dit echter niet gelooven. Hij wil tot eiken prijs
den moordenaar vinden en straffen. Reeds bij
deze eerste daad geraakt hij in lijnrechte tegen
spraak met zijn oude, beproefde raadgevers. Hij
isoleert zich meer en meer, als hij om politieke
redenen wordt gedrongen tot een huwlijk dat
hem tegenstaat, en hij ontbrandt in hartstocht
voor de mooie sarasseensche Mira. Met haar
verbergt hij zich, om zijn liefde bot te vieren.
in een ongenaakbaar lustslot; hij trekt zich
terug uit alles rondom hem, vergeet zijn
heerschersplicht, wordt strafbaar toegevend jegens
de doodvijanden van het land, de Sarassenen,
en laat lachend zijn land den ondergang tege
moet gaan. Een poging om hem tot zijn plicht
te brengen, prikkelt hem in hooge mate, en hij
doet een reeks van daden, die geen twijfel meer
laten, of de geest van een eenmaal
veelbeloovenden jongen man is geheel verduisterd, en de
caesarenwaan maakt zich van hem meester. Door
de zijnen verlaten, maakt hij, als het schuldbesef
komt, een einde aan zijn leven.
De te Bergamo verschijnende Revue Empnrium,
bevat het eerste artikel van een serie, gf-titeld
A traver so (/U Albi e Ie Cmtelle, door Vittorio
Pica, den wakkeren napolitaanschen criticus.
Naast een dertigtal zincogralische reproducties
van etsen en lithographies van Odilon Uedon,
Kops, de Groux en tfoya, heeft l'ica hoogst merk
waardige studies aan de werken dezer artiesten
gewijd, studies die getuigen van een groote kennis
en een zuiver en zakelijk beoordeelen dezer
werken.
Dit artikel opent een reeks die ook studies
bevatten zal over Japansche teekenaars als
Outamaro, Hokousaïe. a., en sommigen onzer
landgenooten, als hijs Maris, IJauer, Toorop.
In de vitrine der lïnna Preyer, Wolvenstraat.
is tentoongesteld een schilderij van Jacob Maris
getiteld «Trekvaart".
Vermoedelijk zal op 2:> Maart in haar
kunstzaal eene expositie geopend worden, omvattende
uit-hiitend werken van den kunstschilder \V. R
Tholen.
Etsen.
In de N. Rolt. Crt. lezen wij, dat de firma
Scheltema & llolkema, naar verluidt, de uitgave
voorbereidt van een werk, in het Engelscb ge
schreven, over de Nederhindsche etskunst. met
talrijke reproductien. De auteur zou de heer
Ph. Zilchen zijn.
NIEUWE UITGAVEN.
Ontvangen door de Redactie : Mrmntlschrift roor
Vercieririg*kunst, hoofdredacteur F. II. Uocrsma.
uitgave en lichtdruk van H. Kleinman & Co. te
Haarlem, kleurendruk van S. Lankhout, don Haag.
all. l, Maart en April ISilil.
KiiidermeM Bruin.
(Punch.)
>Wat een kranig ventje ! Zoo'n dapper snoesje
Laat niemand probeeren hem tegen te houder.,
zoolang zijn oude kindermeid erbij is !"