Historisch Archief 1877-1940
No. 977
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
zoo'n beetje voor de leus, en dan gauw onder
de dekens : een formeele slaapkamerscène. Lang
zaam maar zeker kleedt zy zich uit; het eene
kleedingstuk volgt met wiskundige zekerheid
het andere. Telkens meenen wy, dat het nu
toch met goed fatsoen niet verder kan, telkens
Iaat de jonge vrouw, tot aangename voldoening
onzer gespannen nieuwsgierigheid, nog weer een
rok langs haar heupen gly'den. Prettig om te
zien; wat V Zy' jkibbelt intusschen met haar
man, die zich niet uitkleedt; en voor haar, dat
is duidelijk merkbaar, is het kibbelen de hoofd
zaak. Dat uitkleeden doet zij alle dag, niet
waar ? Maar met de toeschouwers is het anders
gesteld. Die zien niet iederen dag de vrouw van
een ander zich uitkleeden dat is iets :iieuws>
iets pikante, iets bijzonder opwekkends voor ons.
En dan zoo voor het volle publiek ! Zulk durven
doet een golf van angstig genot door de zaal
gaan, men luistert nauwelijks; wat kan ons die
kibbelpartjj tusschen man en vrouw nog schelen,
als wy' een heusche jonge tooneelspeelster voor
de oogen van Jan en alleman haar kousen zien
uittrekken, en ze netjes neerleggen op de stoel
naast het bed ! Daar haalt immers niets bij !
Een gepast gevoel van dankbaarheid mag aan
Lugné-Poëniet onthouden worden. Hy' brengt
ons dan toch maar de allernieuwste snufjes van
het groote, het eenige Parus. Hoe lang' nog
zouden wy anders van zulk een »coucher d Yvette"
verstoken zyn gebleven ? Wel hebben wy gelezen
in den Figaro, dat het bed en de uitkleeupartijen
tegenwoordig een wet zijn, in het drama, zoo on
tastbaar als die van de drie eenheden vóór Victor
Hugo, maar het «Nederlandsche", dat overigens
met lofwaardige activieteit ons op de beste
Fransche nieuwigheden vergast. Woensdag 1.1.
byv. première van Vriend hntz, en Dvkter Ktaus
is naar ik hoor in studie loopt nog met den
ballast van al te strenge zedelijkheidsbegrippen
zoodat zelfs in het Spookhuis ons veel van het
ons eerly'k toekomende wordt onthouden. Maar
Lngnéis de groote rechtvaardige. Hij kent zijn
volkje. Hij weet wat goed voor ons is, waarnaar
wij verlangen met het sterke verlangen onzer
ziel. En hij komt het ons brengen : een bed en
een vrouw die zich uitkleedt. De heer Lugn
vergunne mij, dat ik aan zijne voeten neerleg de
dankbare hulde van een publiek, dat gretig is
naar alle nieuwigheden van het eenige, het
ongekend-pikante Parijs.
***
Het is niet precies, wat sommige droomers van
hem verwacht hebben, wat hij ons nu brengt,
Lugné. Zij hebben verwacht, en niet zoo geheel
zonder reden ; als ik maar, om niet te ver terug
te gaan, aan zijn conférence van het vorig seizoen
mag herinneren, een nieuw opleven van het drama.
Niet meer de burgerlijk-moraliseerende comédie,
noch de gedramatiseerde fragmenten van realisti
sche romans, geen »brokjes" werkelijkheid van
de dagelijksche dingen rondom ons, maar
degeheele ideëele werkelijkheid, de verzinnelijking van
de groote, heel het bestaan rakende levensemoties.
lllltlllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIMHIII
iiiiiiuitiiiiiiiiiiiiimiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Het eindje touw.
Naar het Fmnsch,
van Guv UE MAI'TASSANT.
Langs alle wegen die op Goderville toe
liepen zag men landlieden en hunne vrouwen
naar het stadje komen, want het was markt
dag. De mannen gingen met langzame
schreden, het lichaam voortsehokkende bij
elke beweging van hunne lange gekromde
beenen, misvormd door hard werken, door
het hangen op den ploeg, een beweging die
tegelijk den linkerschouder opheft en het
lijf schrap zet, door het maaien van het
koren, dat de knieën wijd uitzet om een
vaste houding aan te nemen, in het kort door
de velerlei moeielijke langzame bezigheden
op 't land.
Hun stijfgesteven blauwe kielen, glimmend
als gevernist, aan den hals en aan de pol
sen met een wit kantje versierd, bobbelden
om hunne knokige lichamen als een ballon
die gereed is om te worden opgelaten en
waaruit een hoofd, twee armen en twee
beenen staken.
Eenigen trokken aan een touw een koe
of een kalf voort, die van achteren door
de vrouwen met een nog bebladcrden tak
in de flanken gezweept werden om ze tot
meerderen spoed aantezetten. Zij droegen
groote manden aan den arm, waaruit hier
de koppen van kippen, daar die van eenden
staken, ze liepen met korter en levendiger
stap dan hunne mannen. Om het stijve
rechte bovenlijf was een kleine omslagdoek
geslagen, die op den dorren boezem was
vastgespeld.
Het hoofd was door een witte linnen doek
bedekt, die stijf over het haar gebonden
was; daarover heen een muts.
Nu en dan passeerde een wagen, hortend
Brocéliande mag er misschien aanspraak op
maken, die verwachting voor een deel te bevre- i
digen. Ik mag daarover geen stellige meening
uitspreken. Het werk in zijn geheel is niet
tot mij gekomen; maar het verzenzeggen van i
Mlle Desprès en den heer Lugné-Poëgeeft in ,
ieder geval een stemming van weelde, die voor
groote en blijvende indrukken ontvankelijk maakt, i
Doch nu wordt ons met tromgeroffel verkondigd, ;
dat wy' ook Le Pardon van Jules Lemaitre als j
een werk van belang hebben te beschouwen.
Denk eens aan, de schrijver heeft de welwil
lendheid gehad, aan »L'Oeuvre" alleen het
opvoeringsrecht voor Holland te gunnen en de
generale repetitie is bijzonder in zijn smaak ge
vallen ! Maar wat is Le Pardon anders, dan
juist zulk een »brokje" werkelijkheid, een drama
dat wy bij gebreke van iets werkelijk goeds gaan
zien, gelijk men, bij afwezigheid van den dokter,
zijn toevlucht neemt tot den medicijnmenger,
omdat deze zooveel recepten onder zijn oogen
heeft gehad ! Daar zijn twee menschen, die,
gehuwd, elkander beurtelings bedriegen, en ver
giffenis schenken. Er ligt iets sterk aanioenlijks
in de verandering van het samenleven dezer twee,
het verdwijnen van hunne de gangbare
idealen van fatsoen, deugd, trouw, eer, tot het
probeeren om dan in godsnaam zijn ideaal maar
in overeenstemming te brengen met de praktijk
van eigen leven. Het geval is actueel, en de
levende voorbeelden ervan liggen niet ver af.
Maar de heer Lemaitre is geen dramaturg.
Hij heeft de verschillende emoties beredeneerd,
die bij zijn geval zouden kunnen voorkomen, en
de overdenkingen waartoe het aanleiding geeft
en die zoo goed en zoo kwaad het ging, tot een
schouwspel gerangschikt. Hij gebruikt daarbij
recepten van eerbiedwaardigt-n eenvoud en ouder
dom. Na de eerste verzoening, als Georges tot
Susanne heeft gezegd :
»Et maintenant, essayons de vivre!'1
komt er een lang. gedwongen stilzwijgen, en dan
het koude hortende gesprek, dat de schrijver ge
meend heeft te moeten laten volgen. »Ta mère
va bien ?" Pas trop." Wel zeker, dat kun-je
zoo hebben, als je een gesprek van hevige ge
moedsbewegingen bebt afgebroken, dat het dan
niet dadelijk vlot, over wat anders te beginnen;
maar dit is een uiterlijkheid. Wij willen de ver
andering van het gevoels- en gedachtenleven
dezer twee menschen tastbaar voor ons hebben,
en aan dat verlangen wordt niet voldaan. De
moreele waardeering van Suza1 ne en Georges
wordt een andere. Dit is de zaak die wij moe
ten verzinnelijkt zien, zal niet al de overige
arbeid zich als maakwerk en truc aan ons voor
doen.
Het staat den schrijver van een geval als dit
zeker vrij, het navrante tooneel van Georges'
nieuwsgierigheid naar de bijzonderheden van
Suzanne's avontuur in zijn drama te verwerken.
En onbetwistbaar is het dat Georges in dit
oogenblik Suzanne hevig laat lijden. Maar in datzelfde
oogenblik Suzanne te laten zeggen, dat zij nu
MlllllllllllllllllllllllllltlltlltlUIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIItlllllllllllllttllllllllH
en stootend door een hit voortgetrokken. De
mannen, die er in zaten, schudden de licha
men op zonderlinge wijze, terwijl de vrouw
achterin het voertuig zich aan den kant
vastklampte, om de harde schokken te
breken.
Op het marktplein van Goderville was het
vol; een krioelen van mensehen en die
ren. De horens van (ie runderen, de hooge
ruige hoeden van de rijke boeren en de mut
sen der boerinnen dreven als 't ware aan
de oppervlakte van de massa. De schel en
schril schreeuwende stemmen vormden een
gestadig wild rumoer, dat nu en dan over
stemd werd door een uitbarsting van uitbun
dige vroolijkheid, voortgebracht door een
breedgeschouderden boer of door het langge
rekt geloei van een koe, die aan den muur i
van een huis was vastgebonden. i
Dat alles riekte naar den stal, de melk
en den mest, het hooi en het zweet en gaf ,
die akelige zure mensehelijke en dierlijke i
lucht af, die aan landlieden eigen is. j
Baas Hauchecorne van Bréautéwas juist
in Goderville aangekomen en hij richtte zijn <
schreden naar de markt, toen hij op den
grond een eindje touw zag liggen. Als een i
zuinige Xormandier van den echten stempel, '
vond hij dat alles wat gebruikt, kon worden,
de moeite van het oprapen waard was en
hij bukte pijnlijk, want hij leed aan rhumatiek.
Hij nam het dunne touwtje van den grond
en wilde het juist netjes oprollen, toen hij
meesier Malandain, den zadelmaker, gewaar
werd, die op den drempel van zijn woning
stond en naar hem keek; ze hadden vroeger ,
eens wat met elkaür gehad, naar aanleiding
van een halster, en ze waren sinds kwaad j
gebleven, daar ze beiden haatdragend waren. ;
Hauchecorne, zich aldus door zijn vijand
bespied ziende bij liet oprapen van een eindje
touw uit het slijk, gevoelde zich door een soort
van schaamte aangegrepen. Hij verborg zijn |
vondst haastig onder zijn kiel, daarna in j
zijn broekzak, deed vervolgens alsof hij i
nog iets op den grond zocht, dat hij niet
vinden kon en sloeg toen den weg naar de
markt in, het hoofd naar voren, het lichaam
gebogen door de pijnen.
ook een zeker recht van spreken tegenover hem
heeft, door de smart die hij haar aandoet, dat
is een grof heid, die bij een rein uit de verbeel
ding opgebloeid drama niet zou voorkomen.
Veel dingen heeft Lemaitre scherp gezien en
onthouden, en waar hy' die te pas brengt, is ook
wel het sentiment van het oogenblik. Maar het
sentiment van het dramatisch gegeven ontbreekt.
Waar dit nu zoo is, zou het daar niet beter zijn
geweest, indien LugnéPoe en zijn dames niet
telkens hadden getracht, te spelen a la symbole 'l
Want daardoor wordt voortdurend de verwachting
gewekt, die toch moet worden teleurgesteld, dat
door het geheele stuk n adem van poëzie gaat,
zij die niet overal even merkbaar.
Van Ilafoël, van Romein Ooolus had ik een
vage verwachting, dat het meer dan een der an
dere werken zou passen in Lugné's oorspronke
lijk program. Ik had toch gelezen met welke
woorden deze auteur door Lugnéaan het publiek
was voorgesteld:
»Ce soir, ou dans six mois, on reconnaitra que
Romain Coolus est de dramaturge attendu,
désiré, appelé, celui dont l'absence nous faisait
prendre pour vrais crivains de théatre de sim
ples dialogueurs, spirituels a leurs bons jours "
en meende de gevolgtrekking te rnogen maken, dat
Coolus zou behooren tot de groep schrijvers, wier
streven door den naam Maeterlinck het best wordt
aangeduid. Het bleek dat Coolus als schrijver van
den dialoog een merkwaardig robust heer is, en
van geestigheid heeft hij een meer dan gewoon
deel ontvangen. Maar »le dramaturge attendu,
désiré, appelé"? Rafaël is de jonge man, die een
vreedzaam ménage a trois verstoort. Daniël, de
echtgenoot, ziet dat met smart. Hij doet alles
wat hij kan, om den vriend, die voor Rafaël den i
bons heeft gekregen, weer terug te halen in de \
oude verhouding. Hij blijkt ten slotte een j
vrij onschadelijk, en niet van aangename j
eigenschappen verstoken man te zijn. Maar
in den beginne, als gij hem zoo vreedzaam
zaagt berusten in de intimiteit van zijn vrouw
on zijn vriend, komen er allerlei booze vermoedens
in u op van een perversiteit, die nog aan het
licht zal worden gebracht. Noch van hem, noch
van den huisvriend heb ik daardoor een zuiver j
beeld gekregen, en veel meer dan het hier
neergeschrevene kan ik over het werk dus niet zeggen. '
Maar wel mag ik mededeelen, dat de avond van :
Jinfacl en Le Peur des Coup\ in veel opzichten
beter heeft voldaan dan die van Dinsdag. Beide i
stukken zijn vol kostelijk amusement, en de uit- !
voering was zorgvuldig. Had Luunémaar niet l
zichzelf zoo vaak aangekondigd als de man van
het «Merbeste
z. z. z.
III lllllIlHltlimnilllMllllimilIIIIU i
inziet in de Hoofdstad.
Het concertgebouw heeft liet eeuige weken zonder
buiteulandsche solisten gedaan, en waarlijk ! het
Weldra was hij verdwenen tusschen de
schreeuwende, y.ich traag bewegende menigte,
opgewonden door het niet eindigende loven
en bieden. De boeren belastten de koeien,
gingen heen, kwamen terug, besluiteloos en
altijd bevreesd om beetgenomen te worden.
Terwijl zij maar niet tot een besluit kon
den komen, bespiedden zij het oog van den
verkooper, aanhoudend zoekende naar de list
van den man en de fout van liet beest.
De vrouwen hadden de manden aan hunne
voeten neergezet en er het gevogelte uitge
haald, dat aan de pooten vastgebonden ne
derlag met verschrikte oogeu en purperroode
kammen.
Zij lieten de klanten bieden en bleven
vast op hunne prijzen, met iets droogs in
hun wezen en een eften gelaat, om eensklaps,
als zij het bod aannamen, den klant die
zich langzaam verwijderde, toe te roepen:
vooruit, meester Anthime, je kunt 'm krijgen.
Ongemerkt dunde de menigte op het markt
plein en toen het Anyelnx den middag in
luidde, verspreidden zij, die te ver af woon
den zicli in de herbergen.
De groote zaal bij Jourdain was vol met
bezoekers en de uitgestrekte binnenplaats
gevuld met voertuigen van allerlei aard :
karretjes, eenpaanls-rijtuigen, huifkarren,
tilburies, wagens die men geen naam kon geven,
geel van het slijk, misvormd en opgelapt ;
het lemoen als twee armen ten hemel gehe
ven of' wel met den neus op den grond en
het achterste gedeelte in de lucht.
In de nabijheid van de gasten, die zich
aan tafel geschaard hadden, was de reus
achtige schoorsteen vol heldere vlammen, die
een hevige hitte afstraalden tegen de rij rug
gen aan den rechterkant gezeten. Drie
braadspitten beladen met kippen, duiven en scha
penbouten, wentelden rond en de aangename
geur die zich uit den haard verspreidde, van
gebraden vleesch en jus, die van de bruin ge
braden korst druppelde, verlevendigde de
gesprekken en deed de monden watertanden.
De geheele aristocratie van den ploeg at
daar bij Jourdain, herbergier en
paardenkoopman, een slimme vogel, die er warmpjes
in zat.
is nu en dan gebleken dat die concerten leden
beginnen te lokken die vroeger dachten : Ben con
cert, zouder solisten, 't is om bij in slaap te vallen.
Zoo'n heele symphouie? 't is om van te rillen!
Wanneer ik het belangrijkste van de laatste
weken naga kan ik vermelden dat de Symphonie van
Tschaikowsky, het werk dat onder leiding van den
russischeii musicus Safonoff voor het eerst ten
onzent werd uitgevoerd in de Ned. Opera, nu onder
leiding van den heer Mengelberg eeue zeer sclioone
wedergave genoot. Den minder gelukkigen aan
vang er buiten gelaten, heb ik die deze symphonie
voor liet eerst hoorde er geheel iu mede geleefd,
en zooiets is niet mogelijk zonder eene uitvoering
van de zijde van de medewerkenden die de schoon
heden en den inhoud ons op heldere, volkomen
wijze opeii baart.
Niet kunnende beoordeelen of de uitvoering onder
leiding van den In-er Safouoff beter was, verheug
ik er mij over zulk eene schoone vertolking in
liet, concertgebouw tn hebben bijgewoond.
Z'io was liet ook in den avond toen He drie kleinere
orkestwerken : Der r/efexsulte Prometlieux, ouverture
van Gold mark, Phtii'tnn van iSaiut-Saëns en
Ffancexi'ii f/i Rimini van Hazzini werden uitgevoerd,
/,eer interessant. Niet omdat ik zoo dweep met
Goldmark's geboeiden Prometheus, want dit werk
heeft mij maar matig kunnen boeien, ondanks het
uiterlijk vertoon waarmede deze componist ons
alles biedt wat hij te geven heeft.
Want Goldmark hecht veel aau het uiterlijk
gewaad van zijne geesteskinderen, en wanneer dan
de inhoud eens zoek is, welnu ! dan merkt men
dit. zoo gauw niet op. Goldmark is een gewichtig
prater die ook de onbeduidendste dingen met veel
aplomb zegt.
Ik heb in vroeger jaren eeu kapitein bij de
infanterie gekend die een stem bezat zoo forsch
dat, men er geregeld bang van werd. En toch was
hij de goedigste man van de wereld. Doch wanneer
hij u met zijne imposant, stem vertelde dat hij
's middags zulke heerlijke dopcrwtjes gegeten liael,
dan voer n een rilling door de leden. Ik kun nooit
imuiek van Goldmarek hooren of ik denk aan de
st< m van den kapitein. Het meer interessante werk
van Baziini heb ik weer met veel belangstelling
sri-hoord en ik hoop zeer dat de Sy«/j>/i<init' van
Ts-c'iaikowsky en dit werk op het programma zullen
blijven.
Tevens vermeld ik nog dat, ik onlünp-'den fluitist
van dit orkest, den heer Demont op voortreffelijke
wijze eeue suite van Jïenj. Godard, voor lluit-solo
en orkest Hoorde voordiagen.
Deze virtuoos bezit eene merkwaardige zeker
heid en draagt met veel smaak voor.
Hoe veel men ook voor liefdadigheid moet ge
voelen, kan een verslaggever soms deerlijk in de
war zitten met diezelfde lief- of weldadigheid.
Men vergeet maar zelden hem voor zulke con
certen een uituoodisjiug te zenden en dwingt hem
daardoor de talenten (of 'wat daarvoor gehouden
wordt) van de liefdadige medewerkers aau een kri
tisch onderzoek te onderwerpen. Lezer ! begrijpt
si ij den strijd tusscheu zijne plicht als recensent
en zijn, o zoo gevoelig, hart?
Voor een weldadig doel werkten mevr.
Mossel Heliiifante, de lieer J. Mossel, eeue zan
geres Milt; Van Doothing en een zestiental zan
gers: de zangersclub der XVI genoemd, mede om
dit doel te helpen bereiken.
Ik geloof een compromis tusschen mijn verstand en
mijn hart te kuiuieu sluiten wanneer ik alleen
over de beide eerstgenoemde solisten als criticus
UIIII1IIIIIIIIIIIU1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
IIMIIIIIflIlllllllflIIIMIIIIIIIIII
De borden kwamen eu werden geledigl
evenals de kannen met gele cider. Een ieder
vertelde van zijn zaken en van zijn in- en
verkoopen. Men won berichten in omtrent
den oogst. Voor het gras was het weer
goed, maar voor het graan kon hot, beter.
Eensklaps hoorde men op de binnenplaats
voor het huis eeii roffel slaan. Allen stonden
dadelijk van hunne zitplaatsen op, met uit
zondering van een paar onversetiilligen en
liepen naar de deur en de vensters niet den
mond nog vol en het servet in de hand.
Er wordt aan de inwoners van
Goderville eu aan alle personen op de markt
aanwezig bekend gemaakt, dat er heden
morgen is verloren geraakt op den weg van
Beuzeville, tusschen negen en tien uur een
portefeuille van zwart leder inhoudende vijf
honderd francs benevens eenige papieren.
De eerlijke vinder wordt verzocht dezelve
oogenblikkelijk terug te bezorgen op het
raadhuis of bij baas Fortune Houlbrèque te
Manneville, zullende een belooning genieten
van twintig francs.
Daarop ging de man heen. Xog eenmaal
hoorde men in de verte de doffe slagen van
den roffel en zwak de stem van den om
roeper.
Dadelijk werd deze gebeurtenis besproken
en de kansen overwogen die meester
Houlbrèijue had om zijn portefeuille al of niet
terug te krijgen.
liet middagmaal was geëindigd en men
was aan de koffie, toen een brigadier van
de gendarmerie op den drempel verscheen
en naar baas llauchecorne van Bréaut
vroeg. Deze, aan het andere einde van de
tafel gezeten, antwoordde: Hier ben ik!"
Daarop richtte de brigadier zich tot hem
met de woorden:
»WiI je dan zoo goed wezen mij naar het
raadhuis te volgen. De burgemeester wil je
spreken."
De boer, verwonderd en ongerust, ledigde
in n teug zijn glas, stond op on nog meer
gebogen dan straks, de eerste schreden waren
bijzonder moeielijk, strompelde hij naar den
uitgang en herhaalde: »Hier ben ik, hier
ben ik!"