Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 977
mijn oordeel zeg en de andere medewerkenden (waar
onder er waren die van de natuur mooie stemmen
hadden gekregen) warme hulde breng voor hun
mensclilievend hart.
De heer en mevrouw Mossel zijn zeer goede
bekenden. Mevrouw Mossel is eene pianiste die
zeeds vaak gelegenheid had hare groote gaven ten
toon te spreiden. De wijze waarop zij Andante
Spianato et Polonaise van Chopin ten gehoore bracht
getuigde dat virtuoze en artiste in n persoon
vereenigd kunnen zijn. Als noviteit speelde deze dame
twee kleine nummers van G. A. Heinze: Bange
Hoop en Vervulde Hoop. Ik ben zeer ingenomen
met deze werkjes van den wel vergrijsden, doch
altijd nog jongen en zoo levenslustigen 76-iarigen
componist. Zij leggen getuigenis af dat Heinze
met zijn tijd medegaat. In een kleinere zaal
zulJen deze stukjes nog beter tot hun recht komen,
lij zijn daar meer geschikt voor, doch de wijze
waarop mevr. Mossel ze vertolkte was er op be
rekend ze in het beste licht te stellen.
Naar ik verneem zullen deze nieuwe stukjes in
et begin van het volgende jaar in het licht
verh hijnen en wel in den Ned. Muziekkalenker.
»cOnze solo-cellist van het Concertgebouw gaf
in Kol Nidrei van Max Bruch weer een schoon
staaltje van zijn meesterschap als solist en kun
stenaar.
Ik hoorde slechts de eerste afdeeling van dit
concert, die bijna twee volle uren duurde.
* *
De Ned. Opera heeft na Tannhaitscr meest
reprises gegeven, doch voor een paar weken is
Weber's Freischütz opgevoerd.
Ik ben een dezer opvoeringen gaan hooren omdat
het waardeering verdient, dat men zich nu meer
tot het Duitsche repertoire gaat wenden.
Freischütz, dat schoone werk van echten stempel,
zoo waar, zoo sober, zoo duitsch, trok mij zeer
aan. Ik had nog steeds de levendige herinnering
aan de genotvolle avonden, wanneer ik vroeger
dit werk hoorde, en hoewel het te voorzien was,
dat de Nederlandsche tekst den indruk niet zou
verhoogen, verlangde ik er toch naar die frissche,
natuurlijke muziek -veer te hooren.
En nu de indruk ? Medegevallen is die niet,
doch man wordt ouder en critischer. Ik dring
daarom mijne vroegere herinneringen op zijde en
bespreek deze opvoering als eene premiere.
Zeer te prijzen waren mevr. Engelen als Agathe
en de heer Dons als Caspef. Voor het eerst heb
ik thans in dezen laatst.en meer gezien dan iemand
met schoone stemmiddelen en veel dispositie als
tooneelspeler.
Er was iets artistieks in zijne vertolking, hij
heeft het karakter juist begrepen.
Dat was voor mij eene heuchelijke ontdekking,
want de traditioneele rollen die hij meest te ver
tolken had, zijn in dit opzicht te weinig ontwik
kelend. Men weet precies hoe men staan, loopen
of kijken moet. Doch ook aan de ontwikkeling
zijner stem heeft de heer Dons gearbeid. Bravo !
Mevr. Tbijssen-Bremerkamp zingt hare partij
(Aennchen) zeer correct en in het verbaal in de
derde acte was zij, ook wat karakter van voordracht
betreft, zeer gelukkig, doch in de tweede acte
wist zij den rechten toon niet te vinden, daar deed
zij te gewichtig, te weinig schalksch en kinderlijk.
Verder treed ik niet te zeer in bizonderheden.
De opvoering was vrij correct (uitgezonderd het
groote trio in de tweede acte en de flnale van de
derde acte, die heel ongelukkig was), doch alles
klonk zoo gewoon, het cachet ontbrak er aan.
De zanger die Max vertolkte, was bovendien,
als zanger en speler ver beneden den eisch. Als
totaal indruk scheen het mij alsof men deze
opvoeEn hij volgde den brigadier.
De burgemeester, in een fauteuil gezeten,
wachtte hem. Het was de notaris van de
plaats, een groote strenge man, die van
deftige volzinnen hield.
Baas Hauchecorne, zeide hij, men heeft
u dezen morgen op den weg van Beuzeville
de portefeuille op zien rapen die door baas
Houlbrèque van Manneville verloren is.
De verbaasde landman zag den burge
meester aan, reeds verschrikt door de ver
denking die op hem rustte, zonder dat hij
begreep waarom.
Maar . . . maar . . . heb ik die por
tefeuille opgeraapt?
Ja, gij.
Op mijn eerewoord, ik heb er zelfs
niets van geweten.
Men heeft u gezien.
Men heeft mij gezien, maar . . . wie
heeft mij dan gezien?
Meester Malandain, de zadelmaker.
Toen herinnerde de oude zich een en an
der en begreep. Rood van toorn riep hij ui t:
Zoo, heeft-i me gezien, die kinkel. Hij
Keeft me dit touwtje op zien rapen. Kijk,
meneer de burgemeester.
En diep in zijn zak tastende, haalde hij
er het eindje touw uit.
Maar de burgemeester schudde ongeloovig
het hoofd.
- Ge zult mij toch niet wijs willen maken
baas Hauchecorne, dat meester Malandain,
die een geloofwaardig man is, dat touwtje
heeft aangezien voor een portefeuille.
Woedend hief de boer de hand op, spuwde
ter zijde om zich op zijn eer te kunnen be
roepen.
't Is toch de waarheid voor God, de
zuivere waarheid, meneer de burgemeester.
Ik houd 't vol, bij m'n ziel en m'n zaligheid.
De burgemeester ging voort:
ST[?Na het voorwerp opgeraapt te hebben,
hebt ge zelfs nog eenigen tijd in den modder
gezocht of er geen geld uitgevallen was.
De oude man stikte bijna van veront
waardiging en van angst.
Je zou zeggen! ... je zou zeggen . .
wat 'n leugens om een eerlijk man te be
ringen niet zoo erg mederekende. Het was dan ook
geen werk van de grrrroote Operrra!! Doch Weber
verdient dunkt mij, wel wat meer artistieke ver
tolking dan hier uit vele gedeelten bleek.
Aan de decors was veel zorg besteed, de
Wolfschlucht gaf veel verdienstelijks. Waarom Agathe
hare Gavatine geknield op een bidstoel zingt, is mij
niet duidelijk. Het is geen gebed, maar eene uiting
van hoopvol vertrouwen op de bescherming des
hemels.
Al is het ook geen nieuwe, toch is eindelijk
eene Ned. Opera voor het voetlicht gebracht
en wel Leiden ontzet van den volijverigen directeur
C. van der Linden. Tot mijn leedwezen kon ik de
eerste uitvoering niet bijwonen. Ik heb dit werk
vroeger uitvoerig en gunstig besproken en verheug
er mij zeer over dat het weer ter opvoering is
gekozen. Doch dit ontslaat den Raad van Beheer
niet van de plicht ook de nieuwe werken, die hij
zelf heeft aangekondigd, te geven.
Wanneer deze reprise alleerr gekozen is om tot ons
die van een Nederlandsche Opera ook Neder
landsche werken hebben gevraagd te kunnen
zeggen: Nu hebt ge niets meer te klagen, want
nu hebben wij een Ned. werk gegeven, dan moeten
wij ons wel dankbaar doch zeer onvoldaan verkla
ren en moet de hoop uitgesproken worden de werken
van vreemden bodem spoedig in de oorspronkelijke
taal te zullen hooren want. de vertaling van Freischütz
was alweder niet geschikt tot een indruk mede
te werken zooals men van eene opvoering in de
Duitsche taal verkrijgt.
Men zij echt-nationaal of geve die illussie op.
Zooals het nu gaat wordt het woord nationaal
bittere ironie.
Doch ik vertrouw dat wij dit seizoen nog meer
Ned. werken zullen hooren. In dit geval heb ik
nog niets gezegd.
Ditmaal was in het Concertgebouw weer eens
een solistenconcert waarin Mevr. Uttka
Finkenstein (zang) en de heer Ernst Consolo (piano) zich
deden hooren. Na eene kernachtige vertolking- va»
de ouverture: Anacreon van Cherubini door het
orchest bracht de zangeres llecitalief en Aria uit
Rinaldo vau Haendel en de pianist liet concert van
Grieg ten gehoore.
Over de zangeres moet het oordeel niet gunstig
luiden. Deze overbekende aria werd niet altijd
zuiver en in een zonderling tempo ten gehoore
gebracht. De zangeres richtte haar tempo in naar
de vrij ongeregelde ademhaling, waardoor het bijna
ondoenlijk werd haar goed te begeleiden. De
pianist daarentegen toonde een kunstenaar te zijn.
Hoewel ik soms gaarne wat weeker aanslag had
gehoord, heeft de vertolking mij ten zeerste vol
daan. Sprekende rhythmiek, warmte eu kleur,
volkomen beheersching in techniek en voordracht
waren in zijn spel te genieten. Zou het niet beter
zijn dat de leden van het orkest bij het opkomen
van een solist zich onthielden aan het publiek
reeds te toor.en of zij een solist goed of slecht
vinden? Dat was op dit concert wel wat al te
duidelijk merkbaar ! VAN MILLIGEN.
P.S. De heer Pauwels, de zoo populaire eerste
tenor aan de Ned. Opera gaf zijn Feestavond waarin
hij als Tannhauser van zijne vele vrienden en ver
eerders talrijke blijken vau hulde ontving.
Hij verdient die ten zeerste. Altijd trouw opf,
zijn post (iets wat bij helden-tenoren wel bij
zondere vermelding verdient) altijd even wakker
en vol vuur voor zijne partijen, die hij met zoo
veel overtuiging vertolkt en waarin hij steeds blijk
geeft geen inspanning te ontzien om ze op waar
dige wijze weer te geven is de Ned. Opera aan hem
zeer veel verplicht. Op zulke avonden is er
geIllllllllllllllllllllllllimillllllllllllllllllllll
legenheid te toonen hoezeer men dit apprecieert.
Het zeer talrijke publiek deed dit weer op
enthousiastische wijze. Wat zijne vertolking betreft ver
wijs ik naar het vroeger door mij geschrevene.
Manuel Garcia.
Manuel Garcia, de zangonderwijzer van Jenny
Lind, wordt den 17den Maart 92 jaar. H(j is
nog zoo kras, dat hij, hoewel na een veertigjarige
ambtsbediening voornemens zijn betrekking van
leeraar aan de koninklijke aka iemie voor muziek
neer te leggen, zijn privaitlessen wil aanhouden.
Sedert kort moet de oude heer met veel lust
wiskunde studeeren. Garcia heeft een dochter
van 19 jaar.
Expositie van het tooneel en muziek
te Parys.
Den 25en Juli zal in het Palais de l'Industrie
eene tentoonstelling worden geopend. Het pro
gramma dat veel leerzaams en veel onderhoudends
bevat is samengesteld door de Secretaire-général
Lartigue en omvat vijf afdeelingen, n.l.: eene
documentaire, eene rétrospective, eene statistische,
eene afdeeling gewijd aan het onderwys en eene
buitenlandsche. Bovendien worden vele attracties
en artistieke uitvoeringen beloofd.
Men zal er vinden allerlei bijzonderheden over
het Grieksche en Romeinsche tooneel met pano
rama's van de bewaard gebleven schouwplaatsen,
o. a. van het theater te Orange. Over de voor
stellingen in de middeneeuwen zooals : les fêtes
des fous, les Soties, les Esrholiers, les farces de
la Basoche, lea théatres de la foire, les facities
de Tabarinet de Mondor en ook over het tooneel van
dezen tijd zal veel te vinden zyn. Zelfs het theater
der toekomst met zijne decors waarbij de
electriciteit een hoofdrol speelt, zal ons daar geopen
baard worden. Het middengedeelte van het gebouw
zal het Théfitre d'Orange bevatten en op de eerste
tage komt een concertzaal voor 500 personen.
Barda van Léon Gastinel. Deze opéra in vier
bedrijven is te Nice met veel succes opgevoerd.
Het stuk speelt in Engeland in de 9e eeuw ge
durende den inval van de Scandinavieërs.
Deze muziek wordt geprezen en zal dus wel
beter zijn dan de muziek van het ballet: Le
Ilêve van denzelfden componist vroeger in de
Opéra te Parijs opgevoerd.
Gastinel die den Prix de Kome vroeger heeft
behaald is reeds tamelijk bejaard.
O r fee van Gluck te Parijs.
De opvoering van dit werk heeft in de Op
racomique plaats gehad. Door do serieuse pers is
dit feit met hooge ingenomenheid begroet. Wel
loopen de beoordeelingen zeer uiteen, doch alle
waardeeren de opvoeringen zeer.
In enkele bladen heeft men den orkestdirecteur
Danbéverweten onjuiste tem pi te hebben geko
zen. Dit kan zijn, doch Danbéis iemand die
ernstige studies heefr gemaakt van Gluck's wer
ken. De bewerking van mej. Pelletan en
Saintaëns heeft hij vergeleken met de oorspronkelijke
p'artities en bovendien heeft hij van jongs af aan
in de Duitsche toonwerken gestudeerd. Op zijn
17e jaar was hij Ie violist bij Pasdeloup en
later gedurende 20 jaar aanvoerder van de Ie
violen in het Gonservatoire-orkest. Ook kent
hij alle vioolsonaten van Beethoven en van Mozart
uit het hoofd. Hij heeft dus wel het recht eene
opinie omtrent tempi en opvatting te hebben,
kladden! Je zou zeggen! . . .
Hij had mooi praten, men geloofde hem
niet. Hij werd geconfronteerd met meester
Malandain die zijn verklaring herhaalde en
er bij bleef.
Wel een uur lang stonden ze elkander te
beleedigen. Op zijn verzoek werd nu baas
Hauchecorde gefouilleerd. Er werd niets
bij hem gevonden.
Ten einde raad liet de burgemeester hem
gaan, na hsm te hebben medegedeeld, dat
hij de rechtbank van het geval in kennis
zou stellen en de instructie zou afwachten.
Intusschen had het nieuwtje zich ver
spreid. Bij den uitgang van het raadhuis
werd de oude omringd en ondervraagd met
een ernstige of ook wel spottende nieuws
gierigheid, waaronder echter volstrekt geen
verontwaardiging gemengd was. Hij begon
nu de geschiedenis van het touwtje te ver
tellen. Maar men geloofde hem niet; men
lachte.
Hij ging heen, werd door allen staande
gehouden of hield kennissen staande, zonder
ophouden zijn verhaal en zijn protest weer
beginnende en haalde daarbij zijn zakken
uit om te bewijzen dat hij niets had. Men
liet hem staan en voegde hem toe:
Och, loop heen, ouwe rot!
Hij maakte zich boos en werd verbitterd.
Koortsachtig opgewonden en wanhopig om
dat hij niet geloofd werd. Niet wetende
wat te doen, verhaalde hij maar steeds zijn
geschiedenis.
De avond begon te vallen en hij moest
vertrekken. Met drie buurlieden ging hij
op weg. Hij wees ze de plaats aan, waar
hij het touwtje had opgeraapt en den ge- j
heelen weg langs sprak hij van zijn avontuur.
's Avonds ging hij het dorp rond om het
iedereen te vertellen. Hij sprak slechts tot
ongeloovigen.
Hij was er den geheelen nacht ziek van.
's Namiddags van den volgenden dag
bracht Marius Paumelle, boerenknecht bij
baas Breton, landbouwer te Ymauville, de
portefeuille met haar inhoud aan meester
Houlbrèque van Manneville terug.
Deze man verhaalde dat hij het voorwerp
flimilllllllllllMllllllllllllllllimilinilllllllllltimtlllllllllllllllllllllimiflIIIIU
op den weg gevonden had, doch niet kun
nende lezen, had hij het mede naar huis
genomen en aan zijn baas gegeven.
Het nieuws was aldra in den omtrek ver
spreid en baas Hauchecorne werd er van
onderricht. Aanstonds deed hij de ronde
en begon de geschiedenis te vertellen thans
met de ontkiiooping er bij. Hij was er
trotsch op.
Wat me akelig maakte, zeide hij, dat
was niet zoozeer de zaak zelf, als wel het
liegen. Er is niets wat iemand zoo bena
deelt als te worden verdacht van zich met
leugens op te houden.
Hij sprak den geheelen dag over zijn
avontuur. Hij vertelde het op de wegen
aan de lieden die voorbij gingen, in de her
bergen aan hen die zaten te drinken en den
volgenden dag bij het uitgaan van de kerk.
Hij hield onbekenden staande om het hun
te zeggen. Thans was hij gerust. Toch
was er iets dat hem hinderde, zonder dat
hij zeker was wat het was. Men glimlachte
terwijl men hem aanhoorde; men scheen niet
overtuigd te wezen. Het was als gevoelde
hij dat er achter zijn rug praatjes werden
gemaakt.
De volgende week Maandag, ging hij naar
de markt van Goderville, alleen gedreven
door de zucht om over het geval te spreken.
Malandain, in de deur staande, begon te
lachen toen hij voorbijkwam. Waarom ?
Hij sprak een boer aan van Criquetot,
die hem niet uit liet spreken, hem een por
tegen den buik gaf en hem in het gezicht
zei: »Och, loop rond, slimme vos!'' en zich
toen omkeerde.
Baas Hauchecorne bleef roerloos. Hij
werd hoe. langer hoe ongeruster. Waarom
had men hem »slimmc vos" genoemd?
Toen hij in de herberg van Jourdain aan
tafel was gezeten, begon hij de zaak weer
uitteleggen. Een paardenkoopman van
Montivilliers riep hem toe:
Kom, kom, ouwe leeperd, ik ken dat
touwtje van je.
Hauchecorne stamelde:
Men heeft de portefeuille toch gevonden !
Maar de ander hernam:
temeer daar hy als orkestdirecteur steeds getoond
heeft een fijnvoelend artist te zyn.
Mej. Delna die Orfée zong vond men niet ge
noeg in den stijl. Vroeger zong mevr. Viardot
die party, waarover Berlioz schreef: Son talent
est si complet, si vrai, il touche a tant do points
de l'art, il réunit a tant de science une si
entrainante spontanéitéqu'il produit k la fois l'
tonnement et l'émotion, il frappe et attendrit, il
impose et persuade.
Men raadt mej. Delna aan bij mevrouw Viardot
nog eens raad in te winnen. Mej Leclerc (Amour)
was goed doch eenigzins een Amour transi. Mej.
Laisnéals Ombre heureux en mej. Marignan als
wydice waren zeer te prijzen.
Koren zeer mooi zoowel wat spel (gelukkige
opéra-comique!) als zang betreft en het orkest
uitstekend.
iiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
iiiiiinii in
40 cents per regel.
TRAOB
MARK.
MARTELL-S COGNAC
Dit beroemde merk is verkrijg
baar bjj alle soliede Wijnhandelaars
en bij de representanten
KOOPMANS & BRUINIER,
te Amsterdam.
Prijzen vanaf ? 2.50 per tecli.
Mej J C. A.v.ROOSENDAAL,OwZertt>i/2eres,L.O.
geeft les aan Jonge Damts uit besch. stand, in Nutt.
Handw. en Knippen u. M v. eigen japonnen.
Kindercursus Woenbd.ofZaterd.2tleJ.Steenstr.86, tste
huis v.dHemorystr. Spreekuur Woensd. l tot l;i/.tU.
Magazijn KEIZERSHOF", Meuwemlijk 196.
Z rj d en stoffen. Grootste sorteering zwarte
en gekleurde, effen, gewerkte en gedamasseerde
Zijde, Satjjn en Surah. De nieuwste des
sins en kleuren steeds voorhanden.
SCHADE & OLDENKO^T.
H. RAHÏteUtrecht.
Pianofabriek.
Binnen- en Buitenl. Muziekhandel.
Amerikaansche Orgels.
Ruime keuze in Hunrpiano's.
miiimiiiiiiiiii iiiiMiiiiiiHimiiiiiiii IIIMIIIIIII mi" ""in
Wees maai' stil, vader, een die vindt
en een die terugbrengt, ra, rA, wat is dat.
De boer kon geen geluid meer gr-ven. Hij
begreep eindelijk, dat men hem beschuldigde
de portefeuille door een handlanger, een
medeplichtige, te hebben laten terug; brengen.
Hij wilde er tegen opkomen. De geheele
tafel begon te lachen. Hij kon zijn middag
maal niet eindigen en ging heen te midden
van de spotternijen.
Hij kwam thuis, beschaamd en veront
waardigd, bevend van opwinding en van
woede. Temeer was hij terneergeslagen, om
dat hij werkelijk in staat was, om met de
gcslepenheid van een Normandiër, datgene
te doen waarvan hij beticht werd en er
zich zelfs op te beroemen als een goede zet.
Zijn onschuld scheen hem onzeker, daar ze
onmogelijk te bewijzen en zijn geslepenheid
bekend was.
Hij begon toen opnieuw het avontuur te
vertellen en eiken dag werd zijn verhaal
langer, daar hij er nieuwe redenen, krachtiger
protesten, heiliger eeden aan toevoegde, die
hij m de uren van zijn eenzaamheid uitdacht
en gereedmaakte.
Zijn hoofd was uitsluitend met de geschie
denis van het touwtje vervuld. Doch hoe
ingewikkelder zijn betoog, hoe spitsvondiger
zijn argumenten werden, hoe minder men
hem geloofde.
Dat is praat van een leugenaar, zei
men achter zijn rug.
Hij voelde het wel, ergerde zich in stilte
en putte zich uit in nuttelooze pogingen.
Hij verminderde zichtbaar.
De grappenmakers begonnen hem nu te
laten vertellen van »het touwtje" om zich
te vermaken, zooals men een soldaat laat
vertellen van de campagnes die hij meege
maakt heeft. Zijn geestvermogens, reeds
totaal geschokt, werden hoe langer hoe zwakker.
Tegen het einde van December werd hij
bedlegerig en hij stierf in de eerste dagen
van Januari.
Nog in zijn doodstrijd betuigde hij zijn
onschuld en riep hij bij herhaling:
'n Klein touwtje ... 'n klein touwtje ...
kijk hier is 't, meneer de burgemeester.