De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 15 maart pagina 4

15 maart 1896 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 977 mijn oordeel zeg en de andere medewerkenden (waar onder er waren die van de natuur mooie stemmen hadden gekregen) warme hulde breng voor hun mensclilievend hart. De heer en mevrouw Mossel zijn zeer goede bekenden. Mevrouw Mossel is eene pianiste die zeeds vaak gelegenheid had hare groote gaven ten toon te spreiden. De wijze waarop zij Andante Spianato et Polonaise van Chopin ten gehoore bracht getuigde dat virtuoze en artiste in n persoon vereenigd kunnen zijn. Als noviteit speelde deze dame twee kleine nummers van G. A. Heinze: Bange Hoop en Vervulde Hoop. Ik ben zeer ingenomen met deze werkjes van den wel vergrijsden, doch altijd nog jongen en zoo levenslustigen 76-iarigen componist. Zij leggen getuigenis af dat Heinze met zijn tijd medegaat. In een kleinere zaal zulJen deze stukjes nog beter tot hun recht komen, lij zijn daar meer geschikt voor, doch de wijze waarop mevr. Mossel ze vertolkte was er op be rekend ze in het beste licht te stellen. Naar ik verneem zullen deze nieuwe stukjes in et begin van het volgende jaar in het licht verh hijnen en wel in den Ned. Muziekkalenker. »cOnze solo-cellist van het Concertgebouw gaf in Kol Nidrei van Max Bruch weer een schoon staaltje van zijn meesterschap als solist en kun stenaar. Ik hoorde slechts de eerste afdeeling van dit concert, die bijna twee volle uren duurde. * * De Ned. Opera heeft na Tannhaitscr meest reprises gegeven, doch voor een paar weken is Weber's Freischütz opgevoerd. Ik ben een dezer opvoeringen gaan hooren omdat het waardeering verdient, dat men zich nu meer tot het Duitsche repertoire gaat wenden. Freischütz, dat schoone werk van echten stempel, zoo waar, zoo sober, zoo duitsch, trok mij zeer aan. Ik had nog steeds de levendige herinnering aan de genotvolle avonden, wanneer ik vroeger dit werk hoorde, en hoewel het te voorzien was, dat de Nederlandsche tekst den indruk niet zou verhoogen, verlangde ik er toch naar die frissche, natuurlijke muziek -veer te hooren. En nu de indruk ? Medegevallen is die niet, doch man wordt ouder en critischer. Ik dring daarom mijne vroegere herinneringen op zijde en bespreek deze opvoering als eene premiere. Zeer te prijzen waren mevr. Engelen als Agathe en de heer Dons als Caspef. Voor het eerst heb ik thans in dezen laatst.en meer gezien dan iemand met schoone stemmiddelen en veel dispositie als tooneelspeler. Er was iets artistieks in zijne vertolking, hij heeft het karakter juist begrepen. Dat was voor mij eene heuchelijke ontdekking, want de traditioneele rollen die hij meest te ver tolken had, zijn in dit opzicht te weinig ontwik kelend. Men weet precies hoe men staan, loopen of kijken moet. Doch ook aan de ontwikkeling zijner stem heeft de heer Dons gearbeid. Bravo ! Mevr. Tbijssen-Bremerkamp zingt hare partij (Aennchen) zeer correct en in het verbaal in de derde acte was zij, ook wat karakter van voordracht betreft, zeer gelukkig, doch in de tweede acte wist zij den rechten toon niet te vinden, daar deed zij te gewichtig, te weinig schalksch en kinderlijk. Verder treed ik niet te zeer in bizonderheden. De opvoering was vrij correct (uitgezonderd het groote trio in de tweede acte en de flnale van de derde acte, die heel ongelukkig was), doch alles klonk zoo gewoon, het cachet ontbrak er aan. De zanger die Max vertolkte, was bovendien, als zanger en speler ver beneden den eisch. Als totaal indruk scheen het mij alsof men deze opvoeEn hij volgde den brigadier. De burgemeester, in een fauteuil gezeten, wachtte hem. Het was de notaris van de plaats, een groote strenge man, die van deftige volzinnen hield. Baas Hauchecorne, zeide hij, men heeft u dezen morgen op den weg van Beuzeville de portefeuille op zien rapen die door baas Houlbrèque van Manneville verloren is. De verbaasde landman zag den burge meester aan, reeds verschrikt door de ver denking die op hem rustte, zonder dat hij begreep waarom. Maar . . . maar . . . heb ik die por tefeuille opgeraapt? Ja, gij. Op mijn eerewoord, ik heb er zelfs niets van geweten. Men heeft u gezien. Men heeft mij gezien, maar . . . wie heeft mij dan gezien? Meester Malandain, de zadelmaker. Toen herinnerde de oude zich een en an der en begreep. Rood van toorn riep hij ui t: Zoo, heeft-i me gezien, die kinkel. Hij Keeft me dit touwtje op zien rapen. Kijk, meneer de burgemeester. En diep in zijn zak tastende, haalde hij er het eindje touw uit. Maar de burgemeester schudde ongeloovig het hoofd. - Ge zult mij toch niet wijs willen maken baas Hauchecorne, dat meester Malandain, die een geloofwaardig man is, dat touwtje heeft aangezien voor een portefeuille. Woedend hief de boer de hand op, spuwde ter zijde om zich op zijn eer te kunnen be roepen. 't Is toch de waarheid voor God, de zuivere waarheid, meneer de burgemeester. Ik houd 't vol, bij m'n ziel en m'n zaligheid. De burgemeester ging voort: ST[?Na het voorwerp opgeraapt te hebben, hebt ge zelfs nog eenigen tijd in den modder gezocht of er geen geld uitgevallen was. De oude man stikte bijna van veront waardiging en van angst. Je zou zeggen! ... je zou zeggen . . wat 'n leugens om een eerlijk man te be ringen niet zoo erg mederekende. Het was dan ook geen werk van de grrrroote Operrra!! Doch Weber verdient dunkt mij, wel wat meer artistieke ver tolking dan hier uit vele gedeelten bleek. Aan de decors was veel zorg besteed, de Wolfschlucht gaf veel verdienstelijks. Waarom Agathe hare Gavatine geknield op een bidstoel zingt, is mij niet duidelijk. Het is geen gebed, maar eene uiting van hoopvol vertrouwen op de bescherming des hemels. Al is het ook geen nieuwe, toch is eindelijk eene Ned. Opera voor het voetlicht gebracht en wel Leiden ontzet van den volijverigen directeur C. van der Linden. Tot mijn leedwezen kon ik de eerste uitvoering niet bijwonen. Ik heb dit werk vroeger uitvoerig en gunstig besproken en verheug er mij zeer over dat het weer ter opvoering is gekozen. Doch dit ontslaat den Raad van Beheer niet van de plicht ook de nieuwe werken, die hij zelf heeft aangekondigd, te geven. Wanneer deze reprise alleerr gekozen is om tot ons die van een Nederlandsche Opera ook Neder landsche werken hebben gevraagd te kunnen zeggen: Nu hebt ge niets meer te klagen, want nu hebben wij een Ned. werk gegeven, dan moeten wij ons wel dankbaar doch zeer onvoldaan verkla ren en moet de hoop uitgesproken worden de werken van vreemden bodem spoedig in de oorspronkelijke taal te zullen hooren want. de vertaling van Freischütz was alweder niet geschikt tot een indruk mede te werken zooals men van eene opvoering in de Duitsche taal verkrijgt. Men zij echt-nationaal of geve die illussie op. Zooals het nu gaat wordt het woord nationaal bittere ironie. Doch ik vertrouw dat wij dit seizoen nog meer Ned. werken zullen hooren. In dit geval heb ik nog niets gezegd. Ditmaal was in het Concertgebouw weer eens een solistenconcert waarin Mevr. Uttka Finkenstein (zang) en de heer Ernst Consolo (piano) zich deden hooren. Na eene kernachtige vertolking- va» de ouverture: Anacreon van Cherubini door het orchest bracht de zangeres llecitalief en Aria uit Rinaldo vau Haendel en de pianist liet concert van Grieg ten gehoore. Over de zangeres moet het oordeel niet gunstig luiden. Deze overbekende aria werd niet altijd zuiver en in een zonderling tempo ten gehoore gebracht. De zangeres richtte haar tempo in naar de vrij ongeregelde ademhaling, waardoor het bijna ondoenlijk werd haar goed te begeleiden. De pianist daarentegen toonde een kunstenaar te zijn. Hoewel ik soms gaarne wat weeker aanslag had gehoord, heeft de vertolking mij ten zeerste vol daan. Sprekende rhythmiek, warmte eu kleur, volkomen beheersching in techniek en voordracht waren in zijn spel te genieten. Zou het niet beter zijn dat de leden van het orkest bij het opkomen van een solist zich onthielden aan het publiek reeds te toor.en of zij een solist goed of slecht vinden? Dat was op dit concert wel wat al te duidelijk merkbaar ! VAN MILLIGEN. P.S. De heer Pauwels, de zoo populaire eerste tenor aan de Ned. Opera gaf zijn Feestavond waarin hij als Tannhauser van zijne vele vrienden en ver eerders talrijke blijken vau hulde ontving. Hij verdient die ten zeerste. Altijd trouw opf, zijn post (iets wat bij helden-tenoren wel bij zondere vermelding verdient) altijd even wakker en vol vuur voor zijne partijen, die hij met zoo veel overtuiging vertolkt en waarin hij steeds blijk geeft geen inspanning te ontzien om ze op waar dige wijze weer te geven is de Ned. Opera aan hem zeer veel verplicht. Op zulke avonden is er geIllllllllllllllllllllllllimillllllllllllllllllllll legenheid te toonen hoezeer men dit apprecieert. Het zeer talrijke publiek deed dit weer op enthousiastische wijze. Wat zijne vertolking betreft ver wijs ik naar het vroeger door mij geschrevene. Manuel Garcia. Manuel Garcia, de zangonderwijzer van Jenny Lind, wordt den 17den Maart 92 jaar. H(j is nog zoo kras, dat hij, hoewel na een veertigjarige ambtsbediening voornemens zijn betrekking van leeraar aan de koninklijke aka iemie voor muziek neer te leggen, zijn privaitlessen wil aanhouden. Sedert kort moet de oude heer met veel lust wiskunde studeeren. Garcia heeft een dochter van 19 jaar. Expositie van het tooneel en muziek te Parys. Den 25en Juli zal in het Palais de l'Industrie eene tentoonstelling worden geopend. Het pro gramma dat veel leerzaams en veel onderhoudends bevat is samengesteld door de Secretaire-général Lartigue en omvat vijf afdeelingen, n.l.: eene documentaire, eene rétrospective, eene statistische, eene afdeeling gewijd aan het onderwys en eene buitenlandsche. Bovendien worden vele attracties en artistieke uitvoeringen beloofd. Men zal er vinden allerlei bijzonderheden over het Grieksche en Romeinsche tooneel met pano rama's van de bewaard gebleven schouwplaatsen, o. a. van het theater te Orange. Over de voor stellingen in de middeneeuwen zooals : les fêtes des fous, les Soties, les Esrholiers, les farces de la Basoche, lea théatres de la foire, les facities de Tabarinet de Mondor en ook over het tooneel van dezen tijd zal veel te vinden zyn. Zelfs het theater der toekomst met zijne decors waarbij de electriciteit een hoofdrol speelt, zal ons daar geopen baard worden. Het middengedeelte van het gebouw zal het Théfitre d'Orange bevatten en op de eerste tage komt een concertzaal voor 500 personen. Barda van Léon Gastinel. Deze opéra in vier bedrijven is te Nice met veel succes opgevoerd. Het stuk speelt in Engeland in de 9e eeuw ge durende den inval van de Scandinavieërs. Deze muziek wordt geprezen en zal dus wel beter zijn dan de muziek van het ballet: Le Ilêve van denzelfden componist vroeger in de Opéra te Parijs opgevoerd. Gastinel die den Prix de Kome vroeger heeft behaald is reeds tamelijk bejaard. O r fee van Gluck te Parijs. De opvoering van dit werk heeft in de Op racomique plaats gehad. Door do serieuse pers is dit feit met hooge ingenomenheid begroet. Wel loopen de beoordeelingen zeer uiteen, doch alle waardeeren de opvoeringen zeer. In enkele bladen heeft men den orkestdirecteur Danbéverweten onjuiste tem pi te hebben geko zen. Dit kan zijn, doch Danbéis iemand die ernstige studies heefr gemaakt van Gluck's wer ken. De bewerking van mej. Pelletan en Saintaëns heeft hij vergeleken met de oorspronkelijke p'artities en bovendien heeft hij van jongs af aan in de Duitsche toonwerken gestudeerd. Op zijn 17e jaar was hij Ie violist bij Pasdeloup en later gedurende 20 jaar aanvoerder van de Ie violen in het Gonservatoire-orkest. Ook kent hij alle vioolsonaten van Beethoven en van Mozart uit het hoofd. Hij heeft dus wel het recht eene opinie omtrent tempi en opvatting te hebben, kladden! Je zou zeggen! . . . Hij had mooi praten, men geloofde hem niet. Hij werd geconfronteerd met meester Malandain die zijn verklaring herhaalde en er bij bleef. Wel een uur lang stonden ze elkander te beleedigen. Op zijn verzoek werd nu baas Hauchecorde gefouilleerd. Er werd niets bij hem gevonden. Ten einde raad liet de burgemeester hem gaan, na hsm te hebben medegedeeld, dat hij de rechtbank van het geval in kennis zou stellen en de instructie zou afwachten. Intusschen had het nieuwtje zich ver spreid. Bij den uitgang van het raadhuis werd de oude omringd en ondervraagd met een ernstige of ook wel spottende nieuws gierigheid, waaronder echter volstrekt geen verontwaardiging gemengd was. Hij begon nu de geschiedenis van het touwtje te ver tellen. Maar men geloofde hem niet; men lachte. Hij ging heen, werd door allen staande gehouden of hield kennissen staande, zonder ophouden zijn verhaal en zijn protest weer beginnende en haalde daarbij zijn zakken uit om te bewijzen dat hij niets had. Men liet hem staan en voegde hem toe: Och, loop heen, ouwe rot! Hij maakte zich boos en werd verbitterd. Koortsachtig opgewonden en wanhopig om dat hij niet geloofd werd. Niet wetende wat te doen, verhaalde hij maar steeds zijn geschiedenis. De avond begon te vallen en hij moest vertrekken. Met drie buurlieden ging hij op weg. Hij wees ze de plaats aan, waar hij het touwtje had opgeraapt en den ge- j heelen weg langs sprak hij van zijn avontuur. 's Avonds ging hij het dorp rond om het iedereen te vertellen. Hij sprak slechts tot ongeloovigen. Hij was er den geheelen nacht ziek van. 's Namiddags van den volgenden dag bracht Marius Paumelle, boerenknecht bij baas Breton, landbouwer te Ymauville, de portefeuille met haar inhoud aan meester Houlbrèque van Manneville terug. Deze man verhaalde dat hij het voorwerp flimilllllllllllMllllllllllllllllimilinilllllllllltimtlllllllllllllllllllllimiflIIIIU op den weg gevonden had, doch niet kun nende lezen, had hij het mede naar huis genomen en aan zijn baas gegeven. Het nieuws was aldra in den omtrek ver spreid en baas Hauchecorne werd er van onderricht. Aanstonds deed hij de ronde en begon de geschiedenis te vertellen thans met de ontkiiooping er bij. Hij was er trotsch op. Wat me akelig maakte, zeide hij, dat was niet zoozeer de zaak zelf, als wel het liegen. Er is niets wat iemand zoo bena deelt als te worden verdacht van zich met leugens op te houden. Hij sprak den geheelen dag over zijn avontuur. Hij vertelde het op de wegen aan de lieden die voorbij gingen, in de her bergen aan hen die zaten te drinken en den volgenden dag bij het uitgaan van de kerk. Hij hield onbekenden staande om het hun te zeggen. Thans was hij gerust. Toch was er iets dat hem hinderde, zonder dat hij zeker was wat het was. Men glimlachte terwijl men hem aanhoorde; men scheen niet overtuigd te wezen. Het was als gevoelde hij dat er achter zijn rug praatjes werden gemaakt. De volgende week Maandag, ging hij naar de markt van Goderville, alleen gedreven door de zucht om over het geval te spreken. Malandain, in de deur staande, begon te lachen toen hij voorbijkwam. Waarom ? Hij sprak een boer aan van Criquetot, die hem niet uit liet spreken, hem een por tegen den buik gaf en hem in het gezicht zei: »Och, loop rond, slimme vos!'' en zich toen omkeerde. Baas Hauchecorne bleef roerloos. Hij werd hoe. langer hoe ongeruster. Waarom had men hem »slimmc vos" genoemd? Toen hij in de herberg van Jourdain aan tafel was gezeten, begon hij de zaak weer uitteleggen. Een paardenkoopman van Montivilliers riep hem toe: Kom, kom, ouwe leeperd, ik ken dat touwtje van je. Hauchecorne stamelde: Men heeft de portefeuille toch gevonden ! Maar de ander hernam: temeer daar hy als orkestdirecteur steeds getoond heeft een fijnvoelend artist te zyn. Mej. Delna die Orfée zong vond men niet ge noeg in den stijl. Vroeger zong mevr. Viardot die party, waarover Berlioz schreef: Son talent est si complet, si vrai, il touche a tant do points de l'art, il réunit a tant de science une si entrainante spontanéitéqu'il produit k la fois l' tonnement et l'émotion, il frappe et attendrit, il impose et persuade. Men raadt mej. Delna aan bij mevrouw Viardot nog eens raad in te winnen. Mej Leclerc (Amour) was goed doch eenigzins een Amour transi. Mej. Laisnéals Ombre heureux en mej. Marignan als wydice waren zeer te prijzen. Koren zeer mooi zoowel wat spel (gelukkige opéra-comique!) als zang betreft en het orkest uitstekend. iiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiinii in 40 cents per regel. TRAOB MARK. MARTELL-S COGNAC Dit beroemde merk is verkrijg baar bjj alle soliede Wijnhandelaars en bij de representanten KOOPMANS & BRUINIER, te Amsterdam. Prijzen vanaf ? 2.50 per tecli. Mej J C. A.v.ROOSENDAAL,OwZertt>i/2eres,L.O. geeft les aan Jonge Damts uit besch. stand, in Nutt. Handw. en Knippen u. M v. eigen japonnen. Kindercursus Woenbd.ofZaterd.2tleJ.Steenstr.86, tste huis v.dHemorystr. Spreekuur Woensd. l tot l;i/.tU. Magazijn KEIZERSHOF", Meuwemlijk 196. Z rj d en stoffen. Grootste sorteering zwarte en gekleurde, effen, gewerkte en gedamasseerde Zijde, Satjjn en Surah. De nieuwste des sins en kleuren steeds voorhanden. SCHADE & OLDENKO^T. H. RAHÏteUtrecht. Pianofabriek. Binnen- en Buitenl. Muziekhandel. Amerikaansche Orgels. Ruime keuze in Hunrpiano's. miiimiiiiiiiiii iiiiMiiiiiiHimiiiiiiii IIIMIIIIIII mi" ""in Wees maai' stil, vader, een die vindt en een die terugbrengt, ra, rA, wat is dat. De boer kon geen geluid meer gr-ven. Hij begreep eindelijk, dat men hem beschuldigde de portefeuille door een handlanger, een medeplichtige, te hebben laten terug; brengen. Hij wilde er tegen opkomen. De geheele tafel begon te lachen. Hij kon zijn middag maal niet eindigen en ging heen te midden van de spotternijen. Hij kwam thuis, beschaamd en veront waardigd, bevend van opwinding en van woede. Temeer was hij terneergeslagen, om dat hij werkelijk in staat was, om met de gcslepenheid van een Normandiër, datgene te doen waarvan hij beticht werd en er zich zelfs op te beroemen als een goede zet. Zijn onschuld scheen hem onzeker, daar ze onmogelijk te bewijzen en zijn geslepenheid bekend was. Hij begon toen opnieuw het avontuur te vertellen en eiken dag werd zijn verhaal langer, daar hij er nieuwe redenen, krachtiger protesten, heiliger eeden aan toevoegde, die hij m de uren van zijn eenzaamheid uitdacht en gereedmaakte. Zijn hoofd was uitsluitend met de geschie denis van het touwtje vervuld. Doch hoe ingewikkelder zijn betoog, hoe spitsvondiger zijn argumenten werden, hoe minder men hem geloofde. Dat is praat van een leugenaar, zei men achter zijn rug. Hij voelde het wel, ergerde zich in stilte en putte zich uit in nuttelooze pogingen. Hij verminderde zichtbaar. De grappenmakers begonnen hem nu te laten vertellen van »het touwtje" om zich te vermaken, zooals men een soldaat laat vertellen van de campagnes die hij meege maakt heeft. Zijn geestvermogens, reeds totaal geschokt, werden hoe langer hoe zwakker. Tegen het einde van December werd hij bedlegerig en hij stierf in de eerste dagen van Januari. Nog in zijn doodstrijd betuigde hij zijn onschuld en riep hij bij herhaling: 'n Klein touwtje ... 'n klein touwtje ... kijk hier is 't, meneer de burgemeester.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl