De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 15 maart pagina 7

15 maart 1896 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 977 ?DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Brieyen yan J. A. AMnölijm, 1} Twee honderd zes en twintig brieven, een periode van vyftig jaar omvattend, biedt mejufvr. Alberdingk Thy'm ons aan als een deel van de lite raire nalatenschap haars vaders, en die er over denkt gelyk ik, zal baar voor dit geschenk dankbaar zyn. Niet alles, wat Josef Thijm in zijn brieven neerlei ia voor niet-katholieken bestemd, dunkt me, doch veel van zy'n uitingen gaat allen be schaafden aan, en een ieder zal met sympathie ?de teederheid, en met genoegen het epistolaire proza van den militanten katholiek aanzien. Mejufvrouw Thy'm maakt eenige verontschuldiging ?voor de vele brieven aan hdiir gericht en hier gepu bliceerd, doch niet aan ons is het haar om die reden iets kwalijk te nemen, waar wy zien hoeveel recht zy Jiad trotsch te zy'n op de liefde haars vaders, en hoezeer wy' zelf uit de brieven aan zyn dochter ?de innigheid en liefheid van zy'n gemoed leeren kennen. Indien ik op de keuze der brieven n aanmerking mocht maken, het zou deze zijn, dat mejufvrouw Thy'm beter had gedaan den brief over den dood van kolonel Kerst weg te laten, ?wy'l deze brief, blijkbaar zeer gehaast geschreven, zeker geen weerspiegeling is van Thijm's gevoel voor een dierbaren afgestorvene, en aan menigeen ?wellicht wat koud en oneerbiedig zal schynen. Niet alles in deze brieven neergelegd is voor met-katholieken bestemd; ik bedoel dat vele niet-katholieken zich niet zullen kunnen inden ken in de wyze van denken en gevoelen van een katholiek, die de leer en het sentiment van de Kerk zoo voortdurend met zich draagt en er de gewone voorvallen van het leven aan verbindt. Maar wat voor ons niet-katholieken wél bestemd is, wijl , Alberdingk Thy'm zelf zijn inzichten in het publiek voordroeg en verdedigde, zijn ,de hoofdtrekken van zijn. credo in theologie en politiek, waarop hy zich steunde in zijn openbaren strijd voor het katholicisme, en die ook in deze brieven niet verborgen blyven. Het is geen oneerbiedigheid om over dit credo te spreken, waar mejufvrouw Thy'm zelf er ons mede in kennis brengt, en de brieven voor allen ver krijgbaar zijn. Zooals men weet, was het Thijm's streven den katholieken in Nederland, sinds zij in burger rechten met de andere Nederlanders gelyk gesteld ?waren, ook als kultuurmenschen minstens een gelyke plaats naast hun andersdenkende landgenooten te verschaffen, en te strijden voor het denkbeeld dat de katholieke kuituur, uiting van 4e katholieke wyze van denken en gevoelen, minstens zoo goed is als de kuituur van pro testanten en liberalen. My nu treft het, waar ik uit de brieven een blik op zyn methode kryg, hoe een militant katholiek het in meer dan n opzicht gemakkelyk heeft. Zich onderwerpend «an een blindelings erkend gezag, vindt hij kracht in het geloof aan eenige strenge dogmen; en zoo hy slechts die dogmen door alles heen volhoudt, lieeft hy de logika vóór zich, bly'ft hij streng in zy'n redeneering, al wordt er veel menschlijkheid vertrapt. 6*« Jaargang. 15 Maart 1896. Redacteur: RUD. J. LOMAN. Adres: ?Stonehaven, Hitherfield Road, Streatham, Londen. Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek betreffende, aan bovenstaand adres te richten. miiiiniiiiiiiiiiiiiiimiiiiniiii tiiiiuiiiiiiiii i iiimiiiMiin Van P. D. van Zeeburgh, te Groningen. Vervaardigd voor den Halfjaar!. Internationalen probleemwedstryd in dit blad. :No. 327. Mat in drie (3) zetten. a b c d Wit K dl, D f l, T e3, R g7, P h8 ; »4, b3, b4, b g3 en h6 = 11. Zwart K d5, P e5; «7, d2, d6, gi en h7 = 7. Oplossing van No. 325. l P c8, K d5 2 P e7 t enz. K f5 2 P d6 f K dl 2 D bt f co 2 P e7 f Opgelost door O. Kockelkorn, Keulen (1); Prof. Berger, Graz (2); H. J. den Hertog, Amsterdam (2); E. B. Schwann, Londen (3); C. T. v. Ham, Gorredijk (2); E. Wieling, Groningen (2); P. D. v. Zeeburgh, Groningen (3); B. v. Krimpen, Rotterdam (3); H. Mendes da Costa, Amsterdam (1); v. Steenderen, Am sterdam (4); R. R. R., Amsterdam (2). Toegekend cijfer 2 1/7. Beoordeelingen van No. 325 (Meijer). No. 325 bewerte ich mit 2. Die zwei Wendnngen würden nur dann befriedigen kunnen, wenn der weisse L cl nicht vorhanden ware. Der Autor hatte versuchen mussen, das Mat mittelst Dame links und rechts zu Staude zu bringen. Joh. Berger. Soll die Variante l?K f5 die Bedeutung eines zwei ten Hauptspiels haben, so müsste sie ebenfalls zu einem reinen Diagonalmat durch die Dame führen ; berhaupt vertriigt die Darstellung dieser bekaunten Idee den Laufer cl nicht. C. Kockelkorn. A graceful, if easy, composition in the Bohemian style. The mates are rather too much of one pattern. However 3. Edward B. Schwann. Een aardig doch niet moeilijk probleem, met mooion sleutelzet en vele varianten zouder dnulu met reine matstellingen. P. D. v. Zeeburgh. 't Is zeer zeker een verdienste van dit probleem, dat de sleutelzet niet gemakkelijk te vinden is. l R f4, e f4 : 2 D el "j" brengt stellig menigen oplosser-com ponist in de war. l R f4, K f4: 2 D d3 : wordt handig gepareerd door 2?e4. In de auteursopl. speelt de D in de voorname var.' l?K i'5 een vrij treurige rol. Over 't algemeen kan met dit aantal stukken m. i. meer gemaakt worden. H. J. den Hertog. Behalve de var. l?K f5 en K d5 met zeer goede matstellingen, valt er niet veel te roemen. Zwart heeft niets in te brengen, 't Probleem biedt niets nieuws of bizonders aan. Een zwakke 2. C. T. v. Ham. Prof. Berger beoordeelt No. 324 (Kuijers) aldus: Der ertte Zug ist sehr uaheliegend, was bei einem Zweizüger einen entschiedenen Mangel bedeutet. Auch die Varianten enthalten nichts Interessantes (1). Toegekend cijfer l 11/17. Stand van den wedstrijd No. 319 (Lecomte) 3, No. 322 (Jespersen) 22,3, No. 320 (Fothergill) 210/17, No. 323 (Kuijers) 21/3, No. 325 (Meyer) 2 1/7, No. 318 (Gold) 16/7, No. 321 (Fothergill) 113/16, No. 324 (Kuijers) l 11/17. Verklaring der cijfers 4 = uitmuntend, 3 = zeer goed, 2 = goed, l = redelijk, = slecht. Want menschelyk is de zucht om te zoeken, en de idee der liberale richting, waar Thym steeds tegen streed, was juist om de zucht tot zoeken te ontwikkelen. Doch waar men zoekt, staat men zwak tegenover een die gevonden heeft, en zoo een was Thijm, die niets anders te doen had dan de beginselen der Kerk toe te passen. En hem bleef dan ook de logische zwakheid niet verborgen van de anderen, die zoeken wilden en toch ook hun rechten in den ttaat verlar.gden. »Maar nu loopt het stelsel (der liberalen) in j zijn eigen konsequentie strik; alle opiniën eer biedwaardig goed; derhalve ook de opinie dat het liberalisme niet deugt. Ziedaar hoe de leer zichzelve beschaamt en weerlegt: een leer, die van zichzelve getuigt dat zij niet goed is ! »Voor deze konsequentie schrikken de meesten dan ook terug, en daarom zeggen ze: alle opinie is goed, behalve de opinie dat het liberalisme een dwaling zou wezen. Dit moet dus bestreden, zoo mogelijk uitgeroeid worden: daar slaat nu het liberalisme aan het vervolgen ! Zeg daar eens iets tegen." -) Men ziet het, aan logika ontbreekt het Thijm niet, hij heeft het recht van den sterke door dogma en geloof, maar met dit recht verslaat hij het vrije onderzoek, de erkenning van het recht des zoekers, en dus veel menschlijkheid. En in een ander hoofdpunt van zijn polemiek had hij het nog gemaklijker, wijl hy zich daarbij juist op een argument van menschlijkheid kon beroepen, om ze dan te beter te vertreden. Het is in zijn kritiek op Willem den Zwijger. Natuurlijk was voor Thijm de opstand tegen Spanje, de anti-katholieke revolutie van Willem den Zwijger, een zeer afkeurenswaarde gebeurte nis. Hoe verdedigt hij zijn positie ? Vooreerst, dat spreekt, is verzet tegen de Kerk zonde. Maar de opstand was ook verzet tegen den vorst. En verzet tegen de overheid is nu eenmaal óók zonde. Voor wie niet gelooven kan, dat de laatste stelling bij een beschaafd man van het jaar 18GG dogma was, geef ik het volgende citaat: »I1 n'est jamais permis de résister au pouvoir légalement tabli, a moins qu'on ne nous veuille forcer a faire des choses contraires a la loi de Dieu et de notre conscience ; il n'est jamais per mis de se révolter. Si Ie pays est conduit au bord de l'abime de perdition, c'est Ie pouvoir souverain (Ie roi, les Etats) qui en répondront a Dieu . . . Les rois ne pourraient ctre jugés par leurs sujets (pas même dans les tats a constitution liberale); personne n'étant jugéqu'au moins par ses pairs. Mais les rois ne doivent compte de leur conduite qu' a Dieu, Ie Roi des rois, et toute autre theorie dans cette matière mène droit a la révolution, a l'anarchie, i la négation de toute theorie". 3) Ja, la négation de toute theorie, dat is voor een dogmaticus het ergste wat er gebeuren kan. Of de praktijk al leert, dat de wereld kan vooruit gaan ook zonder een theorie van de uiterste strengheid, Engeland heeft zeker geprofiteerd by de revolutie van 1G89, dat raakt hem niet. De theorie valt, en dus loopt de wereld op zijn eind. Willem de Zwijger was dus zondig als opstan deling tegen den landsheer. Maar bovendien schond hij ook voorschriften van niet-kerkelijken, van algemeen-menschelijken aard. Hy was een »eedbreukig ambtenaar," en »banierdrager van den opstand tegen den zoon van zijn weldoener" '). En hij was geen held. Een waar held zou gezegd hebben : »Laat God daarvoor [om het hoofd der beweging te zy'n] eenen aanwyzen, die niet door den vader beweldadigd werd" 5). Zoo dan kan Willem de Zwijger ook de kritiek der menschelijkheid niet doorstaan, en blijft er niets van hem over. Ik nu zeg, dat Thijm het gemaklijk heeft ge had in het voornaamste punt van zijn kritiek der revolutie tegen Spanje. Hy heeft een middel gevonden om den held der omwenteling ook van het standpunt zijner bewonderaars te verkleinen. Maar het is een middel, dat slechts voor een militant dogmaticus gelden kan. De menschlykheid die werd ingeroepen, wordt tegelyk ver moord. Hy onderzoekt niet of Oranje groote en schoone motieven kan gehad hebben; of er in zijn gedrag opoffering en heldhaftigheid te vinden is. Hij verzwijgt alles, wat Oranje's op treden niet alleen vergoelijken, maar zelfs tot een nobele daad maken kan. Hij vermeldt ten zijnen nadeele, en niemand zal beweren dat het tot Oranje's voordeel spreekt, dat de Zwijger het eerste plakkaat tegen de katholieken heeft onderteekend, maar denkt er niet over na of zelfs een groot man als de Zwijger wel alles kon gedaan krijgen, gelijk hij zelf het wilde. Ik weet wel, dat er een goede reden was voor Tbijm's houding. Het was zijn taak de katho lieke party te verheffen, en dus ook zijn taak om zooveel mogelijk te toonen, dat er tegen Oranje's optreden bezwaren zijn aan te voeren. Waarschijnlijk ook was hij er meer op uit om zijn eigen partij dan om zijn tegenstanders te overtuigen. Doch feit is, dat wij in zijn brieven over den Zwijger geen poging vinden tot een royale beoordeeling, geen poging tot erkenning van het goede: hij noemt eenige bezwaren, en daarmede is het karakter van den revolutieheld als naturuidrig afgemaakt. En met iemand, die zoo te werk gaat, is het niet aangenaam rede neeren. Mejuffrouw Thijm houde het mij ten goede: ik bewonder in de brieven zeer den stijl, de teederheid en de oprechtheid, doch den meesten niet-Katholieken, vrees ik, zal deze kennismaking met de polemiek van een katholiek dogmaticus onaangenaam aandoen. Zij zullen in zijn konsekwentie geen wijsheid zien, doch slaafsche onder werping aan een idee, dat hy niet dorst onder zoeken. Zijn militantheid zullen zij zich verklaren uit de voorgenomen taak, doch niet kunnen wij inzien, dat de militante polemikus zijn partijgenooten volledig heeft ingelicht. (i) Cn. M. VAN DEVEJÏTEII. ') Jos. Alberdingk Thijm in zyne brieven ge schetst als Christen, Mensch, Kunstenaar, door Catharina Alberdingk Thijm. Amsterdam, C. L. van Langenhuyzen, 189(i. s) blz. 200. ;J) blz. 1G5-1GG. >) blz. 245. ?') 247. (l) Ik waag het mej. Thijm voor een tweede editie de volgende conjecturen ter overweging aan te bieden : blz. 85 r. 20 v. o. bevoegd in plaats van bezorgd. » 102 r. G v. o. soortelijk in plaats van soortgelijk. Verlaine als teekenaar. Onze lezers herinneren zich, wat de heer Zilcken in het Weekblad schreef over teekeningen van Verlaine in zijn brieven. Het blijkt thans, dat Félix Kégamey in het bezit is van een dozijn teekeningen, door den dichter een twintigtal jaren geleden voornamelijk in Engeland vervaardigd. 'Régamey is door Jean Ajalbert overgehaald, om deze teekeningen, met een aantal portretten van uiiiliniiiiiiiiiiimiiiiimimimiiiitiiimiiiiiiiiiiiiitniiiiiiitiiiiiiiniiniiiiiiin TWEEDE NAT. CORRESP. WEDSTRIJD. Negen en Twintigste zet van Zwart. 1 2 p K 3i D 4 . 5 6' . 7 8 D 9 T I0l K A dc6 a7 g6 ' f5 ba6: gh: f6 h7 K B d7 D c4; D f7 e3 U D dti; T Ii6 K d8 u n4 K * ? ? ? r T e3 P fl cd4 T d3 T e8 T i8 In partij E fl is remise aangeboden en aangenomen. In B 7 en E 10 geen zetten ontvangen. In B i is gespeeld : 29 K c2. R. te A. Zend s v. p. uw beëindigde partij aan den heer L. G«fi> dank. Beste groeten. C. G. to K. In B 6 ontvangt u de zet in part. correso. J. J. S. UIT DE SCHAAKWERELD. De belangrijkste match tusschen 8 der sterkste Engelsche en Amenkaansclie schakers zal Vrijdag en Zaterdag as. do >r bemiddeling van den kabel plaats vinden. De volgende spelers zullen aan den strijd deelnemen : Voor Engeland Blaekburne, Burn, Bird, Tiosley, Locock, Mills (E linburg), Atkins en Owen Jones of Jackson, naar gelang van den uitslag hunner match. Amerika /al vertegenwoordigd worden door : Pillsbury, Showalto' Hodges, Hymes, Burille, Barry, Hanham en Baird De U'tslag wordt wegens het natio nale karakter der match, van weerszijden met span ning tegemoet gezien. De uitslag van het tournooi tusschen 6 der candidaten voor bovenden, kabelmatch was als volgt : Jackson en Owen Jones elk 4, Trenchard 3, Donisthorpe l en Jacobs 0. Merkwaardigerwijze speelde Jacobs even te voren een match met Jackson en won toen even schitterend (5 tegen 1) als hij in dit tournooi verloor. Thans heeft hij een match met Trenchard onder nomen, maar 't geluk schijnt hem ook ditmaal niet gunstig te zijn. De eerste 3 partijen werden door Treuchard gewonnen. Verlaine, een paar bladzyden herinneringen, en een portret van Rimbaud, uit te geven. Door de inzenders voor de Holl. afdeelingder eerlang in Berlijn te openen tentoonstelling zijn krachtens de bevoegdheid, hun verleend by' art. 11 van het programma, als jury-leden gekozen de HH.: I. v. d. Sande Bakhuyzen, Jozef Israëls en Willem Maris. De 4 overige jury-leden zijn de leden van het Comité, gekozen uit de vereenigde besturen van »Arti et Amicitiae" en »Pulchri Studio". De inzendingen in aanmerkingen genomen, be looft deze Hollandsche afdeeling eene werkelijk belangrijke te worden. Bij de firma E. J. van Wisselingh & Co., Spui 23, is een tentoonstelling geopend van schilderijen en studies, door Geo Poggenbeek vervaardigd. Zij zal duren tot l April. Tolstoïover de decadenten. Tolstoïheeft, naar hij zelf zegt, een heel aparte theorie over de decadenten: »Ik noem deca denten niet alleen de jonge literatoren, die van dien naam op het oogenblik het monopolie hebben, maar alle hedendaagsche schrijvers. Zij ver dienen die qualifieatie, want de kunst zooals zij die begrijpen en maken, is niets dan vorm. Zy hebben de zorg voor den vorm en de techniek van den stijl zoover gedreven, dat in hun werken alles métier is geworden, de lezer wordt erdoor verblind, en bemerkt niet de volmaakte afwezig heid van denkbeelden. Het moet worden erkend: onze hedendaagsche schrijvers hebben er verstand van, op de verbeelding van den lezer te werken; als zij een man teekenen die zich aankleedt om in stad te gaan dineeren, meenen wij zijn witte boord en zijn zwarten rok te zien. Maar hun schrijverswerk maakt geen hartstochten wakker: zij hebben niets in hun ziel. »Deze opmerkingen gelden trouwens voor elk gebied der hedendaagsche kunst. De kunst heeft opgehouden, een serieuse zaak te zijn als zij in de oudheid was. En toch worden de werken van onze schrijvers druk verkocht. Maar hun romans en theaterstukken zijn slechts bestemd voor een zeer beperkt publiek, dat in dezen kunstvorm behagen heeft, omdat het er de ijdelheid in terug vindt die zijn eigen hartstocht is ; in het eigen aardig karakter der hedendaagsche kunst zie ik het sterkste en verschrikkelijkste be,v ijs der decadence". lllllllllllllllllllllllllllllniINMIIIMIIIIIIIIIMIllllllllllllllllllllllMIMIIIIIIIIIII IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII IIIIIIIIIIllHIilllllllllllll Amsterdam, 9 Maart '%. Geachte Redactie ! In het laatste nummer van het Weekblad voor Nederland vond ik een beschouwiukje over een drama van Carmen Sylva, Ullranda getiteld. Zooals het daar besproken wordt (als »het jongste werk van Carmen Sylva") schijnt het een nieuwtje en de steller van het stukje heeft dan ook waar schijnlijk in den waan verkeerd dat het een nieuwtje was. Vergun mij, u mede te deelen dat ik reeds in 1889 (tijdens het verblijf van de koningin van Roemeniëte Domburg) het voorrecht had, Ullranda te hooren voorlezen door de dich teres; ongeveer een half jaar daarna is het werkje met succes te München opgevoerd en later, als ik mij niet vergis, ook elders nog. Evenzoo veroorloof ik mij, anders over dit drama te oordeelen dan u in uwe beschouwing doet; dat doet hier echter minder ter zake. Hoogachtend, C. K. ELOUT. MIIIHIIII1IIIIIIIIIIIIIIIII IIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIItHIlHIII MUXIO GAMBIET. C.W. groep C No. 3. Wit. Zwart, E. Wieling, Groningen. Dr. Scheffer, Breda. l e4 C 5 aanval verscheen in 't g~ f m f m £, I -l Cl 4 Amsterdamsche schaak blad ^orphy". (Mcian. 3 P f «$ g5 1887) van de hand van M wm f * den heer Stolte als anno*** tatie bij een door hem 5 O-O gf<$! voor Zwart gewonnen Q jj f g ? i) f£ corresp. partij tegen Jhr. " * ' T , , , Indien men met de verdedieing bekend is, is dit offer niet te duchten, A. E. v. Foreest. 12 Re5 d<?! 13 B f6: R g! l , . ,* ? * . wf , _°1 '? " K g8 Ia 1,3, h5 R e6 Gewoonlijk speelt men f. "°'?^ & hier 8 dB, B b6 9 P c3 \Ë, P c3 enz' P e7 10 11 d2, T c6 11 J* T ael, D fó! 12 P d5, 15 R gl: | K ?7: K d8 enz. 16 D b7: P d7 8 K f7: 17 D g2 Steinitz beveelt K d8 Dit geeft Witgelegenaan. De 11 kan echter heid afruil der dames te gerust genomen worden, forceeren. Beter was o. i. 9 d4 D f5! 17 P c3 wat na D g4: f De Redacteur speelde en D g5 den zit R d5 tegen Jhr. A. E. v. oreest verhindert. (wedstrijd N. S. B. Am- 17 D g4: sterdam '87), die met 18 D gl: R g4: dezen aanval langen tijd 19 p fl2 f fofg groot succes had. 9?20 c4 T ae8 D d4:? waarmede hij zich ;>? m ft>» aa? n3]60 t^Td ' n Eenfoutzet, maar't spel 10 g4 'D «?«' was in- geea geval meer 11 K ft: P f6 te redden. 21 T f2: Deze en de volgende 22 K f2' T e2 "fr zetten zijn van den groo- ? f d 2ten theoreticus en prac- ~?", i. *J, . tieus Louis Paulsen af- -J4 K g4: l tt4: f komstig. Een zeer inte- Wit geeft Op. ressante analyse van dezen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl