De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 22 maart pagina 10

22 maart 1896 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10) DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND, No 978 u z i e in de Hoofdstad Het schynt wel of bjj weldadigheidsuitvoeringen altjjd iets moet z\jn dat afwijkt van de gewone -concerten. Want hoewel het Concert ten r.oor{leele van de Maatschappij tot opvoeding van Weezen in liet Huisgezin door de medewerking van Mevr. Averkamp?Mol, Mej. Jeanne H., de heeren Joseph Cramer en Julius Röntgen en het kleine koor a Cappella van Averkamp zeer veel beloofde, heeft de lengte van het programma be wezen, dat men, zelfs wanneer zooveel goeds te hooren is »des Guten zu viel" kan krg'gen ! De zaal liep na de pauze langzamerhand leeg, zoodat men besloot het laatste gedeelte maar wat te bekorten. Ik wjjs op dit feit, omdat de zucht van organisateurs van dergelijke uitvoeringen, om vooral veel klinkende namen op het programma te krij gen (waaruit al weer volgt dat aangezien niemand gaarne slechts eenmaal optreedt op een avond het programma veel te gestoifeerd wordt,) groote schaduwzijden heeft. Averkamp's koor trad viermaal op. Mevr. Averkamp zong acht liederen, de heer Cramer en Mej. H. speelden het Concert van Back voor twee violen en de heer Röntgen speelde de Toccata in F van Bach en zvjne Variatiën en Finale. Mevr. Holtrop?van Gelder opende deze uit voering door de zegenrijke werking van boven genoemde Maatschappij in het licht te stellen. Met overtuiging en bezieling kweet z\j zich van iaar taak. Er werd op dit concert veel schoons geboden. Bovenaan staat m. i. de vertolking van den twee den satz van het concert van Bach, die met zoo veel soberheid en diepte van uitdrukking werd vertolkt. Het a cappella-koor heeft naj vooral getroffen in de drie koortjes van Isaac, Donati en Eccard. Ook Darthula's Grabgesang van Brahms klonk zeer schoon. Ongelukkig was het koor met de ?voordrachten van den 150en Psalm van Sweelinck, vooral wat de sopranen en tenoren betreft. Zulk een werk is trouwens in de kerk beter «p z\jn plaats. Met veel ingenomenheid heb ik met het talent van Mevr. Averkamp kennis gemaakt. Hare mooie omvangrijke stem stelt haar tot zeer veel instaat. De eerste indruk was hier de grootste. De aria: Komm süsser Tod van Bach werd met zeer expres sieve voordracht gezongen. In de latere nummers ?was geen styging meer, omdat Mevrouw Averkamp er nog niet genoeg rekening mede hield dat men in de groote zaal van het Concertgebouw zich niet zoo bijzonder behoeft in te spannen. Over het geheel gaf z\j te veel waardoor iets eenvormigs in de voordracht ontstond die belette de belang stelling geheel gaande te houden. Ik hoop deze dame spoedig weer eens te hooren, want er was veel belofte in haren zang. Hoe Röntgen speelt, weten wij reeds lang, dus zy alleen vermeld dat men weer zeer genoot van zijne voordrachten. Dat de te groote lengte van het programma zelfs met zulke solisten drukkend werkt, is wel een bewijs dat er als afschrikwekkend voorbeeld tegen moet gewaarschuwd worden. * * * Ryk van inhoud was ook het programma van Mej. Cornelie van Zanten's tweeden liederenavond, doch met deze lengte was minder tijd gemoeid, zoodat de meeste toehoorders tot het einde bleven. Ik heb den eersten liederenavond uitvoerig besckreven, dus kan ik nu korter zyn en verhalen, dat Mej. van Zanten hare vele nummers, zoo uiteenloopend van stijl en karakter, waaronder ver schillende grootere aria's, met veel meesterschap voordroeg, dat hare stem bij het laatste lied klonk alsof zij nog eens van voren af aan had kunnen beginnen, bewust krachtiger dan veel loftuitende woorden voor de uitstekende manier waarop deze dame haar stem weet te gebruiken. Bijzondere aantrekkelijkheid werd nog verleend door de begeleiding van eene Aria, van Radicati met viool (de heer Cramer) en eene van Bach met viola di Gamba (de heer Bosmans). De heer Tierie begeleidde weer zooals een vorig maal met veel talent. Het programma bevatte werken van het begin van de 17de eeuw tot op onzen tijd. Ook aan vier liederen van Nederlanders was een plaats afgestaan, hetgeen ik met genoegen constateerDe Gamba, door den heer Scheurleer voor dit dit doel afgestaan, klonk heerlijk. Het is een bijzonder mooi exemplaar van dit nu in onbruik geraakte instrument. Het hoorende kan men zich echter niet begrijpen dat het geheel is vergeten en dat men er alleen nog van spreek tals de sprookspreker doet wanneer hij zegt: »Er was ereis.'' * Er was ereis ! zoo begint ook de schildering van TUI iïule»Mjiiegeh luxtige Strticlie nach alter Schelmenweisein Rondo-Form gesetzt von Richard Strau>s. Strauss, wiens Don .Titan wij het eerst hebben leeren kennen, heeft zich in den laatsten tijd meer op komisch gebied bewogen en heeft vooral in dit genre getoond, iets buitengewoons, iets laten wij het gerust zeggen geniaals te kunnen geven. De bekende streken van den aartsschalk, zijn rit over de markt, zijn preek, zijne verliefdheid. zijne beetnemerij van geleerde heeren en einde lijk zijne terechtstelling, dat alles krijgen wij ongeveer in tonen te hooren. Een boekje met de verklaring en hoofdmotieven verhaalt ons dit alles. Hoewel Strauss vroeger gezegd heeft dat de loorders zelf maar moesten zoeken naar den sleu tel, is de oplossing van Wilhelm Klatte, die het koekje bewerkte, zeer logisch terwijl overal de draad gemakkelijk is te volgen. Uit het zoo gelukkig gevonden Uilenspiegell""'ief is door verandering van rythmus en tempo het legendemotief ontstaan: »Er was ereis," Daarop volgt het vroolijke hoornmotief dat le vendiger wordt en in allerlei wer dingen zich vertoont. Dit is de expositie. Nu begint met het Uilenspiegelmotief de geschiedenis en blijft de hoorder het verhaal medeleven. Ik geloof niet dat n werk van Strauss zoo gelukkig is geschilderd als dit Rondo. Tal van karakteristieke détails, die zonder in het banale te vervallen, uiterst komisch werken. Ik wijs o. a. op de zwaar gewichtige accoorden, waar de gerechtigheid spreekt en het hoofdmotiefje er tusschen, hetgeen gedurig uitdrukt dat de held alles ontkent. Doch tot driemaal toe doet zich de gerechtigheid hooren en onze vriend wordt op gehangen. De septime-sprong f-ges in de lagere koperinstrumenten stelt u zijn dood voor en het huppelend fluit-flguurtje moet uitdrukken hoe hij nog een oogenblik spartelt wanneer hij hangt. Byzonder komisch werkt ook het motiefje in As-dur in tertsen waaruit zoo duidelijk spreekt hoe de held zich de handen wrijft over hetgeen h\j heeft uitgericht. Kortom, dit werk, hoewel van alle nieuwere middelen van harmonie en instrumentatie is ge bruik gemaakt, geeft ons zoo grooten en zoo echten humor, en geeft nergens den indruk van over lading of te groote gewichtigheid, dat ik het met onverdeelde ingenomenheid heb leeren kennen. Aan Mr. Viotta, den leider van de Caecilia-concerten. z\jn w\j die kennismaking verschuldigd. De donateurs-repetitie was zoo bezocht als ik nog zelden gezien heb. Voorzeker had het hoogstaantrekkelijk programma dit veroorzaakt. Dit werk stelt verbazende eisenen aan het orkest, doch dat kon men niet aan de uitvoering bespeuren, die een grooten indruk van zekerheid en gemakkelykheid maakte Om dit resultaat te verkrijgen, moet men een leider zyn zooals Viotta is, die deze groote schare, uit zoo heterogene bestanddeelen samen gesteld, geheel beheerscht en daarmede zoo schoone eenheid weet te verkrijgen. Niet minder schoon van uitvoering was de lfarol(l-Syiii}iltonie van Berlioz, een werk ten onzent meer bekend, waarin de heer Cramer op voortreffelijke wijze de obligaat alt partij vervulde. Dit stemmingsbeeld van den held van Byron, wiens gemoedstoestand zoo vaak in strijd is met de lachende omgeving in het zonnige Italië(zoo was ook Berlioz' stemming meestal in »das Land wo die Citronen blühen") is ons weer op zee.' sprekende wijze voor oogen getooverd. Ik had vroeger reeds gelegenheid meer uitvoerig over dit werk te spreken, dus kan ik mij thans tot de vermelding van de zeer schoone uitvoering bepalen. Schubert's Unrólhndete volgde onmiddellijk op EttJentyricgel; het was verrassend te hooren hoe goed zich dit werk, ook in deze omlijsting, voordeed. Het is toch zoo'n heerlijk schoon, jeugdig, frisch werk en het werd zoo mooi vertolkt! Waarlijk het 117e Concert van de Maatschappij ('aeci/ia gaf iets zeer bijzonders. Met de Fumst-üurertiire van Wagner werd dit concert geopend en met de Ouverture Eurygnnlhe van Weber besloten. Dit waren mijne indrukken van de donateurs repetitie. Doch ze zy n ook over het geheel geldig voor de uitvoering, die echter wat de l''(instouverture, HaroM-syinjiltome en vooral de ouver ture : Eiiryanthc betreft, het won van de repetitie. De Unrolle.ndente van Sjhubert klonk Vollende!. De toonschildering van Strauss klonk mij in het concertgebouw beter dan in den schouwburg, doch dit ligt hoofdzakelijk aan andere acoustiek en ook waar men geplaatst is. Ik hoorde nu te veel alles op zichzelf, er was voor mij minder samensmelting. Doch evenzeer genoot ik van dit soms wat baroke doch vaak zoo geestig opgevatte muziekstuk. Het doet goed het publiek op deze concerten zoo warm te zien. De heer Viotta werd na ieder nummer twee, soms driemaal teruggeroepen. Moge deze voor treffelijke dirigent nog zeer lang deze talrijke schare aanvoeren! De heer Cramer werd na de voordracht van de alt-solo en de Jlarold-xympJiotiie eveneens warm gehuldigd. Ik wenschte dat de donateurs van Caecilia eens kwamen kijken hoe dankbaar het publiek op de concerten is, misschien zouden zij dan die allerakeligste koelheid op de donateursrepetitie af schaffen. Het is of men een zaal van louter versteende menschen aanschouwt en toch worden deze re petities blijkbaar zeer geapprecieerd want som migen maken er een verre reis voor. Ik sprak in mijn vorig verslag van leiden otitn-1. van Van der Linden. Met een enkel woord wil ik nog iets van eene opvoering zeggen die ik heb bijgewoond. Dit werk geeft alle solisten bijzondere gele genheid met hunne en hare gaven te woekeren. Voor den heer Orelio heeft de componist de interessantste partij geschreven ; hij is de declamator bij uitnemendheid van dit gezelschap. In wijze van zeggen overtreft hij allen. Zijne ver tolking van den glipper Van Noort staat dan ook bovenaan. Met veel genoegen heb ik Mej. Kempees als J'.lisalirlli gehoord. Zij legt zich meer en meer toe op mildheid van klank en hoewel het haar in ensembles en krachtiger gedeelten nog wel eens te machtig wordt om niet te veel te geven is er toch veel vooruitgang te bespeuren. De heer Pauwels heeft in dat werk een echt traditioneele rol met alle uitingen van de Kransche opera, wat karakter betreft. Doch alles ligt voor treffelijk in zijne stem en hij woekert met zijne gaven in deze partij. De heer Engelen was als vroeger een waardig Jlttt'flt'ltH'CxU'l'. Allen, ook koor en orkest, spanden zich zeer in orn de uitvoering van dit werk van hunnen directeur veel glans te verleenen. Er was eene warmte en overtuiging in die weldadig aandeed. De opvoering had veel succes en het Wilhel mus werd staande aangehoord. Het is zeer te waardeeren dat allen zoo op gewekt hun plicht doen in deze zoo onrustige periode van de Ned. Opera. Dit bleek mij ook op een avond dat Miijmni gegeven werd en waar de titelrol zoo sympathiek en talentvol werd weergegeven door Mevr. Thyssen?Bremerkamp. Nog nooit heb ik deze dame zoo goed hare partij hooren vertolken als in dit werk. VAN MlLLlGEN. De claque te Parijs. De gesubsidieerde Theaters krijgen eene wijziging ? in de claque. j De Administration des beaux arts heeft de claque van de beide Opéra's en van Odéon nu op dezelfde wijze ingericht als die van de Com dieFrangaise. Er is nu een officieel persoon aange steld die de claque moet organiseeren. Hij krijgt niet meer toegangskaarten dan plaatsen voor de \ claque beschikbaar zijn, zoodat de handel in ! vrijbi'jetten (als billets-d'auteur bekend) zal op houden. De claquers worden binnengelaten door de deuren van de administratie, zonder entreebiljetten. Zij mogen volstrekt geen fooien van de artisten aannemen, zoodat geen succes kan gechauffeerd worden zonder dat de directie het wil. Van opheffing is geen sprake. Jammer ! iiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiii Kunst te Parus, In dezelfde zaal de bekende Galerie. Georges Tetil (8 rue de Sèze) waar voor eenigen tijd de zeer merkwaardige 18e tentoonstelling van de Hoctétéa"A<ii<ari'Uistex Fraiirnix werd gehouden, is nu sedert een vijftal dagen de l;-!e expositie geopend der Sociélc Internationale de J'ciiilnre et ciil/ihn'f. Bracht ik, met het oog op het internationale dezer tentoonstelling, er plichtmatig een eerste bezoek, ik ging er, omdat ik er mij toe aange trokken gevoelde, een tweede maal heen ter volkomener waardeering van veel wat ik er die eerste maal mooi had gevonden. Ik deed het zonder op eenige wyze gewapend te zijn, noch met de herinnering aan een namenlijst der expo santen, noch met een catalogus, mij alleen leiden latend door de indrukken die mijn ontvankelijk leekengemoed opdeed bij het zien van het »onverklaarde'' werk der kunstenaars. En zoo wandelde ik die zalen door, vluchtige aanteekeningen makend, die ik. even vluchtig hier neerschrijf; nu eens toe vend, dan snel voorbij stappend, al naarmate ik meer of minder aangetrokken werd, bij wijlen mij met geweld losmakend van de bekoring, omdat de tijd hier dikwijls meer dringt dan iets anders. Hoe trof het mij dat ik de beide artisten, wier werk ik op de tentoonstelling der Oriëntalisten zoo bewonderd had, Cottet en Chudant, hier terugvond. Beide z\jn meesters, beide kunstenaars wier persoonlijkheid krachtig spreakt in hun werk, en die de waarheid en de schoonheid van het eenvoudige zien, om het vorm te geven er aan toevoegend een sprank van het vuur, waarmee de muzen in stilte de ziel verwarmen van hen die door de goden begenadigd zijn. Maar welk een verschil tevens tusschen die twee. Is het werk van Cottet forsch met diepe, zware kleuren, met krachtigen streek, met scherpe lijn en een afwisseling van helder licht en donkere schaduw, dat van Chudant is wazig met zachte, ik zou bijna zeggen lieve tinten, subtiel van lijnen, met overgangen die het oog vriendelijk aandoen, en daarbij toch niet minder groot een door de zon beschenen kerkhof' met bloemen is verruk kelijk dan dat van den eerstgenoemde. Van hen die ik zeer opmerkte (ik heb daarom niet de prentensie te beweren dat zij opmerkelijker zijn dan anderen die ik voorbij ging) noem ik de volgenden. Fritz Thaulow, van wien mij vooral troffen een pastei: een landschap met een naar achter wegloopend water in het midden, wat somber, maar zoo mooi gezien en waarin een wit paard op een stuk wei geestig uitkomt, en een paar schilderijen, het eene een i-lair de Innc, het andere een stuk van een kerk, van binnen verlicht en van buiten gezien; Eugène Vail, op wiens staigezichten het licht valt dat wij hier weinig kennen en dat mij, zooal niet aan Holland, toch aan noordelijker streken doet denken; van Bastien Lepage (de overleden stichter der ,s«r<V/<; inlei-natinnale) zag ik het door tallooze reproducties bekende, keurige portret van Sarah Bernhard, heel dun van verf maar uiterst fijn van uitvoering in zachte lichte tinten. Er was van dezen artist ook ander werk van jon geren datum: een groot schilderij vol mooie natuur, aardappelrooisters voorstellend, en een ander, een smederij, een waar meesterstukje (reeds op de tentoonstelling van 'S!) gezien). Zoo ik, al doorloopend langs de volbehangen wanden, nog genoemd heb een schilderij van Baertsoen: een breede besneeuwde voorgrond met een rijtje huizen op den achtergrond, een voudig waar; eenige doeken van Laurent Desrousseaux, die ons in een opgewekte stemming naar buiten voert te midden van groen door belder, warm licht overgoten; een drietal groote liguren van Carrier-Belleuze, waarvan vooral een slapende vrouw, een prachtig naakt lichaam, half in de schaduw van een zonnescherm, opmerkelijk is; eenige kleine pastels van Dagnaux, subtiele natuurtafereeltjes; een bijzonder mooi schil derij achter glas van Pierre Vauthier, dat ons een groote hall te zien geeft (ik dacht het het Pidais de l'industrie te herkennen) met taJ van vrouwenfiguren, vol beweging, maar tevens zoo keurig door de mengeling van frissche, zachte tinten, hier en daar door een scherper kleur onderbroken; dan kom ik aan een superbe ver zameling aquarellen van Thornley, een rijkeverscheidenheid, zoo groot gezien en meesterlijk uitgevoerd, dat ik in de kleine zijgalerij, waar zij hangen, lang hal kunnen blijven om oogenblik na oogenblik opnieuw te genieten. Ook Maurice Bompard is door een geheele serie vertegenwoor digd, waarvan het meeste in een afzonderlijke zaal hangt. Zij spreken daar allen van het zon nige Oosten, onder velerlei vorm gezien, en veel tijds zeer mooi, zoo onder meer het inwendige van een moskee, een stuk markt met aardige figuurtjes, een woestünrand met de onbegrensde vlakte, en eenige kleinere doeken, fragmenten. en studies, of zeer nauwkeurig afgewerkte tafe reeltjes vol leven of stille werkelijkheid. Van de rue de Sèze naar de rue Laffitte, de weg is spoedig afgelegd. Weer naar Durand-Ruel ? Ja, wie te Parijs van kunst wil genieten moet minstens een paar malen in de maand naar die twee ruime zalen met vier zijkabinetten, waarin zeker acht maanden van het jaar van het beste een deel en hoe rijk en veelzijdig dikwijls te bewonderen is. En nergens is men zoo opz'n gemak, en werkt iedereen en alles zoo mede om de bezoekers en de kunst tot elkaar te bren gen, met elkaar intiem te maken. Het werk van een groep, van eenige nauwverwante kunstenaars of van een enkele dezer, afzonderlijk te zien en, ongestoord te genieten ik had het daarover vroeger reeds 't is heel wat meer waard dart de groote tentoonstellingen, en daarom mag ik zeggen dat ik van de rue de Sèze bij DurandRuel komend, hier met nog meer voldoening verwijlde dan daar. Trouwens de tentoonstelling van de werken van Herflte Morixo! (mevrouw Eugène Manet, juist voor een jaar overleden). den 5den dezer geopend, zag ik nu al voor de vierde maal, en toen ik wegging was het met dostille belofte te zullen weerkeeren. Men vrage geen beschrijving van deze verba zende verzameling verbazend, omdat zij den arbeid omvat van n kunstenares; verbazend zoowel om de hoeveelheid als om de hoedanig heid . Er spreekt een liefde voor de kunst uit, even krachtig als de liefde der artiste was voor de materie die haar tot model strekte. Die materie zocht en vond zij impressioniste als Puvis de Chavannes, als Pisarro, als Monet, als Degas, als Renoir, als Guillaumin in de wereld der jeugd en der natuur. Die materie bezielde zij met de zon die in haarzelve straalde, om aan de openbaringen harer kunst mee te deelen een poëtischen gloed, die de natuur en de jeugd.. eenige bronnen van reine en krachtige aandoe ningen, stelt in het licht, noodig om den naar schoonheid en waarheid zoekenden mensch de voortreffelijke paring dezer twee te doen begrij pen en zich er in te doen verheugen. Wat moet het innerlijk leven van die vrouw rijk geweest zijn aan zonneschijn en aan liefde, wat helder haar blik in de diepte der luchten, in de verheid der landschappen, in de kleurenveelheid deibloemen en vooral in de oneindigheid van aan doeningen die spreekt uit de oogen en van het gelaat, in den lach en in de traan van het kind en van het meisje. Maar ook, wat vatte die blik scherp de zuiverheid van vormen, waaronder die schijnbaar eenvoudige, in waarheid zeer saamgestelde materie zich voordoet; wat drong hij diep door in het wezen der levende natuur, wat peilde hij tot den bodem der ziel. O, zeker, BertheMorissot was een groot kunstenares. Dit zouden wij uit weinige harer werken kunnen weten hoeveel te meer weten en waardeeren wij het om er haar om te vereeren uit de drie honderd tachtig schilderijen, pastels, aquarellen, teekeningen en schetsen die door de zorg van haar vrienden waaronder haar zwager Eduard Manet en de dichter Stephane Mallarmó bij DurandRuel zijn saamgebracht en daar waarschijnlijk wel tot in de laatste dagen dezer maand zullen verblijven. Parijs, il Maart '!Mi. Bi r, u K. Door vertrek uit Amsterdam, tengevolge van zijne benoeming als directeur der teeken-academie »Minerva" te Groningen, is de heer Ferd. G. W. Oldewelt afgetreden als bestuurslid van »Arti.M In de Woensdagavond gehouden vergaderingvan stemhebbende leden is in de vacature voorzien:. het bestuur is thans als volgt samengesteld : C, L. Dake, voorzitter; Bart van Ilove, vicevoorzitter; Gerard Muller, secr-penn. ; 11. \\'.. Jansen, plaatsv.-penn. ; J. II. Wijsmuller, plaatsv. secretaris. Bij de firma E. J. van Wisselingh .t Co., Srnii ->;\. is tentoongesteld een schilderij van W. Witsen, Oosterpark te Amsterdam bij winter''. De tentoonstelling II, W. Jansen sluit Zondag, den ?-'?-'sten.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl