De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 22 maart pagina 5

22 maart 1896 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 978 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. DAMEjg. ?l Meisjes-clnlis. Reeds verscheidene jaren bestaan in Engeland en in Amerika meisjes-clubs, die zulk een goeden invloed uitoefenen op de meisjes uit den werkenden stand, dat ik niet kan laten er een en ander van mee te deelen, in de hoop dat ook in Nederland enkelen zich tot dit werk voelen aangetrokken. In 1883 werd te New-York de eerste WorkingGirls-club", opgericht door Miss Grace H. Dodge; en dat die in een bepaalde behoefte voorzag spreekt wel duidelijk uit het feit dat binnen 't jaar in verschillende wijken der groote stad soortgelijke inrichtingen werden geopend, en reeds in Maart 188éeen «Association of Working-Girls-Societies" gevormd werd, die meer dan duizend vrouwen en meisjes van allen rang en stand ter vergadering bijeen riep. Ook in Engeland zijn vele meisjes-clubs en n daarvan, de Soho-club in Londen, kan ik eenigszins uitvoerig beschrijven, omdat de oprichtster Miss Maud Stanley, in een zeer lezenswaardig boekje ons alle bijzonderheden daarvan meegedeeld heeft. Gedurende 10 jaren bestaat de Soho-club al, en de eerste tijd was er veel volharding en werkkracht noodig, om de moeilijkheden te boven te komen en de zaak aan den gang te houden, maar nu is de inrichting bloeiend en heeft al lang haar bestaan gewettigd door het trouwe bezoek der meisjes, voor wie zij is opgericht. Klein was het begin. Een ruime kamer, goede verlichting, een vriendelijke vrouw, die de meisjes ontving, ze een kopje thee aanbood en met hen over het doel sprak waartoe zij waren samen gekomen, namelijk de oprichting van een meisjesclub. Al spoedig waren eenigen overgehaald om weer te komen en al pratende overlegde men samen wat er gedaan kon worden om de avonduren aan genaam en nuttig door te brengen. Natuurlijk had Miss Stanley een vast plan voor de club in het hoofd, dat zij langzamerhand wijzigde, naarmate de behoeften der bezoeksters bleken te zijn. Zoo groeide gaandeweg de club aan tot een inrichting met verschillende lokalen, waar meisjes van 12?16 jaar en ouder samenkomen en allerlei cursussen kunnen volgen. Een onderwijzeres zet de leerwijze der lagere school voort in de jongste klasse, de ouderen leeren uitgebreider aardrijks kunde en geschiedenis, ook verzen en proza voor dragen. Een anderen avond is er zangklasse, waar de nieuwe leerlingen allereerst in de grondslagen der muziek en de noten onderwezen worden, de meer gevorderden in koor of beurtzang zingen. Morgen is het naai-avond en worden door de meisjes allerlei kleedingstukken geknipt en genaaid onder bevoegd toezicht, die zij later tegen den kostenden prijs van de benoodigde stof kunnen inkoopen, of wél zij leveren zelf de stof en naaien die op de club zooals het behoort. Voor allen die zich daartoe aanmelden is er eenmaal per week gymnastiekles, eenvoudige oefeningen met muziek, want een piano is het onontbeerlijkste stuk huisraad van de meisjesclub. Ook wordt geregeld elke week een avond gewijd aan verstellen, mazen en stoppen, wat de moeders zeer te stade komt, daar die het noodig e werk daartoe leveren. ledere avond wordt dus nuttig besteed, naar een vaste regeling, die in het lokaal is opgehangen en de meisjes treden toe tot den cursus of niet, al naar zij inzien, dat 't naar hun zin of tot hun voordeel is. Maar ook wordt hun elke avond een of ander genoegen verschaft, dat het werk na een bepaalden tijd afwisselt: spelletjes, dansen, gezel schapsspelen, lezen, enz. Want er is een bibliotheek, die door de meisjes om beurten zelf beheerd wordt, waarvan de boeken worden uitgeleend, op straf van boete, wanneer zij niet op tijd weer inkomen. Ook zorgen twee der club-leden voor het buffet, dat wel niet rijk voorzien is, maar toch de dorstigen een kopje thee of een glas melk biedt, tegen zeer geringen prijs. Dit namelijk is de hoofdvoorwaarde van het bestaan en de goede werking van een meisjes-club. Het is geen philanthropische inrichting. Alles wordt door de leden betaald, zoowel het lidmaatschap (stel bijv. 4 stuivers per maand) als het kopje thee met versnapering, evenals de lessen waarvoor misschien wekelijks een stuiver al een heele som is. Kunnen dit de meisjes betalen? AVat verdient bijv. een dagmeisje per week? Eén gulden is het gewone loon, niet waar ? Zou een jongen dit alles aan moeder afstaan en niet n dubbeltje minstens zakgeld krijgen? Mij dunkt, dan mag het meisje dit evengoed eischen, het komt haar toe, en als zij het in de club besteedt, weet zij ten minste zeker dat zij het met interest terug krijgt. Wordt hier dus het nuttige met het aangename vereenigd, nog grooter voordeel levert de gere gelde omgang met beschaafde dames voor de meisjes op, die al spoedig inzien, dat men niet luidruchtig behoeft te zijn, om pret te hebben, die langzamerhand hun manieren van spreken richten naar die van hunne voorgangsters, en na korten tijd onder deu invloed komen van al het geleerde en gehoorde, dat hun nieuwe gedachten geeft en hun leven minder eentonig maakt en ver heft boven den dagelijkschen sleur. Zijn meisjes-clubs nuttig en noodig ? Om deze vraag te beantwoorden moeten wij zien wat de meisjes, die al meehelpen den kost te verdienen, nu gedurende hun vrije avonduren uitvoeren. Op 13 of 14 jarigen leeftijd begint haar leven van werken, hetzij als dagmeisje, loopmeisje, op een fabriek, enz. Zeker zijn er vele moeders, die hun dochters onder streng toezicht houden en de kin deren laten opbiechten, wanneer zij niet dadelijk van hun werk thuis komen. Deze meisjes zullen ook waarschijnlijk door moeder onmiddellijk aan 't werk worden gezet om in de huishouding of bij 't naaien te helpen, wat voor kinderen van dien leeftijd zonder twijfel een veel te groote inspan ning is na een geregelden arbeidsdag van 8 a 10 uren. Moeten zulke schepseltjes dan geen uit spanning hebben, geen afwisseling, die ze weer opfrischt voor het werk van den volgenden dag ? Dat dit noodig is meenen ook wel de meesten, die hun vrijen tijd veelal op straat doorbrengen, wandelende langs de helder verlichte winkels, met kennissen ; daar hun vriendjes ontmoeten, afspraken maken, en er, behalve de laagste en gemeenste indrukken, allerlei onbevredigbare wenschen op doen, die hen ontevreden maken en dikwijls tot allerlei verkeerdheden leiden. Geef deze meisjes een frisch, prettig vertrek, zoo eenvoudig mogelijk ingericht, verschaf ze alle mogelijke bezigheden, die met hun leeftijd en wenschen overeenkomen, leidt hun gedachten naar onderwerpen van hooger orde en probeer ze lang zamerhand te winnen voor een levensdoel van meer beteekenis dan waaraan zij tot nu toe ge wend waren. Zal men zoodoende deze meisjes niet tot nuttige leden van de maatschappij vormen, en de invloed, dien elk weldenkend mensch om zich heen tracht te verspreiden tot een zich telkens vergrootenden kring uitbreiden ? Terecht blijkt uit menige levensgeschiedenis hoe groot de invloed van de vrouw is, waar het 't wél en wee van haar omgeving geldt. Welnu, geef de meisjes een hooger idee van plicht en van de verantwoording die op haar rust, een doel om na te streven, edeler dau tot nu toe haar ver langen om veel geld te verdienen en zooveel mogelijk plezier te maken daarna. Ongetwijfeld zal zij hare omgeving met die nieuwe betere in zichten bekend maken en eerst bij de keuze van een vrijer, later op haar man en haar kinderen zal het zijn uitwerking niet missen. Of de meisjes zullen komen in de Club ? Waarom niet? Het hangt er alleen maar van af of die aantrekkelijk genoeg gemaakt wordt, of men. de meisjes laat bemerken, dat zij niet alleen een voorrecht genieten, maar ook een recht hebbeu om daar te komen, wanneer zij trouw de wetten volgen en hun lidmaatschap betalen. Niemand zal veronderstellen, dat vanaf de oprich ting, zulk een club op eigen beenen kan staan. Finantiëele steun is zeer gewenseht, is zelfs uoodig ; maar toch moet door het bestuur nooit uit liet oog verloren worden, dat het einddoel is : zich zelf bedruipen. De Soho-club te Londen heeft nu, na een 10-jarig bestaan 230 leden, leeftijd van 13 tot over de 21 jaar; zij is verbonden met een tehuis voor meisjes, waardoor men, over ruime lokaliteiten beschikken kan, daar de bovenkamers steeds verhuurd zijn. Aan het hoofd staat de ,/Matron", laat ons zeggen moeder van het tehuis, die ook 's avonds in de clublokalen is, en daar de ledenlijst invult en altijd te spreken is voor ieder die haar wenscht te raadplegen. liet geheele jaar rond is de club open, van 7?10 eiken avond. De lessen worden natuurlijk door vaste onderwijzeres sen waargenomen, toch komt een der dames van het bestuur geregeld om de beurt een avond om met de meisjes te praten en het toezicht te houden, zoover dit noodig is. Elke maand wordt vergaderd met een commissie uit de meisjes geko zen, die iedere gewenschtc verandering aanvragen en mede een stem hebben bij 't nemen van besluiten. In Amsterdam werkt //Ons Huis" in dezen geest voor volwassenen en voor jongelui, maar voor de meisjes is, volgens de verslagen slechts een heel klein hoekje over in de groote uitgebreidheid der werkzaamheden. Zou er in zoo'n groote stad niet even goed als in alle amerikaansche eu eugelsche steden, (daur zelfs op 't platteland!) plaats zijn voor eenige meisjes-clubs ? Meermalen werd gezegd, wanneer dit onderwerp ter sprake kwam: ons volk is niet geschikt voor dergelijke proefnemingen, zij hebben zóó weinig gevoel van eigenwaarde eu vooral de meisjes wordt zoo weinig vrijheid gegund door de ouders, dat het heele plan op niets zou uitloopen. Maar kan dit dan niet veran leren? Zooveel toestanden beginnen onhoudbaar te worden, zooveel gebruiken zijn veranderd! Elk menschenkind moet zich een zekere mate van vrijheid eu onafhaukekelijkheid eigen maken om zichzelf te kunnen zijn en daartoe moet zijn beter-ik uit de knellende banden losgemaakt worden, die het bij zoovele n nog omwikkelen. Hetgeen daartoe zeker zal meewerken, zijn de meisjps-clubs. Niet de avondjes, eens per week bij juffrouw zus-of-zoo, die door deze theepartijtjes aan haar verlangen voldoet, om ook wat voor haar minder bedeelde natuurgenooten te doen, en zóó, op kinderlijke wijze haar philanthropie beoefent. Maar laat al deze welwillende menschen de handen ineenslaan, en met vereende krachten bedachtzaam vooruitgegaan. Zeker zullen zij dan nog iets meer van hun tijd moeten opofferen, zich wat meer moeite moeten getroosten, maar ongetwijfeld werken zij er zoo oneindig veel meer mee uit, dat dit hen rijkelijk beloonen zal. S. P. MIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIMIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIHIIIIII De Spaansclie. Aan een opstel van Emilia Pardo Bazan, te Madrid, ontleenen wij het volgende : //Over //de Spaansche" in het algemeen te spre ken, moet al van zelf onjuist zijn, want in ras, in type en zeden zijn er tal van verscheidenheden, zoodat de karakteristiek van iedere niet enkel door h&ar maatschappelijk milieu, maar daarenboven door het karakter van de landstreek waarin zij woont, wordt bepaald. Het blond en een zeker roodblond (dat in Frank rijk in Auvergne voorkomt) met groene of blauwe oogen, zeer blank en rose teint, maar geneigd tot sproeten, behoort thuis in de noordwestelijke pro vinciën : Galicië, Santander, Asturië; een ander soort van blond, bleeker, met groezelig teint, beenderig en onaantrekkelijk, is het eigendom der Baskische provinciën. De kleine teere brunette, met de mooie levendige oogen, de lange zijden wimpers, onregelmatige trekken, maar buitengewoon boeiend, vindt men in Andalusië; de volle schoon heden met verblindend blank teint, wit als de rijst die zij verbouwen, wonen in Valencia; de olijfbruinen met de Oostersche oogen in Murcia en op de Balearen; de lange, trotsche, magere, met vaal teint en gitzwart haar, in Castilië. Men ziet dat al deze typen, hoe ook in gelijke omstandigheden, nooit onder n definitie te brengen zijn: te meer als men rekent hoe Keltische, Moorsche, Joodsehe, Suevische, Phenieische, Helleensche typen vaak, door het afgezonderd leven, zeer zuiver bewaard zijn gebleven. Zelfs is de bevolking der stad Tarragona van bijna onvermengd Romeinsch bloed. De Spaansche vrouw is over 't algemeen, vooral in het noorden, sterk en gezond ; zij leeft langer dan de man, eu dat ondanks hare niet altoos hygiënische levenswijze. Onder de bourgeoisie toch geldt, nog het oude (Oostersche of Ilomeinsche) denkbeeld, dat eene fatsoenlijke vrouw te huis moet blijven. De jonge meisjes komen niet meer dan ns per dag uit, om naar de kerk te gaan, inkoopen te doen of een bezoek te brengen; aan beweging voor gezondheid denkt men niet, paardrijden, bicyele rijden, roeien, tennissen, wordt als geëmancipeerd beschouwd. Na het huwelijk is het nog erger; dan behoort de vrouw thuis te zitten, kloosterlijk-loom : al spoe dig dan ook, reeds na haar eerste kind, wordt haar teint mat, haar trekken slap, haar figuur leelijk; de kleinste wandeling vermoeit haar, zij kan nau welijks haar kinderen voeden, zij moet dispensatie vragen van de vasten. Haar gang blijft gracieus, maar zoo langzaam dat ieder buitenlander er over verbaasd is. Als zij dertig jaar zijn, tooneu ze zulk eeu corpulentie dat de uitdrukking jamoaa, die men te Madrid wel hoort (verwant aan het Fransch jambon) niet overdreven is. De vrouw uit het volk, vooral de boerin, zal niet corpulent worden, zij werkt eer te veel ; zij arbeidt als een lastdier, meer dan de man. In Galieië, waar tal van mannen naar Amerika geëmi greerd zijn, doet zij het hardste boerenwerk ; in de steden sleept zij met karren, op de kaaien helpt zij lossen en laden. Alleen in de zeer hooge kringen, bijna cosmopolitisch door hunne Europeesche verwantschappen, doen eenige vrouwen aan sport. Aan het hoofd staat de infante Isabella, eene tante van den koning; zij is uitstekend paardrijdster, jageres, danseres, wagenmenster, bergenbeklimster; de hertogin van Alba, familie van Keizerin Eugénie, rijdt gewapend door de weiden, waarin de wilde veclr stieren worden be waard ; de Koningin zelve woont te paard de revues bij ; toeh is het haar soms moeielijk geweest, eeredames te vinden, die haar daarbij vergezelden. Opmerkelijk is het, dat de Spaansche vrouw, die men naar hare opvoeding dan voor zulk eeu goede huisvrouw zou houden, dit toeh eigenlijk niet is. Zelfs in de welvarende klasse heeft zij geen zin voor orde, zindelijkheid en comfort; zelfs niet voor persoonlijke zindelijkheid, ofschoon dit vooral dagelijks verbetert, liet is nog geen dertig jaar geleden dat in Spanje (evenals in Europa in de middeleeuwen) baden als een verdachte verfijning beschouwd werd. En wat de kleeding betreft, het is zeker jammer dat de mantilla, de nauwe zijden rok, de Baskische muts en de zijden schoen ver dwijnen, maar in de plaats daarvan komt schoon ondergoed en practische kleeding. De mantilla is helaas zoo goed als verdwenen; men ziet ze nog alleen op Donderdag en Vrijdag in de Lijdensweek, bij de stierengevechten en bij aristocratische hu welijken. De Spaansche is zeer verstandig, praktisch en slim, maar niet beschaafd en ontwikkeld ; in de burgerfamilics houdt men dit nog voor ongepast voor een meisje. Men neemt ze ook al heel vroeg van school, en ziet gaarne dat er op haar 15de, 16de jaar over een huwelijk gedacht wordt. Ook dit wordt in de hoogere klassen beter; de prinses van Asturiëis al zestien jaar, maar komt nog niet in nde wereld" ; dit zal eerst met haar achttiende zijn. Het onderwijs voor meisjes omvat niets dan wat taal (Fransch, soms Engelsch of Duitsch), muziek, rekenen en teekenen; van litteratuur, algemeene kennis of exacte wetenschappen leereu ze niets. Daarentegen is, voor wie leeren wil, de gelegenheid bijzonder gunstig; de wet staat haar sinds lang het bijwonen van middelbaar en hooger onderwijs toe; de itisMutos voor rechten, medicijnen en philosophie zijn voor haar geopend; alleen het gebruik maken daarvau heeft reinig practisch nut, omdat haar het uitoefenen van de te verkrijgen doctoraten niet is toegestaan. Medi sche practijk mag zij uitoefenen; er zijn ook fei telijk eenige dokteressen, waaronder te Madrid een mevr. Alexander, die een uitgebreide praktijk heeftZoo weinig aangemoedigd, is het niet te ver wonderen, dat de enkele vrouwen die zich door talent of studie naam gemaakt hebben, ook bij zonder hebben uitgeblonken; zij moeten over bui tengewone energie en volharding beschikt hebben. In deze eeuw telde Spanje groote tooneelschrijfsters, Gertrudis Gomes Avellaneda, eene smaak volle lyrische dichteres, Carolina Coronado, eene vruchtbare romanschrijfster, wier werken in alle Europeesche talen vertaald werden, Fernan Caballero (Cecilia Bohl). Om hare weldadigheid beroemd, tevens uitnemende spreekster, philanthrope en stichteres van vereenigingen, was Concepciou Arenal, gravin van Espoz y Mina; zij was vol ambitie en ijver en woonde, toen de universiteit aan vrouwen nog verboden was, in mannenkleeren de colleges bij. Eene uitstekende componiste was Luisa Carogemas : naam als schilderessen maakten Elena Brockmann, Fernanda Francés, eene jonk vrouw De Banuelos en anderen. Maar talrijk zijn de krachtige, verstandige, onberoemde vrouwen, j die in hun kring hoog staan, die invloed hebben, goed spreken, juist handelen eu goed doen. (Sint >:<ilgt). HlflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHll IIIIIIIUIIimilllllllMlHIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIII Motie. Thttwinij room. Hoe ook de zijde in de mode is, bij de voorjaarscostumes zal het katoenfluweel, velveteen, Engelsch fluweel, waarschijnlijk sterk vertegen woordigd zijn; het is weliswaar spoedig geplet en toont weldra zijn qualiteit, maar het is niet duur, de kleuren zijn voor ieder teint passend te krijgen, en het toilet kan, als men er niet langer dan n saizoen mee loopen wil, voor wan deling, voor visite en theater dienen, en is altoos gekleed en elegant. Op een aansluitend Huweelen costuum staat een arrangement van geelachtige guipure aehtbaar-ouderwetsch ; zoowel jonge meis jes als jonge of oudere getrouwde dames kunnen het dragen. De blouse is al herhaaldelijk ter dood veroor deeld ; toch blijft zij, in haar nieuwen vorm, tel kens voor den dag komen ; zij is zoo gemakkelijk en goed kleedend. De mooie patronen in dunne zijde, in Sehotsch fluweel, in allerlei gemengde stoften geven zoo good gelegenheid tot een paar afwisselende arrangementen voor gekleed en min der gekleed toilet; men kan er een donkeren cheviot of fluweelen of zijden rok bij afdragen. die op zich zelf niets feestelijks hebben zou. De blouse volgt intusschen, gelijk wij onlangs ver meldden, terwijl zij haren naam behoudt, de rich ting, die tot een gewoon aansluitend corsage leidt. De mouw begint bedenkelijk over de hand te vallen ; het is alsof men naar de Empire-mode (die Sarah Bernhardt in La V'o.sc« huldigde) terug wil en alleen de vingers uit de mouw wil doen te voorschijn komen ; deze moet dan eigenlijk als ondereind een halven handschoen hebben, die bijna aansluitend geknoopt wordt. Om dit. model met den ballon of nog beter met den gigotmouw te vereenigen, laat men de ondermouw ook boven den elleboog in eenige punten uitloopen, die be trekkelijk stijf den gigotdof of den ballon opvan gen. Dit staat niet vlug maar stj/lMi. Uit de on dermouw komen nog liefst wat slappe dicht geplisseerde kanten; het is zeker niet geraden zulke mouwen te dragen als men feuilletéwil rollen of petroleumlampen wil schoonmaken. Het presideeren van een »drawing-room" moet al een buitengewoon vervelend en vermoeiend werk zijn. Koningin Victoria beweert er in het geheel niet tegen te kunnen en is nog dagenlang ziek van den bloemengeur, het geruisch der hot'slepen, het gerlikker der kleuren en diamanten en het gewapper der struisveeren. Zij heeft dan ook de laatste jaren enkel de receptie van het corps diplomatiijue en het ^entree-gezelschap" gehouden, en de presentaties laten waarnemen door de prinses van Wales. Nu gaat de koningin naar Italië, en men verneemt dat de prinses van Wales zal doen als hare moeder en het tweede gedeelte (het hooren voorstellen van een paarhonderd damea en het reiken van de hand ten handkus) zal doen waarnemen door hare zuster, prinses Louise, rnarkiezin de Lorne. De volgende maand gaat de prinses van Wales naar Kopenha gen met hare dochter Maud, opdat deze er zelf kleeden, gordijnen en meubelen voor haar aan staande woning kan uitzoeken. E-e.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl