Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 978
?"?"?
X
Les enfants terribles.
(Gavarni).
Un cas interessant.
(Daumier).
In Frankrijk, zegt Alphonse Daudet, is
iedereen »quelque peu Tarascon". Wij, Hol
landers, hebben bovendien de overtuiging,
dat »en France tout Ie monde est quelque
peu artiste." Hetzij wij hieraan komen, door
het ernstig redeneeren, dat de Parijsche
gamins kunnen doen over schilderijen, achter
de ?winkelramen van kunstkoopers tentoon
gesteld, hetzij door het voorbeeld dat de
Franschen gaven, om door hun goedkoope
geïllustreerde weekbladen de werken van de
beste artisten tot gemeengoed te maken;
hetzij de opvatting juist is of onjuist dat
de teekenaar een groote plaats inneemt in
het Parijsche leven, staat als een paal boven
water. Daar zijn de affiches aan de huizen
van Chéret, Toulouze-Lautrec en zooveel
anderen daar zijn de reeds genoemde
weekbladen, met prenten van Steinlen, Forain,
om slechts een paar van de allerbesten te
noemen die aan den buitenkant, het straat
leven, den artistieken draai geven, die ook
op de vreemdelingen een zoo sterke bekoring
uitoefent. De Temps Difficiles van Forain
in den Figaro gedurende het Panamaproces
zijn wereldberoemd geworden, en schoon
minder algemeen bekend, worden de illustra
ties waarmede Steinlen als Petit Pierre den
Chambard versierde, door de liefhebbers
nauwlijks minder gewaardeerd.
Misschien is het, omdat de Hollanders
leven in de traditie van meer dan een ge
slacht van groote schilders, dat wij voor
dezen kant van het Fransche leven een
bijzondere opmerkzaamheid hebben. Het is
ons daarom aangenaam, eenige specimina
van de moderne Fransche teekenkunst aan
onze lezers te kunnen aanbieden. Het zijn
alle reproducties van in den Spectator
verschenen illustraties bij causerien over de
Fransche teekenaars, door den heer F.
Lapidoth geschreven. De firma Loman & Funke
te 's-Gravenhage heeft deze artikelen, met
de illustraties, tot een boekdeeltje vereenigd,
met het doel een bloemlezing samen te
stellen, waarin verscheidene kunstenaars
zouden zijn vertegenwoordigd door zoo moge
lijk karakterestieke, maar voor niemand erger
lijke proeven van hun talent.
De eerste twee onzer prenten zijn van
DAUMIER en GAVARNI, de voorloopers
der moderne teekenaars. Ziehier wat de heer
Lapidoth o.a. omtrent hen schrijft:
»Het werk van Daumier en dat van Gavarni
kan vereenigd worden gedacht en dit geheel
zou de kenmerken dragen van het genre
Voyons ! faites attention.
Que doit-on faire quand on a pêche ?
Quand on a pêche ?
Tiens ! on revient a la Maison-Blanche avec tous les barbillons
dans un panier, et ma bonne les mange avec Landernau : c'est un
grand soldat, qui a des batons blancs sur la manche ; moi j'en
mange aussi, tiens !
La conciërge ...
(Grévin).
Et Ie pourboire 'l
caricatuurkunst maar weinig, »art du rire"
(volgens Arsène Alexandre) eenigszins, zeden
schetsen in plaat en onderschrift nog het
allermeest van het genre, dat nu in Frankrijk
meer dan elders bloeit en toch oorspronkelijk
niet een Fransch genre is ....
»Zij behooren tot de zeer moderne Fransche
teekenaars: de eerste om de intensiteit zijner
passie, de tweede om het eigenaardig geestig
satyrieke van zijn vernuft. Daumier zag meer
als kunstenaar; Gavarni meer als niet al
te streng hekelaar, die een gebrek aanwijst
zonder te toornen en glimlacht waar hij
staat tegenover een nationale ondeugd/'
»Het is zeer opmerkelijk dat de vader van
het moderne genre in de veredelde carica
tuurkunst reeds met evenveel passie en in
bijna denzelfden trant de «bourgeoisie" geeselt
als dit nu wordt gedaan door den misschien
II me faut dans six jours trois (,'orot et un Diaz. ? ]''aites-le
travailler, Madame ! (Forain).
nog vruchtbaarder kunstenaar met anarchis
tische sympathiën: Steinlen. De productie
van den laatste sluit aan bij het werk van
eerstgenoemde
Tot de meesterstukken van Daumier kan
men rekenen de kostelijke portetteri naar ka
merleden en pairs, die eigenlijk geene charges
mogen heeten, omdat daarop slechts het bela
chelijke of hatelijke in de physionomie een
weinig zijn overdreven, zoodat het karakter van
den geconterfeite van zijn gezicht af te lezen is.
«Beroemd zijn ook de haast ontelbare typen
van rechters en advocaten, door Daumier
gebrandmerkt met een door allerlei onaange
naamheden gevoeden haat. Maar het vinnigst
was hij toch tegen de «bourgeoisie satisfaite"
die, naar hij meende zelfzuchtig en geldzuehtig
was, die de :>orde" handhaafde ten koste der
vrijheid voor de in aantal en vermetelheid
steeds wassende republikeinen en tegen wie
men in het kamp van Philipon streed met
allerlei wapenen, waaronder heel wat giftige
pijlen.
«Evenals Rochefort in de geschiedenis zal
blijven leven als strijder tegen het tweede
Keizerrijk, moet Daumier worden vermeld
in de boeken over Louis Philippe als een
der heftigste en op de massa invloedrijkste
vijanden van den burgerkoning, dien hij op
de felste manier heeft bespottelijk gemaakt.
Louis Philippe was de tête-de-turc, de
Jutskop, waartegen zijn beeldende satyre den
zwaren hamer telkens weder ophief, of hij
wordt vervolgd of niet. De peer hij had
namelijk den koning voorgesteld als een peer
waaraan de gedaante van het doorluchte
hoofd herrinnerde de peer van Daumier
werd populair!"