De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 22 maart pagina 6

22 maart 1896 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 978 ?"?"? X Les enfants terribles. (Gavarni). Un cas interessant. (Daumier). In Frankrijk, zegt Alphonse Daudet, is iedereen »quelque peu Tarascon". Wij, Hol landers, hebben bovendien de overtuiging, dat »en France tout Ie monde est quelque peu artiste." Hetzij wij hieraan komen, door het ernstig redeneeren, dat de Parijsche gamins kunnen doen over schilderijen, achter de ?winkelramen van kunstkoopers tentoon gesteld, hetzij door het voorbeeld dat de Franschen gaven, om door hun goedkoope geïllustreerde weekbladen de werken van de beste artisten tot gemeengoed te maken; hetzij de opvatting juist is of onjuist dat de teekenaar een groote plaats inneemt in het Parijsche leven, staat als een paal boven water. Daar zijn de affiches aan de huizen van Chéret, Toulouze-Lautrec en zooveel anderen daar zijn de reeds genoemde weekbladen, met prenten van Steinlen, Forain, om slechts een paar van de allerbesten te noemen die aan den buitenkant, het straat leven, den artistieken draai geven, die ook op de vreemdelingen een zoo sterke bekoring uitoefent. De Temps Difficiles van Forain in den Figaro gedurende het Panamaproces zijn wereldberoemd geworden, en schoon minder algemeen bekend, worden de illustra ties waarmede Steinlen als Petit Pierre den Chambard versierde, door de liefhebbers nauwlijks minder gewaardeerd. Misschien is het, omdat de Hollanders leven in de traditie van meer dan een ge slacht van groote schilders, dat wij voor dezen kant van het Fransche leven een bijzondere opmerkzaamheid hebben. Het is ons daarom aangenaam, eenige specimina van de moderne Fransche teekenkunst aan onze lezers te kunnen aanbieden. Het zijn alle reproducties van in den Spectator verschenen illustraties bij causerien over de Fransche teekenaars, door den heer F. Lapidoth geschreven. De firma Loman & Funke te 's-Gravenhage heeft deze artikelen, met de illustraties, tot een boekdeeltje vereenigd, met het doel een bloemlezing samen te stellen, waarin verscheidene kunstenaars zouden zijn vertegenwoordigd door zoo moge lijk karakterestieke, maar voor niemand erger lijke proeven van hun talent. De eerste twee onzer prenten zijn van DAUMIER en GAVARNI, de voorloopers der moderne teekenaars. Ziehier wat de heer Lapidoth o.a. omtrent hen schrijft: »Het werk van Daumier en dat van Gavarni kan vereenigd worden gedacht en dit geheel zou de kenmerken dragen van het genre Voyons ! faites attention. Que doit-on faire quand on a pêche ? Quand on a pêche ? Tiens ! on revient a la Maison-Blanche avec tous les barbillons dans un panier, et ma bonne les mange avec Landernau : c'est un grand soldat, qui a des batons blancs sur la manche ; moi j'en mange aussi, tiens ! La conciërge ... (Grévin). Et Ie pourboire 'l caricatuurkunst maar weinig, »art du rire" (volgens Arsène Alexandre) eenigszins, zeden schetsen in plaat en onderschrift nog het allermeest van het genre, dat nu in Frankrijk meer dan elders bloeit en toch oorspronkelijk niet een Fransch genre is .... »Zij behooren tot de zeer moderne Fransche teekenaars: de eerste om de intensiteit zijner passie, de tweede om het eigenaardig geestig satyrieke van zijn vernuft. Daumier zag meer als kunstenaar; Gavarni meer als niet al te streng hekelaar, die een gebrek aanwijst zonder te toornen en glimlacht waar hij staat tegenover een nationale ondeugd/' »Het is zeer opmerkelijk dat de vader van het moderne genre in de veredelde carica tuurkunst reeds met evenveel passie en in bijna denzelfden trant de «bourgeoisie" geeselt als dit nu wordt gedaan door den misschien II me faut dans six jours trois (,'orot et un Diaz. ? ]''aites-le travailler, Madame ! (Forain). nog vruchtbaarder kunstenaar met anarchis tische sympathiën: Steinlen. De productie van den laatste sluit aan bij het werk van eerstgenoemde Tot de meesterstukken van Daumier kan men rekenen de kostelijke portetteri naar ka merleden en pairs, die eigenlijk geene charges mogen heeten, omdat daarop slechts het bela chelijke of hatelijke in de physionomie een weinig zijn overdreven, zoodat het karakter van den geconterfeite van zijn gezicht af te lezen is. «Beroemd zijn ook de haast ontelbare typen van rechters en advocaten, door Daumier gebrandmerkt met een door allerlei onaange naamheden gevoeden haat. Maar het vinnigst was hij toch tegen de «bourgeoisie satisfaite" die, naar hij meende zelfzuchtig en geldzuehtig was, die de :>orde" handhaafde ten koste der vrijheid voor de in aantal en vermetelheid steeds wassende republikeinen en tegen wie men in het kamp van Philipon streed met allerlei wapenen, waaronder heel wat giftige pijlen. «Evenals Rochefort in de geschiedenis zal blijven leven als strijder tegen het tweede Keizerrijk, moet Daumier worden vermeld in de boeken over Louis Philippe als een der heftigste en op de massa invloedrijkste vijanden van den burgerkoning, dien hij op de felste manier heeft bespottelijk gemaakt. Louis Philippe was de tête-de-turc, de Jutskop, waartegen zijn beeldende satyre den zwaren hamer telkens weder ophief, of hij wordt vervolgd of niet. De peer hij had namelijk den koning voorgesteld als een peer waaraan de gedaante van het doorluchte hoofd herrinnerde de peer van Daumier werd populair!"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl