De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 29 maart pagina 11

29 maart 1896 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

NTo 979 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 11 ?den uitval van Janus Prins. Wat weerga, ?waar heeft zoo'n Zaankanter, die nu zeJf in N. Amstel woont, zich mee te bemoeien? Wü, Amsterdammers, zouden niet voorkomend genoeg geweest zijn voor de kleine buitenge meenten. Wel zeker, als'ik op Sjoerd'splaats had eezeten zou ik hem nog anders te lijf zijn gegaan. Als Amsterdammer had ik het woord genomen en zou gezegd hebben: Mijnheer de Voorzitter, wat meent die provinciaal wel ? Hij schijnt te denken, dat iemand ook al toe?schietelijk moet zijn voortafelschuimers. Zeker, als Buiksloot of Ransdorp een gunst van ons had gevraagd, souden wij groot genoeg van geest ons hebben betoond om het ter wille te zijn, maar ik vraag nu, wie is zoo gek zich nog uit te putten in vi'iendelijkheden jegens iemand, die zich naast hem heeft gezet met het kennelijk doel. om hem de kaas van szijn brood te eten? Wanneer Adraan Prins 'het voor die parasieten durft opnemen, waarvan Irij zelf er een is, al is hij dan nog ;zoo'n geschikte kerel en al zou hij ons kooplui indertijd in zijn qualiteit van Amsterdamsen raadslid haast een nieuwe beurs hebben be zorgd, ja, al is hij ook een Prins, zooals er nog nooit een Prins geweest is, van wien ?niemand iets kwaads weet te vertellen, ik, wij Amsterdammers, wachten hier geen compli menten vaühem af, en als lid van dithopge ?college, waarin uitsluitend mannen zitting hebben wier edelaardigheid en rechtschapen heid in de rechte evenredigheid staan tot hunne bekwaamheid, voornaamheid en hoogstaangeslagenheid verzoek ik U, Mijnheer de "Voorzitter, dezen Janus met zijn twee aan gezichten, waarvan het een naar het boe renland en het ander naar de hoofdstad is gekeerd, het zwijgen op te leggen en hem door eene commissie uit ons midden te doen ?uitleiden, opdat er in de eerste van 's lands kooien geen schurft schaap worde aangetroffen. Mijnheer de voorzitter ik doe een beroep ?op uw betamelijkheidsgevoel, op den zuiveren inborst, het erkentelijkheidsinstinkt en de piëteit mijner zeer geachte medeleden, want igezegde Prins, ofschoon zijn hoofd gesierd is met de kroon der grijsheid, terwijl zijn 'blozend gelaat van een eeuwige jonkheid schijnt te spreken, is zóó van nijd doortrok ken, dat hij zich veroorlooft haar, die hem jaren achtereen mild gevoed heeft, te belas teren ; geheel in strijd met de eerste aller lessen van politieke en maatschappelijke welvoegelijkheid en wijsheid: wiens brood men eet wiens woord men spreekt, welke gulden levensregel naar ik meen wel het allerlaatst ?door een firraawhandelaar had mogen vergeten ?worden.... Enfin, het is maar goed, dat ik geen lid van ?de Eerste Kamer ben, want als zich zulke ?beroerde dingen voordoen en je bent wat wel bespraakt, raak je van zelf aan het spreken, ik zou me in elk geval niet zoo goed kunnen beheerschen als Meinesz, die zich tot een protest 'bepaalde, waarschijnlijk omdat hij eerst pas weer een beetje vergaderingfahig was ge?worden en de dokter hem alle opwinding ver ft }den had. Ja, dat is lastig een burgemeester, die af «n toe niet goed ter been is. De »loopende" zaken gaan van zelf wel, zoolang hij met -zijn voet in het kussen zit, maar daar is in een gemeente zooals hier altijd zooveel on verwachts. Verleden jaar trof v. Lennep het met een werkstaking en handig als hij is, redde hij zich uit de verlegenheid door den gemolesteerden toe te voegen : komt maar eens terug met duchtige bewijzen, dat zij handtas telijkheden aan u hebben gepleegd, dan zal ik... Maar juist van het aanbrengen zulker bewijzen, in gebroken armen, gekneusde rib ben en gespleten neuzen, waren de lui af keerig -en de zaak had geen gevolgen. Nu is van Lennep gedrost en moet v. Hall. bij ontsten tenis van Sjoerd, al die akkefietjes waar nemen. Dat zijn dingen, waarop een wet houder niet rekent. Vooral als hij er zoo jong uitziet en nog heelemaal gaaf is, kan hij moeilijk denken, dat hij van wege zijn ouderdom nu en dan ook burgermeestertje zal moeten spelen. Zoo kwam dan ook v. Hall bij me. toen het bleek, dat hij als loco-burgemeester Leyds zou moeten ontvangen. Och, zei hij, wat die speech betreft, dat is nu zoo bijster moeilijk niet; als je ten minste den vorm meester bent. De inhoud biedt zich zelf aan; met vaderland, onafhankelijkheid, heldenmoed en dergelrjken heb je een toespraakje gereed, vóór je hetzelf weet, en tegen zoo'u secretaris van een Boerenrepubliek behoeft iemand van «enige distinctie niet op te zien. Maar de tijd dien al die soesah me kost; de tijd Mijnheer Brommerjer! U moet weten, ik. heb het Wet houderschap voor Onderwijs aangenomen, bij wijze van proef. Eigenlijk ligt zulk een ad ministratieve bestuursbetrekking geheel buiten mijn lijn. Je naam duidt het aan, dat je voor finan cier in de wieg bent gelegd. Een van Hall!... maar hij gaf dit volstrekt niet toe Van mijn prilste jeugd af, hernam hij, heb ikeenvocatie voor de letteren gevoeld, voor de letteren en het tooneel, en mijn omgeving scheen dit te begrijpen; aan aanmoediging heeft het mij van mijn kindsche jaren af nooit ontbroken en het zou mij niets verwonderen als ik nog eens moest vernemen, dat mijn baker mij al heeft geapplaudiseerd. Het zijn de dichtkunst, de voordracht, de kritiek, die mij mijn schoonste triomfen hebben doen behalen. In geen min der tijdschrift dan de Gids, nomen est omen! licht ik maandelijks het Nederlandsen publiek voor, zonder ooit zelf mij de vingers te branden of mij te besmetten met een druppeltje vet, dat van de kaars druipt, waarbij ik de auteurs hun deugden en gebreken laat naspeuren. Want dit is de groote kunst, mijnheer Brommeijer. Wan neer men zijn kaarsje niet goed weet te houden loopt men als criticus gevaar er zelf nog slechter af te komen dan de schrijvers, waarvoor men zijn vlammetje laat flikkeren; wil u welgelooven, dat er menschen zij n, d ie juist door hetgeen .zij over anderen en hun werk hebben losgeDe Nederlandsche Opera. De heer v. ix LINDEN: Hoe is 't mogelijk, 't publiek maakt heel vriendelijk voortdurend de ruif vol en 't koetje geeft geen druppel melk voor de artisteri 't is een mirakel! miMIIIIIMIIM laten, zonder dat zij dit zelf vermoedden, het onomstootelijk bewijs hebben geleverd, dat ze wel lezen, maar niet schrijven kunnen ? Daarom, iemand die deze groote belangen der menschheid wenscht te dienen, moet aan dit werk al zijn tijd geven; de Republiek der let teren ten onzent en de Anarchie het tooneel vorderen den geheelen menscli, en nu is dit het onaangename, dat ik niet alleen door die onderwijszaken word afgeleid, maar mij nog bovendien soms weken achtereen in het theater des publieke levens een p re-noblerol moet laten welgevallen, waardoor ik mij onttrokken zie aan de ernstige studiën, die het brein alleen pit kunnen geven. Daar om zou ik u willen vragen, weet u geen middel om die periodieke aanvallen, welke Meinesz het leven verbitteren en hem het vervullen van zijn ambt somtijds onmogelijk maken, te voorkomen of te doen verminderen. U zelf leed, meen ik, ook wel eens aan dat euvel. Het euvel bij uitnemendheid, zei ik, het voeteuvel. Ik begrijp dat je Meinesz graag daarvan genezen zoudt zien. En nu wil ik je wel zeggen, dat dit, dank zij den vooruit gang der wetenschap, zoo heel moeilijk niet is. Verleden jaar, laat herfst, mijn waarde, ben ik tegen een middel aangeloopen, dat geloof ik, een eind zal maken ook aan deze kwaal. Ik draag nu al een maand of drie het Volta-kruis. Het kleine Volta-kruis. Dat gaf mij dadelijk eenige verlichting. Pas had ik het bij me, of ik sliep 's nachts als een roos. Zeven uur aan n stuk, wat mij in geen weken was gebeurd. Een verdoemd aardige grap met mijn dokter! Je moet denken, hij wist er niets van, dat ik me zoo'n kruisje had aangeschaft. Hij werkte met zijn gewone medicamenten en zei maar telkens, als Uwe nu een tij'l lang stipt mijn voorschriften volgt en vooral goed dieet houdt, zal u zien, dat u er baat bij vindt, uw kwaal heeft een goedaardig verloop, althans tot dus verre; en de eene week na de andere kwam hij terug om te kijken hoe het met den patiënt ging. En dan was het: Nu, wat^heb ik U gezegd? En een volgenden keer: Ei, dat be valt me, U gaat blijkbaar vooruit; en nog later: ik geloof stellig dat we het de baas zijn geworden, maar oppassen blijft de boodschap, verraderlijk is zoo iets altijd; en eindelijk, toen ik me bijzonder wel gevoelde: Had u zich maar vroeger wat trouwer aan mijn lei ding overgegeven, Mijnheer Brommeijer, de faculteit, zoo merkt u nu wel, verdient toch iets beters, dan al die schimpscheuten waar mee U haar vervolgt tot ik hem opeens aan het koordje, waaraan ik het bevestigd had, het Volta-kruis te voorschijn haalde en het hem onder den neus duwde. Dat had je moeten zien mijnheer v. Hall. Nog nooit heeft een serieus heilmiddel een dokter zoo doen ontstellen. Hij werd beurtelings rood als vuur en wit als een laken. En terwijl hij sprakeloos daar stond, verbluft en verplet, riep ik uit: Zie je nu, dat zijn nu jou medicamenten, je pillen, je dieet en al die flauwe kul, waarmee je me al weken lang verveeld hebt; dit kruis, nog rnaar het kleine Volta kruis, heeft uitgewerkt wat je aan je eigen snuggerheid toeschrijft, en na tuurlijk, als ik je niet in je vaart gestuit had. zou je de heele Bocht zijn langs gegaan, om bij een ieder van je klanien te blageeren, dat ze bij jou moeten komjn o in van het podagra genezen te worden, want dat je Brommeijer hebt gecureerd, terwijl het feit is. dat je met je gekwakzalt' ons minstens zoo veel /jiddcns afzet, als prof. Heskier voor een radicale ge nezing, met een eenvoudig kruisje, centen vraagt. Versta je' je kunt je nu de reis langs <le Bocht besparen,en dat zou ik je maar raden ook, of denk je soms, dat ik de eenige ben die zoo iets draagt? Ik kan je hier op de gracht er min stens twaalf noemen, die er al baat bij hebben gevonden; een huis of wat van hier woont een familie, die er niet minder dan negen heefr genomen, twee voor mijnheer en mevrouw, vier voor de kinderen en drie voor het dienst personeel, daar loopt er geen een zonder zoo'n kruis en wat is het gevolg ? Dat ze al gedu rende anderhalf jaar geen dokter over den vloer hebben gehad en dus ook niet bij den apotheker in het boek staan. Ik zelf ben er aangekomen door een nicht van een van de van Eeghens, die er een rhumatische aandoe ning in de knie mee heeft uitgedreven, en ik weet zoo goed als zeker, dat er laatst twee dozijn besteld zijn voor een honden-asyl orn er de proef tegen de rabies mee te nemen, dóór een dame, die het als voorbehoedmiddel tegen de influenza had aangewend, en dat met het meeste succes. En als je er nog meer van wil weten, dan kan ik je vertellen, wat zich gepasseerden Zondag heeft voorgedaan meteen vriendin van mijn vrouw, die tot voor eenigen tijd aan migraine leed, maar daarvan zoo goed als geheel hersteld, op eens er weer een buiten gewoon hevigen aanval van kreeg, zoodat ze, er bijna radeloos van geworden, op het punt stond den dokter te laten halen.... Maar wat bleek nu? Dat zij den avond te voren in gedachte haar Volta-kruisje had af gelegd en dientengevolge opnieuw de véh mentste pijnen moest lijden. Dat mijn dokter giftig werd, behoef ik je niet te zeggen mijnheer de loco burgermeester, maar ik gunde hem geen tijd om op zijn verhaal te komen. Want toen hij zijn lippen begon te bewegen om iets tegen te pruttelen, riep ik hem toe: ja, en weet je waar ik vrij zeker van ben, dat jij, mijn waarde dokter, zooals je hier voor me staat, zelf met zoo'n Volta-kruis op je bloote corpus rondwan delt, want jullie met je geleerde faculteit wisten natuurlijk veel vroeger dan ik en die nicht van een van de v. Eeghens, welke kracht er van zoo'n ding uitgaat... Ja dokter, je wil het niet weten, je mag het mij niet zeggen, maar ... Hij begon hierop zoo verontrustend te beven, dat ik me geluk kig rekende, toen -hij, plotseling al zijn be schaafdheid verliezende, vloekende de kamer uitliep. Maar wat ik zegggen wou, als het je te doen is om Meinesz voor goed te genezen, wat je belang alleszins meebrengt, zie hem dan ook tot het dragen van zoo'n kruisje te bewegen. Alleen zou ik je aanraden hem te belezen, dat hij het groote kruis koopt. Dat kost vijftig cents meer en is gemaakt voor patiënten die van het kleine wel verlichting ondervinden, maar er niet geheel door ge holpen worden. En als ik Sjoerd zoo aanzie, heeft hij dunkt rne wel een lichaam, en is hij van een compositie, dat hij best een heel groot kruis kan velen. Meinesz draagtal zooveel kruizen,antwoordde de Wethouder met een zucht, maar hij liet zich niet verder over de zaak uit, alleen bij een latere gelegenheid zinspeelde hij nog eens op ons gesprek door tegen mijn vrouw, die hem schertsend burgerneesterije noemde, te zeggen : Pardon mevrouw, met dat ambt is het nu uit, en voor goed ook, geloof ik. Mijnheer Vening Meinesz zal nu zijn eigen kruis dragen,en ik heb alle reden te vermoeden, dat hij mij niet weder noodig zal hebben pin dienst te doen als tweede been." Ik gaf hem een blik van ver standhouding, en hij verklaarde zich niet nader, waarschijnlijk omdat hij het minder gepast oordeelde over dit onderwerp in duide lijke bewoordingen te spreken, nu Théièse er bij was. Dat deed mij genoegen, want die kleine let op alles, luistert voor twee en ontwikkelt tusschenbeide een wereldwijs heid als droeg ze een extra Voltakruisie voor haar verstand. Wij zien v. Hall tegenwoordig nog al eens, en hij valt bijzonder bij haar in den smaak. Met Sauvage wil dat niet zoo goed, op hem heeft zij altijd wat aan te nierken, maar V. Hall schijnt haar hart te hebben gestolen. Je kunt zien, dat het haar spijt als hij heen gaat. Zij kijkt hem dan zóó belangstellend na en al tweemaal heb ik haar hooren zeggen, eens tot haar moeder en eens zoo bij zichzelf: O wat een mooie man! Mijn vrouw is boven de jaren om daar zulk een bijzonderen indruk van te ontvangen, zij antwoordt dan : wat een gele«rde, wat een beschaafde, wat een interessante man ! Het viel mij echter op, hoe Thérèse verleden Zaterdag, toen zij het portret van v. Son "zag, die een aubade ontving, in extase ge raakte. Met een kleurtje op de wangen schoot zij op haar moeder toe en riep, terwijl zij haar de teekening liet zien : Kijk eens mama, het is alsof je tegenwoordig de knappe menschen onder de burgemeesters moet zoeken. Wat een fijn besneden gezicht, welke flinke rijzige gestalte en keurige baard. Haast zou ik denken dat hém de steek nog beter staat dan mijnheer v. Hall.. . Mijn vrouw, als de meeste vrouwen, was dadelijk bereid daarover heel serieus te redeaeeren, maar wijl ik het allesbehalve goed vond, dat zoo'n jong ding, zich zoo ernstig ging toeleggen op een bestudeering van de mindere of meer dere schoonheid der mannelijke gelaatstrek ken, stak ik hier een stokje voor. Kom zei ik, wat wauwel jelui daar weer over mooi en niet mooi. Da ijtHtuiterij zit juilie vrou wen in het bloed. Wij mannen zijn althans zoo verstandig en bescheiden ons niet op on-* uiterlijk te verheffen. En daar is reden voor. Da Schepper heeft dit niet gewild, daarom heeft hij den mensch geschapen zooals die nu eenmaal is, de een voor en de ander na, de fijnste en de grofste, met een facie daar je eigen lijk een afschuw van zou moeten hebben: maar dit hebben juilie nog niet eens opgemerkt. Hij heeft er voor gezorgd, dat de eene, menscïi den ander niet zal kunnen aankijken zon der dat zij elkaar een dubbel riool te zien geven met een gootje vlak boven den mond! Dat was heel wijs, want zoo heeft Onzelieveheer juilie en al die kwasten met zoogenaamd mooie snuiten en snoetjes de nederigheid willen inprenten ? maar helaas, veel heeft het no? niet geholpen, want toen is de Satan gekotiun en die neemt al dat pedante gespuis juist bij den neus. Als ik zoo'n woordje van diepereii zin tot fnuiking van hun zondige gedachten spreek, zijn ze mij in den regel niets dankbaar. Z >i> ook nu weer. Mijn vrouw sprak geen woord, maar Thérèse keerde zich driftig om en zonder mij aan te zien viel zij uit ... Is IJ mijn papa . . . foei, wat een cynische man !

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl