De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 29 maart pagina 2

29 maart 1896 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 979 de groote kapitalen in de doode hand aan de heffing ontsnappen. En ten s lot te merken wij nog op, dat hij tegenstander is der landbouwvrijstelling in de Bedrijfsbelasting. Het heeft een treurigen indruk gemaakt, de wijze waarop door middel van genoemde vrijstelling de stem van menig Kamerlid voor de Vermogensbelasting en Bedrijfsbelasting is gekocht. »Geen nobel streven, om een deel der lasten van de te veel bezwaarden over te nemen, maar een loven- en bieden, een marchandeeren, van de agrariërs, om als equivalent voor den aan slag in de Vermogensbelasting, zooveel mo gelijk vpordeelen te bedingen." Het boek van den heer Elias Schövel is een en al een pleidooi voor een onverdeelde inkomstenbelasting. Het hoofdstuk: »de be loofde voordeelen en de verkregen nadeelen der splitsing" spreekt duidelijk genoeg. De strijd tegen het bestaande stelsel wordt door hem niet om niet gestreden. De inrichting, de uitvoering en de op brengst der beide wetten is dusdanig, dat die belasting eene parodie mag heeten op een inkomstenbelasting, zooals die behoort te zijn. Is 't ernst met een inkomstenbelasting, dan make men haar zoo, dat niet een ge compliceerd karakter hare goede uitvoering in den we;* staat, men vermijde alles wat op collegies en commissies van aanslag lijkt, men lette op de voornaamste draagkrachtsfactoren en zij niet bevreesd voor ingrijpende controlemaatregelen. Zoo worde het! EEN SLOTWOORD. Het woord was destijds door den »Hoogepriester onzer Staathuiskunde" gesproken: dat eene toekomstige personeele belasting de fouten van zijne gesplitste belasting zou herstellen. En de glorie, die het hoofd van den Hoogepriester omstraalde, deed velen aan zijn herstellingstheorie gelooven. De Nieuwe Rotterdammer naast het HandelMad en meer dere bladen althans verkondigden haar luide en met overtuiging van de daken. De druk van den middenstand, ook in het bijzonder de druk van met veel kinderen gezegende gezinnen, alles en nog wat, de personeele belasting zou er een einde aan maken en zou in alles voorzien. Nota bene! een belasting op het in komen, naar draagkracht zooals men haar noemt, gecorrigeerd door een verterings belasting ! Theorie, was bist du gr au! Is het niet de waarheid op den kop gezet? En toch, in regeeringsstukken en couranten artikelen stond de theorie geboekstaafd; kleine en groote menschen aanvaardden eerbiedig de uitspraak, in afwachting dat de personeele belasting hare entree deed, om veel recht te maken, dat thans krom is. Toen in het vorige jaar voor de Tweede Kamer het wonderproduct tot herstel van grie ven in aantocht was, was het een zeer gelukkig gekozen oogenblik van den schrijver, om zijn werk »Onze gesplitste Inkomstenbelasting" het licht te doen zien. Want terwijl Pierson ge sproken had van herstel van fouten, aan zijne gesplitste belasting verbonden, was het noodig dat de Tweede Kamer allereerst wist, wat daarbij herstel behoefde. Koud moet het der Kamer door al hare leden zijn gegaan, toen haar door den inhoud vaneen boek, van een departementaal ambtenaar afkomstig, de zoovele zwakke punten, waarop tijdens de behandeling der beide wetten zoo herhaaldelijk en van verschillende zijden was gewezen, nogmaals van a?z in herinnering werden gebracht. Doch ondanks dit alles, ondanks de nieuwe personeele wet was ontworpen, niet in het belang eener goede fiscale regeling, maar blijkbaar hoofdzakelijk met het doel om met hare hulp de electorale quaestie tot oplos sing (V te brengen werd zij met betrek kelijk groote meerderheid aanvaard. Eén daad van voorzichtigheid intusschen, vond de Kamer - door ervaring wijs ge worden noodig te verrichten; zij voor kwam op het gebied van het kiesrecht haar onvoorwaardelijke overgave aan den tegenwoordigen minister van binnenlandsche zaken. Wij juichen die daad toe. Het vertrouwen toch van Van Houten in de personeele wet mocht eens misplaatst zijn; de Tweede Kamer of wel hij zelf, mocht dit mogelijk nog tijdig inzien en hij mocht eens overtuigd worden, dat zijn stelsel de electo rale quaestie niet tot eene bevredigende op lossing leidt en in het fiscale kamp slechts verwarring aanbrengt. Die ommekeer in eigen zienswijze behoort bij Van Houten niet tot de onmogelijkheiden. Immers, ieder herinnert zich welk een ijverig voorstander hij van de gesplitste inkomsten belasting was; hoe hij als voorzitter der rap porteurs met gloed en overtuiging voor Pier son dikwerf in de bres sprong; als een cerberus de wacht hield en de leden, die te veel tegen het stelsel inbrachten, toebrotnde, maar ... ieder weet ook, dat bij de eindbehandeling der bedrijfsbelasting die gloed en overtuiging tot beneden nul waren gedaald, toen hij, van haar sprekende, verklaarde, dat hem daarin slechts n artikel aantrok .. . de bepaling inhoudend, dat de oude patentwet kwam te vervallen. Errare humanum est! Een Ontvanger verklaarde ons, thans pi. m. 11,000 personeele aanslagen te hebben, waaronder ongeveer het enorme aantal van 2500 oninbare posten. Hij dacht onder de nieuwe wet, had de Administratie den moed hiertoe behoort moed haar in toepassing te brengen, er 8000 aanslagen bij te krijgen en het zou hem niet vreemd zijn, indien van die armoede op zijn minst de helft en dus meer dan 4000 posten oninbaar zouden blijken te zijn. Het zal dus een felle strijd worden tusschen de minder gegoede klasse en de Administratie en het kan niet anders, of het prestige van deze laatste zal er heel wat veeren bij laten. Bevreemdend mag het heeten dat de Tweede Kamer in deze zoo weinig haar eigen inzicht heeft gebruikt en zich met open oogen heeft geworpen in de armen eener Regeering, die alleen gedachtig aan een ruim kiezerscorps, gebaseerd op woninghuur, en gebonden hare belofte te dien aanzien in te wisselen, in haar blindheid niets ontziende, de personeele wet zoo gruwelijk mishandelde. De Tweede Kamer heeft de uitvoering der wet, zooals wij zeiden, nog aan zich gehouden. Wij noemden het een daad van voorzich tigheid. Ook de Arnhemsche Courant verheugde zich in het uitstel, hopend, dat de Kamer zich dit uitstel ten nutte make en daarvoor is reden genoeg »om er eenige bij nader inzien noodig gekeurde veranderingen in aan te brengen." Wij nebben wel niet te zeggen, hoezeer wij het met dat blad eens zijn. Mocht het van de Regeering niet komen, dan neme de Tweede Kamer mettertijd het initiatief tot de meest noodige en dringende veranderingen! Amst, Maart'96. C. U. W. RAEDT. Eene misrekening en een forluinlje. De Franschen hebben zich leelijk vergist, en de minister van buitenlandsche zaken Berthelot, de beroemde scheikundige, heeft tot zijn leedwezen kunnen bemerken, dat de internationale politiek nog geen exacte weten schap is. Maar er zijn zelfs Engelsche bladen oppositie-bladen natuurlijk die toegeven, dat de vergissing alleszins ver klaarbaar is. Sedert een paar maanden, zegt de Saturday Review, scheen niets Lord Salisbury meer ter harte te gaan dan eene toenadering tusschen Frankrijk en Engeland; ter wille van Frankrijk's vriendschap heeft hij zich in Siam en in Tunis territoriale en commercieele concessiën laten ontlokken, die in de oogen van de Engelschen slechts gerechtvaardigd zouden kunnen zijn wanneer een entente cordiale tusschen de beide landen daarvan het gevolg was. En plotseling, midden op dien goeden weg, maakt hij rechtsomkeert, en kwetst de Fransche gevoeligheid op eene wijze, die alles weder ongedaan maakt, wat geschied was om vriendschappelijke betrek kingen aan te knoopen. De Franschen zien in de Dongola-expeditie slechts een voor wendsel om de bezetting van Egypte door Engeland te bestendigen. Van hun kant, dit geeft de Saturdny Review toe, is dit volkomen logisch geoordeeld. Wanneer Enge land, na veertien jaren voogdijschap over Egypte, verzekert, dat dit land nog niet zonder het Engelsch gezag kan worden ge regeerd, hoeveel jaren zullen dan nog wel noodig zijn, eer Egypte niet slechts zichzelf, maar tevens de woeste en dvveepzieke stam men van Soedan kan regeeren ? Er zou, volgens den schrijver in het En gelsche blad, maar ne voldoende reden te bedenken zijn voor Lord Salisbury's volte faee : het tot stand komen van eene nauwere aan sluiting bij Duitschland en de toetreding van Engeland tot de triple alliantie. En juist daarop kon men in Frankrijk niet rekenen. Het is nog geen drie maanden geleden, dat de Engelschen al hun gal heb ben uitgestort over de Duitschers in het al gemeen en den keizer in het bijzonder, en dat zelfs een gewoonlijk bezadigd blad als de Spectator kon schrijven; »Geen Engelsshman zal keizer Wilhelm ooit meer vertrouwen, of gelooven dat hij eenig ander gevoel koestert voor ons land, dan dat het welk Blücher uitdrukte toen hij, voor de eerste maal Lon den ziende, uitriep : »Groote (lod, welk een plaats om te plunderen!" De Duitschers zijn op al die beleedigingen het antwoord niet schuldig gebleven, en het liet zich aanzien, dat er jaren zouden moeten verloopen eer de ontstane klove gedempt was. En nu kiest, bij de eerste gelegenheid, de Duitsche regee ring in een internationale quaestie openlijk en op eene in het oogloopende wijze partij voor Engeland. Men weet, dat een protest van Duitsche zijde in deze quaestie alleszins gewettigd zou zijn geweest. Want Engeland wil de kosten van irijn expeditie tegen Soedan betalen uit fondsen, die onder internationaal beheer staan. Uit het laatste rapport van Lord Crorner over de Egyptische toestanden blijkt, dat de administratie der staatsschuld daar te lande over drie reservefondsen beschikt: de bespa ringen uit de conversie, die op 31 December 1895 tot 1.833.000 Egyptische ponden waren gestegen, het algemeen reservefonds, van 2.717.('00 Egyptische ponden en het speciaal reservefonds van 471.000 Egyptische ponden. Het eerste fonds kan voor de bestrijding van de onkosten der expeditie naar Dongola, die voorloopig worden geraamd op 50Ü.OOO Eg. ponden, niet worden aangesproken, daar het in hoofdzaak bestemd is voor de amortisatie, en daarenboven Frankrijk tot de conversie toegestemd heeft onder de uitdruk kelijke voorwaarde, dat over de daardoor verkregen spaarpenningen slechts door een gemeenschappelijk besluit van alle groote mogendheden zou kunnen worden beschikt. Evenmin kan het speciaal reservefonds in aanmerking komen, want dit staat geheel ter beschikking van de Egyptische regeering en is daarenboven te klein. Het algemeen reservefonds, dat aan het einde van het vorige jaar 2.717.000 Egyptische ponden be droeg, maar waarvan 1.327.000 ponden bestemd waren als voorschotten voor open bare werken, is op 12 Juli 1888 bij decreet van den khedive en met toestemming der mogendheden gesticht. Volgens Art. 3 van de daarvoor geldende bepalingen is het be stemd voor buitengewone uitgaven, tot welke de mogendheden hare toestemming hebben gegeven, doch nergens staat vermeld, dat deze toestemming een eenstemmige moet zijn, hoewel dit voor het eerste der drie ge» noemde fondsen uitdrukkelijk is voorgeschre ven. Ziedaar het zwakke punt in Frankrijks aanspraken. Intusschen had de Russische regeering zich vereenigd met de opvatting van Frank rijk, dat voor de beschikking over dit fonds de eenstemmige toestemming der mogend heden vereischt werd, en men hoopte te Parijs, dat ook Duitschland zich bij die opvatting zou aansluiten, niet slechts om den Engelschen hun onhebbelijke uitvallen betaald te zetten, maar ook omdat de re geering van keizer Wilhelm in de laatste jaren elke gelegenheid heeft aangegrepen om Rusland ter wille te zijn, en daarvoor zelfs zooals in het conflict tusschen China en Japan met Frankrijk is samengegaan. Die hoop nu is niet verwezenlijkt. Iro nisch zeggen de Duitsche bladen : » Wij laten ons niet door gevoeligheid in onze politiek leiden: -irir ireiben Ker/ljiolitik." Het reëele van die politiek bestaat dan in den dienst, dien men Italiëbewijst of althans denkt te bewijzen. »Wanneer de Duitsche staatkunde, die bij Egypte niet rechtstreeks betrokken is, dadelijk hare toestemming heeft gegeven om de expeditie naar Dongola uit de Egyp tische reservekas te bekostigen," schrijft het lierliner Tagebltilt >dan komt dit besluit allereerst ten goede aan de Italianen, die te Kassala ernstig door de derwischen bedreigd, ongetwijfeld eene verlichting zullen bespeuren, wanneer het mocht gelukken, de aandacht der Mahdisten te verdeelen en van hen af te leiden. Evenmin als de Engelschen de Egyp tische expeditie tegen den Mahdi organiseeren uit sympathie voor de Italianen, maar omdat zij het voor gepast houden, aan de wereld te toonen, dat Egypte nog niet die mate van rust en veiligheid geniet, welke de ontruiming door de Engelsche troepen mogelijk zou maken, evenmin heeft Duitschland door het geven van zijne toestemming eene toenadering tot Engeland volbracht, maar alleen gehandeld in het belang van de Italiaansche bondgenooten.'' Wij hebben reeds vroeger uiteengezet, waarom wij aan eene rechtstreeksche gunstige uitwerking der Dongola-expeditie voor de Italianen in Erythraea niet gelooven: tijd en afstand zijn twee factoren, die niet uit het oog moeten worden verloren. Maar indirect heeft het voor Italiëeene onmiskenbare waarde, dat n door Engeland n door Duitsehland zooveel nadruk wordt gelegd op den steun, aan Italië's Af'rikaansche politiek te verleenen. In de op Woensdag ge houden zitting der Italiaansche Kamer achtte de bekende staatsman, baron Blanc, zich gerechtigd te spreken van een r?rbond met Engeland en hij noemde dat verbond gegrondvest op werkelijke gemeen schap van belangen. »De gemeenschap van defensieve belangen tusschen Italiëen Enge land" - - zoo ging hij voort »strekt zich voor het vervolg uit tot de veiligheid van het Italiaansche schiereiland als maritieme mogendheid aan de Middellandsche Zee. Het is voortaan een feit van algemeene bekend heid, dat Italiëde hechte band is geworden tusschen Engeland en de triple alliantie." Zou dat niet wat boud gesproken zijn en zou Lord Salisbury zich niet geroepen voelen, om voor dat bedenkelijke woord «bondgenoot" iets minder bindends in de plaats te stellen ? In elk geval doeii de luliaansche ministers tijdelijk hun voordeel met het fortuintje en men zou ... een Franschman moeten zijn om hun dat te misgunnen! miiiiiiiiiiiiiiniliiiiiiiiü...... iimiiiiiiiiiiiiiiiiiimi ............ i ...... III miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinii ...... iniiinni ...... iiiiiiiiiiiiiimiiiiiHiiiiiiiiniiiiiM Een tapt in den strijd, Om een kijkje te geven op het zoogenaamde Professoren-socialisme in Duitschland, schrijf ik uit het programma voor een sociaal- wetenschappelijken cursus te Halle de te behandelen onderwerpen met de namen der inleiders over. Prof. Löning zal spreken over armenzorg en armenrecht ; prof. Conrad over de schom melingen in de waarde van het geld, en het bimetallisme ; prof. Stammler over de rechts- en staatstheorien van onzen tijd ; dr. Albrecht over arbeiderswoningen ; prof. Friedberg over belasting-politiek en de pruisische belasting hervorming; prof. Diehl over de nationaal economische theorie van het socialisme en het sociaal-democratische program; prof. Loofs over de sociale stroomingen ten tijde der re formatie; pastor Jaesrich over geschiedenis, arbeid en beteekenis der inwendige zending; dr. Mohs over kartellen; prof L'szt o ver het gevangeniswezen en de maatregelen ter bescher ming van ontslagen gevangenen; «Oberbarg-, rath" von Detten over de instellingen tot be vordering der welvaart van de pruisische mijnwerkers; dr. von Lippmann over enkele praktisch- gewichtige punten der economische ontwikkeling. De behandeling van deze onderwerpen draagt geheel het karakter van een vrije woor denwisseling; de sprekers zijn slechts inlei ders; er worden aparte debatavonden georga niseerd; bovendien zal men excursies maken, en een aantal groote industrieele ondernemin gen, mijnen, de gevangenis, het tuchthuis, het ziekenhuis der mijnwerkers en zoo voorts bezoeken. De duitsche geleerden maken zich van hun Toynbee-werk dus niet af met een Jantje van Leiden. Mannen met luidklinkende namen als Conrad en v. Liszt doen al hun best. om de minder ontwikkelden in hun omgeving de begrippen eener gezonde economie in te pren ten, en hen op die wijze van de verderfe lijke wegen van collectivisme, communisme en nog gevaarlijker 'ismes terug te houden. De goede bedoelingen der hoogleeraren mo gen worden geprezen, en gewaardeerd mag het worden dat zelfs in Duitschland een zoo hoog man als een professor tot den loon arbeider zich nederbuigt en hem voedt met het brood zijner wetenschap. Tegelijkertijd echter mag worden gevraagd, of het resultaat dat men ervan hoopt, wel zal worden bereikt. Er komt in de laatste aflevering van Cosmopolis een artikel voor van dr. Theodor Barth, een van de veteranen der duitsche vrijzinnigen, over den Duitschen keizer en de sociaal-democra tie," dat een interressant licht werpt op de worsteling der opkomende macht der proletariers met het ten gronde neigende absolutisme. Dr. Barth herinnert aan al wat reeds gedaan is om het altijd grooter wordende stemmen aantal op sociaal-democraten bij verkiezingen uitgebracht, te doen slinken, en hoe dit alles vruchteloos is gebleken. Een arbeidsconferentie die slechts in de herinnering eenige sporen heeft nagelaten, een pensioenwet die niemand meer in verdediging durft nemen en tal van minder groots opgezette maatregelelen. Maar: het schijnt tegenover deze partij den moriaan geschuurd," zegt de schrijver, ,,en dat heeft er ongetwijfeld veel toe bijgedragen, om den socialen hervor mingsdrift van de jaren 'HO en de eerste jaren '90 te bekoelen. Het behoort in de hoogste kringen der maatschappij tegenwoor dig reeds niet meer tot den goeden toon, te dweepen met de sociale hervormingen ; daarentegen pleit men daar voor het denk beeld, om de sociaal-democratie die zich niet wil laten bekeeren, te knevelen, en bij deze gelegenheid ook het »Pastoren- en Professorensocialisme'", waarmee men vroeger coquetteerde, het levenslicht weder uit te blazen. De grootindustieel Freiherr von Stumm, lid van den Rijksdag eii persona gratissima bij den keizer is de Peter van Amiens van dezen nieuwen kruistocht !" In de hoogste kringen is men het erover eens, dat de sociaal-democratie moet worden ?'uitgeroeid". De keizer, die Bismarck weg zond met de verzekering, dat hij het met de socialisten wel klaar zou spelen zonder een speciale wet, heeft tot Bismarck's oude mid delen zijn toevlucht genomen. Vervolgingen zonder tal hebben in den jongsten tijil socia listische sprekers en schrijvers getroffen. Tot den grijzen Liebknecht toe heeft zich de inqui sitie uitgestrekt. In zsvaarmoedige buien doet de keizer een beroep op zijn garde, om het Duitsche volk te bevrijden van de elementen in zijn vulk, die in opstand komen tegen de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl