Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 979
Ongeveer daar, waar in het noordelijkste
deel van Parijs Montmartre en Les
Batignolles elkander raken, gaat Je rue
Caulaincourt omhoog. Zij reikt met een lange ijzeren
brug over het in de diepte liggende kerkhof
van Montmartre, en gaat dan weder bergop.
Den top van den heuvel echter bereikt zij
niet; maar zij trekt een wijden boog om zijn
westelijke helft, en, pal in het noorden, neigt
zij zich weder omlaag, afdalende bijna tot
het bolwerk toe. Deze straat, die als een
arm den heuvel van Montmartre omvat, is,
waar zij op haar hoogst reikt boven de
huizenzee, maar schaars bebouwd. Aan haar west
kant staan enkele weinige oude kavaljes, en
alleen hier en daar beneemt een rottige
schutting het uitzicht op de voorsteden, die
in de verre diepte, aan geene zijde van het
bolwerk zijn gebouwd, onderling gescheiden
door open weiland. Witgekalkte arbeiders
woningen, uitslaande van vocht, waar de
wasch uit de vensters hangt, en daartusschen
verweerde, sbrdige, lage, dikwijls slechts
van hout opgetrokken barakken, waar de
een of andere opvallende kleinigheid, een
oude marmeren buste zonder neus, of een
verbleekt, bizar wapenschild, het verblijf
van een kunstenaar verraadt. Boven de
deur van de meest verweerde, de slordigste
en de laagste van deze barakken staan
in olieverf de woorden geschilderd: Cats
Cottage. En in dit kattenhuis woont met
vrouw en kind de man, die met Forain
en Willette het groote drietal kroniek-teeke
naars maakt, dat elk kind van Parijs kent,
STEINLEN. Hier weten de lieden hem te
vinden, die twintigmaal wegens nachtelijken
roof en manslag in hechtenis zijn geweest. Ge
hoorzaam zitten zij in de houdingen, diefde
kunstenaar hen doet aannemen; hij spreekt
met hen hun rijk en plastisch argot, en
laat ze uit met een paar sous en een
kameraadschappelijken handdruk. Met Aristide
Bruantjrormt hij een paar,'dat^de bekende
bundeltjes Dans la Rue het aanzien heeft
gegeven, wel een van de meest karakteristieke
kunstvoortbrengselen uit dezen tijd. Het zijn
de sentimenten van het schuim onzer maat
schappij, een drabbige rivier, die schittert
onder de zonnestralen. Als tegenstelling hier
mede kunnen het best gelden zijn illustraties
bij »Les gaietés bourgeoises" en »Les femmes
d'amis,"6twee bundels met komische verhalen
van Jules Moineax en Georges Courteline,
het eene jubelend van pleizier door de
vroolijke lijnen,^ de aardige groepeering, de
geluukige keuze^het andere ingetogen, gratieus.
Hij is een meester in het teekenen van
dieren. De poes kent hij beter dan de dames
Lambert en Ronner. Kinderen heeft zelden
iemand zoo goed geteekend als hij. De hou
ding van hun lichaam, de zwakte der beenen,
is ongeëvenaard goed gezien en knap neer
gezet. Zijn »petit trottin" is beter dan die
van Heidbrinck. Achtervolgd door een »vieux
marcheur" »Le vice qui vient" geven
deze »oiseaux de Paris" het avondleven met
trefiende juistheid. Steinlen heeft in de Gil
Bias illustréhet orgaan gevonden waaraan
hij zijn wereldroem dankt. Een verlangen
naar energie, een vreugde in groote spier
kracht, en een gevoel van melancholie, dat
in deze wereld voor de sterken van lichaam,
die halve wilden, bijna geen plaats meer is,
ligt in de meeste der in dit weekblad gele
verde teekeningen.
Steinlen heeft behoefte aan een, nog niet
gevonden, ideaal. Toen bij den Chambard
illustreerde, zag hij in de revolutie het ide
aal; zij beteekende voor hem de openbaring
van kracht en beweging. Een ander
revoluLa Confrontation.
(Steinlen.)
Les petits »Fin du Monde.'
Mais il en faut, Monsieur, des gans qi<i mei/rent de, jnim '. Car si
tout Ie monde mangeait.... Ie valeur de l'argent baisserait et alors ce
serait.... terrible \ .. .. Mossieu ! . . . . Terrible ! ! ! (lltch.)
(Bac.)