De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 5 april pagina 2

5 april 1896 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 980 tengevolge verder doordringt dan de stem van anderen, schijnt het als verkondigde bij Teel Bchrikkelijker dingen dan zij. Dit is echter louter schijn; en het misbaar tegen Bolland geldt niet wat hij verkondigt, maar de manier waarop hij het doet. Zoo iemand hadden wij noodig. Zijn benoeming roept ons den ouden Van Houten in het geheugen terug en bevestigt voor den zooveelsten keer het spreekwoord, dat een vos wel zijn haren verliest, doch zijn aard nooit. Kwam nu elders de ware aard ook maar weder te voorschijn. Dr. H. J. BETZ. De positie van het Fransche ministerie. De langdurige en heftige debatten over de progressieve inkomsten-belasting, welke de Fransche Kamer eene week lang hebben bezig gehouden, zijn geëindigd met eene twi'felachtige overwinning voor de regeering. Het beginsel eener progressieve belasting van groote inkomens was reeds voor eene eeuw door de Constituante aangenomen; het werd echter door den eersten consul, door het keizerrijk, door de restauratie en door de Julie-monarchie langzamerhand buiten werking gesteld. En thans, onder de derde republiek, blijkt de oppositie tegen dezen democratischen maatregel nog zeer machtig te zijn, en volstrekt niet alleen uittegaan van hen, die men gewoonlijk reactionairen pleegt te noemen. In het jaar 1888 had het kabinet-Floquet den moed, de progressieve inkomsten-betasting op zijn program te plaatsen; tot de indiening van een wetsontwerp kwam het echter niet. Daarentegen heeft het radicale kabinet-Bourgeois rondweg verklaard, dat het met het in het tegenwoordige ontwerp neergelegde be ginsel wil staan of vallen, en de oppositie heeft even duidelijk de hoop uitgesproken, dat zij hier de beste gelegenheid zou vinden, het ministerie omver te werpen. Frankrijk bestrijdt zijne uitgaven hoofdza kelijk uit de opbrengst der indirecte belas tingen. Op een budget van 3.500 millioen francs (in ronde cijfers) komen de directe be lastingen voor met 505 millioen, de indirecte met 2020 millioen, waarbij dan nog de op brengst van de monopoliën en van de door den staat uitgeoefende industrieën komt tot een bedrag van 640 millioen. Van de directe belastingen leveren de grondbelasting 198, de eontributionpersonnelle mobihère, bij welke de huurwaarde eene groote rol speelt, 90, de belasting op deuren en vensters 58, de bedrijfsbelasting 125 millioen; kleinere bedragen leveren de belastingen op goederen in de doode hand, op mijnen, op paarden en rij tuigen, op billards, op rijwielen enz. Onder de indirecte belastingen vinden wij : regis tratierechten met 525, zegelrechten met 171, eene 4 pets. inkomstenbelasting van roerend vermogen met 6G, invoerrechten met 405, rechten op dranken met 462, op zout met 11, op spoorwegbilletten met 49, op vracht verkeer met 5, op azijn, olie en waskaarsen met 20, en op allerlei andere zaken met verschillende kleine bedragen van te zamen 60 millioen francs. Vo'gens het ontwerp van den heer Bour geois zouden de inkomens beneden 2500 francs vrij zijn; te beginnen met 2500 fr. bedraagt de belasting l pCt., om langzaam te stijgen tot een maximum van 5 pCt. De geheele opbrengst der belasting wordt ge raamd op 150 millioen francs; zij zou niet worden gebruikt tot vermeerdering van de ontvangsten, maar tot afschaffing van de eontribution personelle mobüière en van de belasting op de deuren en vensters. Tevens voert het ontwerp de verplichte aangifte in en daarbij natuurlijk maatregelen om ont duiking der belasting tegen te gaan ; deze maatregelen zijn echter lang niet zoo streng als die welke elders, met name in Duitschlanrl, van kracht zijn. De argumenten der oppositie waren de oude en welbekende. Zoo kon men op aller lei manieren hooren beweren, dat de pro gressie in strijd was met de gelijkheid van alle burgers voor de wet, en de verplichte aangifte in strijd met de vrijheid. Zelfs werd de vrees uitgesproken, dat zij, die 5 pCt. moesten betalen, eene nieuwe geldaristoratie zouden kunnen vormen, hetgeen lijnrecht tegen de beginselen der democratie zou indruischen! Dat tot dusver milliarden kapi taal in portefeuille onbelast zijn gebleven scheen dezen vrienden van de gelijkheid in het minst niet te hinderen. Als deze argu menten geen dienst meer konden doen, kwam men met het slotvuurwerkje voor den dag: de progressieve inkomstenbelasting was in strijd met Ie génie natioiml, met te génie fratifais. Terecht heeft Jaurès er op gewe zen, dat er in belastingzaken geen génie national bestaat, en dat het hier zoo fel be streden stelsel in zeer verschillende landen, zooals Duitschland, Engeland, Zwitserland en de Vereenigde Staten als billijk is erkend en in de praktijk goed voldoet. Wij zeiden reeds, dat de regeering eene twijfelachtige overwinning had behaald. Met 297 tegen 249 werd eene motie aangenomen, volgens welke de beide bovengenoemde directe bf ladingen zullen worden afgeschaft en wor den vervangen door eene algemeene inkom sten belasting met trapsgewijze ontlasting der kleine inkomens, terwijl de begrootingscommissie zou worden uitgenoodigd, omtrent de middelen tot uitvoering met de regeering in overleg te treden. Ofschoon aan deze motie uitdrukkelijk een votum van vertrou wen in de regeering was verbonden, kon het overleg met de begrootingscoinmissie nog tot voor het ministerie zeer ongewenschte ver rassingen leiden. De oppositie hield zich dan ook niet voor geslagen en stelde onmiddellijk voor, de verplichte aangifte uit het ontwerp te schrappen. De regeering, begrijpende hoe gevaarlijk het was deze quaestie thans te laten beslissen, beweerde, dat het hier eene technische bijzonderheid gold, die door haar in overleg met de begrootingscommissie moest worden geregeld. Wederom stelde zij de kabinets-quaestie en wederom verkreeg zij eene meerderheid, doch nu slechts van negen stemmen, en de ministers-kamerleden hadden allen meêgestemd. Dat was niet zeer bemoedigend. Toch komt het ons voor, dat de toeleg om het kabinet Bourgeois te doen vallen, voorloopig niet zal gelukken, omdat de buitenlandsche quaestie voor het oogenblik zelfs de meest ernstige binnenlandsche quaestiën naar den achtergrond dringt. Het zichtbaar bewijs hiervan is het feit, dat de heer Berthelot als minister van buitenlandsche zaken is afgetreden en dat zijne portefeuille is over genomen door den premier zelf, den heer Bourgeois. Tevens heeft deze wijziging in de samenstelling van het ministerie gelegen heid gegeven om aan het hoofd van het departement van binnenlandsche zaken den heer Sarrien te plaatsen en daardoor in de Kamer den kring der weigezinden een weinig uittebreiden. Zoo kan het ten slotte zeer wel mogelijk zijn, dat de expeditie naar Dongola zal medewerken om den levensduur van het ministerie-Bourgeois te verlengen. Al is het uiterst onwaarschijnlijk, dat de Fransche re geering aan hare opvatting van de Egyp tische quaestie met de wapenen nadruk zal bijzetten, zij maakt er toch tegenover de Kamer eene ernstige zaak van en ontwikkelt eene groote bedrijvigheid op werven en in magazijnen. Onder zulke omstandigheden zou het niet patriottisch zijn, een premier omver te werpen, vooral niet als die premier tevens minister van buitenlandsche zaken is. IIIIIIIIIHIIIIIMIIHHIIUII Sooiak ?UimillllMlltlllimilllltllllllllllllllMtlimillllllllll Machine, Werkman en Patroon. Het geval met de Rotterdamsche firma W. H. Muller & Co. is eenvoudig. Er wordt een nieuwe loskraan uitgevonden, die sneller dan de oude hetzelfde werk verricht met een minder talrijke bediening. De stuwadoor maakt daarvan onmiddellijk gebruik, en zet van iedere ploeg van twaalf, drie man aan den dijk. Maar de werklieden zien hierdoor hun bestaan bedreigd: de drie gedwongen ledigloopers zullen aan de overige negen een doodende concurrentie aandoen; zij zullen tot eiken prijs aan werk zien te komen, en ook hen die nu nog arbeiden, dwingen, voor een minimum verdienste hun krachten be schikbaar te stellen. Dus, zeggen de negen die niet werden ontslagen tot de firma: gij zult ons alle twaalf'nemen, of geen van twaal ven. Het volgend stel ploegen, naar het te lossen schip gezonden, herhaalt dien eisch, en twee en zeventig man staan op straat. Want de firma is niet van plan, voor het werk dat zij met negen lieden kan verrichten, er twaalf te gebruiken. Er is ook niemand, die dit van haar vergen zal. De firma, dit staat vast, moet zorgen dat zij kan blijven concurreeren. Hoe minder werkloon zij behoeft uit te betalen, des te beter kan zij concur reeren. Maakt zij geen gebruik van de electrische kranen, haar mededingers zullen het doen, en zij boort, door haar gebrek aan activiteit, zichzelf in den grond. Haar werk lieden weigeren geen nood, er zijn mannen genoeg, geschikt voor het gau waangeleerde vak van ertswerker, en begeerig naar de gelegenheidsloonen, die de firma aanbiedt. Van eischen en dergelijke f'raaügheden der werklieden wil zij niets weten; als het blijkt, dat zij door de verbeterde kranen volop werk kunnen geven aan een grooter aantal arbeiders dan te voren, stelt zij zelve haar eischen: zij zal een be hoorlijk loon uitbetalen, haar mannen tegen ongelukkeu verzekeren, en verder aannemen wie haar naar den zin zijn, d. w. z. zich vrij waren tegen volgende eventualiteiten van den kant der werklieden; de kwaad willigen mogen elders werk gaan zoeken. Zoo is het geloopen, en zoo is onvermijdelijk de loop der zaken onder het stelsel der vrije concurrentie. De machine vereenvoudigt den arbeid, en maakt dus handen overbodig. Hierdoor zijn ook de niet overbodigen op genade en ongenade overgeleverd aan den gebruiker der machine. Zij kunnen met hun allen gaan staken, ziedaar hun eenig middel van verweer; maar in negen van de tien gevallen nullen zij toch het onderspit moeten delven. Gebrek aan weerstandsgelden, onderkruiperij een gevaar vooral bij den utiskille/l labour groot oneenigheid in eigen boezem, ik noem alleen nog maar hun voornaamste kwade kansen. De positie der firma schijnt dus wel een almachtige. Dit is echter schijn, en niets anders. De firma moet concurreeren. Zelfs indien zij tijdelijk een monopolie bezit, is het zaak voor haar, daarvan zooveel mogelijk partij te trekken; want zoodra haar concurrent zich kan bedienen van de nieuwe werktuigen, zal het voor haar opnieuw spannen, en is iedere voorsprong voor haar een niet te ver. smaden middel om den strijd langer vol te houden. Zet zij twaalf man aan het werk waar er maar negen noodig zijn, haar con current lacht haar uit, en bespaart het loon van de drie onnoodigen. Wilde zij door ieder korter te laten werken, meer lieden aan het werk houden, haar concurrent zou haar goedgeef'sheid voor zich een voordeel achten. Kortom, evenzeer als een patroon gedwongen is, om uit zijn grond stoffen een zoo groot mogelijk product te halen, en uit zijn machines zooveel mogelijk arbeidskracht, en dat alles met zoo weinig mogelijk kosten, evenzeer is hij gedwongen, uit zijn werklieden zooveel mogelijk geleverden arbeid te persen, bij betaling van een zoo gering mogelijk loon. En zoo zal men werk gevers die buiten hun fabriek de meest liberale lieden van de wereld zijn, en zich veront waardigen indien een hunner medemenschen wordt gekort in zijn ideëele of materieele rechten, tot loonsverlaging zien overgaan, en de vakvereeniging hunner werklieden zien boycotten, gedwongen als zij zijn door de vrije concurrentie. Maar er is een grens, zal men tegenwer pen. Een grens is er niet een enkele weekhartige moge zijn zaak eraan geven, indien zij zonder exploitatie zijner werklieden niet kan bestaan, de enquête-verslagen van alle landen leeren, dat de uitbuiting van den eenen mensch door den andere geen grenzen kent. Er zijn uitzonderingen. Er zijn enkele energieken, die aan de concurrentie glansrijk het hoofd hebben geboden, en hun werklieden een levensstandaard bezorgd, boven het ge middelde peil, een levensstandaard, waarbij men van een menschwaardig bestaan kan gaan spreken. De uitzonderingen echter blij ven afhankelijk van individuen; zij vormen geen toestand. De toestand is, dat de machine den werkman het brood uit den mond neemt, en dat de werkgever gedwongen is, op dat bedrijf der machine de kroon te zetten. Er is, natuurlijk, reactie tegen deze dingen. Bi] patroons, die in den strijd voor hun onderneming, het juiste begrip van den algemeenen gang van zaken niet hebben verloren ; maar bij de werklieden, die dagelijks de ellende ondervinden van de machine, wel in de eerste plaats. En nu het voorshands aan de werk geversklasse niet is gelukt, haar tot zegen van het menschdom te doen strekken, ver dient het streven der werklieden, op hun beurt de proef te wagen, aller aandacht. De machine in de handen van een fabriekant heeft ons in treurige omstandigheden gebracht, zoo is hun redeneering; Iaat ons thans zien, wat de machine in de handen der werklieden zal brengen. Ook hier te lande duikt dit denkbeeld, en in de laatste dagen van uit de meest verschil lende kringen op. Het merkwaardigste is wel, dat in twee groepen van katholieke werklieden propaganda er voor wordt gemaakt. Te Tilburg is een katholieke weversbond opgericht, die onlangs heeft besloten, de maatregelen te treffen voor het stichten van een bondsf'abriek. Van de contributies willen de leden een kapitaal vormen, waarmede zij aan hun tegen woordige patroons een gelijkwaardige concur rentie willen gaan aandoen. Tegelijkertijd spoort het orgaan van den R. K. Volksbond, de Volkfibrmici', de typografen aan, orn tegen de invoering der zettuachines geen, naar allle waarschijnlijkheid toch vruchtelooze werk staking te beginnen, maar de belangrijke sommen, die rnen daarvoor zou uitgeven, te besteden tot het aanschaffen van eigen zetmachines, ook al weder, om op deze wijze met de patroons te gaan concurreeren. Er valt over deze uitingen veel te discus sieeren. In het algemeen kan worden voor speld, dat wanneer zulk eene fabriek van en voor werklieden zonder anderen steun dan het uit contributie bijeengebrachte, vergelijkender wijs altijd geringe kapitaal, zal moeten bestaan, haar leven niet duurzaam kan zijn. De pa troons toch zullen alweder gedwongen zijn, desnoods door oogenblikkelijke, aemeenschappelijke samenwerking, zich dezen gevaarlijksten aller concurrenten van den hals te schuiven, en tegen hun gezamenlijk kapitaal zal een werkliedenstichting den strijd niet uithouden, indien zij niet heeft een vasten kring van geregelde afnemers, d. w. z., indien zij niet wordt gesteund door de werkliedenvereenigingen zelf, voornamelijk door haar co peratieve verbruiksvereenigingen. En deze hebben weder een vrij wakker vereenigingsleven tot onmisbare voorwaarde. Maar wie dergelijk streven der werklieden afkeurt als gevaarlijke proefnemingen, laat hij de vraag stellen aan de werklieden, aan menig patroon, en aan menigeen, die met de hedendaagsche productiewijze slechts middellijk in aanraking komt, of' de machine totnogtoe het geluk van de menschheid heeft verhoogd! F. M. C. Verzekering tegen ongelukken in Duitschland. Volgens eene verloopige berekening waren in Duitschland aan het einde van '95 meer dan 18 millioen personen tegen ongelukken verzekerd. Daaronder bevonden zich ongeveer 12 300.000 per sonen in het landbouwbedrijf en boschwezen en ongeveer 4.800.000 personen in de industrie werk zaam, en bovendien meer dan 050.000 staats- en gemeentebeambten en ambtenaren der uitvoerende macht. In het geheel werden in '95 .'509.468 gevallen van ongelukken aangegeven en in 75.954 daarvan vergoeding toegekend en wel 6280 wegens doodelijken afloop, 2129 wegens blijvende geheelo ongeschiktheid tot uitoefening van het bedrijf, 42.447 wegens blijvende gedeeltelijke ongeschikt heid en 25.098 wegens tijdelijke ongeschiktheid. In het geheel werd ruim 30 millioen gulden uit gekeerd. In het eerste jaar (1886) bedroegen de uitkeeringen ongeveer l millioen en zij stegen elk jaar met 3 a 3>2 millioen. In liet jaar '95 ontvingen in 't geheel uitkeeringen 277,133 ver wonden. 29,071 weduwen, 54,356 kinderen en 1952 ouders van door een ongeluk overleden personen, voorts 8017 vrouwen, 17,437 kinderen en 21S ouders van gewonden, die in gestichten verpleegd werden, zoodat in het geheel 388,184 personen toelagen trokken. HHIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIHIIIIIMIIIIIIIIIIII Inhoud van verschillende bladen. Het Handelsblad. 28 Maart. Onze verhouding tot Boni". l April. ,.De toestand in Atjeh". 3 April. Toekoe Oetnar". U e Standaard. De autonomie der gemeenten". l en 3 April. Het Landbouwdurp van SoerjaSoemirat". Het Centrum. 28 Maart. Do strijd tegen de machine." 30 Maart. Een nieuw lid van de flrma" (Pastoor Kaag). 31 Maart. Uitvoering van Verordeningen of delegatie van macht'' (arrest v. d. H. K. omtrent het sluitingsuur der berbergen enz.) l April. Een Zonnestraal" (het jubilee van den H. Lambertus) door Dr. Lucas. 2 April. Onze Atjeh-politiek." 3 April. Het gevaar voor een partij." (De Landwirtbe te Breslau.) Het Volks dagblad. 28 Maart. Geoorloofd middel " (De patrton in zake gerechtelijke verkoopingen.) 30 Maart. ,.Jhr. Lohman over het kiesrecht." Het Nieuws v. d. Dag. 25 Maart. Vak j", door G. W. V., I. 2G Maart. II. 27 Maart. Traagheid", door A. C. Loft'elt. De Tijd. 23 Maart. Uit den strij.1 legen de Sociaal-democratie in Duitschland", II (slot). '24 Maart, De Turksche leugen". I. 25 Maart II. '11 Maart III. (slot). 28 Maart. De steenkolen-qnaestie". 30 Maart. Een voorbeeld uit den vreemde". De Telegraaf. 23 Maart. Sparen en spaar kassen in België." 21 Maart. Het vraagstuk der Armverzorging," VI, door Mr. Pb. Falkenburg. 28 /aart. Acetyleen-lichtgas," door Van Ledden Hulsebos. A m s t. Gr t. 23 Maart. De gasleening1' I, 2* Maart II (slot). 25 Maart. Landnationalisatie," door A. A. 27 Maart. »De maatschappij De Veluwe." 28 Maart. Eenzijdigheid." N. B o 11. C t. 2(5 Maart. Hervorming van het houtdebiet in Nederlandsch-Indië." 29 Maart. Staatsboschcultuur." De Maasbode. 22 Maart. Een man van het vak," door P. M. Bots, pr. 24 Maart. De kerk en bet moderne rationalisne," III (slot), door A. V. Een modern theoloog over Ibsen's Brand." 27 Maart. Kantteekeningen op een vonnis," door J. H. Wijnen. 28 Maart. Dom, brutaal en goddeloos," door Ferd. Sarton, pr. 2!) Maart. De minister van Houten en de sociale hygiëne," door dr. v. L. D e i'antir.) Nederlander. 30 Maart. De praktijk" II (slot.' 31 Maart. »De doodstraf." l April. Een belangrijke arbeid" (Mr. v. Idsinga, de constitutioneele monarchie.) 3 April. Efii zwakke bezem" (prof. Bolland). H o t Va d e r l a n d 29 30 Maart. '?Een programma'* Liberale Unie). Haags c h Dagblad. 24 Maart. Te opti mistisch gekleurd." 26 Maart. In naam der drukpersvrtjheid." 27 Maart. Gematigd?" (Het kabinet L 29 en 30 Maart. Wie nu?" (gemeenteraadsver kiezing i. De A v o n d p o s t. 29 en 30 Maart. Maatschap pelijke geneesmiddelen", door Catb. Albcrdmgk Thijm. De' kolonie te Gheel", door A. F. Eilerts de Haan. 2 April. Detacheering van Ned. officieren in Indië". door -f. Utrechtsen D a g b l a d. 19 Maart. Belasting hervorming," II. 22 Maart. Matiging". 23 Maart. Het stadscofeert". Ingezonden door P. Tempelman van der Hoeven. 24 Maart Onze spelling1'. 25 Maart. Kpiloog over het 5de stadsconcert", door Hugo Nnlthenius. De I, i m b. Koerier. 28 Maart, Op sociaal gebied/" Een bezadigd woord (strooibiljet aan de Maastrichtschc arbeiders." Moedeloosheid en over moed" (De eedijuaestie in de 2u Kamer). l April. Atjeh."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl