De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 12 april pagina 5

12 april 1896 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 981 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Toynte-werl Het was op den 30 Maart, 's avonds om 7 Va uur, dat Mr. Kerdijk zijn lezing over Toynbeewerk hield in een der zalen van de Amsterdamsche Huishoudschool, Dit was de derde lezing, de tweede was gehouden door Mej. J. L. Mossel, godsdienstonderwijzeres te Amsterdam, meer spe ciaal interessant voor haar, die neiging mochten gevoelen in die richting later werkzaam te zijn. De bijzonder interessante lezing van Mr. Ker dijk was door ons allen met groot verlangen tegemoet gezien. Juist in dezen tijd, de Toynbeeeeuw zou men haast kunnen zeggen, hoort men zooveel over en van dat soort van liefdewerk, raakt men dikwijls zoo verward in de verschil lende wegen, die u openstaan, om dat werk zoo goed en heilzaam mogelijk te doen slagen, dat men het zeker op grooten prijs mag stellen, van iemand als Mr. Kerdijk eens op de hoogte ge. bracht te worden. Spreker ving aan met een kort citaat uit Sybil of de twee volken" van Disraëli, en wel met een kort gesprek tusschen twee jonge mannen, waarvan de een op kernachtige wijze het groote verschil schetst tusschen de stoffelijk en geestelijk bevoorrechten van het Engelsche volk en den slavenden of werkenden stand. »Victoria", zoo spreekt hij ongeveer, //regeert over twee volken, die hoegenaamd niets van elkanders werken en denken, leven en woelen afweten, ja eikaars bestaan nau welijks vermoeden. Dit treurig feit leidt tot een geheele verkeerde opvatting van eikaars werk, eene geheel onrecht vaardige beoordeeling van beide kanten." Arnold Toynbee, hoogleeraar in de volkshuis> houdkunde aan de hoogeschool te Oxford, voelde eveneens diep hoe groot de kloof was tusschen die twee volken. Zelf opgevoed in een kring, die nog vasthield aan het geloof dat de natuur wetten onverbiddelijk zijn, en dat men zich in zulk eene schreeuwende ongelijkheid toch maar lijdelijk moet voegen, kon hij hiermede geen vrede houden. Hij voelde evengoed, dat ongelijkheid op zekere hoogte onvermijdelijk is, maar hij begreep even eens, dat er grenzen voor die ongelijkheid moeten zijn, dat de kloof, al zal zij niet geheel gedempt kunnen worden, toch zoo klein mogelijk moet zijn. Wie roemt gelijkheid, roemt den dood" zong de dichter en dit is zeker waar. Maar daarom mag het streven naar zoo klein mogelijke ongelijkheid toch niet in slaap gesust worden. In zijne vacantiën ging Arnold Toynbee naar het East-End van Londen om daar te zien, te hooren, te denken eu om na het denken later te handelen. Maar hij ging niet tot hen met het gevoel om Iets te doen, waar dank vqor in ruil gegeven moest worden, integendeel, hij was zich ten volle bewust van de schuld die op hem en zijns gelij ken rustte, van te lang verwaarloosd te hebben, wat hun eenvoudige plicht als christen, als mensch was om te doen. Hij was er ten volste van overtuigd, dat de bevoorrechten zich mede ver antwoordelijk moesten voelen voor het lot der armen. »Ben ik mijn broeders hoeder" mag nooit over de lippen komen van hen, die een hart en een ziel hebben, en dus moeten liefhebben, niet alleen hen, die in hunne onmiddellijke omgeving zijn en van hun eigen kring, maar allen, en wel in de eerste plaats de minder bevoorrechten die toch al zooveel moeten ontberen. Zoo sprak hij ongeveer in 1SS3 in eene ver gadering : wij hebben u verwaarloosd; in plaats van liefde weldadigheid, in plaats van sympathie koelen raad gegeven; openlijk en beslist vragen wij u hiervoor vergiffenis, en belijden onze schuld, omdat wij jaren en jaren lang onrecht aan u deden, wetens en onwetens; maar nu wij dit weten, nu komen wij tot u met ons leven, ons denken en werken, onze boeken, onze bronnen van hoogere ontwikkeling, maar^ voor dit alles vragen wij n ding in rail: uw volste vertrouwen. Streeft er naar om waarachtig hooger te komen, toont ons dat het u in den waren zin te doen is om beter -en gelukkiger te worden, want evenals een boom, die in de aarde wortelt, maar zijn kruin naar den hemel verheft, zoo moet de mensch, bewoner van de aarde, steeds naar boven zijne oogen richten. Met dat heilig voornemen bezield en vol grootsche plannen, brachten de vereerders van Arnold Toynbee die in uitvoering, door in het afschuwe lijke Oosteinde van Londen een groot gebouw te doen verrijzen, ter zijner nagedachtenis Toynbee Hall genoemd. Bij de groote tegenstelling die dit deel van Londen, met zijne afzichtelijke kroegen en huizen maakt met het schitterend en in weelde badend Londen, maakt het kleine pleintje waarop deze stichting staat, een weldadigen indruk. In eenvoudigen stijl opgebouwd, die van de Engelsche Universiteiten, bestaat het uit ver scheidene zalen, waar de leden en studenten der Engelsche Academie hunne vrije uren besteden aan het onderwijs en de ontwikkeling der arme bewoners van East-End. Meer dergelijke gebou wen bevinden zich thans in Londen, Oxfordhouse, Cambridgehouse, de University Hall, maar ligt over deze laatsten een meer of min godsdienstig waas, Toynbee Hall is daarvan geheel vrij. Toch kan Toynbee-Hall nog niet in alle behoef ten voorzien, zoodat weldra, na een dichterdroom van Besant", de verwezenlijking hiervan People's Palace" deed ontstaan. Hier ontvangen dagelijks 4000 menschen in ongeveer 80 verschillende vak ken les, onderwijs is hier dus het hoofdidee, ter wijl bij Toynbee Hall, de vriendschappelijke om gang tusschen de verschillende standen op den voorgrond staat. «Ons Huis" de prachtige instelling in de Rozen straat te Amsterdam, heeft die beide ideeën trach ten te vereenigen. Hélone Mercier die hier den eersten stoot toe heeft gegeven, de beste onder de besten, verdient het eerst vermeld te worden. De drie namen die onafscheidelijk aan deze in stelling zijn verbonden, zijn die van de beide heeren Janssen, die niets laten om Ons Huis steeds heerlijker en beter te doen worden, en in alle opzichten ondersteunen, en die van den ijverigen directeur den heer Tours, die den rechten toon weet aan te slaan, en den grootst mogelijken tact aan menschenkennis paart om met hen om te gaan, die in Ons Huis een waar te huis" zien. In Ons Huis trachten zij die het ernstig meenen, met den vooruitgang van de minder bevoor rechte klasse, het Toynbee-werk zoo goed moge lijk uit te voeren. Want wat wordt er veel in zijn naam gezondigd! Wat eene nederbuigende vriendelijkheid, wat een aalmoezen geven, zonder die sympathie, waar zij zoo'n behoefte aan heb ben! In Ons Huis tracht men den omgang zoo aangenaam en gemakkelijk mogelijk te maken, verschillende clubs, leesavonden, voorstellingen op Zondagavond, verschillende clubjes, enz. enz., en zij die daar komen na hun werk, in hunne vrije uren, ondervinden den weldadigen invloed van het vriendelijk waas, dat over Ons Huis ligt. Daar geen iiederbuigende vriendelijkheid, geen hoog achtende beleefdheid, maar gezellige omgang, vriendschappelijk verkeer, waardeering voor el kanders gevoelens, onderlinge sympathie. Dit laatste vooral moet den hoofdtoon vormen van het Toynbee-werk. Laat den werkman voe len, dat gij waarachtig belang in hem stelt, dat gij op de hoogte wilt zijn en blijven van zijne omstandigheden, van zijn werken en voelen, toon hem dat gij hem mensch vindt met gelijke nei gingen, behoeften en deugden als gij zelf. Ja, beken openhartig, dat gij in vele opzichten veel van hem kunt leeren, van zijne oorspronkelijkheid, zijn eenvoud, zijn energieken geest dan zult gij zijn hart winnen, en hij zal u wel geven zijn volste vertrouwen. Maar hoe moeielijk het is, in dien geest dat werk aan te vatten, zeide de geachte spreker eveneens. Het is daarom dat zijn vurige wensch was hier het voorbeeld van Engeland weer na te volgen, die in het WomenUuiversity Settlemeut" een soort opleiding geeft aan jonge meisjes, die neiging en lust gevoelen daarin werkzaam te zijn. Het is ouder speciale geleiding van ouderen, dat jongeren dan eens in ziekenhuizen behulpzaam zijn dan weer in de arme buurten opbeuren en troos ten, zoo na eeu leertijd van een % jaar zich meer in eene richting te bepalen, en dat werk nog gedurende 2 jaar te verrichten. Eerst na dien leertijd gaan zij zelfstandig optreden. Hoog noodig zou eene dergelijke inrichting ook hier in ous land zijn. Waar is het, dat o. a. in den Haag jonge meis jes reeds behulpzaam mogen zijn op zoogenaamde clubavondjes, maar dat is toch het rechte nog niet. De geachte spreker eindigde met een ci taat uit »De Kinderen dezer Wereld." Een jong man vol grootsche plannen eu niet ontbloot van eigenwaan, schrijft aan zijn vriend, dat hij de wereld eens tooueu zal, wat kunst is, hij zal voortbrengen wat nog nooit voortgebracht werd; alles wat vóór hem gewrocht is was prulwerk. En na een paar jaren schreef hij weer, maar de toon vau zijn schrijven is anders: hij heeft gewerkt en gezwoegd en alleen na langen tijd gezien dat zijn werk nog niets is; hij heeft er over gewanhoopt en hij heeft moedeloos neerge zeten toen hij dat heeft in gezien, maar eindelijk is hij tot de overtuiging gekomen, dat hij slechts een doorgangspunt is. Zijn zoontje, waarin vele talenten sluimeren, die grooteu aanleg bezit, zal voortbrengen wat zijn vader nog niet vermocht, en dat denkbeeld doet hem in zijn groote teleur stelling berusten. Evenmin als de vader van Beethoven en Mozart een genie was maar slechts het groote voorrecht heeft, een genie voorttebrengeu, zoo is dit zijn deel, waarvoor hij ten hoogste dank verschuldigd is. Welnu, zoo ook zijn wij doorgangspunten, eerst het geslacht na ons zal wellicht zijn, waar wij naar streven te worden en dit alleen is ge noeg om zijn uiterste krachten in te spannen, doorgangspunten in den besten zin te kunnen zijn. Hier eindigde de meer dan interessante lezing, en begon na eeu kwartiertje een levendig debat. Eenige vragen werden gedaan, die de spreker te zamen beantwoordde. De eerste vraag of ,/ Toynbee. werk" geene ontevredenheid kweekte, werd beslist ontkennend door den spreker beantwoord. Integen deel, sprak hij, zonder ontevreden te worden ont waakt er in hun gemoed een drang naar een hooger leven, en tevredenheid komt langzamerhand op hunne aangezichten. Een heel sprekend voorbeeld haalde hij hier aan: Een vriend had een huis laten bouwen, en bij de legging van den eersten steen zou er als gewoonlijk een feestje gegeven worden. Alleen de werklieden op bier en brood te onthalen, stond den eigenaar echter tegen, liever zou hij een aardige bijeenkomst gezien hebben, doch dat hij zijne werk lieden nu nog niet genoeg kende, hield hem hiervan terug. Toen de dag aanbrak ging hij vergezeld van vrouw en kinderen er heen, zat mee aan, zijne kinderen bedienden de werklieden en de stemming was hier opgewekt en ongedwongen. De volgenden dag kwamen eenige werklieden hem nogmaals uit aller naam danken. Zij hadden dit in de courant willen doen, maar de architect had er hun op gewezen dat dit den eigenaar wellicht niet aangenaam zou zijn. //Welnu dan zenden we eene deputatie" hadden ze geantwoord ! De eigenaar was ten diepste geroerd en ver wonderd: Maar zoo sprak hij, //wat deed u dan zooveel genoegen terwijl wij zelf het gevoel hadden dat het nog geheel anders had moeten zijn." Wel, antwoordden ze: //Anders worden we ook onthaald, maar dan klinken naast ons de champagueglazcn waar de lieeren zicli vermaken, maar met u was dat anders, u zat met ons aan en dat deed ons zoo goed." Welnu bracht dit ontevredenheid? En toch zal niemand ontkennen dat hier in Toyubcc's geest gehandeld was. Een tweede vraag: of de beschaafde man uit den minderen stand gelijk stond met den beschaafde van uit hoogen kring werd eveneens bevestigend beantwoord zelfs hmyer, want wat hier door zooveel moeiteen moeielijkheden eindelijk verworven was - kon niet anders dan veredelend werken //Is het niet stootend," zoo vroeg een derde, dat ze steeds voor die groote gebouwen als : Toynbee Hall" on //Ons Huis" er aan herinnerd worden, dat er zooveel voor hen gedaan wordt? Zou een sciiijnbaar toevallig samenkomen hier niet aangenamer zijn? Dit laatste zou ongetwijfeld waar zijn, als we reeds zoover waren, want dit zou den ideaaltoe stand zeer nabij zijn, vau het eerste moet het tweede komen, want vanzelf spruit dit uit elkaar voort. Komt ge door die algemeenc samenkomst in meer speciale aanraking met den een of anderen waarvoor ge u bijzonder interesseert, welnu dan zult ge immers niet talmen met hem toegang te geven in uw eigen vertrek, er. onder vier oogen met hom te spreken? Hoe meer kleine, intieme samensprekingen, des te beter gaat men begrijpen wat Toynbee be doelde." De laatste vraag was: Gaat de wereld eigenlijk niet achteruit,, want vroeger was de kloof tusschuu keuken eu huiskamer toch minder diep?" Dit zou men oppervlakkig deuken, maar hier is toch een misverstand, want zoo als een herder zijn schapen goed behandelt, zoo behandelde vroeger de voorname grondeigenaar zijne minderen, ze werden maar half als meuschcn beschouwd, en voelden zich zelf ook bijna geen menschen, na echter door hoogere beschaving van beide kanten, is deze verhouding een geheel andere gcworde?h, beide zijn mnschtn die als zoodanig elkaar moeten leeren verdragen, waardeereu en liefhebben. Met nog eene laatste krachtige opwekking tot Toynbee-werk, vooral het beginnen in eigen kleinen kring, door zijne dienstboden en ondergeschikten als huisgenootcn te beschouwen, eindigde mr. Kerdijk tot aller spijt. 2 April. ASII.AK. miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiuiniliiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiim l Iet'1'i'llklei'tl i Dr. Maurice de Fleury beantwoordt in l-'ii/nro de vragen die hem (heel methodisch) door eene dame gesteld zijn. 1. Is het gevaarlyk eene vermageringskuur te doen 'i '2. Welke methode is de onschadelijkste 'i .">. Kan eene vrouw van 30 a 40 jaar, die deze methode volgt, er mee ophouden wanneer zij wil '! l. Ivan men ook een deel van het lichaam doen vermageren, hangwangen bij voorbeeld, of' een onderkin 5. Kan men maken dat de huid, in plaats van slap en ruim te worden, geleidelijk inkrimpt V De dokter antwoordt : l . Eene vermageringskuur is dan alleen on schadelijk, wanneer zij methodisch, langzaam en onder geregeld toezicht van eene specialiteit wordt ondernomen. Vet is een der bronnen van onzen warmtegraad, het gestel moet dus, terwijl dit er aan ontnomen wordt, gesteund en het zenuw stelsel krachtig gehouden worden. Ook mag men zich alleen laten vermageren wanneeer men dikker is dan met den leeftijd en de gestalte overeenkomt. Eene vrouw van 30 jaar die l Meter 5<s lang is, moet 55 Kilo wegen; eerst wanneer zij 65 of 70 weegt, mag zij aan vermagering denken. Alvorens te beginnen moet men een specialiteit raad plegen die ons gestel, onze levenswijze, onzen aanleg volkomen kent. 2. De tegenwoordig als de beste erkende metbode is in hoofdzaak de volgende: onthouding van zacht brood, soep, saus, vet, gebakken visch, suiker, gebak, melkspijzen, alcohol en gegiste dranken. Geen andere drank bij den maaltijd dan twee a drie wijnglazen water, des noods met een scheutje witten wijn. Liehaamsoefening vóór den eten, vooral bicyclette. Alle stimulanten der voeding, massage, koude douches, onderhuidsche inspuitingen met kunstserum, droge wrijvingen, zeebaden, bevorderen de verbranding der noodelooze vetten en vermeerderen tevens de krachten van den patiënt. 3. Men kan met het ontvetten ophouden binnen een tijdsverloop van zes of zeven dagen, hetzij door zijn gewoon huiselijk régime weer op te nemen, hetzij door calmeerende middelen die tevens den al te snellen aanwas der voeding tegengaan, bij voorbeeld valerianaat van ammoniak. De koude douche kan vervangen worden door eene lauwe, de lichaamsoefening door rust; dit alles langzaam en trapsgewijze. ,4. Mooie schouders houden, maar de onder kin prijs geven, de taille en de heupen ver smallen, dat is een vrij algemeene wensch, maar over 't algemeen niet te vervullen. Alieen masseeren volgens een bepaalde Zweedsche methode heeft soms eenig gevolg, maar ook dit is zeldzaam. 5. De huid elastisch houden, zoodat zij de beweging van het vermageren geleidelijk mee maakt ? Dit gaat van zelf als de patiënt .jong en vol levenskracht is. Een krachtig hulpmiddel is hier weer het masseeren, waarbij ook weer lichaamsoefening en zeebaden hun hulp verleenen. Maar het beste is, door geregelde lichaamsoefening, gewone baden, een matig en geregeld leven, een opvolgen van de gewone wetten der hygiëne, zorgen dat het embonpoint niet komt, of wanneer het komt, niet verder gaat. De gekleurde rok voor heeren, indertijd door de gravin de Kersaint op haar bals geeischt, schijnt toch te Parijs voor goed afgedaan te hebben; voor dezen winter zijn ze bijna nergens meer gemaakt; de prins de Sagan, die er het meest voor was, draagt hem niet meer. Evenzoo is het met den chalevorm van den kraag gegaan, maar de revers worden nog met zijde uitgemonsterd; het vest, met n rij knoopen, wordt rond en niet zeer laag uitgesneden, liet plastron van het soiree-overhemd is glad of met breede plooien; de nit/oloa dragen ook plastrons van zijde, met linnen boord en manchetten. De boorden steeds hoog of met twee uitstaande puntjes van voren. De breede dubbel omgeknoopte das (of een das die in zulk een vorm gemaakt was) is met het kapsel 1830 verdwenen; de nieuwe dassen zijn maar smal en met een eenvoudigen knoop. Ilemdsknoopjes van glad goud of kleine robijnen. Voor salon en ook voor de straat weer de redingote, van cheviot of kamgaren, twee rijen knoopen eu niet al te lang; breede revers. liet jaquet heeft vier rijen knoopen, gaat tamelijk hoog dicht en is sterk getailleerd; de das daarbij is met marineknoop of plastron, eenvoudige Engelsche dasspeld of groote parel. De demisaison steeds nog muxtir, kort of heel lang, een weinig getailleerd, met iluweelen kraag in de l kleur; voor 's avonds ook een zwarte halrlange j kamgaren overjas met zijden revers. De witte | handschoenen zijn zoo algemeen geworden, dat jintti' ili' cnniiril. fiiuii/ di' Iiiii'ii/, itiiillc, enz. weer hun beurt krijgen. Daarentegen winnen de witte slobkousen van president Felix Faure steeds meer aanhangers. * * * . Kenige Parijsche huizen zijn van plan, afzon derlijke exposities te houden van de toiletten die voor de feesten te Moskou besteld zijn. Het huis Kout!' zal voorgaan en openen met de manteaux de cour en andere prachtgewaden van de Fransche ambassadrice, gravin de Montebello, de hertogin van Connaught, eenige Kussische grootvorstinnen, de prinsessen Yousoupotf, Yourievsky, Jiranicka, Obolenska enz. liet huis Uedfern heeft voor de lnilni'-iiinilc costumes eene nieuwe nuance uitgevonden, /< iiiiiiiii'ini. liet is iets tusschen beige, grijs en mastic in, musschenbruin. * De beweging tegen het vroeg opstaan breidt zich uit. Ueeds jaren lang werd beweerd, dat j de vochtige morgenlucht verderfelijk was voor i keel en longen; later had het Ilr/Uxli, iin'/lii-nl \ j'iurniil de beschouwing, dat de gewoonte van vroeg opstaan, door oude menschen aangepreekt, hun ook weinig kwaad deed. maar voor jongelui in honderd opzichten gevaarlijk was. Nu komt een Amerikaansch dokter en tracht te bewijzen 1 dat de talrijke gevallen van krankzinnigheid onder den boerenstand alleen aan het vroeg opstaan te wijten zijn. De landbewoners hebben '? geen last van al de zenuwkwalen in de groote steden en van haar oorzaken: overwerken, sterke emoties, misbruik van vermaken, alcoholisme, vergiftigde lucht, voortdurend kunstlicht, gemis ;' aan daglicht en zonnewarmtc, hoe komt het dan, dat het aantal krankzinnigen te platten j lande in verhouding nog grooter is dan in de steden V Dr Talcott zegt: alleen van het vroeg opstaan. De mensch leeft niet enkel van brood, zelfs niet van brood met alles erbij; hij leeft evenveel of nog meer van slaap. Zijn gestel wil uitslapen, en wat daaraan te kort gedaan wordt, wreekt zich langzaam maar zeker. Het eene gestel heeft natuurlijk veel meer slaap noodig dan het andere, maar het is een absolute leugen, dat vroeg opstaan gezond of zelfs een teeken van gezondheid is.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl